Het begon
eigenlijk toen ik naar de Wereldkampioenschappen Atletiek zat te kijken. Er was
een Nederlandse hardloopster die geïnterviewd werd na haar race. Ik kon haar
naam niet uitspreken, ze leek uit Afrika te komen en ik vond dat ze, voor een
Nederlandse, zeer slecht Nederlands sprak.
Eigenlijk gaat het nergens over, dat hele landen-gedoe. Je kunt hard rennen, je
wordt gevraagd om voor een volkomen vreemd land te gaan rennen, en ineens ben
je Nederlandse. Ze komt duidelijk niet uit Nederland, gezien haar moeizame
interview. Ik kan me niet voorstellen dat zij zich daadwerkelijk Nederlandse
voelt, en toch zijn we met zijn allen lyrisch dat ze zo goed gepresteerd heeft
voor ons land. Ik vind het maar raar hoor .
In mijn ogen sporten en presteren atleten voor zichzelf. En natuurlijk zullen
ze in sommige gevallen erg trots zijn op hun land. Maar als je als buitenlander
besluit in Nederland of België of Duitsland te gaan wonen omdat daar meer
getraind wordt en betere coaches zijn, vind ik het raar dat je ineens
Nederlandse of Belgische of Duitse zou zijn.
Ik vroeg het me toen af: Wanneer zal ik me nu eigenlijk Belgische voelen?
Is het omdat ik hier nu ruim 6 jaar woon? Is het omdat ik de taal versta en de
moeite doe om er af en toe een woordje Belgisch doorheen te gooien? Moet ik een
inburgeringscursus doen om me ook écht Belgische te voelen? Moet ik alles weten
van de politiek? Of moet ik alle acteurs en ander BVs bij naam kennen om me
echt Belgische te voelen? Volgens mij werkt het zo niet.
Het loopt toch allemaal al zo door elkaar. Kijk maar naar het voetballen. Je
kunt bij PSV voetballen, bij Club Brugge of bij Feyenoord, maar als ik voor
aanvang van de wedstrijd te zien krijg wie er die dag opgesteld is om te
spelen, dat tel ik altijd voor de grap alle Nederlands klinkende namen. Ik kom
soms tot drie en soms tot vier. En voordat ik nu een sloot rotzooi over me heen
krijg: natuurlijk weet ik dat niet iedereen in Nederland of België; Janssen,
Clemens of Vandenborre heet. Natuurlijk weet ik dat er een hele hoop
buitenlanders in onze landjes zijn komen wonen de laatste twee, drie generaties
(en dat is oké). Maar dat je als trouwe PSV fan elk seizoen te maken krijgt met
nieuwe spelers, naar gelang de club in financiële nood zit, is toch ook niet
leuk? Dan ben je eigenlijk gewoon fan van een stad, ongeacht wie er voetbalt,
woont, de touwtjes in handen heeft, of op vakantie komt. En dat is denk ik waar
ik zelf ook meer naar neig.
Ik stopte mijn gedachtegang en zei hardop tegen Bart en Moeke: Ik vraag me af
wanneer ik me Belgische ga voelen, want het is er in de verste verte nog niet,
dat gevoel.
Ik vroeg aan ons Moeke. Moeke, voelt u zich Belg?
Bijlange niet!! roept ze verontwaardigd. Ik schrok van haar fanatisme.
Ik ben Vlaamse, zei ze. België is eigenlijk helemaal geen land. Vroeger
hoorde wij bij de Nederlanders. Dat had zo moeten blijven.
Maar eigenlijk voelt u zich nog het meeste een Antwerpse, niet? vroeg ik
weer.
Natuurlijk, zegt ze. Ik ben boven alles Antwerpse!
Vroeger
hadden de Franstalige het voor het zeggen. In Wallonië hadden ze de mijnen en
de staalfabrieken. Daar was ons land afhankelijk van. Toen was je heel voornaam
als je Frans sprak. Bijna iedereen in Antwerpen sprak Frans. Nu is dat niet
meer zo. Nu gaat het vooral om Techniek, Elektronica en ICT, legde Bart uit.
En dat zit nu meer in Vlaanderen. Nu zijn de rollen omgedraaid.
