Onze bunker zag er niet speciaal uit. Eigenlijk had ik nooit geweten dat er nog zoveel onder een bunker kon zitten tot ik soldaat werd. Ik daalde de ijzeren trap af deze liep schuin naar achteren. Weg van het gedeelte waar we op uitkijk moesten staan. We hadden er een ruimte waar negen kleine bedden aanwezig waren. Ik vond ze althans klein, mijn voeten zouden zeker uit het bed komen indien ik mij strekte. Drie bedden boven elkaar. De ruimte tussen twee bedden die boven elkaar hingen was beperkt. Ik denk dat ik me kon draaien zonder dat de andere het voelde. De bedden hingen vast aan de muur. Links aan de muur en erboven een ijzeren touw aan beide einden die de overstaande hoeken met de muur verbond. Al bij al waren het stevige bedden, die vrij confortabel waren, gezien de plaats waar we verbleven. In het midden van de ruimte stond een houten tafel met daaraan verschillende krukken. Naast de deur stond een soort kachel waarop kon gekookt worden. Er was ook een periscoop voorzien waarmee we naar buiten konden kijken. Het kon ons helpen bij een gasaanval. Deze ruimte was de enige die hermetisch afgesloten kon worden, dit kwam door de rubberen randen aan de zijkant van de bepantserde deur. Naast de periscoop zaten twee spreekbuizen. De ene was verbonden met de voorkant van de bunker, waar Niels en Francis nu zaten, de andere met de achterzijde van de bunker. Daarnaast was er een ventilatiesysteem. In de zomer kon het voor verkoeling zorgen, maar nu was het afgesloten.
Ik koos een bed onderaan uit en besloot mijn woonst verder te verkennen. Ik stapte de slaapvertrekken uit en vond links van mij een deur. Daarachter zat een toilet. Een houten plank met daaronder een diepe kuil. Het sanitair was beperkt gebleven en de geur die er hing was niet bepaald fris. Dat deze deur geuren tegenhield was een niet te missen luxe. Daarnaast was er de mogelijkheid om je wat op, te frissen. Het stelde bitter weinig voor en het water was koud. Douchen was uitgesloten. Maar we konden er ons wassen, indien onze lichaamsgeur ondragelijk werd. Aan de overkant een andere ruimte. Ik kon er niet zonder toestemming binnen. Het was de kamer van onze sergeant. Ik begreep niet waarom hij een andere kamer kreeg. Maar waarschijnlijk zou hij ze moeten opgeven van zodra er iemand die hoger in rang was bijkwam. Ik stapte wat verder en zag een nieuwe gang. Aan het einde van de smalle gang was een ijzeren ladder. Ik besloot naar boven te klimmen. Het was een heel eindje klimmen en aan het einde van de ladder kwam ik in een ijzeren omhulsel terecht. Het had de vorm van een half ei en bovenaan zaten spleten waar je kon doorkijken. Ik kon rondom de hele bunker zien. Het was een observatiepost en ik kan de eierdop openmaken en mijn wapens gebruiken. Er was wel ruimte om met twee te staan en dus een machinegeweer plaatsen. Ik besloot terug naar beneden te kruipen en bedacht dat het machinegeweer naar boven moest gehaald worden met een touw. Het zo meedragen was te zwaar geweest. Terug beneden liep ik opnieuw de trap op. Boven zaten Niels en Francis naar buiten te staren. De sergeant zat bij hen en gaf hen uitleg over waarop ze moesten letten. Ik knikte even en keek verder rond. Ik stapte terug naar de deur. Deze moest je via een omweg bereiken. Het was een simpele, maar slimme verdediging. Wanneer je binnenkwam zag je recht voor je een muur, je moest dan naar rechts wandelen. In die muur zat een kleine opening en daarin stond een machinegeweer. Indien de vijand naar binnen zou komen, werden ze prompt onder vuur genomen. Het was een standaardverdiging bij een bunker en ik had het al eerder gezien. De dikke ijzeren deur zou enkel te openen zijn met explosieven. Of misschien een schot van een tank, waar ik liever niet aan dacht. Binnen had je voldoende ruimte om te wandelen. Er was een verhoog net voor de grote opening, waarop je kon gaan staan om te schieten. Er stonden twee machinegeweren opgesteld, achter één daarvan zaten Niels en Francis. Nick kwam langs de trap naar boven.
Het is hier best nog groot.
Ja, je verwacht het niet.
Hoeveel kilogram gewapend beton zou hier boven ons hangen?
Geen idee, enkele tonnen?
Mogelijk glimlachte Nick.
Van Deurzen en Liets, onderbrak de sergeant ons jullie zullen de volgende shoft doen.
Jawel sergeant. Om hoe laat precies?
Binnen twee uur. We wisselen elke drie uren af.
Ok, sergeant zei Nick.
Wel we zitten aan elkaar vast voor 3 uur straks.
Vind je dat erg?
Even erg als jij lachte ik.
Ik gaf hem een schouderklopje en ging de bunker verder onderzoeken. Rechts van de trap zat een opening. Deze leidde naar twee kamers en achteraan een laatste opening. De eerste kamer was een kleine kamer met daarin een hele hoop ontsmettingmateriaal. In geval van een gasaanval konden slachtoffers hierin zich ontsmetten. Ik had mijn bedenkingen bij deze manier van werken. Ik kon mij niet voorstellen dat het de juiste manier was, maar in tijden van oorlog was er niets beters. Ik keek naar de volgende kamer. Hierin lag al onze munitie opgeslagen. We konden er snel in en konden makkelijk alle machinegeweren bereiken. We hadden er in totaal vier. De laatste stond aan het einde van de gang in de opening. Achter deze opening zat een kleine ruimte met daar het machinegeweer. Ik had een perfect zicht op alles wat zich achter de bunker afspeelde. En eventuele belagers zouden snel op andere gedachten kunnen gebracht worden door spervuur vanuit deze ruimte. Ik bleef er even zitten, er zou maar weinig vanuit deze richting kunnen komen. Mijn rust werd al snel verstoord door Donny en Bert.
Wat doe jij hier? vroeg Bert.
Zien of ze ons niet langs achter aanvallen.
Het is hier wel goed ingericht.
Ja, ons eigen fort. Ik denk dat we hier wel is heel lang zouden kunnen zitten.
Ach begon Donny voor je het weet heb je enkele Russen die binnenstormen en zit onze oorlog erop.
Ik laat me niet gevangen nemen zei Bert.
Ik ook niet, ik hoorde dat gevangenen naar Siberië werden gestuurd. Daar kom je niet levend uit. Je vriest er dood, dan liever de kogel.
Dat is een mooie belofte zei Donny niemand laat zich gevangen nemen, we blijven schieten en granaten gooien tot we niets meer hebben.
En daarna vechten we man tegen man verder lachte Bert.
Super, gasten zei ik.
Is er iets? vroeg Donny.
Neen, niet echt.
Niet de vrouw uithangen Liets, we zijn niet helderziend, maar we weten dat er iets is.
Ik keek Bert even aan na zijn vreemde opmerking.
Het is niets, ik denk gewoon dat we hier niet lang zullen blijven.
Waarom? vroeg Bert.
Gewoon, als Praag valt, dan zullen we waarschijnlijk snel onder de voet gelopen worden. En de andere optie is dat de Russen ons hier aanvallen en Polen proberen in te nemen. Dan staan deze bunkers vooraan en worden ze als eerste onder vuur genomen. Met andere woorden, of we trekken hier snel weg of we sterven hier snel.
Weet je? zei Donny je klonk optimistischer met je gitaar, Danny.
Ach, wat het ook word, we blijven samen zei Bert.
Je hebt mijn woord zei ik.
Ik stond op en liep met hen naar de voorkant van de bunker.
En? Zijn ze er al? vroeg Donny
Neen, niets. Hier beweegt geen kat. Ik begin bijna te hopen dat er iemand komt kloeg Francis.
Ik dacht na over Francis zijn woorden. Ik wist niet goed wat ik precies wou. Enerzijds benijdde ik de blonde soldaat. Hij hoefde niets meer te doen. Hij had niets op zijn geweten, niemand gedood. Ik vroeg me zelfs even af of ik niet liever daar op de grond had gelegen. Eeuwige rust in plaats van dagen gevuld met gespannen wachten op een te sterke vijand. Misschien werd deze bunker wel mijn eindpunt. Wat als deze zou instorten. We zouden vastzitten en stikken, Misschien werden we verpletterd door de tonnen gewapend beton. Of wat als ik zou klem zitten met een gebroken been of arm. Dan zou ik mogelijk nog dagen lijden alvorens te sterven. Al deze gedachten raasden door mijn hoofd en ze brachten mij bijna tot de conclusie dat de blonde soldaat beter af was dan ik. Bijna...
Weeral aan het denken, Danny? vroeg Donny.
Ja
Je denkt teveel, man. Je gaat jezelf om zeep helpen zo.
Mogelijk.
Waaraan denk je?
Een dode soldaat glimlachte ik.
Kende je hem?
Nope...
Waarom denk je er dan aan?
Even leek hij beter af dan ons.
Hij is dood... Hoe is dat beter?
Hij hoeft niet te vechten, niet te moorden.
Dit is niet moorden, dit is ons verdedigen.
En wat heet het als we gaan aanvallen?
Dan gaan we ervoor zorgen dat ze niet opnieuw kunnen beginnen.
Ok dan...
Wat? Geloof je me niet? Stel dat ze in de vorige wereldoorlog Duitsland niet waren binnengevallen. Dan begon de hele zever opnieuw, ze zouden zich herbewapenen en waarschijnlijk met nog meer haat terugkomen. Dus ze trokken het land in, enkele lafaards pleegden zelfmoord en het land kon opnieuw worden opgebouwd. Wij doen net hetzelfde met Rusland, China, Ecuador en Noord-Korea.
Ik begrijp het allemaal wel, Donny. Maar dat is het hogere doel. Wat met ons? Wat met onze doelen? Stel dat we deze oorlog overleven...
Ik ga niet dood.
Goed, we overleven de oorlog. Dan hebben we waarschijnlijk honderden mannen gedood, vrienden zijn sterven en haat gezien in de ogen van vele mensen. Wat denk je dat zoiets met ons zal doen?
Dat zien we dan wel.
Ik probeer het nu te zien, Donny. Voor ik eraan begin.
Wat ga je dan doen? Gaan lopen?
Neen, tuurlijk niet. Dat is waarom ik de conclusie niet trok.
Donny staarde me vragend aan.
De conclusie dat hij beter af is. Dat is niet zo, waarschijnlijk wou hij vechten, om dezelfde redenen als jij. Dezelfde redenen waarom ik hier ben. Ik wil niet dat mijn thuis wordt platgebombardeerd of dat mijn vrienden en familie in angst moeten leven. Ik wil na de oorlog nog wat genieten van mijn leven.
Vergeet dat lekkere ding niet van in Mechelen.
Goed dat je er mij aan doet denken zei ik met een sarcastische ondertoon.
Ik vermeld het kort, Danny. Ik heb jou in de smiezen en hier zitten veel knappe Poolse vrouwen.
Ik moest lachen om zijn opmerking.
Maar ik ga jou een plezier doen. Elke Poolse vrouw die je leuk vind, zal ik meenemen naar een kamer. Aangezien ik je beste maat ben hier zal je er nooit nog seks mee kunnen hebben en ik red jouw relatie met dat heet geval uit Mechelen. Deal?
Ik zou bijna akkoord gaan, maar wie zegt dat jij mijn beste maat hier bent?
Die is laag, korporaal.
Ik ga iets eten zei ik.
We liepen samen de trap af. Donny legde zijn arm over mijn schouder.
Ik wil graag een foie gras en gepocheerde peertjes.
Wat? lachte ik.
Kan je dat niet maken?
Wat dacht je van dit mooie, overheerlijke blik ravioli?
Hmm, welke chef? Je weet dat ik kieskeurig ben met mijn eten?
Was hij maar zo kieskeurig over vrouwen lachte Bert.
Bertje, je begrijpt mij helemaal niet. Kijk, eten stop je in je mond, je slikt het door, et voila... Het zit in je. Bij vrouwen, gaat het ietsje anders.
Donny, hoe lang is het geleden dat je nog mocht? vroeg ik.
Danny, ik mag wanneer ik wil.
Juist, net zoals toen dat knappe ding de deur voor je neus dichtsloeg? vroeg Bert.
Donny ging op zijn bed liggen en leunde op zijn rechterarm. Hij keek denkend naar het plafond.
SommigeVrouwen zijn als wijn, mijn beste Bert... Je moet ze tijd geven en dan worden ze beter.
Bij teveel tijd krijg je een effect genaamd zwaartekracht zei Bert.
Ik kon mijn lach niet inhouden, maar roerde gewoon verder in de ravioli.
Uiteraard zijn er wijnen die je onmiddellijk dient te consumeren ging donny verder maar een exemplaar zoals diegene die de deur op mijn gezicht smeet, dat moet duidelijk nog wat rusten.
Je kan is proberen met een grote dosis morfine bulderde Bert.
Ik moest nu wel stoppen met roeren en mijn lach de vrije loop laten. Donny keek ons verbauwereerd aan.
Mannen, jullie beseffen de waarde van die vrouw niet.
Jouw waarde zat bijna tussen de deur lachte Bert.
Soms heb je geluk met die afmetingen zei ik.
Danny, dat is weeral laag. Mannen mogen elkaars geslachtsdelen niet zomaar beledigen.
Mijn excuses, o edele Donny. Hoe kan ik het goed maken.
Hoeft niet, maar let gewoon wat op je woorden. Hij is er hier ook bij en straks wordt hij verlegen.
Dat zou hem is goed doen lachten Bert.
Ja, ik peiger hem af, maar het is een goede training.
Oké, genoeg over Donny's driepootje.
Je weet me naar waarde te schatten, Danny.
Ik zei niet dat het een stabiele driepoot was glimlachte ik.
Njammie, voor de zoveelste maal ravioli....
Ja, de chef is beperkt in zijn kwaliteiten zei Donny.
Nick stapte binnen.
Is er nog wat over?
Neem maar zei ik.
We moeten straks gaan waken.
Woeptiedoe zei Donny.
Iedereen moet drie uur uitzitten zei Nick dat betekent dan negen uur niets doen.
Tenzij de Russen besluiten om buiten jouw drie uur aan te vallen, dan moet je overwerken zei Bert.
Doen we niet zei ik maar we steunen jullie.
Nick glimlachte en schrokte zijn eten verder naar binnen. Hij keek nauwelijks uit zijn bord op.
Nick, heb jij de voorbije negen maanden gegeten? vroeg Donny.
Ik eet altijd snel.
Dat weten we, maar nu doe je hard je best zei ik.
Ik ben wel wat zenuwachtig.
Waarvoor? vroeg ik.
De Russen.
Als ze komen, komen ze zei Bert.
Weet ik, maar wanneer komen ze?
Ik begreep Nick, we wisten allemaal dat ze zouden komen. We wisten dat er een ogenblik aankwam dat we ons wapen zouden nemen en schieten, goed wetende dat onze kogel een man zou treffen. Wat we niet wisten was wanneer. En het wachten op zo'n moment was niet leuk. Ik ging er vanuit dat ik na een eerste gevecht kalmer zou zijn. Ik zou me geen vragen meer stellen en vanaf dan kon ik rustig vechten. Net zoals Bert dat deed deze ochtend. Ik verwonderde mij nog steeds over zijn koelbloedigheid. Hoe slaagde hij erin om zo kalm te reageren, hij had niet meer ervaring dan ons.
De wacht optrekken lijkt op zich een simpele klus. Je zit aan een machinegeweer en checkt de horizon, je kijkt weg een weer over een bepaald deel van het terrein en reageert op elke beweging. Het viel me op hoe scherp mijn zintuigen waren. Ik hoorde ritsels en zag in de vallende duisternis de schaduwen die ik anders nooit gewaar zou worden. Schaduwen van bomen en struiken, maar geen mannen. Soms werd dit tafereel onderbroken door wat geratel van een machinegeweer in de verte. Heel soms hoorden we een ontploffing, maar deze leken verder weg dan de machinegeweren. In het begin maken zulke onderbrekingen je alerter, je denkt dat er een aanval plaatsvind en je begint alles intenser te bestuderen. Soms zie je zelfs een beweging die in je hersenen wordt omgezet als een persoon die langsloopt. Echter, na verloop van tijd raak je gewend aan de geluiden in de verte. De machinegeweren schoten meestal niet heel lang. Dus waarschijnlijk schoten ze eerder een wild dier, dan een Rus.
Na twee uren begrepen zowel ik als Nick de opmerking van Francis, wanneer zou er eindelijk iets gebeuren. Dit eindeloze wachten leidde tot niets. Ik had zin om rond te wandelen, maar kon mijn post niet verlaten. Zelfs niet om naar de wc te gaan, een excuus dat ik anders zou gebruiken om even de benen te strekken. Mezelf kennende zou ik dan binnen het uur twee of drie keer naar de wc lopen uit pure verveling. Nick was ook niet bepaald de ideale persoon om mee op uitkijk te staan. Hij nam de hele taak veel te serieus op. Hij bleef maar aandachtig naar de horizon staren en zei geen woord. Volgens hem kon de vijand ons dan horen en lokaliseren. Ik vroeg me af wat de vijand dan precies nodig had om ons te vinden. Ik dacht dat de grote blok van gewapend beton het wel wat weggaf. Toegegeven, Nick was meer te vertrouwen als wachtpost dan ik, maar er gebeurde werkelijk niets. En ik hoopte dat ik de volgende dag met Bert of Donny op wacht mocht staan. Dan zou ik wat kunnen praten, zodat de tijd iets sneller voorbij ging. De plichtsbewustheid van Nick miste zijn effect niet. Ik kon alleen maar hetzelfde doen en leunde dus op mijn machinegeweer en keek naar de horizon, waar nog steeds dezelfde bomen stonden.
