Toen ik
vanmorgen het gordijn van de slaapkamer opende, maakte mijn hart een klein
sprongetje. Even voelde het alsof ik 5 jaar was. Ik riep enthousiast naar Bart:
Het heeft gesneeuwd! Net zoals ik dat tegen mijn moeder riep toen ik 5 jaar
was. Beelden van vroeger stromen door mijn hoofd. Dikke rode skipakken met
lange witte onderbroeken eronder. Koltruitjes met een rits. Lange skisokken.
Moonboots en soms langlaufschoenen met zon platte neus, zodat ze goed in de
skis geklemd konden worden. Ik zie mijn moeder onze sjaals knopen en warme
dikke mutsen opzetten terwijl wij ongeduldig staan te trappelen om naar buiten
te gaan. We kregen nog dikke, vingerloze wanten aan, die met een touwtje achter
je rug met elkaar verbonden waren. Onhandig, want je kon er niets mee doen,
maar ze waren wél warm. We maakten sneeuwpoppen, we konden langlaufen op de
weg, en sleeën in de weides. We kwamen weer terug naar binnen en dronken, met
vuurrode wangen en rechtopstaand statisch haar, onze warme chocolademelk,
waarna we weer meteen naar buiten wilden om verder te spelen.
Wat een zalig begin van deze dag. Nu heeft het niet zoveel gesneeuwd dat we
kunnen langlaufen, maar genoeg om dadelijk eens heerlijk met de honden naar
buiten te gaan. Ze weten nog niet dat het gesneeuwd heeft, en dat vind ik
altijd leuk. Want als ik straks de garagepoort open maak, en ze naar buiten
kunnen kijken, draaien ze helemaal door. Dan blaffen ze en draaien ze rondjes
om hun as van blijdschap. Senna zal direct met haar hoofd naar de grond gaan en
rondrennen met haar bek open zodat ze oneindig veel sneeuw binnen krijgt (die
ze vervolgens 10 minuten later dan ook uitspuugt). Jessie, onze zotte labrador,
zal eerst heel snel plassen en daarna zal hij zijn onzichtbare vriendje
achterna rennen en zich met een plof in de sneeuw laten vallen om zich eens
lekker schoon (nat) te rollen.Falco zal
eerst de sneeuw eens voorzichtig van dichtbij willen zien om vervolgens op de
puntjes van zijn tenen naar de bosrand te lopen om even te plassen. Vervolgens
wacht hij tot Senna uitgespuugd is en dan gaat het ren-, stomp-, duw-,trek en worstelspelletje
beginnen. Dat is geweldig om te zien, en ik kan daar bijzonder van genieten. De
sneeuw zal alle kanten uit vliegen en hun vacht zal bedekt worden met een
laagje wit poeder. Er zullen rookwolkjes uit hun bek komen en ze zullen van
gekkigheid niet weten wat te doen.
Maar eerst zet ik een kopje thee voor mezelf en een kopje koffie voor Bart, die
al in zijn kantoortje zit te werken. Ik ga aan de eettafel zitten en sip
voorzichtig aan de hete thee. Ik kijk door de schuifpui naar buiten en geniet
van wat ik zie. Alle takjes, van de takjes, van de takken van de bomen zijn
bedekt met een laagje sneeuw. Alle ruitjes in het HERAS hekwerk zijn gevuld met
een fijn wit laagje. Er zitten kleine koolmeesjes in die ruitjes. Ze zijn op
zoek naar eten. Gelukkig heb ik mijn tuin ingericht als een waar vogelparadijs.
Overal waar iets aan kan hangen, hangt iets. Er staat een vogelhuisje met
lekkere vette jammies en er hangen afdakjes met pindakaaspotjes eronder, aan
de stam van de bomen. Het is druk. Het is een komen en gaan van schattige klein
meesjes en roodborstjes. De zon komt langzaam door, maar is nog niet zo
krachtig dat de sneeuw smelt.