Er is nooit
een gezonde band geweest tussen de Walen en de Vlamingen. Hoe wil je dan een
fatsoenlijk land vormen?
Ik vind het héérlijk om hier te wonen. Maar ik voel me nog steeds Nederlandse
in hart en nieren. Ik hou van Koningsdag, van het Wilhelmus zingen met 30.000
man. Ik hou van het ons-gevoel in Nederland. Ik hou ervan als alles oranje
kleurt, of rood-wit-blauw. Ik zeg ook altijd wij als ik het over Nederland
heb. Ik kan het niet helpen. Ik heb er 35 jaar gewoond en ik heb 35 jaar het
ons-gevoel meegekregen. Dat is zo ontzettend mooi! Als iemand mij vraagt:
waar kom je vandaan? Dan zeg ik automatisch Nederland (behalve toen ik op de
luchthaven in Kopenhagen was, en een meisje bij de Starbucks in het Engels
vroeg: waar kom je vandaan? Toen besloot ik voor het eerst België te
zeggen, ik vond dat ik dat mezelf moest aanleren. Ze zei meteen: Oh, ik dacht
dat je Nederlandse was! Ik ben zelf ook Nederlandse, en je ziet er zo
Nederlands uit .toen durfde ik niet meer te zeggen dat ik ook eigenlijk een
Nederlandse ben, dat was vast raar overgekomen .)
Maar als je in Nederland woont is het weer belangrijk van waar je precies bent.
Nu heb ik maar 5 jaar in Brabant gewoond en ruim 20 jaar in Limburg, maar ik
voel mezelf een trotse Brabantse. Zeker geen Limburgse. Maar nu ik in België
woon voel ik me gewoon Nederlandse.
En ik heb eens goed opgelet, maar men zegt hier nooit: Jij bent geen Belgische
hè? tegen mij.
Men zegt altijd: Gij komt niet van hier hè? (Gij zeit Nollandse). Ik hoor
hier ook niemand trots zijn op zijn/haar Belg-zijn. Men is hier nét zo trots
als wij op hun afkomst, maar die is gelinkt naar van welke stad of dorp ze
afkomstig zijn.
Bart en Moeke kennen dat gevoel niet wat ik heb als ik aan Nederland denk. De
trotsheid en het verlangen naar het ons-gevoel. Zij zijn daar niet me
opgegroeid.
In Amerika kweken ze het ons-gevoel al van jongs af aan. Zodra je een beetje
kunt praten stampen ze het volkslied in je hoofd, inclusief het
hijsen-van-de-vlag en de hand-op-je-borst- ritueel. Je kunt veel zeggen van
de Amerikanen, maar dat doen ze toch goed. Mensen hebben extreem het
ons-gevoel meegekregen en daar hebben ze veel aan, zeker in donkere dagen
zoals bijvoorbeeld 9/11.
Dat mis ik hier. Ik wil hier ook voor de TV zitten en het Belgisch Volkslied
meezingen, terwijl ik naar een voetbalstadion vol met rood, geel en zwart kijk.
Ik wil ook kippenvel krijgen en trots zijn.
Ik had kunnen kiezen om Belgische te worden toen ik met Bart trouwde, ruim twee
jaar geleden. Ik vond dat bizar. Dan had ik een Belgisch paspoort gekregen en
dan was ik ineens Belgische geworden. Dat voelde zo raar dat ik ervan in de
lach schoot toen de gemeente-mevrouw mij dat vroeg.Dus zo simpel wordt ik een Belgische? Ik
krijg een paspoort en hupsakee .Belgische!
Nee hoor, ik wil het gevoel krijgen. Ik wil erbij horen. Ik wil net zo trots
zijn op België als ik op Nederland ben. Pas dan zal het lukken. Maar stel dat
ik Belgische zou zijn geworden, zou ik dan ineens ook een Vlaamse zijn omdat ik
toevallig Nederlands spreek? Dat zal nooit lukken volgens mij. Voor mijn gevoel
zit Vlaamse nog dieper dan Belgische. Ik denk dat ik nooit een Vlaamse zal
worden, net zoals ik ook nooit een Groningse kan worden. Dat kan toch niet, dat
zou toch heel raar zijn?