De duisternis was gevallen en nick stak het zoeklicht aan. Hij ging langzaam van links naar rechts over het lapje grond dat wij bewaakten. Ik keek links en rechts van me en zag overal lichten weg en weer gaan, zoekend naar een vijand die er niet was. Als ik een Rus was, lag ik nu rustig te slapen in mijn bed en de aanval zou voor morgen zijn. Het kwam mij de strot uit. De hele tijd staan kijken, na verloop van tijd deed mijn linkerbeen pijn en ging ik op het rechterbeen steunen. Vervolgens wisselde besloot ik de horizon af te gaan met het machinegeweer. Iets laten zat ik er gewoon naast, naar buiten te staren. Was dat laatste uur nog steeds niet om?
Donny tikte op mijn schouder, hij kwam mij aflossen. Nick liet het zoeklicht over aan Derrik, hij startte onmiddellijk met het afschuimen van het stukje grond.
Iets te melden? fluisterde Donny.
Neen, er gebeurt niets. Maar je moet er je aandacht bijhouden. Met Nick is dat geen probleem glimlachte ik.
ik had niet anders verwacht.
Ik gaf Donny een schouderklopje en liep de trap af. Ik trok mijn vest uit en haalde mijn voeten uit mijn boots. Ik ging op mijn bed liggen. Francis zat rustig te lezen aan tafel en Bert en Niels waren aan het dammen. Nick kroop onder zijn deken en ging slapen. Badru kwam langs me zitten.
Hey Badru, waar heb jij de hele tijd gezeten?
Ik had hem in de bunker nauwelijks gezien. Soms passeerde hij mij, maar verder niets.
Ik zat boven in de bunker. Je kan er alles goed zien.
Ja, ik ben er even geweest. Zat jij daar de hele tijd?
Neen, soms ook hier. Maar leuk is het hier niet en ik begrijp het spelletje van Bert niet. Ik heb het nooit gespeeld.
Wat speel je dan wel?
Mens erger je niet.
Hebben we dat?
Ja, zullen we spelen?
Waarom niet.
Francis doe je mee? vroeg Badru.
Goed.
Badru nam de speelkaart en nam de rode pionnen. Ik speelde met de blauwe en Francis nam de groene.
Jij bent korporaal, dus je mag beginnen zei Francis.
Ik nam de dobbelsteen en gooide een drie. Vervolgens gooide Francis een vijf, waarop Badru moest lachen. Hij rammelde goed met de dobbelsteen en gooide met veel flair de steen op de kaart. Hij keek beteuterd naar de drie.
Dat hielp niet echt, Badru merkte ik op.
Soms wel.
Ik gooide opnieuw een drie en keek vreemd op.
Ik zal het je leren Badru, je moet erop blazen lachte Francis.
Hij blaasde hard op de dobbelsteen en gooide een zes.
HA! Zie je wel!
Hij nam een pion uit het vak en gooide een tweede keer, zijn pion bewoog vier plaatsen verder. Badru nam de dobbelsteen en blaasde hard in zijn vuist.
Rustig aan glimlachte ik, straks blaas je hem weg.
Badru gooide de dobbelsteen en kon zijn geluk niet op toen hij de zes zag. Hij gaf Francis een stevige schouderklop en lachte. Hij nam een pion en smeet daarna een twee. Ik weigerde te blazen.
Ik zal je bewijzen dat het niet zo is, mannen. Het zit hem in de polsbeweging.
Met een vlotte polsbeweging gooide ik een vijf.
Je komt in de buurt lachte Francis.
Hij gooide hetzelfde aantal ogen als ik en verplaatste zijn pion. Badru blaasde opnieuw op de steen en gooide tot mijn grote verbazing opnieuw een zes. Hij nam een tweede pion uit het vierkant en keek mij glimlachend aan.
Je moet blazen, Danny.
Ik nam de dobbelsteen op die met vier ogen naar boven lag. Ik gooide de dobbelsteen zonder te blazen en wierp een twee.
ik zou toch maar is blazen glimlachte Francis.
Er passeerden enkele rondjes en ik slaagde er maar niet in om een zes te gooien, ik begreep er niets meer van. Badru stond al bij mijn hok met zijn eerste pion en daarachter twee andere pionnen. Francis had al twee pionnen buiten en joeg die van Badru op. Badru stopte de dobbelsteen in mijn hand.
Oké dan, ik zal blazen.
Ik blies op de dobbelsteen en smeet. Ik kon mijn lach niet inhouden toen ik een zes gooide.
Zie je wel!
Inderdaad Badru, je had gelijk.
We zaten alledrie te lachen om het idiote spelletje. Ik gooide een één en zag hoe Badru zijn tweede pion op drie stappen stond. Francis gooide op zijn beurt een zes en plaatste een derde pion buiten. Badru nam de dobbelsteen en gooide een drie. Hij haalde mijn pion in en plaatste deze opnieuw in het Badru.
Alstublieft, korporaal.
Dank je wel, Badru glimlachte ik.
Het spelletje hield ons twee uur zoet en Francis won uiteindelijk. Badru had ervoor gezorgd dat ik mij voor het eerst had geamuseerd in de bunker. Niet veel later verlieten Badru en Bert ons om Donny en Derrik af te lossen.
Die heeft zich geamuseerd merkte Francis op.
Ja, ik was bang dat hij hier niet graag zou zijn. De eerste keer dat ik hem zag, vreesde ik het ergste. Maar hij amuseert zich wel.
Hij is introvert, ik denk niet dat hij ooit zoveel vrienden had.
Waarschijnlijk niet.
Iedereen aanvaard hem, de oorlog doet hem goed. Dan is die nog ergens goed voor.
Wat deed jij voor de oorlog?
Burgerlijk ingenieur.
Ik keek hem verbaasd aan.
Ik weet wat je denkt. Wat doe ik hier? Ik denk dat ze weinig konden doen met iemand die burgerhuizen ontwerpt. Ik bedank er ook voor, ik wil liever vechten, dan me achter de schermen weg te stoppen.
Misschien kom je dan nog wel van pas als we oprukken.
Hoe dan?
Zwakke plekken in gebouwen of zoiets.
Wie weet lachte Francis Wat deed jij?
Psycholoog.
Waarschijnlijk ben ja daarom korporaal geworden.
Hoe bedoel je?
Je kan ons analyseren, merkt op wie zich het beste voelt.
Ik denk het niet, ik ben momenteel meer met mijn eigen zorgen bezig.
Dat is geruststellend.
Wou jij korporaal worden?
Ik weet het niet. Soms lijkt het een voordeel, maar beslissingen nemen over anderen... Ik weet niet of dat mij lukt.
Ik staarde voor me uit. Ik wist net zo min of ik dat kon. De twijfels over mijn aanstelling bleven bestaan. Het maakte dat ik steeds meer verlangde naar een aanval van de Russen. Zo kon ik heel wat vragen beantwoorden en met een gerust gemoed slapen. Donny kwam binnen en deed zijn vest uit. Hij nam wat water en dronk het leeg.
Waar is Derrik? vroeg Francis.
Op het huisje.
Ik ga wat proberen te slapen zei ik.
Ik ging op mijn bed liggen en kroop onder het kakkigroene deken. Ik lag met mijn rug naar Donny en Francis, die samen met Niels eventjes spraken over de bunker. Enerzijds bewonderden ze het gebouw, anderzijds spraken ze over dezelfde angsten die ik had. Blijkbaar wou niemand van ons dat dit zijn laatste rustplaats werd.
De dagen gingen traag voorbij. Op de uitkijk staan werd een hatelijke klus in de meest vervelende periode die we tot nog toe moesten overbruggen. Er gebeurde absoluut niets. Bij het team van sergeant Diepenbeek was er even opwinding toen ze in de vroege ochtend naar een stuk gevogelte begonnen te schieten. Het was weinig bemoedigend voor ons peleton te moeten vaststellen dat het dier het overleefde en wegraakte. We hadden nooit dichter schoten gehoord en stonden allemaal met ons wapen in aanslag om vervolgens een vogel over het veld te zien lopen. Ik had er geen idee van wat het was... Het was voer voor een korte discussie, een pauw of fazant? Het kon onze sergeant niet boeien en hij hield het op gevogelte. Vanaf dat ogeblik was alles gevogelte voor ons team.
De zesde nacht zat ik voor het eerst samen met Donny op de uitkijk. Het was vreemd, maar we hadden nog geen enkele keer drie uur samen gezeten aan het machinegeweer. Donny bediende het zoeklicht en ik zat aan het machinegeweer.
Nog maar drie uur zei Donny.
Die zijn zo voorbij.
Al iets opgevangen over wat we volgende week doen?
Dit was geen abnormale vraag, de sergeant riep mij soms bij zich. Hij vroeg me dan uit over hen. Niet zozeer wat ze fout deden, hij wou weten wat hen stoorde. Ook de moraal was belangrijk, volgens hem besliste een goede moraal het gevecht. Mannen zonder moraal vluchten, hij vroeg het ook elke keer. Eigenlijk wist ik niet hoe onze moraal was. We verveelden ons steendood, de grote oorlog die we steeds op televisie zagen, leek niet te bestaan. Was ons moraal dan laag? Ik kon dat moeilijk geloven, aangezien we allemaal hunkerden naar een eerste gevecht. De spanning bouwde zich steeds meer op, je merkte het ook tussen ons. Soms zaten we te lang bij elkaar. Wanneer iemand tegen je aanliep zuchtte je verveeld, ook al kenden we de afmetingen van de ruimte. Maar ook dit liet niet blijken dat onze moraal slecht was. Maar dat we de bunker niet uitmochten zorgde voor de nodige problemen. Slechts één keer draaide het bijna uit op een gevecht. Francis en Derrik scholden wat over en weer. Ik wist niet of ik hen moest bedaren of niet. Op dat ogenblik had ik er weinig zin in. Ik liet dan maar begaan en keek toe. Eigenlijk was het een beetje animo in tijden van verveling. Uiteindelijk ging Francis op de uitkijk staan en zat Derrik in de achterverdediging. Niet veel later spraken ze opnieuw als voorheen. Excuses achtte ik onnodig, ze waren oud genoeg en ik zag de rol van moeder niet zitten. Uiteraard moest ik alles uitleggen aan de sergeant, ik besloot het kort te houden. De mannen verveelden zich en waren elkaar wat beu geraakt na al die dagen op elkander's gezicht staren. Ze hadden afleiding nodig, iets waarvoor de sergeant niet kon zorgen. We waren soldaten en we moesten ons ernaar gedragen. Enkele uren voor mijn laatste uitkijk had de sergeant mij een laatste keer geroepen.
Geen idee, hij vertelde niets over volgende week.
Misschien weet hij het zelf nog niet.
Mogelijk, maar ik wil gerust riching Gdynia trekken.
Ik denk niet dat daar meer gebeurt.
Daar gaat het hem niet om, ik denk dat een andere omgeving ons alvast deugd zal doen.
Misschien, ik vrees echter dat we daar gewoon een andere bunker krijgen.
Maar andere bomen om ons op dood te staren.
Ik kan niet wachten.
De verveling straalde steeds meer af in onze gesprekken, de grapjes bleven achterwege en indien er ééntje aan de oppervlakte was het zo flauw dat we zelfs geen energie meer staken in een beleefdheidslachje. We waren er ook de mensen niet naar om dat te doen. Het was vreemd, maar ik zag hen als mijn evenbeeld. Ik kon moeilijk lachen zonder te moeten lachen en had dezelfde indruk bij hen. We deden geen moeite om een ander gezichtsverlies te besparen. Het gevolg was dat we snel wisten wat we aan elkaar hadden. Ik wist dat ik op hen kon rekenen.
Na meer dan twee uur staren werden we opgeschrikt door kanonschoten in de verte. Deze keer bleef het niet bij één enkel schot, maar ze volgden elkaar snel op.
Haal de sergeant beval ik Donny.
Hij verliet de post en liep de trap af, ik keek in de richting van het geluid. Ik meende in de verte licht te zien, het bleek slechts wenselijk denken te zijn.
Wat is er, korporaal?
Luister, sergeant.
De Sergeant kwam erbij staan en luisterde naar de bommen die in de verte vielen. Ik voelde mijn hart steeds sneller gaan. Het was zover, ze waren begonnen met de aanval.
Zal ik de mannen wekken? vroeg ik.
Neen, ik zal contact opnemen met het hoofdkwartier. Laat jullie niet afleiden en doe je job.
Ik bleef met het zoeklicht over onze ruimte gaan, maar luisterde naar de bommen in de verte. Ik merkte dat ook Donny meer dan eens opkeek richting het geluid. Er was een gevecht bezig. Ik vroeg me af of ze naar hier zouden komen.
Korporaal, volg mij. Vereiken neemt over.
Oké, sergeant.
Ik volgde zijn snelle pas richting zijn kamer. Hij zette zijn stoel onder het tafeltje dat dienst deed als zijn tafel. Hij keek naar de kaart boven de tafel.
Goed, het is begonnen. Het offensief op de bocht van Gdansk is ingezet.
Willen ze Polen, sergeant?
Ik denk het niet, korporaal. Ze willen de bocht, ze willen het front vergroten. Die vloot is sterk genoeg om hier de baas te zijn. Dan moeten we onze legers stationeren langs de Zweedse kusten. Het zal ons zwakker maken op andere plaatsen. Er is een luchtaanval bezig op Gdynia. Als deze valt komen de duikboten in de problemen. In de haven van Gdansk is er geen geschikte aanlegplaats.
Wat zijn onze orders, sergeant?
Wachten.
Wachten?
Ja, korporaal. Is dat een probleem?
Neen, sergeant.
We mogen Gdansk niet verlaten tot er nieuwe bevelen komen.
Hoe groot is de kans dat Gdynia valt?
Ik denk dat Gdynia aan het vallen is, korporaal.
Wat vertel ik de mannen?
Niets, ik zal hen alles uitleggen wanneer het nodig is.
Ok, sergeant.
Je mag gaan, korporaal.
Ik stapte terug naar boven, de geluiden waren er nog steeds. Ze stopten niet meer. Ik bleef langer dan mijn shift zitten, net als Donny, slapen zat er deze nacht niet meer in. De spanning was te snijden, ik verwachtte elk moment een aanval. Een jager die zou overvliegen of bommenwerpers die Gdansk zouden platgooien.
Toen de ochtend viel zaten we allemaal op de uitkijk. De sergeant kwam de trap op.
Wat een team, allemaal op wacht begon hij.
Goeiemorgen, sergeant.
Goeiemorgen mannen. Ik heb nieuwe bevelen van het hoofdkwartier. Gdynia is gevallen en de Russische vloot is onderweg naar de haven van Gdansk. Wij zullen ons terugtrekken.
Wat!? zei Bert.
Geen van ons kon geloven wat de sergeant nu zei.
Hebben wij hier één week gezeten om daarna gewoon te vertrekken? vroeg Niels.
Roelands, dat zijn de bevelen. Iedereen zal nu inpakken en vertrekken. We maken geen kans tegen die vloot. Ze zullen alles platleggen, zonder dat wij één soldaat kunnen afmaken. Gdynia was een bloedbad. De haven werd platgegooid en de duikboten zijn zo goed als allemaal tot zinken gebracht. Twee van de dertien zijn kunnen ontsnappen en worden opgejaagd. We kunnen enkel bidden dat ze door het kattegat geraken richting Engeland. De vloot is onderweg en wij moeten vertrekken. Het heeft geen zin om te sterven door een aanval van de zeemacht. Of willen jullie nutteloos het leven laten?
Ik keek naar de anderen, ik zag hun ongeloof. Ik wist dat de sergeant het ook liever anders zag. Hij wou net zo graag als ons vechten en van zijn vragen verlost worden. Ik had weinig keus.
Oké zei ik, mannen, we vertrekken nu. Zo snel mogelijk inpakken en wegwezen. Onze kans komt later wel.
Ik hoorde het gemor onder de mannen. Met tegenzin passeerden ze mij en de sergeant. De sergeant knikte even naar me en liep de trap af. Ik keek een laatste keer naar de lap grond die we moesten verdedigen. We moesten het achterlaten zonder één schot te lossen. Een opgave voor de Lawdy boys.
Vroeg uit de veren, het blijft een zware opdracht, zelfs nu ik korporaal ben. We kregen alle tijd om ons klaar te maken. Alles moest mee. We moesten plaats maken voor een volgende richting groentjes. Groentjes... We praten alsof we al jaren gevechtservaring hebben. Eigenlijk zijn we net zo groen als zij. We weten niets, absoluut niets.
Ik stopte alles in mijn zak, de zak was groot, ik vroeg me af waarom we deze de hele tijd zouden meesleuren. We hadden weinig hoop om daar een leuke, verwarmde barrack te vinden. Die lieten we achter in België, samen met onze familie. Ik dacht terug aan de dagen voor ik werd opgeroepen. De dagen voor de oorlog... Er was geen vuiltje aan de lucht. Een vaste job, veel vrienden en een leuke familie. Mijn eigen appartement en geen enkele dag waar ik me zorgen hoefde te maken over morgen. Het ging zo snel allemaal, nu ben ik één van de vele soldaten. En wanneer ik sterf, zal het niet eens verbazing opwekken. Het zou een zoveelste slachtoffer zijn, ver weg van iedereen die hij kende. En toch leek deze oorlog tot nu geen enkel probleem. Ik had nieuwe vrienden en een meisje dat aan me denkt.