De wereld is bedekt met een laagje sneeuw. Mooi, zacht, helder, schoon en
onschuldig. Alle molshopen zijn weg. Alle vieze rottende bladeren van de eik
zijn weg. Alle rotzooi en viezigheid is bedekt. Voor eventjes ligt alle
boosheid, alle ellende, alle narigheid en alle angst, verborgen onder een
prachtig laagje wit. Even zijn we afgeleid. Even kijken we allemaal, maar dan
ook állemaal, uit het raam en denken: O wat mooi! En even zijn we niet meer
bezig met akelige mensen, die akelige dingen doen met andere mensen, of met dieren
of met de wereld. Even kun je de angst, voor wat er gaat gebeuren, voor alle dreigementen
tegen je land en tegen je medemens, voor het getouwtrek om macht en egos,
naast je neer leggen. Even leef je in het moment. Het mooie witte moment van
plezier, van jeugdsentiment, van schoonheid, van stilte en van pracht.
Vandaag ga ik het allemaal onder dat laagje laten liggen. Vandaag ga ik
helemaal in het moment leven. Vandaag wordt een mooie, fijne en gelukkige dag
voor mij en mijn drie musketiers.
Carpe Diem!
Jij bent
mijn kanjer, Koos! Jij hebt een groot plekje in mijn dierenmoederhart. Je neemt
me voor wie ik ben, en ik doe dat met jou ook.
Jij bent mijn haantje. Je echte naam is Koos Beenloos. Dat is niet om te lachen
(een beetje mag misschien) want jij hebt geen benen hè Koos? (Koos heeft een
lijf en voetjes, geen benen)
Maar dat deert jou helemaal niet want je hebt enorm veel doorzettingsvermogen
en je bent zéér creatief.
Toen jij nog een piepklein kuikentje was zijn we jou gaan halen op een grote
boerderij. Wij wilden graag 4 krielkippetjes. Van die leuke schattige kippetjes
die van die kleine schattige poepjes in je tuin achterlaten. Wij wilden persé
geen haantje want we wilden gewoon niet s ochtends om 5 uur wakker gekakeld
worden. Dus het werden (verzekerde de boer ons) 4 krielkippetjes. Met een doos
vol kuikentjes op mijn schoot reden we weer terug naar huis. Onderweg bedacht
ik namen voor jullie. Daantje en Sjaantje en Toosje en Roosje. We hadden een
prachtig groot hok voor jullie gevonden op internet en het stond al klaar in
Baarle-Nassau achter in onze tuin. Jullie bleven eerst een paar dagen in het
hok om te acclimatiseren. Daarna kregen jullie carte-blanche. Jullie
mochten lekker door de tuin scharrelen, gezellig tokkelend onder de bomen en de
struikjes liggen, veel eitjes voor ons leggen, kortom het zou heel gezellig
worden. Maar al na 2 dagen ging Roosje dood. Dat vonden wij toch wel heel snel,
en wij belde met de boer die jullie aan ons verkocht had. Hij vond het niet zo
raar, het komt blijkbaar vaker voor, dus we mochten een nieuw zusje voor je
gaan halen. Diezelfde dag gingen we ons nieuwe Roosje ophalen. Jullie waren
allemaal blij met jullie zusje en wij waren dat ook. Maar na 2 dagen ging
Roosje weer dood. En omdat we nu niet meer naar de boer durfde te bellen,
bleven jullie met zijn drietjes. Onze herder en onze labrador hadden al snel
door dat ze jullie met rust moesten laten, want ze hadden het vrouwtje nog
nooit zo boos gezien, nadat ik jou, nat van het kwijl, uit de herder haar bek
had gepeuterd. Alles ging verder prima, jullie groeiden langzaam op, met het
verschil lieve Koos, dat jij een beetje achterbleef. In de groei, zeg maar.
Nou eigenlijk moet ik het andersom vertellen hè Koos, jij bleef niet achter
(wij wilden tenslotte krielkippetjes) Sjaantje en Daantje groeide de pan uit
(bij wijze van spreken). Twee gigantische Barnevelders (met bijbehorende
poepjes) zijn ze geworden hè Koos, en jij als krieltje erbij. Wij vonden je
SUPERSCHATTIG! Totdat we vonden dat het lellebelletje op je koppie en onder je
bek toch wel verdacht lang bleef doorgroeien . Na een uitvoerige zoektocht op
internet kwamen we tot de conclusie dat we je beter Koos konden noemen in
plaats van Toos! Je bleek een haantje te zijn, maar wel eentje zonder benen,
vandaar: Koos Beenloos.