Ik vind het
allemaal maar ingewikkeld. Ik wacht maar gewoon af, en zie of ik ooit een
Belgische wordt. En tot die tijd zit ik met een oranje flamingo op mijn kop en
een rood-wit-blauwe boa om mijn nek, naar het wereldkampioenschap Atletiek te
kijken. Trots dat ik een Nederlandse ben!
Ik kan er
heel kort over zijn. Ik ben verliefd geworden op Zweden.
Normaal
gesproken, als ik al zou mogen kiezen, zouden Zweden en Denemarken niet
bovenaan mijn lijstje staan. Sterker nog; ze zouden helemaal niet op mijn
lijstje staan. Mijn voorkeur gaat uit naar landen met warme temperaturen, met
heerlijke, vers gevangen vis op de menukaart, en lange zwoele avonden. Ik hou
van vers stokbrood en sappige perziken. Ik hou van het trekkerige gevoel van
mijn huid aan het eind van de dag, dat aangeeft dat ik nèt iets te lang in de
zon heb gezeten. Ik hou van paardrijden op een tamme manegeknol die achter alle
andere paarden aansukkelt, maar helemaal gek wordt als hij de zee ziet en door
het water mag crossen. Ik hou van prachtige bloemen en zalig ruikende struiken,
van lavendel en zonnebloemen. Ik hou van oude dorpjes met kleine marktjes en
cafeetjes met metalen, super-oncomfortabele, maar charmante stoeltjes en mooie
obers die cappuccinos komen brengen of ijsjes. Obers die met je flirten en je
even heel mooi laten voelen, ondanks je disaster-hair (want
mini-shampootjes-doen-het-em- écht-niet) en comfi- schoenen (want
mijn-leuke-rode-sleehakjes-versus-kasseitjes-is-gênant-gebleken).
Maar ik had
natuurlijk al veel verhalen gehoord van Bart over Scandinavië en ik was
benieuwd. Het leek me leuk om de plaatsen te zien waar hij zo vaak naartoe
gaat. Dan kan ik in het vervolg een beetje meegenieten als hij vertelt waar hij
is en wat hij ziet.
Ik ben
iemand, ik laat me graag verrassen. Ik zoek dus niet al dagen het internet af
voor informatie over Stockholm, Gotenborg of Kopenhagen. Ik hoor natuurlijk wel
het één en ander. Mijn ouders zijn namelijk lyrisch over Kopenhagen en zij
hebben me dan ook enkele tips gegeven van wat er allemaal te doen is. Maar ik
wist alleen waar we naartoe gingen, geografisch gezien dan, en verder wist ik niets.
Ik wil me laten verrassen en ik wil ondergedompeld worden in nieuwe ervaringen.
Dat vind ik het fijnst. Dat doe ik bijvoorbeeld ook als ik naar het theater ga.
Ik ga niet van tevoren YouTube filmpjes kijken of allerlei recensies lezen. Ik
weet aan het begin van de zomer wat ik het volgende seizoen ga zien, maar tegen
de tijd dat we gaan ben ik dat toch allemaal weer vergeten. Ik weet alleen nog
maar wat het voor voorstelling is: musical, dans, cabaretier of zang. Zodra de
lichten uitgaan en de show begint, staan heel mijn lijf en mijn hoofd open om te
ervaren. Een zalig gevoel.
En zo deed ik dat dus ook vanaf het moment dat we hier in de auto stapten en de
boel met een gerust hart achterlieten bij mijn fantastische oppas.
Ik wilde
voelen, ruiken, zien, horen en genieten. En vooral wilde ik dat doen met mijn
lieve man. Acht jaar lang zijn we nog geen nachtje samen weggeweest. Wat we ook
te zien kregen, ik was er klaar voor. Wij waren er klaar voor.