Ik propte een volgende hoopje erbij in de zak. Ik sloot hem af en hing een extra tentzeil aan mijn rugzak. Ik knoopte mijn vest dicht en nam mijn cap. Ik liep samen met de mannen naar buiten. We zouden extra uitleg krijgen over onze verblijfplaats. Of we reizen richting Polen, of we reizen naar een hevige strijd in Praag of Wenen. Ik hoopte dat het Polen zou worden, het was er rustiger nu. Maar indien Praag zou vallen, zouden we ingesloten geraken en dus snel in het heetst van een uitzichtloze strijd komen te staan. Eigenlijk hadden we geen flauw benul van wat het beste was. Maar we waren blij eindelijk iets te kunnen betekenen. De opleiding was dan wel veilig, het was vervelend om te weten dat je niets deed. De veiligheid stemde mij niet gerust, het gaf mij het gevoel een lafaard te zijn.
We stapten de mess binnen en namen voor de laatste keer plaats aan onze tafel. Generaal Waeldonck kwam binnen en we ging staan.
Ter plaatse rust mannen!
We bleven staan en keken naar de Generaal. Hij leek een sterke man, zoals een generaal er hoord uit te zien. Groot en fier. Zijn grijze haren kwamen keurig in model tevoorschijn van onder zijn kepi. Hij keek ons aan. Hij stapte voor ons heen en weer en knikte glimlachend.
Mannen, begon hij onze dag is aangebroken. Vandaag verlaten we ons veilige nest, we zullen vertrekken zonder om te kijken. En we zullen niet terugkeren alvorens we soldaten zijn. Wie van jullie is er bang?
Het bleef stil in de mess.
Iedereen is wel eens bang. Maar niemand hoeft bang te zijn voor dit leven. Dit is waar de mannen zich onderscheiden van de jongens. En jullie zijn mannen, mannen als jullie zijn niet bang. Jullie lazen enkele weken terug een brief waarin wij jullie vroegen om op te staan. Om jullie rug te rechten en aan onze vijand te laten zien dat wij niet dood zijn. Dat wij niet tollereren dat zij ons aanvallen. Jullie kwamen naar hier niet om jullie land te verdedigen. Niet om er voor te zorgen dat jullie familie veilig zal zijn. Niet voor een oorlogsmedaille of een volgende heldendaad! Jullie kwamen naar hier om te tonen dat voor elke man die een onschuldig slachtoffer aanvalt er een grotere man zal opstaan om hem tegen te houden! Jullie zijn vormen de ruggegraat van die grote man. Jullie zijn de kracht in zijn vuist, waarmee wij hard op tafel zullen slaan! Wij zullen die lafaards laten zien hoe klein ze wel zijn! En wanneer dat voorbij is, zullen jullie later aan jullie kleinkinderen op een mooie manier kunnen antwoorden op de vraag: Opa, wat deed jij in de oorlog? Je zal in hun ogen zien waarvoor jullie vandaag hier zijn. Je zal de bewondering zien van een kind dat opgroeit in een vrij wereld! Een wereld waar het niet hoeft te vrezen voor het geluid van een bomalarm. Dat is waarvoor jullie vechten mannen, jullie stemmen mij trots. Vanuit mijn bureau zag ik hoe jullie werkten en teams werden. Hoe jullie sterker werden en groter! Jullie zijn klaar! Jullie zijn klaar om jullie rol op te nemen! Klaar om onze vijand te stoppen! Ik ben nu al trots om jullie generaal te zijn en ik hoop hetzelfde gevoel bij jullie los te weken.
De generaal ging van het podium af en we kregen de toestemming om te gaan zitten. Ik zag hoe de generaal ging zitten en even tegen een kolonel sprak. Eén van de kolonels kwam naar voor. Er werd een grote kaart van Polen op de witte muur geprojecteerd. We zagen nauwelijks het beeld, wegens een teveel aan licht.
Mannen, dit wordt onze bestemming. We gaan naar Polen, meer bepaald richting Gdansk. Gdynia ligt in de buurt van Gdansk en is momenteel in onze handen. Het is een belangrijke haven in de bocht van Gdansk. Deze haven kan een grote rol gaan spelen wanneer we Rusland gaan aanvallen. Kalingrad zou een eerste doel zijn. Indien deze stad valt hebben we een kans om het gevecht om de Oostzee te starten. Het zou betekenen dat wij de eerste Russische stad aanvallen. Dit alles is echter voorbarig. Ons eerste doel is om Gdynia en Gdansk veilig te stellen. Onze troepen liggen er constant onder vuur. We hopen er stand te houden, maar de situatie word bemoeilijkt door de recente Russische doorbraak. Wij zullen onze tenten opslaan net buiten Gdansk, daar krijgen we nieuwe instructies. Jullie krijgen nog zes uur de tijd om jullie klaar te maken. Jullie zijn die zes uur vrij om te doen wat jullie willen. Bel jullie familie op en neem afscheid. Vergeet jullie testament niet te schrijven en zorg dat jullie bij jullie teams blijven van zodra jullie voet zetten op de truck. Ik heb het volste vertrouwen in jullie mannen! Binnen zes uur start onze oorlog.
De kolonel verliet het kleine podium. Ik staarde naar de twee stippen op de kaart. Gdansk... Hoe zou het er zijn? Ik zou er waarschijnlijk nooit komen zonder de oorlog.
Wat denk je? vroeg Donny.
Geen idee, man.
Bert is naar de winkel.
Ach zo?
Hij gaat de glazen staafjes halen waarin we ons bloed vermengen.
Ik was het al vergeten. We hadden het steeds zo druk, ik had niet meer aan onze afspraak gedacht. Ik staarde naar een formulier dat ik moest invullen. Het was mijn testament. Ik had geen idee wat ik allemaal moest nalaten. Hoe kwam men erop om ons dat te vragen net voor ons vertrek. Ik besloot om het snel in te vullen. Alles liet ik na aan mijn beide ouders. Zij moesten alles maar verdelen, ik had geen zin om de laatste zes uren na te denken over wat ik aan wie zou geven. Ik keek naar de klok. Had ik echt een half uur nodig gehad om dit te beslissen? De tijd ging snel en ik had hoe langer hoe meer de indruk dat ik niet was voorbereid.
Bert stopte mijn gedachtengang. We zaten allemaal bij elkaar en namen elk een staafje. Het kleine staafje zat vast aan een stevige ketting. Een hand kwam naast mij tevoorschijn.
Mag ik er ook één, Lawdy boys?
Sergeant Vervliet keek ons aan.
Tuurlijk zei Bert Jij bent één van ons.
Bert nam een staafje uit de doos en gaf het aan de sergeant. Hij liet zien hoe we het moesten openen en nam vervolgens zijn mes. Hij duwde het mes in zijn vinger, terwijl de grimas op zijn gezicht de pijn verraadde. Hij hield het boven de opening van zijn staafje en liet er enkele druppels invallen. Hij vroeg mijn staafje en deed hetzelfde. De staafjes passeerden allemaal bij Bert. Derrik nam zijn mes en begon hetzelfde ritueel. Na Badru en Niels nam ik mijn mes. Even twijfelde ik bij de gedachte dat ik mezelf zou snijden, maar ik liet het mes door mijn wijsvinger gaan. Ik verbeet de pijn en voelde hij het mes in mijn huid drong. Een bloedend lijntje vormde zich kort nadat ik het mes wegtrok. Ik nam mijn staafje en liet er enkele druppels invallen. Terwijl ik de anderen hun staafje bijvulde, viel mij de stilte op. Iedereen was stil en keek naar mij. Naar hoe mijn bloed zich vermengde met dat van Bert, Derrik, Niels en Badru. Ik vulde Donny zijn staafje als laatste en glimlachte alvorens mijn vinger in mijn mond te stoppen. Hij was de volgende en nam als eerste mijn staafje en eindigde bij Francis die zijn mes trok. Daarna volgde Nick en ten slotte de sergeant. We sloten de staafjes en hingen ze rond onze nek, we keken elkaar tevreden aan. De Lawdy boys verenigd in bloed. Ik besloot dat we dit moest vieren met ons lijflied. Ik nam de gestolen gitaar en zette het liedje in. We zongen allemaal mee en lachten terwijl de tijd genadeloos wegtikte. Maar in die laatste uren merkten we de oorlog niet op. Onze band was compleet en we waren klaar om de Russen te lijf te gaan.
Het laatste uur belde ik het thuisfront, ik mocht niets zeggen over onze missie. Enkel dat ik zou vertrekken. Ik kreeg iedereen aan de lijn, de traditionele stiltes vulden onze gesprekken. Er waren geen woorden om uit te leggen wat we voelden. We zeiden meermaals dat ik wel zou terugkeren, dat het snel voorbij zou zijn. Snel voorbij? Ik wist dat dit niet kon. De vijand had al zoveel landen ingenomen en hun aanvallen waren nog niet gestopt. Het zou nog lang duren alvorens we de bovenhand zouden nemen. Ik kon maar moeilijk geloven dat ik met kerst terug thuis zou zijn. En toch vertelden we dit aan elkaar, misschien iets later. Maar kerst missen was niet zo erg, zolang ik maar terugkwam. Ik vertelde hen over Els, het was één van de weinige eerlijke gevoelens tijdens het gesprek. Over de andere logen we. We hadden geen zin in een slecht gevoel. Nadat ik inhaakte had ik nog een kwartier. Ik nam een papiertje uit mijn zak met daarop haar naam. Ik wou haar nog even horen. Ik duwde het nummer in en hoorde de telefoon overgaan.
Hallo?
Hey Els!
Sorry, het is Mirthe.
Mirthe?
Eén van haar collega's, ik roep haar even.
Ik hoorde hoe de hoorn werd neergelegd. Op de achtergrond hoorde ik wat gestommel en geroep. Niet veel later hoorde ik hoe iemand de hoorn opnam.
Hallo?
Hey Els.
Danny?
Goed geraden.
Ben je nog niet vertrokken?
Binnen tien minuten, maar ik wou je nog even horen.
Ik denk al de hele tijd aan je.
Dat moet je blijven doen.
Zal ik doen.
Ik zal hetzelfde doen. Wanneer vertrekken jullie?
Binnen enkele dagen.
Je kan waarschijnlijk niet zeggen waarheen.
Neen, je bent misschien de vijand.
Inderdaad glimlachte ik.
Ik heb een vermoeden over jullie positie. Ik hoop dat ik je snel is terugzie.
Dat hoop ik ook.
Beloof me dat je terugkomt?
Ik zal terugkomen en dan laat ik je nooit meer los.
Dat worden leuke momenten op het toilet dan.
Ik moest lachen om haar opmerking, iets wat al even geleden was. Ik moest terugkomen, ik wou niet dat het bij die ene nacht bleef.
Ik moet gaan zei ik.
Ik weet het.
Ik zal je proberen te schrijven.
Je zal nooit het adres krijgen.
Dan breng ik de brief persoonlijk.
Dat zou leuk zijn.
Tot later Miss Clawdy!
Tot later, lieveke.
Ik haakte in en haastte mij naar de verzamelplaats. Ik nam mijn zak en stapte tot aan de bus. Ik gooide hem in de laadruimte.
Verzamel ons team, korporaal.
Ja, sergeant! LAWDY BOYS! WE GAAN!
Alle hoofden keken in mijn richting. Mijn kameraden liepen langs mij en stapten op de bus. Ik nam plaats naast Donny. We reden richting het station, waar een trein ons opwachtte. Deze reed rechtstreek naar Berlijn waar we zouden overstappen op een trein richting Slupsk, een stad in de buurt van Gdansk. Een kleine stad waar in 1831 Heinrich von Stephan werd geboren. Hij was de uitvinder van de postkaart. Iets wat nog nauwelijks wordt gebruikt. Maar ik weet dat mijn grootvader het vaak verstuurde. Het lijkt mij makkelijker en sneller om een e-card te sturen, daarop bewegen en spreken de tekeningen. Het leek mij een vreemde manier van communiceren. Brieven werden nog steeds geschreven, er is een hele organisatie die dit in stand houd. Maar ik verstuur vaker een e-mail, dan dat ik een brief schrijf. Mijn geschrift was beschamend en via een e-mail kon ik dit makkelijk aanpassen. Vanuit Slusk rijden we dan met trucks naar Gdansk, 120 kilometer verder.
Op de bus was het opvallend stil. Ik keek nog een laatste keer naar onze kazerne en zag hoe enkele jongens naar onze barrack liepen. Ze leken jonger, de leeftijd van mijn broer. Zouden ze thuis verzwijgen dat hij ook werd opgeroepen? Of zijn zij vrijwilligers? Ik ging er vanuit dat mijn broer snel zou opgeroepen worden. Hij kon zeker zijn diensten bewijzen aan ons leger als elektricien. Ik hoopte dat hij deze functie kon uitoefenen bij het leger. Het zou mijn moeder een zenuwinzinking besparen. Ik herinner mij haar gezicht toen ik vertrok. Lijkbleek, ze leek ook vermagerd. Ik wist dat het niet helemaal goed met haar ging. Ze leed zwaar onder mijn vertrek. Indien mijn broer moest gaan, zou dit voor haar een mokerslag betekenen. De bus arriveerde in het station van Mechelen. We namen onze rugzakken en liepen richting het eerste perron. Ik zag nog twee perronnen gevuld met soldaten. We leken allemaal op elkaar, allemaal plichtsbewust. Je zag sommigen een babbeltje slaan, anderen zag je iets opschrijven. Ik zag hoe enkele jongens onze zakken in de trein wierpen. Ik vroeg me af hoe ik deze zou terugvinden tussen al dezelfde zakken. Eén van de jongens gaf me een papiertje met een cijfer op, 1313. Ik hoopte dat dit geen voorteken was. Ik merkte hoe er steeds een plaatje aan de rugzak werd gehangen. Het was mij ontgaan toen ik mijn zak had afgegeven. De jongens waren er zo goed in geworden, dat het ook niet opviel. Ik keek om me heen en zag hoe mijn sergeant teken deed.
LAWDY BOYS, INSTAPPEN!
We stapten in de trein en gingen bij elkaar zitten. Onze sergeant zat bij de andere sergeanten van ons peleton. Ik knikte naar Yordi die in mijn gezichtsveld was gaan zitten. Ik zag hoe Badru naast mij naar buiten staarde. Hij wipte zenuwachtig met zijn knie.
Alles goed, Badru?
Ja, Danny.
Goed zo.
Met jou?
Heel goed, dank je.
Dat is goed.
Ik glimlachte en keek naar de mannen waarmee ik de komende maanden zou smane strijden. Het was vreemd hoe ik op hen vertrouwde, ik kende hen nauwelijks en toch kon ik op hen rekenen. Ik wist dat ze mij zouden redden, net zoals zij wisten dat ik dat met hen zou doen. Het was ook logisch, als ik hen redde, konden zij mij redden. Het is instinctief, je redt je groepsgenoten, omdat je in een groep veiliger bent. Veel meer was het niet. Ik zuchtte even terwijl de trein zich op gang trok. Bert leek zo rustig, ik begreep het niet. Hij legde zijn cap over zijn ogen en viel in slaap. Het was ongelofelijk hoe hij dat kon. Een licht gesnurk doorbrak de stilte, waarop Derrik hem besloot te persten. Hij blaasde in zijn oor, waarop Bert even zijn cap ophief en een kwade blik richting Derrik wierp. We glimlachten even en de gesprekken begonnen.
Hoe zal het aflopen, Danny? vroeg Badru.
Geen idee.
Misschien sterven we wel.
Dat is mogelijk, Badru. Maar dan ben ik blij jou gekend te hebben.
Ik jou ook. Ik denk niet dat jij zal sterven, Danny.
Waarom?
Je bent de leider van ons, zij sterven nooit in films.
Ik denk niet dat je hier moet rekenen op een Hollywoodscenario glimlachte ik.
We gaan naar Afrika na de oorlog, niet vergeten.
Dat vergeet ik nooit, Badru. Ik wil er de sterren zien. Samen met jou.
Ik zal je mijn ster laten zien.
Klinkt leuk.
En je kan er blijven eten bij mijn familie. Echt afrikaans eten, heel lekker en gezond.
Kan jij het koken?
Ja, natuurlijk. Ik ben een Afrikaan, ik moet dat kunnen koken.
Misschien kan je het in Polen al eens koken?
Dat wil ik wel doen, maar hebben ze daar de juiste ingrediënten.
Geen idee, Badru.
We zien wel. Kan jij goed koken?
Ik doe mijn best, maar ik denk dat jij beter bent.
Dan moet jij ook eens koken en dan zal ik het zeggen.