Je had het goed met je 2 dikke zusjes. Er kwamen konijnen en cavias bij en
jullie vonden het maar wat leuk om ze weg te jagen met schijnaanvallen. Sjaan
en Daan voorop en jij, hollend zonder beentjes, erachteraan. Je kwam altijd nét
te laat. Bij alles trouwens
Als wij onze restjes bami op de grond gooide, beukte Sjaan en Daan je uit de
weg om als eerste te kunnen eten. Maar als een waardige haan, liet jij ze. Er
kwamen nog 3 ezeltjes bij en de familie was compleet. Zalige drollen die ten
alle tijden beschikbaar waren. En als ik ze netjes weg had geruimd, ging je ze
gewoon op je gemak uit de mesthoop vissen. Het leven was geweldig!
Maar al gauw
bleek je op een andere manier geïnteresseerd in je zusjes. Je vond ze héél
aantrekkelijk en liet dat (tevergeefs) blijken. Je begon te kukelen (en het
spijt me heel erg dat wij daar in het begin zo hard om moesten lachen. We waren
je aan het aanlachen lieve Koos, niet aan het uitlachen). Maar na een poosje
bleken ook Sjaan en Daan dat wel interessant te vinden. Vertwijfeld zag ik je
af en toe kijken naar hoe hoog ze wel niet zijn. Hoe moest je dat nu aanpakken?
Je hebt ons lang vermaakt met je pogingen, totdat we op een dag met stomheid
geslagen waren. Dit is waar ik je zo om bewonder Koos, je creativiteit en je
kippenkennis. Je begon op een vreemde manier de aandacht te trekken door een
raar geluid te maken. Sjaan keek op, liep tot op 1,5 meter naar je toe, draaide
zichzelf om, legde haar kop op de grond en stak haar kontje in de lucht. Zo
bleef ze stil zitten. Jij nam een aanloop naar haar toe, en de laatste 20 cm
vloog je omhoog en kwam perfect op haar kontje neer en fladderde om je
evenwicht te bewaren. Na 3 seconde was het voorbij, Sjaantje schudde zich uit
en was weer weg. Je maakte een ander raar geluidje en prompt kwam Daantje
aangewaggeld. Ook zij ging ruim voor jou met haar kop op de grond en haar
kontje in de lucht. En ja hoor, daar ging je weer. Ik wist niet wat ik zag! Wat
ontzettend slim van jou Koos!!
Wij verhuisden
met de hele beestenbende naar Wallonië, waar jij jezelf al heel snel thuis
voelde. Je kukelde nu als een volwaardige haan en de mensen die bij ons op
bezoek kwamen waren erg onder de indruk dat er zoveel lawaai uit zon klein
haantje kwam. Trots liep jij door de tuin en waar jij was, waren Daan en Sjaan
ook. Ik bewonder je leiderscapaciteiten Koos.