We vlogen naar Stockholm met een klein vier-motorisch vliegtuig. Ik hou van
vliegen. Ik vind het gevoel in mijn lichaam (en mijn buik) geweldig wanneer we
klaarstaan aan het begin van de startbaan. Wanneer de piloot de motoren
volledig opengooit en we in no-time, met een rotvaart over die baan heen racen,
dan krijg ik vlinders in mijn buik. Wat een kracht hebben die motoren! En als
we dan uiteindelijk de lucht ingaan en ik alles kleiner en kleiner zie worden,
word ik overvallen door emoties. Ik ga écht weg, ik ga écht op vakantie! Ik
kijk naar het steeds kleiner wordende België en zie hoe mooi ons landje
eigenlijk is, zo van boven (op die lelijke windmolens na dan).
Twee uur heb ik naar buiten gekeken. Naar de kleine eilandjes, de meren, de
rotsen en de perfecte, rechthoekige stukjes langbouwgrond. Het was onbewolkt
tot we in Stockholm landde. Ik vind het fijn om een stad eerst van boven te
zien. Dan krijg je een goed beeld en gevoel. Toen we later met de trein naar
Gotenborg reden, en nog iets later ook naar Kopenhagen, heb ik dat écht gemist,
dat gevoel van de stad. De aankomst in een stad is voor mij hét moment. Wat
is het gevoel dat ik krijg als ik uitstap uit het vliegtuig of de trein? Ik
kijk om me heen, ik voel en zie en ruik. En ik hoor. Ik neem alles in me op. En
ik weet ook niet hoe dat werkt, maar dan krijg ik een soort allereerst-basis-
gevoel dat nog moeilijk weggaat. En dat gevoel in Stockholm was geweldig! En
dat bleef de dagen erna alleen nog maar meer groeien. Ik was verliefd op de
stad. Ik was veel alleen die dagen maar dat was oké. Ik had mijn telefoon met
gps en een kaart van de stad, er kon niets misgaan. Bart had mij, voordat hij
de eerste dag ging werken, al een stukje meegenomen de stad in, zodat ik me een
beetje kon oriënteren. Hij had allerlei handige apps op mijn telefoon gedownload
en hielp me die te gebruiken. Het was heerlijk weer, zon 21 graden en een
strakblauwe hemel. Dat maakte het alleen nog maar mooier. Ik liep en ik liep en
ik liep. De stad is schoon, ruim, gezellig, mooi, afwisselend en veilig. Ik was
betoverd door de kleine en grote versierselen op de vele gebouwen. Ik kocht een
salade en een cola en ging op een grote kei langs het water zitten. Er is
zoveel water in Stockholm! Er staan nergens flats of wolkenkrabbers. Alle
gebouwen zijn in een aardetint geverfd en de huizen zijn van hout en gewoonweg
idyllisch. Mensen zijn aan het varen of aan het kanoën. Ik zag het koninklijk
paleis en nog veel meer mooie belangrijke gebouwen. Ik was meer omhoog aan het
kijken dan voor me uit. Het oude gedeelte was heel gezellig. Smalle straatjes
met kinderkopjes en piepkleine winkeltjes. Het was bergop en bergaf, maar ik
kon er geen genoeg van krijgen. Ik stond te popelen om dit allemaal met Bart te
delen.
Nergens werd je lastig gevallen of nog maar nagefloten. Mensen spraken me aan
in het Zweeds en waren verrast dat ik er niets van verstond. Ik liep dan ook
niet met een foto camera van jewelste op mijn buik, ik had geen petje op en
geen T-shirt aan met I love Brussel of zo. Ik liep ook niet rond met een
rugzak en een selfie-stick. Ik was gewoon ik.
Later zijn we met de trein naar Gotenborg gegaan. Heerlijk om door het mooie,
glooiende landschap te reizen op deze manier. De typische houten huizen met
bijbehorende stallen in alle kleuren van de regenboog maakten dat ik de volle 5
uur alleen maar naar buiten heb zitten kijken (behalve die twee uur dat onze
trein in pannen stilstond dan ). Gotenborg is ook erg leuk. Ik kreeg hetzelfde
gevoel in mijn lijf als in Stockholm. Houten huizen langs brede straten, veel
water, weer die mooie gebouwen, bruggen en straatlantaarns. We gingen met de
tram naar de haven en met de boot weer terug naar de stad. Jammer dat we er
maar één dag waren.
Daarna
gingen we weer met de trein naar Kopenhagen. Vanaf het begin had ik me hier al
heel erg op verheugd. Dus toen we uiteindelijk de grote brug overreden die van
Zweden naar Denemarken gaat, stond ik te popelen om eruit te mogen.