Heel goed, we zullen voor elkaar koken.
zevenhondervijftig kilometer in de trein doorbrengen is geen lachertje. Hij spoorde zonder tussenstop naar Berlijn. Maar het ging goed vooruit. We passeerden al snel Duisburg vanwaar we nog iets meer dan vier uur moesten sporen om in Berlijn over te stappen. Ik viel kort daarna in slaap en werd door Badru gewekt toen de trein in Berlijn was gestopt. Ik was in een diepe slaap geraakt en zag rondom mij nog andere mannen met dezelfde ogen als ik. De treinrit was vlot verlopen, je voelde hem nauwelijks rijden. In het station van Berlijn zag ik enkel soldaten, vooral Belgische, wat mij verbaasde. Ik merkte een kleine Duitse jongen op die met een europees vlaggetje in zijn handen stond. Hij wuifde naar mij en ik gaf hem een militaire groet. Hij deed mijn beweging na met een verlegen glimlach. Ik vroeg me af of hij besefte wat er allemaal gebeurde. Ik hoopte voor hem van niet. Ik hoopte dat de vijand hier nooit een voet zou zetten en dat de oorlog ver van hem bleef. Hij stond naast zijn vader naar ons te kijken. Waarschijnlijk koesterde hij veel bewondering voor de mannen in uniform, zonder te beseffen wat we precies deden. Als kind was oorlogje spelen leuk. Ik herinner mij hoe ik met vrienden kampen bouwde in het bos achter ons huis. Hoe er in de straten van onze wijk vaak geruillastrijden werden uitgevochten. Elke zomerdag opnieuw dezelfde soldaten, dezelfde gesneuvelden. Met volle overgave schoten we met onze speelgoedgeweertjes op een imaginaire vijand of op onze vriendjes die figureerden in onze heldendaden. We veroverden oninneembare burchten. We voerden steeds een hevige strijd om dezelfde drie bomen die ons kamp voorstelden. Na zo'n dag verzorgden onze moeders de kleine wondjes die de takken hadden gemaakt. Een plotse val werd weggeveegd en pas later merkten we onze bloedende knie op, waarop we de pijn voelden toeslaan. Ik hoopte dat de kleine Duitse jongen enkel deze oorlogen zou kennen. We stapten op onze laatste trein en vertrokken richting Slupsk. De rit verliep relatief rustig tot in Ploty. Net buiten deze stad stopte de trein voor het eerst. Alle lichten werden gedoofd. Niemand van ons begreep wat er gebeurde, maar we werden tot stilte aangemaand. De stilte werd onderbroken door het geronk van motoren. Ik keek met Badru door het raam, maar zag niets. We wisten beiden wat er daarboven gebeurde. Enkele vijandige jagers vlogen in de omgeving. Ze zouden onze trein onmiddellijk onder vuur nemen. Onze enige verdediging was de stilte van de nacht. Iets later hoorde we in de verte het luchtafweergeschut van de stad. Ze namen de jagers onder vuur. De trein bleef stilstaan. Ik hoopte dat we snel weer zouden rijden en niet veel later bewoog de trein zich zachtjes vooruit met gedoofde lichten. Het was een harde confrontatie om te zien hoe vrij de vijand in het luchtruim kon bewegen. Ik hoopte dat we niet snel opnieuw zouden stilstaan. Mijn hart sloeg harder dan ooit tevoren. Ondanks dat er geen schot gevuurd werd, vreesde ik voor mijn leven. Enkel het mijne, niet dat van mijn maten. Ik besefte hoe egoïstisch deze gedachte was, maar kon me niet voorstellen dat ik ooit anders zou denken.
Dit zou een domme manier om te sterven zijn fluisterde Francis me toe.
Inderdaad, alle training voor niets.
De trein ging langzaamaan sneller rijden, maar de lichten bleven uit. Toen we een uurtje later door Sianow waren gereden bleef de trein opnieuw staan. Opnieuw hoorden we het geronk, deze keer zagen we enkele zoeklichten die de vliegtuigen zochten. De jagers ontweken deze en lieten hun bommen los op de stad. Na enkele minuten vlogen ze weg van de stad. Achter ons zagen we hier een daar een rode gloed. We waren net buiten de stad en hadden geluk gehad. Misschien was er een trein met Belgische soldaten net na ons gestopt in het station. Het werd mij snel duidelijk, overleven is geen kunst, het is een geluk. Je moet je telkens op de goede plaats bevinden op het juiste tijdstip. Indien we twee kilometer eerder waren gestopt, kon onze oorlog al ten einde zijn.De trein trok zich nogmaals op gang.
Net voor Slawno hielden we opnieuw halt. Deze keer hoorde ik geen geronk, ik begreep dan ook niet waarom we stilstonden. Ik keek uit het raam, maar zag niets. Na enkele minuten reed de trein gewoon verder. We reden de stad binnen en keken naar de verwoestingen. De stad bleek enkele weken eerder zwaar gebombardeerd te zijn. Ik zag de ruïnes en besefte dat we de oorlog naderden. Slapen was er niet meer bij. We keken allemaal met open mond naar de stad. Het station bleek het overleefd te hebben. We reden er langzaam door en zagen hoe enkele mensen ons toewuifden, ik vermoedde dat het spoorwegpersoneel was. We verlieten Slawno met een onuitwisbare herinnering.
De trein kon zijn reis zonder onderbrekingen verderzetten en we kwamen vroeg in de ochtend aan in Slupsk. Hier kregen we nauwelijks de tijd, we werden in trucks naar ons kamp gestuurd. De laatste 120 kilometer. Voor we instapten duwden ze ons wapens in de handen, een CZ 13. We kregen elk vier klips patronen mee en een vijfde reeds in het wapen. Ze waren gevechtsklaar, maar ik twijfelde of ik dit ook was. Ik keek naar mijn maten, die in de truck plaatsnamen, ik werd door Bert omhoog geholpen. Ik reikte de sergeant een hand en hielp hem op de truck.
Waarom de wapens?
Omdat we vanaf nu onder vuur kunnen genomen worden door Russische jagers. Ze zoeken al een tijdje naar de reservetroepen. Ze vliegen langs de grote wegen en treinsporen en nemen alles onder vuur dat beweegt.
Waarom dan die stad?
Ze vermoeden dat daar ook troepen aanwezig zijn. De kans dat er troepen omkwamen is reëel. Welkom in de oorlog, mannen.
Ik zag Bert glimlachen en keek naar buiten. De truck zette zich in gang, we reden in kolonne naar onze bestemming. Het was vreemd dat we de grote wegen niet meden. Maar met gedoofde lichten reden we door de zwarte nacht. We reden niet zo snel en het zou nog wel een drietal uren duren eer we ter plaatse waren. Ik vroeg me af hoe de chauffeurs zo vlot konden rijden.
Hoe doen ze het, sergeant?
Wat, korporaal?
Op deze manier rijden.
Nachtkijkers glimlachte de sergeant.
Slim.
We zijn niet zo dom, korporaal.
Na een goed uur rijden maakte de truck plots een scherpe bocht. We hielden ons aan elkaar vast en hoopten niet te vallen. De sergeant sprong uit de truck.
ERUIT! NU! NAAR DE BOSSEN!
Ik sprong als eerste uit de truck en rende samen met Donny richting de bossen.
DEKKING ZOEKEN!
We doken samen in een gracht en hoorden plots de jagers. Ze doken richting onze kolonne en openden het vuur. Het gekletter liet mijn hart razen. Ik hield mijn handen over mijn hoofd en hoopte dat het snel zou stoppen. Ik hoorde ontploffingen en dacht dat we allen zouden sterven.
ZE KOMEN TERUG! OPEN HET VUUR OP MIJN BEVEL!
Ik nam mijn wapen en trok aan de hendel. Ik probeerde mijn angsten te overwinnen. Ik voelde mijn hartslag stijgen. Ik drukte mijn voorhoofd tegen mijn wapen en hoorde opnieuw het gekletter.
VUUR!
Ik kwam overeind en vuurde in de lucht. Ik schoot slechts twee keer en zag hoe Bert en Nick bleven vuren. Ik had niet eens gezien waarop ik schoot, maar zij volgden een doelwit en vuurden een vijftal schoten. Ik zag geen enkel vliegtuig neerstorten, maar aanschouwde de ravage die ze achterlieten. Enkele trucks waaronder die van ons hadden vuur gevat. Geen enkele van ons was omgekomen, de snelle reactie van onze sergeant redde ons leven. Hij liep snel richting de truck en wierp er onze zakken uit. We sleepten ze de bossen in, waar we onze zak eruit zochten. Ik nam hem op de rug, we zouden moeten lopen. Er waren nog enkele trucks die konden rijden, er stapten soldaten op en ze gingen vooruit. We verlieten het bos en stapten de weg op. Langs een kapotte truck zag ik plots twee dode soldaten. Een blonde jonge, niet veel jonger dan mij staarde met open ogen in het ijle. Hij was niet weggeraakt, zijn sergeant lag net achter hem met enkele kogels in de rug. Zijn vest was op de rug roodgekleurd. Ik slikte even en stapte verder. We liepen langs andere dode soldaten, de meesten sloten zich aan bij ons en liepen verder. We zagen ook gewonde soldaten. Ze werden in de bossen geholpen en achtergelaten met de belofte dat hulp onderweg was. Ik was blij dat ik verder kon. Ik wou niet achterblijven, ik zag de angst in hun ogen. De onzekerheid scheen in hun blik. Wat als ze terugkwamen? We stapten langs de weg, terwijl de ochtendzon het pad verlichtte. Vanaf nu waren we zichtbaar voor de vijand. Enkele trucks kwamen ons tegemoet. Het waren de overlevenden van onze kolonne. We stapten in en werden naar de stad Gdansk gevoerd. Tijdens het laatste half uur dacht ik aan de dode soldaat. Hij had niet één schot gevuurd en zijn sergeant had slechts één bevel kunnen geven. Het leek oneerlijk, maar ik wist dat wij net hetzelfde zouden doen. Ik was blij dat mijn maten nog leefden. Ik wou geen korporaal zijn in het team van de blonde soldaat. Hij moest nu al de leiding nemen, ik stelde mijn aanstelling opnieuw in vraag. Ik had nooit het bevel gegeven om terug te schieten, ik was blijven liggen. Bert leek mij een veel stabieler persoon, hij zou ons goed kunnen leiden. Hij was nog steeds dezelfde, hij schoot gedisciplineerd terug, net als Nick. Hij verbaasde mij mogelijk nog meer. Hij schoot net naast Bert mee op het vliegtuig. Misschien werkte Bert wel inspirerend. In alle geval leek hij beter te beseffen wat hij deed dan ik. Ik schoot gewoon in de lucht. Ook Donny vuurde slechts twee schoten, ik vroeg me af of hij wist wat hij deed. Het was een eerste aanvaring met de vijand. De eerste keer dat we met eigen ogen zagen wat ze precies deden.
De truck stopte langs een kamp. Rondom het kamp zagen we luchtafweergeschut. Het leek mij niet veilig. Maar ik zag in de verte een heuvel waarop extra luchtafweer stond. We stapten uit en werden naar een kleine ondergrondse slaapplaats gebracht. Er stonden verschillende bunkers. Van hieruit zouden we onze volgende bevelen krijgen, maar hier mochten we even rusten. De sergeant verliet ons en ging informeren bij zijn oversten. Bert kwam naast me zitten.
Jij bent zo kalm in een gevecht.
Jij niet?
Eerlijk? Neen.
Dat komt wel.
Ik hoop het. Zag jij waarop je schoot?
Ik denk het.
Zijn antwoord verbaasde mij, ik was overtuigd dat hij zeker van zijn stuk was.
Ik denk niet dat ik het heb geraakt zei hij.
Ik schoot gewoon twee keer in de lucht.
Zoals iedereen zei Donny Er is niemand die wist waarop hij schoot. We schoten in het wilde weg.
Onze kans komt nog wel zei Bert.
Waarschijnlijk, ik wil niet eindigen zoals die dode, blonde soldaat.
Wie?
Hij lag aan een truck met achter zich zijn sergeant.
Niet gezien zei Bert.
Ze hebben geen enkel schot gevuurd.
Wel, dan hebben wij al van ons laten horen zei Bert
Hij gaf mij een schouderklopje, deed zijn vest uit en ging op een veldbed liggen. Ik staarde om me heen. De zaal was veel kleiner dan onze barrack. De bedden waren te klein voor mij. Ik kon me niet uitstrekken, zonder dat mijn voeten over de rand gingen. Ik legde me neer en staarde naar het bed boven me. Niels lag erin te slapen. Ik keek naar de grijze muren rondom mij, het zag er allemaal stevig uit. Ik was gerust dat geen enkele bom dit kon vernietigen. De houten tafel met banken in het midden leek snel in elkaar getimmerd. Alsof de bouwers van deze bunker snel van hun laatste karwei verlost wensten te zijn. Onze vesten lagen op de tafel, ik merkte hoe mijn maten snel in slaap vielen, ik besloot op te staann nam mijn vest en verliet de kamer. Ik ging buiten op de gang zitten. Ik weet niet precies waarom, maar ik hoopte de sergeant te zien. Mijn geduld werd niet lang op de proef gesteld.
Niet moe, korporaal?
Ik kan niet slapen, sergeant.
Je leek onder de indruk tijdens die aanval.
Ja.
Dat gaat over.
Wat gebeurt er nu, sergeant?
We trekken binnen een drietal uren naar Gdansk. Onze opdracht is de haven bewaken.
Moesten wij niet de haven van Gdynia verdedigen?
Voorlopig niet, we zullen zeker één week de linies van Gdansk verdedigen. De Russen kunnen elk moment aanvallen. Blijkbaar is het rustig in Praag, dat betekent dat er een nieuw plan in de maak is. Ze zullen niet blijven stilzitten, dat zou ons de tijd geven ons voor te bereiden. We laten hen nog twee uur slapen, daarna mag je ze wekken en zal ik hen informeren. Probeer vanaf nu je hoofd erbij te houden korporaal. Wanneer ik zou wegvallen, moet jij hen leiden.
Ik zal mij herpakken, sergeant
Goed, korporaal.
Ik stapte naar de kamer en stelde de wekker in, hij zou twee uur later rinkelen. Ik sloot mijn ogen en rustte uit. Er wachtte ons morgen een mooie wandeling van ongeveer vijf kilometer.
De wekker rinkelde iedereen wakker. Ik stond op en trok mijn vest als eerste aan.
Opstaan, Lawdy boys zei ik.
Nu al? vroeg Niels.
We krijgen binnen tien minuten onze volgende instructies van de sergeant.
Ze kropen uit hun bed. Wreven de slaap uit hun ogen en trokken hun vesten en botten aan. Ik nam mijn helm en hield hem tegen mijn zij. Ik groette de sergeant die binnenkwam.
Goede morgen, mannen. Hopelijk hebben jullie kunnen genieten van de Poolse bedden. We zullen binnen drie kwartier vertrekken naar Gdansk. We zullen er een bunker innemen langs de rand van de stad en helpen bij de verdediging van de haven. We verblijven er minstens één week, dus laat niets achter. De Russische aanval op Praag heeft nooit plaatsgevonden, we verwachten dus een nieuwe aanval op een andere plaats. Dit kan Gdansk en Gdynia zijn. Deze havens zijn belangrijk.
De sergeant legde een kaart op de tafel.
Indien we deze havens verliezen, krijgen de Russen de macht over de bocht van Gdansk. Wie de bocht van Gdansk heeft, heeft de sterkste troef in de Oostzee. Indien ze deze bocht innemen worden Kopenhagen en Stockholm bedreigd. De Russen kunnen dan rustig hun vloot die in Tsjernjachovsk ligt gebruiken. Op dit ogenblik kunnen Poolse onderzeëers hen onderscheppen. Maar ze hebben deze havens nodig. Als Stockholm en Kopenhagen vallen, valt Finland en Polen. De Duitsers zullen zich dan terugtrekken. Dit mag dus niet gebeuren, onze missie is belangrijker dan ze lijkt. Ik heb het volste vertrouwen in jullie. Die havens mogen niet vallen! Vragen?
Iedereen schudde het hoofd. Het was duidelijk. We zouden in een bunker kruipen en elke Rus die er langskomt neerschieten. Het leek simpel, maar ik vermoedde dat het niet zo zou verlopen.
Onderweg naar Gdansk hoorden we in de verte kanonschoten, de eerste schoten maakten mij onrustig. Maar na een tijdje nam mijn hartslag af. Soms vlogen er enkel vliegtuigen richting Gdansk. Ik hoopte dat ze enkele van die jagers van deze ochtend zouden neerhalen. Na een uurtje goed doorstappen bereikten we Gdansk. We ontmoetten er de eerste Belgische soldaten. We zouden hen aflossen.
Eindelijk zei een soldaat jullie groentjes namen jullie tijd om hier te geraken.
Vierendeels! Je spreekt tegen een korporaal! riep zijn sergeant.
Sorry korporaal hij groette me met een arrogante glimlach bewijs je eerst maar is, dan zal ik je misschien belonen met respect.
Mijn extra streep betekent dat je respect mag tonen, soldaat.
Ga jij mij vertellen wat ik moet doen? Jij en je groentjes hebt nog niets gedaan in deze oorlog.
En wat deed jij dan buiten je terugtrekken? Mijn groentjes werden deze nacht onder vuur genomen door jagers, zo'n zestig kilometer buiten Gdansk. Die jagers kwamen uit deze richting en wij zijn tot hier gewandeld om ze neer te halen. Van wat ik hoorde werd jij beschoten en ben je achteruit gelopen. Dus toon jij maar respect voor mijn mannen.
Korporaal! Zo is het genoeg! Jullie zijn hier om samen te vechten, niet tegen elkaar te zeiken over wie de beste soldaat is. En als jullie dat niet begrijpen stuur ik jullie beiden richting de Russen en mogen jullie bewijzen wie de beste is!
