De wereld gezien door de ogen van mijn zwarte labrador: Jessie
Jessie is
een zwarte labrador met, als we het asiel van Genk mogen geloven, ook iets van
een Duitse Herder mix. Hij was 2,5 jaar oud toen we hem kregen en hij was zo
mager als een lat. Toch was hij enorm sterk. Hij kwam echt niet tot zijn recht
in dat hok in het asiel. Hij gromde, blafte en sprong agressief tegen de
tralies als om te zeggen: jullie mensen, ik hoef jullie niet meer. Hij was
gevonden in het bos, aan een boom vastgemaakt. Hoe kan je dan van hem verwachten
dat hij mensen nog vertrouwt? Toch voelde ik in mijn hart dat ik hem beter
wilde leren kennen. We zochten eigenlijk een Duitse Herder, maar er was iets
in hem dat mij aantrok. We vroegen of de medewerker van het asiel hem eens uit
de kooi wilde halen. Weten jullie dat zeker? vroeg hij nog. Ja, dat weten
wij zeker, zeiden wij. Het moment dat we met zijn drietjes in de wei gingen,
veranderde zijn hele houding en ging hij als een dolle rondjes door de wei
rennen. Zo hard als zijn smalle poten hem konden houden. Hij was helemaal
uitgelaten! Hij rende zó hard dat hij niet meer op tijd kon remmen voor de
bocht en hij vloog onderuit. Maar hij bedacht zich geen moment en krabbelde
onhandig op en deed het nog eens dunnetjes over. Hij rende en rende. Zijn oren
flapperden alle kanten op en zijn lippen fladderde op het ritme van zijn
overdreven galop-bewegingen op en neer. Uiteindelijk liet hij zich tegen mijn
benen naar beneden glijden. Hij lag uitgeteld op mijn voeten en draaide zich onmiddellijk
op zijn rug zodat ik heel gemakkelijk zijn buikje kon kroelen. Hij lag plat op
zijn rug, met vier poten in de lucht, zijn bek open en een immens grote tong
hing tot in het zand. Zijn lippen hingen door de zwaartekracht ook de verkeerde
kant op waardoor ik een prachtige rij tanden te zien kreeg. Hij zag er
mega-lachwekkend uit. Ik was verliefd ..
Ik was verliefd op dat blonde mens. Ze was kalm, grappig en net als ik, zo
mager als een lat. Zij had liefde nodig, en ik ook. En toen ze door mijn
assertieve gedrag heen besloot te kijken, en mij uit dat ellendige hok haalde,
besloot ik daar en dan, voor altijd van haar te houden. Op mijn geheel eigen
manier. Ik móest haar overhalen om mij mee naar huis te nemen. Zucht .ik zou
alles voor haar doen.
Ik ging zitten, liggen, ik gaf een poot én een high-five! Ik ging nog eens
liggen en nog eens zitten en nog eens liggen en nog eens zitten. Ik liet haar
mijn buik zien en gaf me hélemaal over aan haar. Ik keek haar op mijn
schattigst aan en ze moest heel hard lachen. Ik weet dat ik mijn lijf niet
helemaal onder controle heb en dat ik haar bijna wegduw als ik gezellig tegen
haar aanleun, maar dat kan ik nog wel leren. Ik rende nog een paar rondjes op
mijn hardst om haar te laten zien hoe vlug ik wel niet kon zijn, maar ik had
het al gezien in haar ogen. Ze had al besloten. Ze wilde mij.
Ik ging nu, met ingehouden adem, netjes naast haar zitten en keek haar aan met
mijn allergrootste verleiding: het scheve koppie.
Misschien is het beter om met een Labrador te beginnen, hoorde ik haar
zeggen.
Wat? Zij heeft nog nooit een hond gehad? Zon lief vrouwtje? Dat snap ik niet.
Ik ben een héle goeie keus, ik ben de aller, allerbeste eerste hond voor een
blond vrouwtje.
Ze kroelde zachtjes achter mijn oor terwijl ze met het baasje aan het
overleggen was. Please .please !
Vooruit dan maar zei het baasje toen. Ik kon mijn geluk niet op!!! JOEHOE,
ik heb een blond vrouwtje! Ik scheurde weer door de wei, ik viel, stond weer
op, rende door en viel weer. Maar ik stond gewoon weer op. Ik wist niet wat ik
moest doen van gekkigheid! Ik draaide rondjes tot ik plat om mijn zij viel, zó
blij was ik!
Vanaf nu zou mijn leven beter worden, véél beter! Ik weet het zeker, ik voel
het!!