Helaas voor mij was dat niet de beste ervaring. We sjorden onze koffers naar
boven de stationshal in en de drukte overviel me totaal onverwacht. Het was
warm, benauwd zelfs, druk, luid en chaotisch. Ik volgde Bart naar buiten waar
we een sigaretje wilden roken, en ik moest uitkijken dat ik niet over de
rochelende, stinkende, boerende en viezige mannen struikelde die te pas en te
onpas overal lagen, hingen of zaten. Tegenover de uitgang van het station is
Tivoli, een pretpark middenin de stad. Daar kwam veel lawaai, gegil en muziek
vandaan. Tussen de uitgang en Tivoli stonden taxis, bussen en andere
ongeduldige chauffeurs te toeteren. Het viel over me heen als een donkere,
stinkende, benauwende deken. Ik probeerde mezelf tot de orde te roepen, maar
mijn hele lijf was in shock. Misschien waren we juist op het verkeerde moment
op de verkeerde plaats, maar ik voelde de tranen achter mijn ogen duwen. Ik
wilde weg, ik wilde daar niet zijn. Ik kreeg heus geen paniekaanval, maar ik
voelde me overdonderd en onveilig. Bart zag mijn gezicht, liet zijn sigaret
vallen, pakte me bij mijn hand en loodste mij en onze koffers weer terug het
station in en aan een andere kant er weer uit. Er waren zoveel mensen, die
liepen gewoon tegen je aan. Taxis reden tot op je hielen en de ene na de
andere zatlap lag te boeren en te roepen. Wat een verschil met waar ik uren
tevoren nog alleen wandelde. Dit was geen goed begin. We haastten ons naar het
hotel wat langs een drukke straat bleek te liggen. Pas toen we een paar uur op
onze kamer warenkwam ik wat tot rust.
Het buikgevoel was niet goed . en ik had me zo verheugd!
Gelukkig kan ik dan op Bart vertrouwen. Hij zocht een kaart van het openbaar
vervoer, kocht kaartjes en nam me mee naar het prachtige rustige deel van
Kopenhagen. Daar waar we met bootjes voeren en op terrasjes zaten. Daar waar
het prettig was en mooi. We hebben nog twee hele mooie dagen gehad daar, en
mijn buikgevoel verbeterde. Kopenhagen was zeer de moeite waard. De laatste
avond zijn we naar Tivoli gegaan en hebben heerlijk gegeten en naar het
vuurwerk gekeken. Een prachtige afsluiter van een fijne week saampjes.
Het was zalig geweest. Ik was verliefd geworden op Zweden en weer helemaal
opnieuw op mijn man. We hebben het zo fijn met zijn tweetjes, ik zou het met
niemand liever gedaan hebben.
En guess what? Eind september hopen we het nog eens te doen. Dan gaan we misschien
naar Stockholm en ook naar Helsinki. Ik kan niet wachten. Alles was zo goed
gegaan hier thuis. De hondjes waren in orde, het huis stond er nog, en onze
lieve oppas had het ook nog eens naar haar zin gehad. Dus toen zij tegen mij
zei: ik vind het wel voor herhaling vatbaar, dacht ik bij mezelf: Nou IK
OOK!
Het was
ongeveer twee weken geleden dat Bart aan me vroeg. Ga je mee naar Singapore,
Fietje?
Mijn hart stond stil. Naar Singapore? Ik? Mee? En de hondjes dan?
Hier was ik helemaal niet op voorbereid. En dat was fout van mij, want ik had
het al lang en breed moeten aanvoelen. Bart is zóveel weg het laatste jaar, ik
kon me heel goed voorstellen dat het leuk zou zijn voor hem om zijn vrouw mee
te nemen op zakenreis. Ik had het dus moeten zien aankomen. Tot nu toe had ik
altijd wel een perfect excuus om niet mee te gaan:
.Falco is zon bangerd. Hoe moet ik nu weggaan? Dadelijk gebeurt er iets als
ik weg ben en vallen we 5 stappen terug in onze zorgvuldig opgebouwde constructie
van vertrouwen"
..En Senna en Jessie zijn nu zó oud, ik ga hen toch nu niet meer alleen
achterlaten? Ze hebben al zon zere botjes, hoe moeten ze nu zonder mij hun dag
doorkomen?