Soldaat Vierendeels liep langs onze sergeant en groette hem. Hij verliet de bunker, zijn sergeant gaf ons enkele tips mee over de vijand. Er was de laatste weken weinig gebeurt. Hier een daar enkele jagers die overvlogen, soms een verkenningsteam. Maar verder was er bitter weinig actie. Hij verwachtte dat het zo zou blijven. Het aantal verkenningen verlopen bijna gestructureerd. Soms lijkt het op een aanval, maar er vielen maar weinig slachtoffers. Wat heen en weer schieten en daarmee was de kous af. Waarschijnlijk checkten ze gewoon of we er nog waren. Onze sergeant schudde hem de hand en hij verliet de bunker. Niels en Francis moesten als eersten de wacht optrekken. De rest mocht zich beneden installeren. We moesten in de bunker blijven, maar mochten er vrij bewegen. Het vorige team had boeken en spelletjes achtergelaten. We waren in Gdansk.
Ze droeg haar uniform. De vorige keer droeg ze vrijetijdskledij. Ze kwam waarschijnlijk vanuit haar basisplaats. Ik had er geen idee van of ze in een kazerne verbleef of niet. Eigenlijk boeide het mij ook niet, ik wou haar zien en haar leren kennen.
Hey
Heb je het gehoord? vroeg ze.
Ja, de Russen zijn een doorbraak aan het forceren in Slovakije en Hongarije. En wij moeten ons klaarhouden.
Vreselijk zei ze we zijn ineens veel sneller en harder aan het werk. Dit is dus zoals het echt is, de trucks rijden af en aan. Ze verhuizen het nodige materiaal nu al en er kwam deze morgen een kolonel langs. Dat gebeurde nooit eerder, ik vrees dat dit echt is.
Ik denk het ook, we zagen deze namiddag het nieuws. Het ziet er niet mooi uit.
Ben je bang?
Ik denk dat iedereen wel bang is, maar ik denk niet dat iemand van ons dat graag toegeeft.
En jij?
Ik glimlachte en keek weg. Uiteraard wou ik het niet toegeven, maar het idee dat ik ergens in Polen zou zitten, verbande ik liever uit mijn gedachten. Ik keek naar de anderen, ze lachten soms wel. Maar het niveau van de dag voordien werd nog niet bereikt. Misschien was het beter zo, want dit gaf mij het gevoel dat ieder van ons besefte wat er ons te wachten stond. Het stelde mij gerust.
Ik geef het niet toe glimlachte ik maar ik vertrouw op ons team.
Dat is goed. Weten jullie al wanneer jullie vertrekken.
Geen idee loog ik.
Je mag het niet zeggen glimlachte ze.
Ik glimlachte terug
Zullen we even gaan wandelen? vroeg ze.
Dat leek mij een goed idee, ik stond op en ging met haar naar buiten. We lieten het café achter ons en wandelden de stad in.
Waar gaan we heen? vroeg ik.
Naar waar ik elke dag doorbreng glimlachte ze.
En wat gaan we daar doen?
Ze glimlachte en liep even tegen me aan. Ik keek wat ongemakkelijk om me heen. De regenwolken waren verdwenen en de maan scheen in de donkere lucht. Ik keek opnieuw naar haar.
Gaan we kogels maken, ofzoiets?
Wij maken de kogels niet lachte ze.
Ok dan, gaan we een speciaal pakketje voor mij maken?
En hoe zou je willen dat jij dat dan krijgt? Het is niet op naam hoor.
Geen idee, ik probeer alleen maar te weten te komen wat we daar gaan doen.
Wat zou je willen doen?
Deze vraag deed me zwijgen, vrouwen weten wel vaker de juiste vraag op het juiste ogenblik te stellen. Dit maakt dan dat een man zwijgt, wat ze waarschijnlijk beogen.
Moet jij me niets vertellen eigenlijk? wees ze naar mijn schouder.
Ja, ik ben nu korporaal.
Niet blij mee?
Ik weet het niet. Het is een verantwoordelijkheid.
Verantwoordelijkheid? lachte ze.
Ja.
Niet overdrijven, Danny. Je sergeant neemt de beslissingen wel. Het is eerder een teken van je leiderschapskwaliteiten. Want moest je sergeant wegvallen of promoveren, dan word jij de sergeant.
Mijn sergeant zal ons niet gauw verlaten verzekerde ik haar.
Zeker van? Als jullie luitenanten sneuvelen moeten die vervangen worden. Dan zullen ze op het veld kijken naar de sergeanten. We zitten niet bepaald dik in de reserve.
Zeg eens, hoe weet jij zoveel af van het leger?
Ik zit al langer in het leger dan jij.
Echt?
Je moet niet zo verbaasd reageren. Toen mijn neef, die soldaat is sinds zijn 19 jaar, naar het front moest, heb ik gevraagd wat ik kon doen. En toen hebben ze mij ondergebracht in een logistieke eenheid van het leger. Ik kreeg een korte opleiding waarin ik ook de wapens leerde kennen en hanteren. Voor het geval de vijand ineens zou binnenvallen, we kunnen onszelf dan verdedigen indien we dat willen.
Zou je dat dan doen?
Ik denk het wel, ik heb geen zin om me te onderwerpen.
Waarom verbaast mij dat niet glimlachte ik.
Zeg is waarom?
Zoek je nu een compliment?
Ik moet wel. Als ik op jou moet wachten, raak ik alleen maar gefrustreerd.
Je vergeet wel heel snel.
Wanneer gaf je mij dan een compliment?
Ik heb gisteren voor een heel café gezongen! lachte ik.
Je zong dat je van mij niet moest weten en dat je zou vertrekken. Hoe is dat een compliment?
Ik moet bekennen dat ik nu even moest nadenken.
Wel? vroeg ze.
Ik maakte mij belachelijk voor het hele café.
Neen, je maakte jezelf onsterfelijk bij je team. Vooral omdat ik met je mee kwam. Dus eigenlijk heb ik je daar gered van gezichtsverlies.
Eum...
Eum, eum... Ik denk dat jij mij iets verschuldigd bent.
Echt? glimlachte ik, terwijl ik stopte met wandelen.
Ja! Je zou beter...
Ik trok haar tegen me aan en gaf haar een kus.
Jij zou is wat meer moeten zwijgen lachte ik.
Ik nam haar hand vast en we wandelden verder.
Je moet nu niet denken dat...
Ik trok haar opnieuw tegen me aan en deed hetzelfde als de vorige keer. Ze duwde me van haar weg.
Als je nu denkt dat ik...
Ik trok haar nog maar is tegen me aan en kuste haar opnieuw. Deze keer intens. Ik streelde langs haar gezicht en raakte haar tong met de mijne. Ik voelde haar hand over mijn arm strelen. Onder een halfvolle maan verdween de wereld voor enkele seconden. Onze kus stopte en ik keek even in haar ogen. Ze glimlachte en zweeg.
Wou je nog iets zeggen?
Ze schudde het hoofd en keek mij glimlachend aan. Haar rode neus viel op in haar witte gezicht. Ik streelde langs haar wang met mijn wijsvinger. Ze keek me opnieuw aan en zocht een kusje. Ik ging erop in, waarna we onze wandeling verder zetten. Ik moest lachen.
Wat? vroeg ze verbaasd.
Niets zei ik.
Zeg het!
Eum, juffrouw Els. U vergeet dat ik boven u sta in rang, u kan mij niet bevelen.
Vervelend hoor korporaal, u kent niet eens mijn familienaam.
Wat is jouw familienaam eigenlijk?
Dat zeg ik je pas als jij zegt waarom je lachte.
Zo dringend is dat niet.
Neen, en hoe ga je me dan terugvinden?
Geen idee, jij kan me ook niet terugvinden!
Je onderschat me, korporaal Liets.
Hoe ken jij mijn familienaam?
Ik ben intelligenter dan de gemiddelde korporaal glimlachte ze.
Vertel hoe je dat weet en ik zeg je waarom ik lachte.
Jij eerst.
Neen!
Danny, er zijn heus niet zoveel teams met een Danny en en Donny, neem daarbij nog de naam Badru en zo moeilijk is het allemaal niet. Ik weet in welke kazerne je zit en dan hoef ik maar enkele dingen in mijn PC in te voeren en ik vind je wel terug. Je zit in het tweede team van compagnie vier uit het eerste battaljon van het derde regiment Bevrijding zei ze trots.
Wauw, ik heb een stalkster aan de haak geslagen.
Wie zegt dat je mij aan de haak hebt geslagen?
Moet ik het nog is doen?
Neen, je moet vertellen waarom je lachte.
Wel, je vroeg om een complimentje en ik heb er nog steeds geen gegeven, maar je wel al gekust. Ik vond dat wel sterk.
Je hebt er net voor gezorgd dat je wel heel veel moeite gaat mogen doen voor een volgende kus.
Jij vroeg ernaar, ik wou je beschermen zei ik. Wat is nu je familienaam?
Ik weet niet of ik dat nog wil zeggen.
Ga je dan gewoon een one-night-stand worden?
Jij hebt wel een hoge dunk van jezelf, korporaal.
Je begrijpt wat ik bedoel.
Helemaal.
Goed, zeg me dan je familienaam.
Neen glimlachte ze.
Wel dan zal ik straks wel in je ondergoed zoeken naar je familienaam.
Ze keek me glimlachend aan. Eigenlijk moest ik haar maar is wat meer complimenten geven. Als ik naar haar keek, gingen er honderden lieve woordjes door mijn hoofd. Het was iets wat mij maar moeilijk lukte. Om de één of andere reden, deed ik het niet. Wat deze precies was, kon ik niet zeggen. We stapten naar een groot gebouw. We liepen erlangs naar een gebouw dat mij aan een hospitaal deed denken.
Hier verblijf ik voorlopig.
Dat is een pak beter dan onze barrakken.
Het was ooit een kostschool.
Blijkbaar neemt het leger graag scholen in beslag.
Het is al lang geen kostschool meer glimlachte ze.
Ik volgde haar door het gebouw naar haar kamer. Toen ik er binnenwandelde zag ik er één bed staan, netjes opgemaakt. Er was een lavabo met daarboven een spiegel en een kleine buro waarop een boekje lag met daarnaast een balpen. Ik stapte naar het buro en wou het boekje nemen. Ze nam het net voor mijn neus weg.
Jij schaamt je ook niet.
Ze stopte het boekje weg in de kleine kleerkast die naast het kleine raam stond. Het kamertje was niet zo groot, maar kende meer luxe dan mijn slaapplaats. Het was er warmer ook. Ik deed mijn vest uit, waarop ik een vragende blik van Els kreeg.
Je bent best schattig als je niet weet wat er gaat gebeuren glimlachte ik.
Korporaal? Gaf u mij nu een compliment?
Misschien. Het hangt er vanaf hoe je het bekijkt.
Ik neem het aan als een compliment glimlachte ze.
Dat is lief. Straks word ik nog bang om er meer te geven.
Waarom kuste je mij daarnet?
Ik dacht dat dat ook als compliment telde.
Ze schudde glimlachend haar hoofd. En keek door haar raam naar buiten. Ze ging op de vensterbank zitten en liet haar armen gekruisd op haar knieën rusten.
Wat?
Niets glimlachte ze, terwijl ze naar buiten bleef staren. Denk je dat de maan altijd zo mooi zal blijven?
Ik stond op en ging bij haar staan. Ze legde haar hoofd op haar armen en staarde samen met mij naar de maan. Ik streelde met mijn hand over haar rug.
Natuurlijk, niemand kan ons de maan afnemen.
Ze draaide zich naar mij en glimlachte. Ze naam me bij de hand en bestudeerde het.
Ga je mijn toekomst lezen?
Goed idee! zei ze.
Wat zie je dan precies?
Hmm, ik zie dat je een mooie toekomst tegemoet gaat. Je zal als een held terugkeren in een wereld zonder oorlog. En je zal op zoek gaan naar een meisje, alleen was je niet lief genoeg om haar familienaam te kennen. Maar zij is jou gunstig gezind en zoekt je snel op. En daarna leven ze samen in een sprookje.
Dat lijkt een leuke toekomst. Fijn dat je zo mooi in detail kan zien dat ik haar familienaam niet ken.
Handen vertellen nu éénmaal veel over je toekomst.
Ach zo, laat is zien?
Ik nam haar hand vast en trok haar weg bij het raam, naar haar bed.
Is dit een slechte manier om mij in bed te krijgen?
Shht... Ik moet mij concentreren. Hmm... Interessant.
Vertel snel, o edele handlezer zei ze sarcastisch.
Wel, ik zie dat je bang bent dat een stoere soldaat niet zou terugkeren en dat je elke dag aan hem denkt omdat je niet meer zonder hem kan.
Leuk, staat er ook hoe arrogant die soldaat is?
Neen, dat niet. Maar er staan wel andere dingen. Zo zie ik dat die soldaat aan het front moeilijke tijden doormaakt, hij krijgt het soms zwaar te verduren.
Weet de handlezer dat het over mijn toekomst moet gaan?
Shht, de soldaat blijkt echter heel sterk te zijn en dit is te wijten aan een knap meisje dat op hem wacht en aan hem denkt. Elke avond staart hij naar de maan, omdat hij weet dat zij dat ook doet. Ze zit dan aan haar raam en droomt weg bij de maan. En de soldaat durft de maan niet te vertellen, dat het meisje mooier is. Omdat hij bang is dat deze dan zou verdwijnen en zijn enige hoop om het mooie meisje terug te zien. Want ondanks dat hij haar nog niet lang kent, is hij smoorverliefd op haar en wil hij niets liever dan met haar weg te vluchten naar een wereld die ver weg ligt van de onze. Na de oorlog keert hij terug en komt hij bij je langs, neemt jou in je armen en laat je nooit meer los. En de maan die blijft voor eeuwig waken over hun liefde. Hij vertelt jou dat hij je nooit meer kwijt wil geraken en blijft voor eeuwig bij je.
Ze keek mij vertedert aan en ik kuste haar. Ze greep me stevig vast en ging bovenop mij liggen. Ze streelde langs mijn gezicht en keek in mijn ogen.
Mijn naam is Els Dillemans zei ze.
Aangenaam glimlachte ik.
Ze kuste me opnieuw en ik bleef bij haar zolang ik kon. We babbelden over wat we na de oorlog zouden gaan doen. Zij droomde er altijd van om met kunst bezig te zijn. Ze had haar studies hier ook aan gewijd. Ze droomde om ooit een eigen tentoonstelling te hebben, waar dan ook andere bekende kunstenaars zouden langskomen. Maar vooral hoopte ze dat mensen het in hun huis zouden hangen of zetten. Ze bleef maar doorgaan over haar kunst, maar de passie in haar ogen nam geen seconde af. Het was wel heel duidelijk dat dit haar ding was. Ik hoopte om ooit haar tentoonstelling te mogen bezoeken. De avond ging snel voorbij en op haar klokje las ik dat het bijna half twaalf was. Ik gaf haar een kus en stond op.
Ik moet gaan zei ik.
Ik weet het.
Ze keek wat sip naar me, terwijl ik mijn schoenen aantrok. Ik wist niet goed wat ik moest zeggen. Ik hoopte dat de Engelsen opnieuw zouden standhouden en dat ze de rangen zouden sluiten. Dan kon ik langer in Mechelen blijven, bij haar.
We wandelden samen terug naar mijn kazerne. Aan de poort gaf ze mij een kus en nam mij stevig vast.
Ik wil je niet verliezen fluisterde ze.
Ik kom terug. Ik moet wel.
Waarom? glimlachte ze.
Voor jou.
Ik kuste haar opnieuw, waarna mijn team van aan de barrak het bekende liedje begon te zingen.
Hey, korporaal! Straks ben je weeral te laat en moeten wij weer pompen als je niet op de balk kan blijven staan! riep Donny
Wat bedoelt hij daarmee? vroeg ze.
We hadden deze morgen strafoefeningen, omdat we gisteren te laat waren. Tijdens de hindernissenbaan was ik de enige die van de balk gleed. Zij moesten pompen, terwijl ik erover krabbelde.
Leuke korporaal.
Ik was toen nog geen korporaal.
Ze nam me opnieuw vast en we bleven even stil bij elkaar. Ik wou haar niet loslaten, maar de tijd tikte genadeloos door.
Els?
Ik weet het knikte ze.
Ik streelde langs haar gezicht, gaf haar een laatste kus en liet haar aan de poort staan. Ik keek nog enkele keren om, terwijl ik naar mijn barrak liep. Daar wachtte mijn team op mij.
Trek het je niet aan. Je ziet haar snel terug zei Francis.
Bedankt.
De volgende dagen verliepen zoals ze ons werden voorgesteld. Constant oefeningen om vijanden uit te schakelen, mannen te redden, een doelwit uit te schakelen, enzovoort. We kregen uitleg rond alles wat maar van belang was. Zo werden we geregeld uit ons bed geschreeuw met het woord crashmove. Eens dit woord door onze barrak weerklonk moesten we zo snel mogelijk in onze outfit springen en gewapend naar buiten stormen, richting het evacuatiegebied. Vervolgens ging je met je team in een kring liggen zodat iedereen gedekt was. De voeten tegen elkaar en klaar om te schieten.