Jullie ontbeten op ons terras in de achtertuin, gingen lunchen in de stal van
de ezels en s avonds kregen jullie restjes van ons eten op datzelfde terras. Jij
legde kilometers af, de dames legden volop eitjes en s avonds zorgde je ervoor
dat iedereen weer netjes in hun hok zat, want wij moesten jullie helaas opsluiten
s nachts voor de vossen. Toen kwam er een puppy, ook een herdershond, en die
luisterde helemaal niet zo goed als die andere twee. Met de regelmaat van de
klok liet ik de pannen uit mijn handen vallen om je uit zijn bek te peuteren,
helemaal doorweekt. Het was niet meer te doen voor mij. Ik maakte me erg zorgen
over je en we besloten een flink stuk tuin voor jullie af te zetten. Jij vond
het prima, af en toe maakte ik speciaal wat macaroni of rijst voor jullie en ik
had een stukje uit jullie hek gezaagd zodat je nog eens op bezoek kon gaan in
de mesthoop. Daar stond schrikdraad dus daar kwamen de honden niet (soms wel,
maar dan voor een hele lange tijd weer niet meer). Op een dag vroeg mijn
vriendin of ik haar kipjes wilde hebben. Zij had een aantal kipjes en ook een
haan. Is goed zei ik vinden ze vast gezellig. Maar jij was hélemaal niet
blij met de nieuwe haan hè Koos? Jullie zijn gaan vechten en ik heb je (met
gevaar voor eigen leven) van de grond geplukt, en met tranen in mijn ogen,
liefdevol verzorgd toen werkelijk al je lellebelletjes open gescheurd en
bebloed waren. Je wist helaas niet van ophouden. Eentje van jullie zou sterven
en ik moest er niet aan denken dat jij het zou zijn lieve Koos. We hebben
jullie apart gezet, zelfs zo dat jullie elkaar niet hoefde te zien. Het ging
een lange tijd prima, en toen het andere haantje uiteindelijk stierf, werd jij
vanzelf weer heer en meester in onze tuin. Je had inmiddels een harem, maar
je kreeg alleen Daan en Sjaan zover om je kunstjes uit te voeren. De andere
kippetjes bedankte onvriendelijk. Inmiddels zijn we verhuisd naar Meerhout. Jij
kon misschien wel goed aarden in Wallonië, maar ik niet. Hier hebben we ook een
stuk tuin afgezet, en ik heb het nog eens geprobeerd om jullie los te laten
lopen, maar de herder vind jou nog steeds jammie, en jullie poepjes ook, dus
blijven jullie fijn in jullie eigen tuin. Jij bent nu al een heus baasje. Je
weet precies hoe je alles van iedereen gedaan krijgt, ook van mij. Het blijft
wel een raadsel waarom wij nooit kuikentjes hebben gekregen van jou, maar
afijn.
Je bent een schatje, Koos Beenloos, ik hoop dat je nog lang bij ons blijft!
Ik heb vast
al eens verteld dat ik altijd, maar dan ook áltijd, in de verkeerde rij ga
staan. Met name als ik boodschappen heb gedaan en ik wil bij de kassa gaan
aanschuiven, pak ik de verkeerde rij. Je moet dan in een split-second een
beslissing maken, anders is iemand anders je al voor. Ik ben niet zo goed met tijd.
Ik kan moeilijk inschatten hoe lang iets gaat duren. Dat komt omdat er constant
zoveel gebeurd in mijn hoofd. Dus als ik eindelijk bij de kassa aangekomen ben
dan moet ik eerst gaan bestuderen wat de drie personen voor mij in hun wagentje
hebben liggen. Dan probeer ik in te schatten hoe lang het duurt voordat die
dingen gescand worden. Ik denk dat dat best wel snel gaat. Ik denk dat je best
wel één ding per seconde kunt scannen. Maar dat geldt natuurlijk weer niet voor
groentjes, wantdie moeten ze soms nog
wegen en vervolgens een aparte code in het scandingetje ingeven. En dan moet je
daarbij ook nog de tijd inschatten dat iemand betaalt. Een langzame bankkaart
of een snelle bankkaart. Misschien betaalt iemand wel cash of met
maaltijdbonnen. Dus tegen de tijd dat mijn hoofd bij het wegen van de groentjes
zit is er al iemand voor mij in die rij gaan staan, omdat ik zo stond te
twijfelen. Dat is irritant, maar helaas de werkelijkheid.
Ik heb dit probleem als eens proberen te tackelen door mezelf voor te nemen dat
ik gewoon, zonder twijfel naar een kassa ga lopen zonder eerst bij de andere te
checken. Dan hoef ik niet te twijfelen en heb ik een beslissing op basis van
mijn intuïtie gemaakt, maak ik mezelf dan wijs. Maar dan zie ik een mevrouw na
mij komen die met een triomfantelijke blik haar karretje om mij heen duwt en
aan de kassa naast mij gaat staan, waar een kassajuffrouw ontspannen haar nagels
aan het inspecteren is. Had ik dus vollédig gemist. Dat werkt écht nooit dus
dat hoef ik niet meer te proberen. Bart is daar veel beter in, maar die gaat
helaas niet zo vaak mee. Maar áls hij meegaat kiest hij altijd voor de juiste
rij. Dat vind ik knap.