Alsof ze huilend in hun rennen zitten te wachten tot ik weer terug thuis kom. Ja,
dat denk je dan toch....
Je denkt zeker niet dat als je iemand in huis vraagt dat het mijn schatjes geen
bal uitmaakt of IK nu eten geef of iemand anders. Dat iemand anders met hen
speelt en dat dat oké is, dat stond ver van mijn bed. Ik achtte mijzelf immens
onmisbaar. Ik dacht: 'ze verpieteren van ellende omdat hun liefdevolle vrouwtje
hen heeft verlaten, en ze gaan me weken niet aankijken als ik terug kom .'
Maar het was tijd ..
Ik voelde het aan alles in mijn lijf. Ik kan geen 'nee' meer zeggen tegen Bart.
Mijn laatste vakantie was de huwelijksreis die ik maakte zonder mijn man maar
met mijn moeder, twee jaar geleden. Toen bleef Bart thuis voor de honden, dat
was redelijk acceptabel.
Kortom, mijn hoofd schoot vol met duizenden beelden van Singapore, van zielige
honden, van ellenlange vluchten, van achtergelaten kippetjes en verwaarloosde
caviaatjes. Maar mijn mond (en hart) zei: nou ..Singapore misschien niet, maar
moet je over twee weken niet naar Zweden?
Zijn ogen begonnen te stralen, zijn bodylanguage veranderde en hij heeft
vervolgens twee uur lang achter elkaar gepraat over Zweden. Alleen al daarvoor
zou ik mee gaan. Wat een verrassing! Hij had, zéker weten, gedacht dat ik weer
nee zou zeggen, en hij had zich al bij mijn afwijzing neergelegd. Toen
verraste ik hem werkelijk.
Het gaat onze eerste vakantie samen zijn sinds acht (8) jaar!!!! Het werd dus
tijd.
Ik dacht altijd dat 'zomers in mijn achtertuin' het voor mij deden, en dat deed
het ook voor een paar jaar. Maar nu er een échte mogelijkheid was voor mij om
mee naar het buitenland te gaan (en dat had dan vooral te maken met het feit
dat ik het voor mogelijk achtte dat er iemand anders net zo goed voor mijn
dieren zou kunnen zorgen als ik) begon het toch te kriebelen in mijn buik.
Maar dan moest ik natuurlijk wel een oplossing vinden voor de honden, anders
ging het hele verhaal niet door, en dat zei ik ook tegen Bart. Met als verschil
met vorige keren, dat ik heel gemotiveerd was om daadwerkelijk een oplossing te
vinden. Ik moest voor mezelf bewijzen dat mijn honden heus niet zouden
verpieteren.
Wat gaan we doen? Brengen we de honden weg? Halen we iemand in huis? En hoe
gaan we dat regelen met nog twee weken te gaan? Na een goed gesprek op de
hondenschool besloot ik al gauw dat het t beste was om iemand in huis te
vragen. Dan blijven de honden tenminste in een vertrouwde omgeving.
Nou, om een
lang verhaal kort te maken: we hebben een fantastische meid gevonden die zo
lief is om dit op zon korte termijn, en met verschuiving van haar eigen
vakantie, voor ons te doen. Ik was gigantisch blij! Ik had me niet durven te
verheugen op de vakantie voordat ik van haar een volmondig ja had gekregen.
Zij is een hondenfluisteraar, en in mijn ogen het op een na beste (ik ben
natuurlijk het allerbeste ..) voor mijn schatjes. Zij zette vorige week, bij
wijze van oefening, gewoon haar hondje tussen die van mij. Ik was vriendelijk
doch dringend verzocht mijn eigen huis te verlaten en mij in mij auto in het
bos te verstoppen totdat ik een verlossend telefoontje van haar zou krijgen dat
of alle honden gezellig samen door de tuin liepen, -of ze met gierende sirene
naar de dierenarts moest gaan met haar lieve kleine hondje. Haar hondje was
namelijk nog nooit gebeten, vertelde ze trots. Ik zag mijn brute,
hond-onvriendelijke herder al bovenop haar hondje ploffen, en dacht bij mezelf:
het zal dan toch zeker niet uitgerekend mijn hond zijn .? Vandaar dat ik beter
weg kon gaan. Die energie van mij had vast niet tot iets constructiefs geleid.