Dit alles moest binnen de twee minuten gebeuren. Je had dus relatief weinig tijd om veel na te denken. Telkens het gebeurde sprongen we uit ons bed in onze broek, de boots aan en met het wapen naar buiten. Daar bleef je dan even liggen om vervolgens opnieuw te gaan slapen. We waren er steeds beter in geworden. In het begin kwamen we soms te laat toe. En ook al was het maar een halve minuut, we hadden het steeds geweten. Onder een aanvalsgolf telt elke seconde. Eén seconde is één leven. Hoe sneller we in positie lagen, des te veiliger verliep een mogelijke evacuatie. Wacht lopen was geen lachertje. Na een hele dag stevig doordoen nog wacht lopen was eerder een hel. En de sergeanten controleerden ons wel degelijk. Het idee was simpel. Je loopt wacht, hoor je iets, dan schiet je. In principe is elke vriend binnen, dus kon je enkel maar een vijand raken. We wisten dan ook dat we niet naar buiten moesten gaan. We zouden het met ons leven kunnen bekopen. En we schoten allemaal. Op een nacht liep ik samen met Niels wacht, we hoorden in het bos een geluid en Niels opende het vuur. Dat hij goed schoot, zal de vos geweten hebben. Het arme dier maakte geen kans. Wel vaker werd er een dier geraakt door één van ons. En gelukkig dacht er geen enkele burger ooit aan om in de buurt van de kazerne te komen. Langs de straatkant was het anders. Het licht hielp en daar was de opdracht eerder: niemand komt erin, tenzij ze een pasje hebben. Aan de boskant daarentegen, werd onmiddellijk het vuur geopend. Je wist immers nooit of er een infiltrant was.
De oefeningen met de andere teams verliepen steeds vlotter. Eigenlijk kregen we steeds een opdracht en moest je vooral op je eigen team rekenen en hopen dat de andere teams hun opdracht goed uitvoerden. Dekking geven was zeker het makkelijkste. Anderzijds gaf je dan je positie prijs. Maar wanneer je moest oprukken en je werd gezien was dat meer dan waarschijnlijk KIA voor heel je team. Iets wat je steeds moest vermijden. We leerden verschillende tactieken en mijn favoriete was deze waarbij twee teams de vijand onder vuur nemen, , terwijl langs beide zijden een ander team oprukte. Iets wat enkel goed werkte tegen een kleine vijand. Het was een zekere overwinning, aangezien het vuur van twee teams hen steeds in dekking hield konden de twee anderen gemakkelijk oprukken. Nick zijn favoriete tacktiek was om de bevelhebber uit te schakelen, iets wat voor paniek kon zorgen bij de vijand. We mochten dit zelf ervaren ook, toen onze luitenanten gesneuveld waren in een oefening merkten we snel hoe iedereen naar elkaar keek. De sergeanten speelden het spelletje mee en wij ervoeren hoe vervelend het kon zijn om plots zonder bevelen te moeten werken. Je kon dan wel zeggen, wij lopen, jullie geven dekking. Het was moeilijk voor een andere soldaat om van jou een bevel aan te nemen. Je kon ook niet zeggen dat je wist wat je deed. Bijgevolg luisterden we niet naar elkaar en bleven we gewoon in positie. Een goede aanval zat er niet meer in. We verdedigden enkel onze morzel grond en daar stopte het. Dus omte vermijden dat een bevelhebber zou sneuvelen werden we verplicht om niet te groeten tijdens een missie. Een sluipschutter zou het zo opmerken en de bevelhebber uitschakelen. Nick kon dit bevestigen, ik hoopte echt voor Nick dat hij op een dag één of andere hoge piet zou uitschakelen, een generaal bijvoorbeeld.
We zagen de andere teams steeds meer als onze vrienden en de sfeer in ons peleton bleef goed. Ze raakte ik goed bevriend met de korporaal uit het eerste team, Yordi Knaepen. De reden hiervoor is dat we op een tweedaagse trektocht samen een hele nacht in een kuil hadden gelegen nadat we stomweg onze teams hadden vooruit gestuurd. We dachten dat het slim was om de dekking te voorzien met ons twee. We moesten deze twee dagen zien te overleven. Het enige probleem was dat niemand wist waar we zaten en de vijand ons zocht. Ze liepen op een bepaald ogenblik net langs onze kuil, ze vielen er bijna in. Maar ze konden ons niet vinden, onder de eerste zonnestralen waagden we het erop. We zochten onze weg door de bossen en vonden ons peleton terug, daar kregen we een uitbrander van onze sergeanten en mochten we verschijnen voor de luitenant. Ons idee was achterlijk en het was een wonder dat we het hadden overleefd. Desalniettemin zorgde de hele situatie ervoor dat ik en Yordi maatjes waren geworden. We zochten elkaar soms op om even bij te praten over de teams waarin we zaten. Eigenlijk hadden we geen enkele reden om te klagen, de keren dat we zonder sergeant een oefening uitvoerden luisterde elke soldaat naar wat je vroeg. Dit was ook het geval in de andere teams. Sergeant Braams kon dus ook niet meer klagen over zijn team en de twee moeilijke soldaten, namelijk Davy Quintens en Bram Gralens konden elkaar net voldoende luchten om mee ten strijde te trekken. Het grootste deel van de tijd mijden ze elkaar, maar tijdens de oefeningen lagen ze naast elkaar en volgden de nodige orders. Ook van hun korporaal Joeri Putten, hij viel wel op. Hij was de kleinste van ons peleton, maar alles behalve bang om vooruit te lopen. Hij leidde zijn team als een echte man, hij ging steeds voorop in de strijd. We lachten er soms om dat hij gewoon geluk had dat hij zo klein was, de vijand zou al goed moeten schieten om hem te raken. Maar hij kreeg mijn bewondering en ik zou zeker met hem een aanval opzetten. Ik wist dat ik op hem kon rekenen. Net als op Donny, hij liet zich steeds meer gelden als een getrouwe soldaat, om de één of andere reden belandde hij vaak naast mij in een schietpositie. Hij gaf als reden dat hij er voor moest zorgen dat ik heel terug naar mijn miss Clawdy moest. Ik wist dat ik op mijn team kon rekenen, bij sommige soldaten uit de andere teams twijfelde ik. Er was iets in hun ogen dat mij onzeker maakte. Ik was niet overtuigd van de korporaal uit het team van sergeant Diepenbeek. Korporaal Roel Timmermans leek vaak afwezig. Ook wanneer hij moest beslissingen nemen twijfelde hij soms te lang. Tijdens één oefening moesten wij en team twee een doelwit bestormen en uitschakelen. Nadat we onverwacht een extra team tegenkwamen, kon hij niet beslissen wat te doen, wat resulteerde in een complete vernietiging van ons team. Waarna team 2 er alleen voor stond en meer dan waarschijnlijk ten dode opgeschreven was. Ik stelde mijzelf de vraag of ze hem niet beter konden vervangen door Niels Verherbrugge, hij leek niet op zijn naamgenoot, hij was zelfzeker en wist steeds vooruit te denken. Hij was een fervent schaker en slaagde er meermaals in om mij te verslaan. Hij dacht altijd vooruit en ik zag hem dit meer dan één keer doen tijdens een oefening. Soms nam hij gewoon het initiatief, iets wat sergeant Diepenbeek niet zindde, maar hij maakte nooit een foute beslissing. Telkens hij het initiatief nam, was hij zeker van zijn stuk. Hij zag kleine gaatjes in een verdediging, merkte vlot een betere positie op en nam deze dan snel in. Ik merkte dat ook sergeant Vervliet mijn mening deelde. Ik had het aangedurfd om hem erover aan te spreken en hij gaf mij gelijk. Ik had het dagenlang voorbereid. Hij zou het meedelen aan sergeant Diepenbeek, maar deze had geen oren naar de opmerking. Waarom hield hij zo koppig vast aan Roel Timmermans als korporaal, hij zou ons levens kosten. Dat wist ik zeker.
Ondanks dit hadden we meer vertrouwen in onszelf. Er waren twee weken voorbij gegaan en we volgden met argusogen het nieuws. En dit liet ons weinig hoop.
De situatie in Hongarije en Slovakije was rampzalig aan het worden. Terugtrekkende troepen werden constant onder vuur genomen. Onze vrienden vluchtten weg zonder hun wapens mee te nemen. Bommenwerpers bestookten Boedapest en de bevolking die op de vlucht sloeg kon niet beschermd worden. De vijand viseerde alles en iedereen. De moraal daalde sneller dan ooit voordien. Hongarije en Slovakije gaven zich over. De oorlog was er gestreden, beide landen hadden tot nog toe het zwaarst geleden onder de oorlog. De belangrijkste steden waren verwoest, de burgerslachtoffers waren niet te tellen. Het Hongaarse en Slovaakse leger was verspreid en werd opgejaagd. Het Engelse leger trok richting Wenen, in de hoop er te kunnen herbewapenen en opnieuw stand te houden. Voor ons was het duidelijk, het vertrek was nakend. Toch zou het nog één week duren eer alles in orde was om te gaan. Tijdens deze week werd het nieuws steeds erger. De Russen stormden door naar Wenen en Praag. Het Duitse leger raakte klem te zitten. Ze konden de Poolse grenzen niet laten vallen, het zou een blitzkrieg richting Berlijn betekenen. Maar als Praag viel werd de Duitse grens bedreigd. Het werd tijd om de reserven in te roepen. Het Franse leger was la die tijd rustig gebleven. Hun kolonies bereiken was onmogelijk, de oceanen waren voor de vijand. Het idee was dat het Franse leger snel kon ondersteunen waar nodig. Dat dit nu pas gebeurde was ons een raadsel. Ze hadden de Engelsen al veel eerder kunnen ondersteunen. Maar politiekers roerden zich. De Engelse regering weigerde de hulp van de Fransen in te zetten en beweerden dat ze het tij zouden keren. De Engelsen weigerden nog steeds hulp, maar de Duitsers niet. Ze vroegen de Fransen en een groot deel van hun leger marcheerde nu richting de Duitse grens. Ook het Nederlandse en Belgische leger werd gevraagd om zich richting het front te begeven. De Scandinavische soldaten trokken richting de Finse grens en zo werden de posities ingenomen voor de grote strijd om Europa. De Russen besloten hierop niet te wachten en stonden snel aan voor Praag en Wenen.
Inmiddels werden de Turken steeds verder teruggedreven en stonden de Chinese troepen voor Istanbul. Egypte werd voorlopig met rust gelaten en volgens mij zou dat onze redding kunnen betekenen. Indien Afrika vrij bleef, zouden de Amerikanen en Canadezen er ooit kunnen landen om van daaruit terug te slaan. Mijn gedachten gingen vaak naar de Canadezen, zij betekenden onze redding. Het was onze hoop om te overwinnen. De Russen wisten dit vast ook, maar ze vochten op zovele fronten, Canada was er teveel aan. Toch zou er nog veel moeten gebeuren alvorens er één Canadees voet op afrikaanse bodem kon zetten. In de lucht was de vijand superieur. Luchthavens werden constant onder vuur genomen. Ook op de oceanen werden alle geallieerde vloten gevolgd. Duikboten doken overal op. Tot overmaat van ramp waren de Russen baas over de noordpool en belangrijke grondstoffen. Indien het aankwam op een uitputtingsslag maakten we geen kans meer. Ook de olievelden van de sjeiks waren in hun handen gevallen. Maar hier kon een oplossing liggen in Venezuela. Het kleine landje moest het doen met weinig steun van zijn verre bondgenoten. Het Amerikaans en Canadese leger moest sterker zijn. Ook Het Argentijnse leger kon een belangrijke rol gaan spelen in de bevrijding van Brazilië, zoiets zou als een mokerslag aankomen voor de Venezolanen. De vijand had er dus alle baat bij dat Europa zo snel mogelijk viel. Maar zolang wij dit front optrokken moesten de Russen en Chinezen hier blijven vechten. De Noord-Koreanen werden dan weer beziggehouden in Indonesië waar er een guerilla-oorlog werd uitgevochten met het Australische en Nieuw-Zeelandse leger. Ondanks de verliezen steunde mijn hoop op het veelvoud aan fronten. Ook het idee dat er nog potentiële troepen in Afrika wachtten gaf mij hoop. Het nieuws was duidelijk, we zouden vertrekken op zaterdag 23 januari, morgen dus.
Alle Korporalen moesten zich samen met de sergeanten melden bij de luitenant en de kapitein. We kregen er een speech van kapitein Redant. Een stevige man stond voor ons. In zijn gezicht tekenden zich enkele rimpels af. Zijn zwarte haren kleurden aan de zijkant grijs, ik schatte hem rond de vijftig. Hij liep heen en weer voor ons. We zaten op enkele stoelen in de cafetaria.
Luister mannen, ik zal eerlijk met jullie zijn. Dit is voor mij net zo nieuw als voor jullie. Mijn decoraties? Hij nam ze van zijn borst Ze betekenen niets vandaag. Ik kreeg ze na vredesmissies, het leegmaken van mijnenvelden. Ik schoot nauwelijks een kogel en doodde meer elanden dan vijandelijke troepen. Daarom mogen ze in België blijven, als ik een decoratie haal, dan zal het er ééntje zijn die ik samen met jullie haal. Het zal vanaf die dag ook de enige zijn die ik nog draag. Ik weet zeker dat jullie klaar zijn voor deze strijd. Onze vijand is dan wel gehard in de strijd, ik heb jullie één voor één aan de slag gezien. Ik weet wat jullie waard zijn. Jullie zullen niet vluchten, maar blijven vechten. Ik ben nu al fier dat ik jullie door deze strijd mag leiden. Ik zal er voor zorgen dat jullie allemaal levend terugkomen of ik zal sterven terwijl ik het probeer. Jullie zijn mannen waarop België trots mag zijn, jullie zijn het beste wat we te bieden hebben en de vijand zal het geweten hebben. Eens we aan het front zijn zullen jullie verdere bevelen krijgen. Mannen, wij hebben een oorlog te winnen!
Ik weet niet waarom, maar we juichten kort na de kapitein zijn speech, ook al wisten we dat hij zijn woord onmogelijk kon houden. Sommigen onder ons zouden nooit terugkeren. Ik zag korporaal Timmermans en ging ernaast zitten.
En?
Wat?
Zie je het zitten?
Neen.
Je bent er klaar voor.
Je liegt zei hij verbitterd.
Waarom denk je dat?
Niemand gelooft in mij, buiten sergeant Diepenbeek.
Je moet gewoon sneller beslissen. En dan loopt alles goed af.
Dat is niet gemakkelijk.
Dat weet ik, maar je hebt geen keuze.
Ik kan wegvluchten.
En neergeschoten worden als een lafaard. Wil je die naam dragen?
Je bent opgeleid als korporaal, dus je bent er klaar voor. Het geloof zal wel volgen, maar je moet beslissingen durven nemen Roel.
Ik vraag me af of jij al ooit werd beschoten?
Neen, enkel tijdens oefeningen.
Dan is er geen enkel risico om geraakt te worden, Danny.
Weet ik.
Ik heb al voor echte kogels moeten vluchten.
Waar dan?
Eén of andere gek stormde de winkel van mijn ouders binnen en opende zonder waarschuwen het vuur op alles wat bewoog. Hij schoot drie keer op mij.
Roel tilde zijn broekspijp omhoog. Op zijn linkerkuit zat een litteken.
Je werd geraakt?
Ja, ik werd al is neergeschoten. Deze spelletjes zijn leuk, maar je zal niet sterven. Binnen enkele dagen lig je tussen echte kogels en mag je beslissen of je de mannen waarmee je de voorbije vijf weken at en sliep naar voor stuurt of achteruit. Of beter nog, een kogel in de borst of een kogel in de rug.
Je ziet het verkeerd. Je denkt teveel in het negatieve.
Wacht tot onze eerste man valt, dan mag je opnieuw zeggen hoe goed de beslissing was die we toen namen.
Roel stond op en verliet de zaal. Hij had me verbaasd, zijn angst kwam voort uit bezorgdheid om anderen, niet om zichzelf. Hij kende de pijn van een kogel en wou dit niemand aandoen. Maar we wisten beide dat we mannen hun dood in zouden jagen, het was die verantwoordelijkheid die niemand wou. Maar ik wist dat geen van mijn vrienden het mij kwalijk zou nemen, de schuldige was de vijand.
Ik keek met kleine oogjes richting het geluid en zag de sergeant in vol ornaat klaarstaan. Hij stapte richting het bed van Niels.
Wel soldaat Roelandts! Waar blijft mijn antwoord!?
Op wat, sergeant?
Ik leg niet graag dingen twee keer uit, Roelandts
De sergeant duwde Niels met zijn voet het bed uit. Ik was ondertussen uit mijn bed geraakt en stond aan het voeteinde van een onopgemaakt bed. Ik zag hoe de anderen ook recht krabbelden met kleine bloeddoorlopen ogen. De occasionele kreun doorbrak de dreigende stilte. Ik keek naar onze bedden en wist dat dit een heel erg lange ochtend zou gaan worden.
geef acht... riep Niels.
Laat maar Roelandts! Jullie zijn het meest achterlijke hoopje ongeluk dat ik ooit zag. Zijn wij soms vergeten om hoe laat wij op een traditionele werkdag opstaan, soldaat Nelissen!?
kwart voor zes op het appel, sergeant.
Hoe laat is het nu, Nelissen!?
tien voor zes, sergeant.
En waar zijn mijn soldaten, Laeremans!?
Te laat, sergeant.
Te laat!? TE LAAT! Neen, ik heb geen soldaten! Ik heb een acht luie apen die zich een stuk in hun kloten zuipen in plaats van zich als een soldaat te gedragen. Aangezien dit jullie appel is en jullie jezelf zo presenteren als soldaat, mogen jullie in dit nieuwe uniform aan een eerste oefening beginnen! Jullie gaan nu naar buiten en beginnen aan enkele rondjes in de modderpoel!