Niet heel veel later werd ik in de auto gezet en reden we weg. Ik zag het asiel
steeds kleiner en kleiner worden door de achterruit. Ik was gelukkig. Daar zou
ik nooit meer naartoe hoeven.
En het leven werd gewéldig. Mijn naam was Bono in het Asiel, maar het vrouwtje
besloot nog voordat we thuis waren dat ik een nieuwe naam kreeg.
Het werd Jessie. Jessepessie als ik heel lief ben en Je-sse-pe-ssie als ik
heel stout ben. Mijn vrouwtje en baasje gingen met mij wandelen, spelen en
zwemmen. Soms deden we het spelletje zoek het vrouwtje. Dan verstopte zij
zich en hield het baasje mij vast. Als hij dan zei: zoek het vrouwtje dan
vertrok ik als een pijl uit een boog om haar te zoeken. Ze dacht dat ze zich
goed had verstopt want ik zag haar niet, maar dat is ook niet nodig want ik heb
één van de beste neuzen uit het hondenrijk. Ik rook haar geur gewoon. En om
haar een plezier te doen ging ik hier en daar eens achter een boom kijken, maar
ik wist natuurlijk meteen waar ze zat. Ik zou mijn vrouwtje uit duizenden herkennen!
Ik kreeg heerlijk eten! Ik wist niet hoe snel ik het naar binnen moest krijgen,
maar ik zag ook dat het vrouwtje worstelde met haar eten. Ze deed een uur over
een boterhammetje. Ik zat al 59 minuten klaar om weer te gaan spelen, maar het
vrouwtje was nog niet klaar. Dat is jammer, want eten is héérlijk!! Er is niets
fijners dan ETEN!! Ik kan de hele dag niets anders doen. Als ik wakker ben denk
ik aan eten, en als ik slaap, droom ik van eten. Buiten mijn vrouwtjes hou ik
het meest van ETEN!! Brokjes, worstjes, pezen, oren, stokkies en koekjes.
Kip, koe, kalf, varken, keuteltjes, poepjes en kakjes. You name it, I like it!
Ik had bedacht dat het leuk was om haar duidelijk te maken dat we na het eten
leuke dingen gingen doen. Dus als ze moeite had om te eten, pakte ik mijn
piepkip en ging ik naast haar tafel zitten met de piepkip in mijn bek. Ik liet
hem niet los totdat ze klaar was en nodigde haar meteen uit om samen met mijn
piepkip te spelen. En ik wil niet arrogant overkomen, maar ik weet zeker dat ik
haar geholpen heb om weer te eten. Ik deed gewoon zo zot als een deur en dat
hielp.
Het leven was gewéldig! Ik kreeg een zusje erbij. Senna, een Duitse Herder, een
kei-lieve. En later nog een zusje, Kyra, een Hollandse herder, die vond ik té
gek. Zij was nog zotter dan ik. Maar Senna vond dat niet leuk en mijn vrouwtje
moest toen ik-weet-niet-hoe vaak naar de dierenarts met Kyra. Ze hadden bijna
altijd ruzie en na een half jaar heeft mijn vrouwtje het opgegeven. Senna mocht
blijven. We waren inmiddels verhuisd en er kwamen ezels. Daar konden we niet
dichtbij komen want ik kreeg een schok als ik de wei in probeerde te glippen om
een zálige verse mop uit de wei te jatten. Ik heb het vaak geprobeerd en vanuit
vele hoeken, maar bij werkelijk élk draadje kreeg ik een schok. Jammer
Mijn vrouwtje zei dan, terwijl ze lief over mijn bolletje aaide: Je bent niet
de allersnuggerste hè, Jessepessie? Maar ik liet dat niet aan mijn hart komen.
Daar was ik te trots voor.
Ik kreeg nog een broertje, Falco, ook een Duitse Herder, maar dat was een
puppy. Vréselijk, zon puppy. Gék wordt je daarvan. Dat was niets voor mij. IK
was de man in huis. Aan mij zou ze genoeg moeten hebben.
Maar ik ben niet zo dom als ik eruit zie. Ik heb Falco namelijk opgejut om op
de kippen te jagen. Regelmatig hoorde ik haar gillen vanuit de keuken en naar
buiten spurten om Koos Beenloos uit Falco zijn bek te plukken. Dat was ze bóós
op hem! Gniffel, gniffel
Daarna werden de kippen in een ren gedaan en was het afgelopen met de pret.