En zo parkeerde ik mijn auto vooraan in het bos, zodat ik meteen kon zien
wanneer ze langs zou komen gieren om naar de dierenarts te gaan. Maar er
gebeurde niets. Vijf-en-veertig-minuten lang hoorde ik niets, tot ik een
telefoontje kreeg van haar dat alle honden gezellig samen door de tuin liepen.
Ik kon mijn oren niet geloven en later mijn ogen ook niet. Het liep allemaal
zonder moeite door elkaar. Vanaf dat moment dacht ik: het is een tweede Cesar
Milan. Een echte hondenfluisteraar. Het gaat gewoon állemaal goed komen.
Ik schreef vier A4-tjes vol met aanwijzingen en tips over onze honden, onze
kippen, onze cavias en ons huis. Ik poetste zoveel als ik kon, kocht
frisdrank, chips en groentjes en bracht de logeerkamer in gereedheid.
Afgelopen zaterdag zou ze nog eens langskomen om alles door te nemen en om haar
hondje weer tussen die van ons te zetten.
Echter .zaterdag
ochtend, toen Bart en ik lekker zaten te ontbijten tussen de wespen in onze
tuin, viel het me op dat het verdacht stil was in de tuin. Geen kwebbelende
cavias en geen kakelende kippetjes. Ik kreeg een stomp in mijn maag.
Schoorvoetend toog ik, met de honden in mijn kielzog, naar de kippenren. Daar
werd mijn ellendige voorgevoel waarheid .
Mijn geliefde en beminde maatje Koos Beenloos lag roerloos op de grond. Ik
riep: KOOS!!!
Bart kwam aanrennen terwijl ik, struikelend over mijn honden, naar de kippenren
stoof. Ik vloog naar binnen en zag Koos levenloos op de grond liggen. Ik keek
vliegensvlug om me heen op zoek naar Toos. Ik zag een enorme berg veren in een
hoekje liggen maar ik zag haar zo snel niet. Maar al gauw zag ik haar verminkte
lijfje naast de boomstronk liggen. TOOS .!!!!
Toos is gepakt door de buizerd, en vreselijk toegetakeld. Koos was
ogenschijnlijk ongehavend. Ik denk dat hij van schrik een hartaanval heeft
gehad.
Ik was er kapot van
Ik hou van roofvogels en ik begrijp dat zij ook moeten eten, dus ik was niet
boos. Maar ik was wel vreselijk verdrietig. Wij hadden niets gehoord, geen
geschreeuw, geen paniek. De cavias die bij de kippetjes wonen waren van schik
onder het hok gekropen en durfde er niet onderuit te komen. Wat een slagveld .
Iedereen weet wat Koos Beenloos voor mij betekende. Mijn lieve, stoere,
gevoelige en charmante haantje is niet meer. Het is voor mij een grote troost
dat hij samen met ons Tooske naar de kippenhemel is gegaan, maar zowel Bart als
ik zijn er nog steeds niet goed van. Hoe kon deze vakantie nou nog ooit goed
worden als hij al zo begon?
Ik heb de alinea waarin ik uitlegde aan onze oppas hoe ze met de kippetjes
moest omgaan, gewoon laten staan. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om
dat simpelweg door te strepen.
En twee
dagen later zijn we toch gegaan, natuurlijk. Voor het eerst in acht jaar, samen
op weg. Net zoals vroeger.
Wat een zaligheid om samen weg te zijn. Een nieuw land, een nieuwe stad, een
nieuwe taal. Lekker in mijn eentje een nieuwe plaats ontdekken. En wat een
fijne stad is Stockholm! Later deze week nog naar Gotenborg en Kopenhagen. Ik
kan niet wachten!
En ondanks het verdrietige begin...... wat had ik dat eerlijk gezegd toch
gemist even lekker samen weg!!