Ik keek naar mijn shortje en T-shirt en dacht aan de koude winterochtend.
Maak dat jullie in die modderpoel zitten! Daar horen jullie, varkens! Jullie gaan vandaag dat uniform terugverdienen! En alleen ik zal hierover beslissen en zolang jullie het niet hebben terugverdient, is dit jullie uniform!
We liepen naar buiten, richting de modderpoel. De koude wind streelde onze huid en sneed langs onze oren en neus. We liepen de modderpoel in en begonnen aan onze rondes. De sergeant stond langs de modderpoel en raasde gewoon door.
Als julie denken dat jullie het van mij zullen halen, vergeet het! En het is oorlogstijd, varkentjes. Dienstweigeraars krijgen de krijgsraad en daarna de kogel! Weet je wat dat betekent, soldaat Wiels!?
Neen, sergeant!
Dat jullie nog heel lang met mij opgescheept zitten!
We strompelden verder door de modder die dieper dan ooit leek. Ik voelde de vermoeidheid snel opkomen en hoopte dat dit niet al te lang zou doorgaan. Ik zag hoe de anderen geregeld vielen, maar ik kon mij overeind houden. Ik liep ook iets voor hen uit. De drank was blijkbaar nog steeds niet uit hun lichaam. Ik was blij dat Els mij het meegevraagd voor een wandeling, anders was ik er vast ook zo aan toe. Ik zag hoe Francis stond te braken langs de zijkant. De sergeant stapte kordaat op hem af en gaf hem een schop tegen het achterste. Hij viel in zijn eigen braaksel en krabbelde langzaam overeind.
Denk jij dat je ongestraft mijn modderpoel smerig mag maken, Vereiken!? Je hebt er zojuist voor gezorgd dat je team enkele rondjes extra zal lopen! En zolang je stilstaat blijf ik tellen, dat word het aantal rondes die jullie gaan lopen!
Francis ging rechtop staan.
Eén, twee, drie, vier!
Hij verplaatste zijn voeten en begon te lopen.
Dat zijn vier ronden bovenop twintig extra ronden voor het bevuilen van mijn modderpoel! En reken daarbij nog een onbekend aantal rondes die ik van bij het begin in gedachten had, varkentjes! Dan weten jullie dat dit een heel erg lange ochtend zal worden!
Enkele rondes later kon ik enkel nog maar verder stappen. Ik kreeg met moeite mijn voeten omhoog en kan geen pap meer zeggen. Ik keek gewoon voor me uit en zette een volgende stap. Ik voelde dat ik elk ogenblik kon vallen.
Ik ben deze oefening beu, varkentjes!
ik haalde opgelucht adem en keek naar de sergeant. De grijns op zijn gezicht voorspelde echter weinig goeds.
Ik denk dat het tijd is voor een klimtoren! In looppas naar de toren en elke keer jullie wandelen, zal ik tellen en zo weten jullie het aantal keren jullie over de toren in en uit zullen kruipen! En ik word oefeningen snel beu, dus als het mij te lang duurt raak ik slecht geluimd en ik dacht een leuke dag te hebben! Dus verbrod die dag niet!
De klimtoren is een leuke oefening om één keer te doen, maar met deze kledij en net een uurtje in de modderpoel achter de rug was mijn zin in deze toren compleet weg. Aan de zijkant van de toren zitten buizen die door elkaar lopen, langs daar klim je naar boven. De toren is twintig met hoog. Je klikt je vast met een veiligheid en je vertrekt. Het leek mij onverantwoord om dit op deze manier aan te pakken, maar onze sergeant was onverbiddelijk. Het broekje schuurde tegen mijn huid en zorgde na een eerste klimbeurt al voor irritatie. Ik wist dat ik hieraan een brandwonde zou overhouden. Bij elke klimbeurt voelde ik mijn armen zwaarder worden. We hadden gelukkig geen seconde gewandelt. Lopen zouden we toch moeten doen, dus we hadden traag richting de toren gelopen. Ik zag hoe Bert net boven me naar boven krabbelde, ik zuchtte even en begon opnieuw te klimmen.
Hoor ik daar iemand zuchten!? Dat betekent één extra klim voor onze aapjes!
Ik ergerde mezelf in alles wat de sergeant zei, maar vloekte op mezelf. Ik kon beter lachend de toren opklimmen, misschien ergerde de sergeant zich dan en zouden we naar een volgende oefening gaan.
Ik probeerde meer lucht door mijn lichaam te laten gaan, terwijl ik voor de hindernissenbaan stond. Ik keek naar de sergeant die iets aan het zoeken was. Ik was blij dat hij het niet leek te vinden, het maakte dat ik wat meer tijd had om op adem te komen.
Plots kwam hij met enkele rugzakjes aangewandelt, ze leken niet bepaald groot dus echt zorgen maakte ik mij niet.
Dan gaan we nu naar een combinatie van aapjes en varkentjes, dus hier moeten jullie je wel goed voelen, veel modder en het nodige klim- en klauterwerk. Is het niet, Laeremans?
Ja, sergeant
Ik was verwondert dat hij nog lucht had om hem te antwoorden. Ik haatte zijn inleidingen, er zat steeds een grote, duidelijk zichtbare adder in het kortgemaaide gras. Hij deed dan ook geen moeite om zijn plezier te verbergen. Zijn ogen onder de dikke wenkbrauwen zouden nochtans vriendelijk kunnen zijn. Ze droegen nu een onheilspellende boodschap uit. Hij deed ons teken om met hem mee te wandelen. Eigenlijk was onze sergeant niet bij de grootsten. De meesten van ons waren groter, we zouden hem zo onder de grond kunnen stoppen. De gedachte alleen maakte mij gelukkig, maar een daaropvolgende krijgsraad hield me tegen. Het kleine sergeantje stapte tot bij een hoopje stenen. Daar was dan de boodschap die ik uit zijn ogen haalde.
Aangezien jullie zo licht gekleed zijn, krijgen jullie wat extra gewicht mee. Jullie dragen allemaal een steen mee in dit rugzakje.
Francis zuchtte en stapte naar de hoop stenen, hij nam er één uit, waarop hij een slag op zijn hand kreeg en deze liet vallen.
Ik kies de stenen, Vereiken!
Francis hield zijn hand vast met een pijnlijke grimas, hij wreef de pijn weg en kreeg een zwaardere steen mee. Nochtans leek hij gewoon de eerste de beste gekozen te hebben. Niemand had nog zin veel moeite te doen om onze tocht draagbaar te maken. De sergeant zo sowieso iets vinden om het erger te maken dan daarvoor. Ik voelde de steen tegen mijn rug drukken. Ik begreep dat ik beter niet zou springen met deze rugzak. Ik wist niet of de anderen dit ook hadden begrepen. De rugzak hing niet strak tegen onze rug, maar hing los van onze schouders. Een sprong zou ervoor zorgen dat deze hard tegen onze rug sloeg. Het leek mij zelfs gevaarlijk.
Sergeant?
Iets te melden, Liets?
Met uw toestemming, sergeant?
Met alle plezier, Liets. Ik hoop dat het een extra steen waard is.
Ik wil iets zeggen aan mijn maten, sergeant.
Een speech, dat levert dan wel twee extra stenen op, Liets!
Niet springen jongens. Die steen gaat hard tegen je rug slaan, wat het allemaal zwaarder gaat maken. We kunnen immers niet rusten, dus bespaar jezelf die pijn.
Inspirerend, Liets!
De sergeant liep naar het hoopje stenen en nam er twee stenen uit. Hij stopte ze in mijn rugzak en gaf mij een schouderklopje. Het extra gewicht liet zich voelen, het zou zeker zwaarder worden. Dit werd een nachtmerrie. Ik merkte ineens de blik op in de sergeant zijn ogen.
Wat denk jij dat je van plan bent, Franssen! Doe die rugzak opnieuw aan!
Ik draaide mij om en zag hoe Bert zijn rugzak in zijn handen hield en deze open maakte. Hij stapte naar de hoop stenen en nam er twee uit. Hij vulde er zijn rugzak mee.
Als hij meer moet dragen om ons te helpen, dan draag ik er meer om hem te bedanken voor de raad, sergeant.
Tot mijn verbazing greep de sergeant niet in. Hij leek zelfs oprecht blij met Bert zijn initiatief. Donny volgde Bert's voorbeeld en kwam met een glimlach naast mij staan.
Hiervoor ga je ooit terugbetalen fluisterde hij.
Ook de anderen namen extra bagage met zich mee en niet veel later mochten we vertrekken. We klauterden door het parkoers, we begonnen over een kleine houten muur. Bert en Badru hielpen er iedereen over. Ik en Donny zaten bovenop de constructie en lieten de rest naar beneden zakken. Daarna hielpen Bert en Badru ons naar beneden. Dat de stenen soms toch tegen onze rug drukten konden we niet vermijden, maar we konden verder. We kropen door de modder onder het cammouflagenet. De rugzak maakte het vervelend. Aan het einde van het net zag ik de sergeant staan.
Sneller, Liets. De vijand zit achter je!
We liepen naar enkele omheiningen waar we over en onder moesten gaan. Ik bleef achteraan en hielp Niels rechtop. We liepen naar de volgende constructie. Daar hingen twee touwen waarmee we over een steile plank moesten geraken. We kropen naar boven, het was inmiddels beginnen regenen, wat de plank gladder maakte. Ik kon niet geloven dat de weergoden ook tegen ons waren. Ik zag hoe Niels doodop uitgleed en Derrik en Badru met zich meesleurde. Badru was op Niels terecht gekomen en deze had zich duidelijk bezeerd. Ik hielp hem recht.
Kom op, naar boven. Verbijt de pijn, Niels!
Badru keek bezorgd naar Niels, ik deed hem teken naar boven te klimmen, waarop hij aan zijn werk begon. Niels wreef over zijn elleboog. Ik zag dat deze bloedde, maar besloot er niets over te zeggen. Ik ging achter hem aan de plank op.
Ik sta vlak achter je, als je valt vang ik je op. Ga nu!
Niels trok zich naar boven, ik hoopte dat hij niet zou vallen. Ik was allesbehalve overtuigt door mijn eigen woorden. Ik voelde dat ik geen grip had op deze plank, maar we raakten beiden boven, waar Badru ons naar beneden hielp. We gingen samen naar de volgende oefening. Daar hingen twee touwen aan een balk.
Naar boven, jongens! Hier mag de rugzak even uit, maar enkel als je gaat klimmen!
Bert en Derrik gingen als eerste. Ze deden hun rugzak uit en klommen zo snel ze konden naar boven. Ze tikten de balk aan en klommen naar beneden. Daar deden ze de rugzak onmiddellijk weer aan. Nick en Francis volgden. Ze klommen naar boven, weliswaar trager dan hun voorgangers. Ik knikte naar Badru en Donny, ze begonnen aan klim.
Wij twee samen Niels, het lukt ons wel.
Niels had nog steeds een pijnlijke grimas, hij had het duidelijk koud sinds zijn val. Onze outfit was allesbehalve wit. Ik zag hoe Donny zijn rugzak om zijn schouders hing, waarop ik de mijne liet vallen. Ik ging aan het touw staan en wachtte tot Niels naast me stond.
Ga maar zei ik.
Niels begon aan zijn klim. Ik probeerde zijn tempo aan te nemen wat de zware oefening nog verzwaarde. Je haalde voordeel uit snelheid bij deze oefening. Eigenlijk had Bert dit moeten doen, hij had veel sterkere armspieren dan ik. Ik durfde zelfs niet te beweren dat ik deze had. Langzaam maar zeker raakten we boven. Niels tikte snel tegen de balk en liet zich zakken. Ik was blij met de knopen in het touw zodat dit iets makkelijker ging. Ik trok mijn rugzak aan.
Dit betekent twee doden, in plaats van één, in ons team, Liets!
Ik liep naar de volgende oefening, een apenbrug wachtte ons op met daaronder koud water. Voor de sergeant was dit vast een leuke oefening. Ik verwachtte eeen rake opmerking, maar deze bleef uit. Eigenlijk gaf de sergeant bitter weinig opmerkingen. Ik had er niet meer op gelet, maar kon er geen enkele oproepen.
We passeerden de apenbrug zonder veel problemen, eigenlijk wou ik deze best opnieuw doen. Het was geen zware oefening, zolang je je balans hield. We liepen langs het water naar de volgende oefening, via balken liepen we terug naar de overkant. Opnieuw was snelheid hier een voordeel. Ik liep als derde over de balken, maar gleed weg en belandde in het water. Ik keek naar de sergeant die met zijn vinger naar het begin van de oefening wees. Ik liep door het water terug naar de kant en kroop eruit. De anderen liepen er vlot over, ik kon niet geloven dat ik de enige was. Nu moest ik erover met natte sportschoenen, waardoor ik al snel weggleed. Kwaad kwam ik boven water, ik keek niet eens meer naar de sergeant en ging terug. Hij had echter de glimlachjes op mijn kameraden hun gezicht gezien, waarop deze mochten pompen tot ik erover was geraakt. Ik zuchtte en besloot dan maar iets trager over de balken te gaan. Ik ging erop zitten en kroop naar de overkant.
Omdat je het als een mietje deed mag je nog eens tien keer pompen, Liets!
Na mijn straf, liep ik samen met de anderen naar de volgende oefening. Er hing een balk over twee palen. De bedoeling was om aan de paal te gaan hangen en naar de andere kan te kruipen. Een vrij simpele oefening, daarna liepen we langs de autobanden waar er enkelen vielen. Ik was blij dat ik mij deze keer overeind kon houden. Aan het einde van deze oefening moesten we naar een eindpunt lopen.
Snel zijn jullie niet, maar ik begrijp dat de koude hier voor iets tussen kan zitten. Dus mogen jullie jezelf een beetje opwarmen.
We volgden de sergeant en kregen de kleding aangetrokken die we moesten dragen tijdens het zwemmen. Wou hij ons nu verdrinken. We waren doodop, ik vreesde het ergste als we nu gekleed moesten zwemmen. Maar voor we het zwembad inmochten, liet hij ons onder een koude douche afspoelen, er mocht immers geen vuil in het zwembad terecht komen. Hij keurde ons lichaam op modderplekken waarna we de outfit aantrokken en klaar stonden aan het zwembad. We doken in het water en begonnen onze lengtes te zwemmen. En opnieuw gaf hij ons geen aantal lengtes. Wel moesten we soms naar de bodem duiken om iets uit het water te halen. Het maakte de oefening enkel zwaarder.
Na een veertigtal minuten liet de sergeant ons uit het zwembad komen, waarop uitgeteld naast het zwembad lagen.
Mooi zo, geen enkele die nog rechtstaat. Dit is mijn remedie tegen een kater! Maak dat jullie je uniform aan hebben en in de mess zitten! Jullie krijgen eten en daarna gaan we verder met een speedmars. Jullie rugzak en wapen staat dan ook klaar en vergeet de drie stenen niet mee te nemen!
Ja, sergeant zeiden we in koor.
We liepen naar onze barrack waar we de drie andere teams tegenkwamen. Ze lachten wat met onze voormiddag en verlieten de kazerne om buiten te gaan eten.
We deden ons uniform aan, vervolgens maakten we onze zak. De stilte was opvallend, enkel het geluid van een wapen dat uit en in elkaar werd gezet, klonk door de zaal. Ik zag hoe Francis zijn bed opmaakte en besloot zijn voorbeeld te volgen. Onze sergeant kennende zou hij elk ogenblik kunnen binnenstormen. Mijn wapen en zak stonden klaar, ik wachtte op de rest.
We moeten die stenen nog gaan halen zei ik.
Donny knikte, we liepen terug naar het parcours en namen er elk een rugzakje op. In de barrak stopten we de drie stenen bovenop ons materiaal. Ik zuchtte, het was pas middag en ik had zin om ermee te stoppen. We liepen naar de mess waar we ongeveer vijftig minuten hadden om te eten. Het gebrek aan pauzes maakte het zwaar, maar ik besefte ook dat we aan het front geen enkele pauze zouden krijgen. Ik recupereerde vrij snel, maar de koude had deze morgen zeker zijn stempel gedrukt. Het eten was niet veel soeps, een bord met ravioli uit blik stond voor me. Ik nam mijn vork en stopte wat in mijn mond. Ik nam het water en goot mijn glas vol. Ik gaf de fles door aan Nick die naast me zat. Ik vond de kracht niet meer om hen water te schenken. De stilte sprak opnieuw boekdelen. Ik wou wel iets zeggen, maar deed het niet. Ik keek voor het eerst rond in de mess. Ooit moest het een eetzaal voor schoolgaande jeugd geweest zijn. Het plaaster bovenaan de muren was afgebrokkeld. De tafels stonden rondom ons, sommige soldaten waren binnen gebleven en nuttigden rondom ons hun maaltijd. Het was vreemd dat er nooit een hele tafel helemaal gevuld was. Blijkbaar was de ééndracht niet in elk team zo goed. Hier en daar zag je een enkeling of een duo aan een tafel zitten. Misschien waren ze ook gestraft of waren ze van wacht. Achter de potten met voedsel stonden enkele mannen die het voedsel op je bord kwakten wanneer je langs liep. Ze zagen er verzorgd uit, zoals iedereen in onze kazerne. Het waren geen oude, halfgewassen mannen. Tot in de keuken golden de regels van het leger. Ik moest bekennen dat ik me niet slecht voelde binnen deze omkadering. Het leger was een goed geoliede machine die steunde op een hiërarchie die werd bepaald door je diensten aan de machine. Iedereen kon er zich in vinden. De zoon van de generaal moest net als de rekruut die geen enkele familie in het leger had, beginnen zonder één streepje op zijn schouder. Als mens droom je van zo een maatschappij, maar dit was vaak niet het geval. Soms klonken er verhalen door de kazerne over een zoon van een minister die dienst weigerde en niet gestraft werd, omdat de minister hem een hand boven het hoofd hield. Sommige mannen waren niet in staat dienst te nemen, maar deze vond je dan toch terug in de kazerne als administratieve kracht, ze probeerden hun steentje bij te dragen. Het respect voor het leger was in het voorbije jaar opnieuw gegroeid. Tot aan deze oorlog was het leger steeds gekrompen, niemand ging uit van een oorlog. Het werd zelfs moeilijker om dienst te nemen bij het leger, lonen krimpten steeds meer in, waardoor enkel mensen die echt gek waren van het leger in dienst traden. Maar nu de oorlog was begonnen, moest iedereen halsoverkop gemobiliseerd worden. Waardoor er nauwelijks genoeg opleiders waren. Bijgevolg zaten wij nu met een sergeant die ons alles moest aanleren en binnenkort zou hij dan naast ons in de modder liggen, schietend op een te sterke vijand.