En ik weet niet of je dat gevoel kent, maar hoe ouder je wordt hoe groter ook
je honger wordt. Ik weet niet hoe dat werkt. Ik beweeg niet veel meer. Mijn
botten en gewrichten doen heel zeer. Mijn vrouwtje was met mij naar de dokter
geweest en toen we terug reden was ze aan het huilen. Het zal wel geen goed
nieuws geweest zijn wat ze had gekregen. Maar zolang ik maar gewoon mijn eigen
charmante zelf ben, en haar niet laat zien dat ik pijn heb, voelt zij zich ook
beter. Ik wil gewoon dat mijn vrouwtje elke dag van elke week van elk jaar,
lacht. Dan ben ik blij!
Senna en Falco zijn soms nogal wild, maar ik ben langzaam aan rustiger
geworden. Dat verklaart waarschijnlijk waarom ik steeds meer honger heb. Ik
hóef niet meer te jagen, ik hóef niet meer zot te doen, ik hóef niet meer
rondjes te draaien tot ik omval. Ik heb gewoon meer tijd om aan lekkere dingen
te denken. Elke keer als mijn vrouwtje de keuken binnenkomt, of de woonkamer,
of waar dan ook, kom ik altijd even checken of ze niet iets lekkers voor me
heeft meegenomen. Die konijnenkeuteltjes in de tuin vullen ook niet. Ik kijk
haar niet aan, maar ik check gewoon meteen haar handen. Ik snuffel en ik snif.
Ik zie het ook allemaal niet meer zo goed, dus gebruik ik veel mijn neus en
mijn tong.
Want als ze in de garage is geweest, daar liggen onze varkensoren en
runderpezen. Misschien heeft ze die toevallig bij
Komt ze uit de keuken, dan kan er een stokkie, een kaasje of een stukje kip in
haar handen zitten, misschien heeft ze die toevallig bij ..
Komt ze uit het washok, dan kan er een zwamworstje of hondenkoekje in haar
handen zitten. Misschien heeft ze die toevallig bij ..
Komt ze uit de woonkamer, daar liggen de stokkies voor bij de TV en daar liggen
zandkoekjes. Misschien heeft ze die toevallig bij ..
Dus ik vul mijn dag met haar op-de-voet te volgen. Misschien heeft ze wel iets
bij
Ze moppert soms wel eens. Je kijkt me nooit meer aan Jessepessie, je kijkt
alleen nog maar naar mijn handen, vreetzak.
Ja, precies! Misschien heb je toevallig iets bij!
Nog nooit heb ik één maaltijd, of nog maar één snoepje overgeslagen. Tot
vanmorgen. Ik was ziek vannacht, en mijn zusje en mijn broertje ook. Vanmorgen
heb ik alleen maar gespuugd en ik moest niet dénken aan eten. Dat is me nog
nooit gebeurd. Ik voelde me erg ziek, en nog steeds. Ik heb nu een spuitje
gehad van de dokter en het gaat ietsje beter, maar mijn zusje en broertje zijn
ook nog erg ziek. We hadden stiekem korreltjes gegeten die tussen het gras
lagen. Ik denk dat ik er een paar heb binnengekregen met mijn dagelijkse
speurtocht naar konijnenkeuteltjes.
De dierenarts zei tegen mijn vrouwtje dat die korreltjes tegenwoordig veel
stikstof bevatten en dat daardoor onze organen een beetje aangetast kunnen
zijn. Hij heeft bloed en een plasje van mij opgestuurd en morgen mag mijn
vrouwtje bellen voor de uitslag. In de tussentijd poetst het vrouwtje en loopt
ze met emmers vol met sop door het huis. Ze komt bij ons op de grond zitten als
we gespuugd hebben en aait ons lief over ons zere buikje. Ze is zó lief voor
ons
Ik hoop dat ik nog even mag blijven, bij mijn lieve, gekke, blonde vrouwtje. Ik
hou zoveel van haar!
Meer dan 7
maanden heeft onze oude driezitsbank in de garage gestaan. Nou, dat is niet
helemaal waar, want hij heeft eerst een maand in ons camionneke gelegen, maar
toen hebben we heel onverwacht ons camionneke verkocht, en moesten we snel een
oplossing vinden voor onze driezitsbank. In de garage dan maar, vond Bart. Wij
hebben een grote dubbele garage, maar daar staan ook de hondenrennen in, een
enorme slaapkamerkast met drie schuifdeuren, een werkbank, handzagen,
kettingzagen en een tafelzaag. Er staat ook een tafel waar onze rommeltjes
(sleutels, hondenriemen, petten en werkhandschoenen enzovoorts) op liggen en
twee stellingkasten waar hout op ligt te drogen. Ook staan er vier
verschillende manden op de grond. In de éne liggen fieseltjes hout, in de andere
ieniemienie takjes, in de derde liggen gewone takjes en in de vierde liggen
stukken boomschors te drogen. Ik ben van mening dat hout perfect buiten
gedroogd kan worden zolang je een klein afdakje over je houtstapel maakt, maar
daarin verschillen Bart en ik hartstochtelijk van mening. Bart legt in de
winter één keer per week de twee stellingkasten vol met hout. Om te drogen.