Maar wat ik wilde vertellen was dat ik zojuist in de rij ging staan bij het
tankstation. Er stonden twee rijen van drie autos achter elkaar aan de voor
mij juiste kant van de pomp. Welke kies ik? Kom op Fie, maak een beslissing . Ik moet snel beslissen want achter mij komt
alweer een auto aangereden. Ik kies de rechtse rij. Ik kan natuurlijk met een
auto niet zo makkelijk manoeuvreren, dus de keuze was definitief. De auto
achter mij pakt de pomp waar niemand voorstaat. Die meneer vond het blijkbaar
niet erg om die slang van de pomp helemaal om zijn auto heen te leuren. Dat
moet iedereen voor zichzelf weten, maar dat krijg ik nooit voor elkaar. Je
trekt je een ongeluk. Ik zie dat de mevrouw aan mijn pomp haar kaartje op drie
verschillende manieren in de automaat probeert te doen, en dat lukt niet. Ze
kijkt een beetje benauwd naar de meneer in de auto voor mij, en probeert het
dan nog eens. Ik zie dat de linkse rij enorm opschiet. Er staat nu maar één
auto. Ik kijk door mijn achteruitkijkspiegeltje en zie tot mijn stomme
verbazing dat er niemand achter mij staat. Ik laat dit geen tweede keer misgaan
en rij mijn auto achteruit en ga snel in de linkse rij staan. Ik ben méga-trots
op mezelf. Deze keer was het wél gelukt! Ik gniffelde stiekem. Ik zet mijn auto
in de vrij en keek naar mijn voorbuurman. Hij moest nog beginnen met tanken en
stak zijn pasje op drie verschillende manieren in de automaat (o, nee hè, het
zal toch niet??) Toen dat uiteindelijk lukte, pakte hij op zijn dooie gemakje
een paar velletjes papier uit de dispenser en vouwde ze keurig dubbel. Hij
vouwde het papier om de dieselslang én het knijpertje en draaide met zijn
andere hand met een papiertje zijn tankdop los. Hij stak de slang in zijn auto
en klikte het knijpertje vast zodat het uit zichzelf bleef lopen. Vol verbazing
was ik aan het kijken wat hij aan het doen was. Waarom doet hij dat nou? Wil
hij geen benzine-geur aan zijn handen? Is hij als de dood voor kleine stoute bacilletjes
van ander mensen? Is hij een Texaco-man en mag hij misschien niet tanken bij de
Shell? Mag zijn vrouw niet weten dat hij getankt heeft? Ik vond het fascinerend.
Ik keek toevallig even naar rechts en zag dat iedereen daar alweer lang en breed
weg was. Ach, ik kan inmiddels wel met de teleurstelling om gaan dat ik altijd
in de verkeerde rij ga staan, ook al verander ik op het allerlaatste moment. Ik
bleef uiteindelijk gewoon naar mijn meneer kijken. Ik zag hoe hij steeds
nieuwe papiertjes pakte en zijn ruitenwissers één voor één schoonmaakte. Hij
wreef nog even over het embleem van zijn auto en over de nummerplaat. Hij deed
dit alles op zijn gemakje en liet zich door niemand opjagen. Op geen enkel
moment keek de meneer even naar mij. Hij deed alsof ik er niet stond. En dat
terwijl hij beslist een stuk of zes keer rond zijn auto was gelopen. Dat vond
ik erg raar. Interessant, maar raar. Wat een aparte man. Zou hij thuis ook zo
doen? Zou hij zijn bordje ook eerst afstoffen voordat hij ervan eet? Of zijn
koffie apparaat, of zijn scheermesje? Is zijn liefde voor zijn auto dan zó
groot? Of is hij als de dood voor stoute bacilletjes? Ik zal het nooit weten,
maar hij gaf me in ieder geval genoeg stof tot nadenken. Soms is het helemaal
niet erg om in de verkeerde rij te staan. Dan zie je nog eens wat.