Nadat het buiten op een mooie stapel in de regen nat heeft liggen worden.
Afijn, hierin doe ik een stapje opzij.
Dus toen die bank er ook nog bijkwam, werd ik gek van de troep in mijn garage.
Je kon niet fatsoenlijk meer stofzuigen, wat écht wel nodig is als je drie
grote honden in dezelfde ruimte laat slapen. Torretjes en spinnetjes en
allerlei andere kruipende insecten kwamen uit het hout gekropen, om zot van te
worden. Wij hebben geen aanhanger en zelfs geen trekhaak aan de auto. En om
telkens iemand anders lastig te vallen, vonden we ook vervelend. Dus stond onze
driezitter stof en haren te vangen om maar niet te praten over de ruimte die
dat ding innam. Totdat we dit weekend op het lumineuze idee kwamen om de bank
gewoon uit elkaar te halen! Briljant!
Ik vond het meteen een geweldig idee en zag ons al met kettingzagen en bijlen
de bank naar de bankenhemel sturen.
We schoven de bank naar buiten en ik reed mijn auto van de oprit af. Ik pakte
de sleutel van Bart zijn auto, om ook die op een veilige afstand te zetten,
toen Bart tegen mij zei: Laat maar staan hoor Fietje.Ik keek hem met grote ogen aan. De bank stond
op nog geen meter van zijn auto en ik zag de rondvliegende stukken hout en
metaal al tegen de mooie lak aan beuken.
Ik zei: Ja maar . de lak .en de deuken .das zonde!
Het komt allemaal goed hoor, zei hij nogmaals. Hij pakte een plastic krukje
en een schroevendraaien en ging keurig naast de, inmiddels op zijn zijkant
liggende, bank zitten.
Toen begreep ik dat we dit op zijn Barts gingen doen: nietje voor nietje,
latje voor latje en kussen voor kussen. Er zou geen bruut geweld aan te pas
komen. Ik was teleurgesteld, maar begreep dat dit waarschijnlijk voor iedereen
betrokken bij dit proces, beter en veiliger zou zijn. Zo ook voor zijn auto.
Een kleine vier uur later stond onze driezitter in twee grote kartonnen dozen
en drie megagrote vuilzakken tegen onze garage poort. Zo, zei Bart, nu past
hij wél in jouw auto!.
En zo kwam het dat ik vanmorgen alles in mijn auto had gezet (ik moest er niet
aan dénken dat die troep nu weer weken in de garage bleef staan) en ik, voor
het eerst in mijn eentje, naar het containerpark vertrok. Het vernieuwde
containerpark bleek.
Als je daar komt aanrijden moet je kiezen of je betaald of onbetaald troep
wil weggooien. Naar rechts is betaald en naar links is onbetaald. Nou dat
was simpel. Ik ben een inwoner van Meerhout en ik kan hier dus gratis mijn
restjes bank deponeren, dus ik ging naar links. Ik reed door een gangetje naar
een soort parkeerautomaat-ding. Daar moest ik mijn ID kaart insteken. Het
parkeerautomaat-ding zei: Goedemorgen Sofie van de Camp.
Tot nu toe doe ik alles goed. Ik ben trots op mezelf want ik doe zulke dingen
namelijk meestal altijd fout omdat de logica van de meeste mensen niet met die
van mij overeenkomt. Maar goed nu deed ik alles goed en ik was content. Ik reed
door en pakte mijn tuinhandschoen (die ik, slimmerik als ik ben, keurig had
meegenomen). Ik stapte uit en trok ze aan. Ik was alleen dus ik kon op mijn
gemakje eens zien waar ik die troep kon dumpen. Glas, PMD, Restafval,
batterijen ?
Er kwam weer een knagend gevoel in mijn buik. Dit kan ik allemaal thuis
meegeven aan de vuilnismannen! Zouden ze dit bedoelen met onbetaald?
Er kwam een meisje aangelopen in volledig groen tenue.
Kan ik je helpen? vroeg ze aardig. Ik deed mijn achterklep open en vertelde
dat dit ooit onze driezitter was, maar dat ik die keurig gesorteerd had in hout
en schuim.
Maar dan zit je aan de verkeerde kant. Hout en moesj moet dáár weggegooid
worden, en ze wees naar de andere kant van het containerpark.
Je moet daar wel voor betalen. Het beste rij je twee keer over de brug. Éen
keer voor de moesj en één keer voor het hout.
Twee keer over de brug? Ik heb geen brug gezien! Wat voor brug? Moesj?
Blijkbaar had ik zon paniek in mijn ogen dat ze zei: Ik zal even voor je uit lopen
en dan volg je me maar.
Ik stapte weer in de auto en reed stapvoets achter haar aan. Dat was nog niet
zo simpel want er reden vrachtwagens af en aan en er was een soort
sneeuwschuiver het papier aan het aandrukken. Er klonken piepjes, tuutjes en
belletjes. Ik reed de berg op richting het betaald deponeren van troep en
daar zag ik inderdaad een soort brug staan. Aha, een weegstation! Ik snap
hem.
Ik reed erop en het meisje vertelde me precies wat ik moest doen.
Concentreer je Fie, goed luisteren naar wat ze zegt, anders ga je weer de mist
in. Mijn ID kaart in een parkeerautomaat-ding, Goedemorgen Sofie van de Camp,
én een bonnetje.
Container 7 voor de moesj, herhaalde het meisje tot twee keer toe.
Als je klaar bent moet je weer even over die andere brug rijden en daarna kom je
maar weer terug naar deze.
Oké Fie, rustig van die brug rijden en naar container 7. Ik deed mijn
handschoenen weer aan en droeg de grote zakken naar boven en gooide ze in de
container waarin allemaal verschillende soorten piepschuim en ander schuim lag.
Oké check!
Doorrijden naar de andere brug, ID kaart, Goedemorgen Sofie van de Camp,
bonnetje en klaar.
Weer terug naar de eerste brug. ID kaart, Goedmorgen Sofie van de Camp,
bonnetje en klaar.
Hout naar container 9, maar je moet wel die dozen leegkappen. Die kun je dan
op het onbetaalde deel bijhet
oud-papier weer weggooien, zei het aardige meisje weer.
Oké, container 9, dozen, kappen, oud-papier. Ik reed weer van de brug af,
gooide de dozen leeg en voor de gemakkelijkheid trok ik de twee dozen alvast
uit elkaar zodat het een mooi plat pakketje werd voor bij het oud-papier. Weer
op de brug. ID kaart, Goedemorgen Sofie van de Camp, bonnetje én klaar.
Nou eindelijk was ik klaar. Ik parkeerde mijn auto langs de kant en liep met
mijn handvol bonnetjes en mijn ID kaart naar de keet die naast de eerste brug
stond en stapte binnen om te betalen.
Nee, je moet buiten betalen. ID kaart erin en dan je bankkaart, vertelde het
meisje me met engelengeduld.
Ik weer naar buiten en daar stond inderdaad weer een parkeerautomaat-ding en
een slagboom.
Mijn ID kaart, mijn pinpas, piepjes, belletjes. Hij deed het niet ..
Ik trok juist mijn pinpas terug toen het beeldscherm vroeg om mijn pincode. Ik
stopte hem snel weer terug, maar toen kwam er een bonnetje met mislukt erop
uit het parkeerautomaat-ding. Ik trok mijn ID kaart eruit en weer erin. Weer
die piepjes en belletjes. Bovendien stond er al een ander klant achter mij te
wachten. Zweetdruppeltjes langs mijn rug naar beneden. Ik zag in mijn ooghoek
het geduldige, groen geklede meisje komen aanhollen.
Je moet je ID kaart eruit trekken als je de piep hoort! riep ze.
Als je de piep hoort? Ik hoor niets ander dan gepiep!
Ze begeleidde me door het betalingsproces en alles ging goed. Ik keek haar
dankbaar aan en ik trok een sorry-dit-is-mijn-eerste-keer gezicht naar de man
achter mij en ging snel weer in de auto zitten. Het zweet droop nu langs mijn
rug. Ik stopte alle bonnetjes, kaarten en pasjes in mijn tas en draaide, blij
dat alles voorbij was, weer terug de grote weg op richting huis.
Ik ben content dat al die rotzooi weg is uit onze garage. En nu ben ik ook eens
op dat nieuwe containerpark geweest dus in de toekomst zal het vast veel beter
gaan.
Toen ik, toch ietwat trots op mezelf, terug thuis kwam en uitstapte zag ik dat
de kartonnen dozen nog steeds in mijn achterbak lagen.
Och ja, die dozen .. totáál niet meer aan gedacht.