De oorlog verbeterde er ook niet op, goed nieuws was schaars en dit begon door te wegen, we verloren meer veldslagen dan dat we er wonnen. Tijdens onze middagpauze kregen we te horen dat de gevechten in Hongarije en Slovakije steeds zwaarder werden. De Engelsen leden er zware verliezen tegen een goed getrainde tegenstander. Er kwamen steeds meer berichten door dat de Russen zouden doorbreken. Indien dit zou gebeuren lag het centrum van Europa voor het grijpen en zouden de gevolgen dramatisch kunnen zijn. Ik hoopte opnieuw op het Canadese leger, ik hoopte dat Venezuela snel zou vallen. Zodat de troepen van over de oceanen naar ons konden komen. Nu de helft van Europa nog vrij was, kon er snel een goed plan opgesteld worden. Maar ik wist dat het nooit zo snel zou kunnen gaan. De oorlog was eigenlijk nog maar begonnen en we momenteel verloren we de oorlog.
We stapten naar buiten waar de sergeant ons opwachte.
Mannen, jullie hebben begrepen wat er in Slovakije en Hongarije gaande is?
Ja, sergeant.
Ik kreeg net het bericht van onze oversten. We zullen veel sneller dan gepland ingezet worden. Daarom last ik onze speedmars van deze namiddag af. We beginnen vanaf morgen met extra gezamenlijke oefeningen, zodat jullie zo goed mogelijk opgeleid zijn voor jullie eerste gevechten. Ga nog even de stad in, want dit is mogelijk jullie laatste kans.
We keken elkaar verbaasd aan. We voelden ons allesbehalve klaar om te gaan vechten. Ik zag hoe de anderen lijkbleek en bang om zich heen staarden. Waarschijnlijk zag ik er ook zo uit, ik voelde mijn hartslag en voelde de angst. Ik wist dat dit echt was, ik droomde niet. We zouden sneller gaan vechten dan gedacht.
Liets, volg mij naar mijn bureau.
Ja, sergeant zei ik verdwaasd.
Ik volgde de sergeant, maar mijn gedachten waren allesbehalve bij de les. Ik liep gewoon langs hogere officieren zonder hen te groeten.
Liets, verman jezelf een beetje! Je bent een soldaat, dit is je doel!
Ja, sergeant. Het kwam gewoon nogal onverwacht.
Zo gaat dat altijd, Liets.
Ik stapte zijn bureau binnen en mocht gaan zitten. Het was een ongewone gang van zaken. Normaal kwam je niet voorbij de deuropening en bleef je er mooi rechtop staan. Blijkbaar was de sergeant ook onder de indruk. Zo kende ik hem helemaal niet. Hij opende een lade van zijn buro en haalde er een klein doosje uit.
Liets, ik had jullie laten weten dat ik iemand als korporaal zou aanduiden. Ik heb jullie de voorbije dagen aan het werk gezien. Blijkbaar kan jij deze groep wel bij elkaar houden. Bijgevolg word jij hun korporaal.
Met alle respect, sergeant. Maar is Donny dan geen betere korporaal?
Donny maakt grappige opmerkingen, die jullie laten lachen. Maar in het veld, wanneer er een beslissing word genomen, ben jij diegene die naar voor stapt. Daarnet heb je dat beeld enkel bevestigd met de mannen te waarschuwen. Je had er zelfs extra gewicht voor over.
Ik keek even naar mijn handen en daarna terug naar de sergeant.
Je hoeft niet te vrezen, jij hoeft geen beslissingen te nemen. Dat zal ik nog steeds doen en ik ben niet van plan om snel te sneuvelen. Jij moet mij enkel op de hoogte houden van de gang van zaken binnen het team. Jij weet wat er gebeurt in de barrak, dat weet ik niet.
Daar gebeurt niet zoveel, sergeant.
Jij weet wie beste vrienden zijn. Jij weet wie vermoeid op zijn bed neervalt. Jij weet wie net slecht nieuws kreeg van het thuisfront.
Ik begrijp het, sergeant.
Maak je geen zorgen, Liets. Het is een goed team, jullie werken samen, wanneer het te zwaar word. Die samenwerking mis ik wel nog op momenten dat het minder zwaar is. Dan neigen jullie dat uit het oog te verliezen. Maar ik zag al andere teams waarbij mannen enkel voor eigen succes gaan. Voor eigen succes gaan op een slagveld staat gelijk aan zelfmoord, Liets.
Mag ik iets vragen, sergeant?
Je mag vrij spreken, Liets. Stel alle vragen die je noodzakelijk acht.
Hebt u al op het slagveld gestaan?
Neen, Liets. Ons leger heeft al lang niet meer gevochten. Enkel de ingenieurs werden geregeld ingezet om hier en daar een mijnenveld te ontmantelen. Maar er is al jaren geen schot meer gelost door een Belgische soldaat.
Ik zal niets doorgeven aan de mannen. Hoe staan de andere teams van ons peleton ervoor?
Niet slecht, sergeant Braams heeft soms wat problemen met zijn mannen. Kennelijk zitten er twee mannen in zijn team die het minder goed met elkaar kunnen vinden. Gevolg is dat we hen dwingen veel tijd met elkaar door te brengen in het zwembad of met stenen in een rugzak bij de hindernissenbaan.
Dat zal wel helpen lachte ik.
Dat helpt altijd, Liets. Hoe voel jij jezelf?
Ik weet het niet, sergeant. Ik vrees dat ik niet klaar ben om te gaan vechten.
Niemand is klaar om te gaan vechten.
Het lijkt gewoon alsof ik in een andere wereld heb geleefd de voorbije twee weken.
Dat gebeurt wel vaker, Liets. Je zit hier ook in een nieuwe wereld. En deze vraagt veel energie.
Inderdaad, sergeant. Wanneer zouden we vertrekken?
De eerste berichten geven aan dat de Engelsen het niet lang meer zullen volhouden. Eens het front daar breekt, zullen wij moeten vertrekken. Dus zolang zij het volhouden, zolang blijven wij hier. We gaan jullie de komende dagen dus niet sparen. Jullie moeten zo goed mogelijk voorbereid worden. We hebben een onervaren leger, maar ik geloof dat we een rol van betekenis kunnen spelen. Er zijn al mannen met minder voorbereiding die aan het vechten zijn. De Europese legers stelden nu éénmaal niet veel meer voor.
Misschien moesten we ons iets meer richten op gevechtssituaties, sergeant. En het fysieke iets meer op de achtergrond zetten.
Het fysieke is belangrijk, Liets! Aan een soldaat die goed kan schieten, maar te moe is om verder te wandelen, heb ik niets.
Maak dan zware gevechtsoefeningen, sergeant?
Het is niet omdat je nu twee strepen krijgt, dat je kan beslissen welke oefeningen we doen, Liets.
Sorry, sergeant. Ik probeer mee te denken over wat het team nodig heeft.
Wie was trouwens die vrouw aan de poort gisteren.
Heeft u dat dan gezien, sergeant?
Ik zie alles wat hier gebeurt, Liets.
Ik heb haar ontmoet in een café achter de kazerne.
Ze is van de logistieke eenheid, Liets
Dat weet ik, sergeant.
Behandel haar met respect, Liets.
Geen probleem, sergeant. Ze laat zich niet zonder respect behandelen lachte ik.
Goed, dan zullen we maar over gaan tot de orde van de dag. We gaan naar de barrak. Ik zal daar je strepen opspelden. En vanaf dan spreekt men je aan als korporaal.
Ik volgde de sergeant naar de barrakken. Daar gingen de mannen aan bed staan om de sergeant te groeten.
Ter plaatse rust, mannen. Ik heb Liets meegeroepen om hem mee te delen dat hij jullie korporaal word. Hij wordt dus jullie aanspreekpunt binnen het team. Hij krijgt niet het recht om straffen uit te delen of grote beslissingen te nemen, tenzij ik er niet meer zou zijn. Laat dat duidelijk zijn, Liets.
Ja, sergeant.
Het menselijke trekje dat hij even voordien had getoond, was alweer verdwenen. Het was verbazend hoe vlot hij hierin slaagde. Met weinig woorden spelde hij mij de strepen op. Hij schudde mij de hand.
Proficiat, korporaal. Voor de rest van de dag zijn jullie vrij, mannen. Profiteer ervan!
De sergeant verliet de barrak en de anderen verzamelden zich rond mij. Ze schudden mij de hand en lachten.
Goed dat jij het bent zei Donny.
Is dit nu omdat je als enige niet stomdronken was lachte Derrik.
Geen idee loog ik.
Ik vond het van weinig belang te vermelden waarom de sergeant mij koos. Het zou de moraal niet ten goede komen om mezelf als beste soldaat te presenteren. Ik vond mijzelf ook niet de meest geschikte man. Donny was veel mondiger dan mij en Bert was met voorsprong de fysiek sterkste soldaat van dit team. De beste schutter was Nick, dus ik begreep het niet helemaal. Maar misschien was ik wel de beste wanneer je naar alle punten keek. Ik was diegene die het meeste hoopte dat we snel een team zouden worden. Dit maakt ons sterker, ik ging er vanuit dat dit de reden was. Als dat zou gebeuren waren de mondigheid van Donny, de kracht van Bert en de schutterskwaliteit van Nick verenigd.
We verlieten de kazerne, ik hoopte om Els snel terug te vinden. Ik moest haar zien, ik was ook wel fier op mijn tweede streepje. Ik hoopte toch een beetje indruk te maken.
In het café zag ik haar niet terug. Het was er ook veel rustiger dan de avond ervoor. Waarschijnlijk had dit te maken met het uur. Om twee uur in de namiddag was er weinig volk dat de café's opzocht. Maar ik merkte ook bij andere mannen uit de kazerne op dat ze het nieuws al hadden vernomen. Ik stapte naar de bar en vroeg of de televisie aan kon. We hoopten op wat meer nieuws. De barman zette de televisie aan en al snel volgde er een journaal.
We zagen er beelden van aan het front. Een reporter deed verslag over de stad Debrecen. Deze had het zwaar te verduren gekregen. Op de beelden zagen we de ruïnes van de stad. Deze was helemaal weggeblazen. Er werd ook vermeld dat een andere stad, Miskolc het zwaar te verduren had gekregen. Er werden wapens zoals brandbommen gebruikt. De stad stond nog steeds in lichterlaaie en nieuws van overlevenden waren niet bemoedigend. Ik vroeg me af of de vijand wou reageren over een ruïne. Wat zou de meerwaarde zijn? De reporter wist ons te vertellen dat het front daar aan het breken was. Het engelse leger was er al enkele weken aan het strijden en de moraal was laag. Ook de Hongaarse bevolking was het constante bombarderen van hun steden beu. Steeds vaker vlogen er bommenwerpers richting de hoofdstad Boedapest. Deze was goed verdedigd, maar ook hier lagen gebouwen in puin. De soldaten daar poseerden dan wel trots naast neergehaalde bommenwerpers. Je zag dat iedereen daar besefte dat de strijd bijna gestreden was.
Uit Slovakije kwam geen beter nieuws. Kosice leek sterk op Debrecen. Achter de reporter zagen we troepen wegtrekken. Hun gezichten waren bleek en ongeschoren. Ze stapten weg van het front. De reoprter meldde dat het bevel tot terugtrekken was gegeven. De situatie was er uitzichtloos geworden. De Slovaakse grens was niet langer te verdedigen en er was sprake van Russische tanks die de grens overstaken, zonder beschoten te worden. Ik begreep dat we snel zouden vertrekken. In ander nieuws zagen we dat onze troepen in Polen stand hielden, de gevechten waren er echter minder hevig dan in Hongarije of Slovakije.
Waarom slaan ze nu niet toe in Polen? vroeg Francis.
We hebben er de middelen niet voor zei ik als we hen daar aanvallen is Polen onbewaakt, de Russen zouden onmiddellijk terugslagen en Polen zou vallen.
Denk je?
Ja, het is een bekende taktiek. Zoals een beer uit zijn hol lokken, dan is hij onbeschermd en op vreemd territorium. Zo vang je hem en ook alles wat zich in het hol bevind.
Slovakije en Hongarije kunnen elke dag vallen nu zei Donny.
Ik vrees het ook zei ik Daarna gaan ze zich op Oostenrijk en Tsjechië richten. Voor je het weet staan ze aan de Duitse en Italiaanse grens.
Polen is dan een vogel voor de kat zei Donny.
Net als de troepen aan de Donau zei ik De Italianen zullen hun eigen grenzen gaan verdedigen.
Ze kunnen beter alle bruikbare soldaten terugtrekken naar die grenzen en daar een nieuw front gaan vormen zei Derrik.
Zou jij je eigen land laten vallen? vroeg Donny.
Het leek allemaal wel makkelijk van achter onze tafel, maar we beseften dat deze oorlog nog lang niet de goede richting uitliep. In Turkije was het nieuws al niet veel beter. De Turken kregen het steeds zwaarder en hadden geen enkele steun meer. De Westerse troepen waren druk bezig en konden geen troepen meer missen. Maar ook hun Arabische vrienden konden niets meer doen. Mijn vermoeden dat de Chinezen eerst India zouden aanvallen was fout. Ze hadden Iran al snel op hun knieën gekregen. Syrië, Irak, Koeweit, Libanon, Israel en Jordanië vielen bijna gelijktijdig. Waardoor het Turkse leger zijn kansen om stand te houden dagelijks zagen slinken. Turkse troepen trokken zich steeds verder terug en hoopten om in Ankara te kunnen stand houden. Egypte werd het eerste Afrikaanse land dat zich opmaakte voor de oorlog. Waardoor geen enkel werelddeel nog gespaard bleef.
Maar het nieuws sloot min of meer positief af. De Canadese hoop bleek niet langer een mythe te zijn. We kregen te horen dat deze troepen klaar stonden om ons te helpen, maar er werd niets concreet gemeld. Toch gaf dit nieuwtje ons hoop, maar een feest barstte er niet los.
Toch werd mijn avond iets leuker, toen zij en haar vriendinnen rond zes uur het café binnenkwamen. Ik deed haar teken en ze stapten naar onze tafel.
We zijn nu twee weken ver in onze opleiding. De voorbije dagen doen we steeds vaker militaire oefeningen met de drie andere teams. Ze vallen best wel mee, ze beseffen net als ons dat we enkel op elkaar kunnen rekenen. Toch merk ik dat we vaak tegenover elkaar staan. Het helpt ons peleton om nog dichter naar elkaar toe te groeien. Ik moet toegeven dat ik te snel dacht dat we één groep vormden. Geregeld betrapten we onszelf op situaties waarbij het individu boven de groep werd geplaatst. Met als geveolg dat onze sergeant ons liet pompen of naar de modderpoel stuurde. Het begint nu langzaamaan tot iedereen door te dringen dat dit niet de bedoeling is. Alle straffen worden aan de hele groep gegeven. Zo kwam ik één keer zonder mijn rugzak op het appel. Ik moest er zo snel mogelijk heengaan, de tijd dat ik weg was moest de groep pompen. Geen pretje, vooral als je hun blikken ziet wanneer je terugkomt. Onze sergeant blijft hard, maar soms probeert hij toenadering te zoeken. Ik denk wel dat dit zou kunnen verbeteren indien hij samen met ons zou eten of overnachten. Ik zit nu op mijn kamer een knoop aan mijn vest te binden. Ik was er ééntje vergeten te knopen, waaruit de sergeant concludeerde dat ik die niet nodig achtte. Met zijn mes sneed hij de knoop weg en nu kan ik hem er opnieuw aannaaien. Nogal vervelend wetende dat we nu voor het eerst vrij zijn. Ik was bang dat ons verlof zou ingetrokken worden, maar blijkbaar was mijn vrees ongegrond. Iedereen kreeg zijn verlof, ook ik mocht naar buiten eens mijn knoop er goed aanhing. Ik beet het draadje kapot en keek naar de knoop. Die hing exact goed, ik deed mijn vest aan en zorgde dat alles goed op zijn plaats zat. Ook mijn cap moest mooi op zijn plaats staan. Ik liep naar buiten en liep richting het bureau van mijn sergeant. Het vervelende aan jezelf presenteren op het bureau is dat je constant moet groeten, het hele gebouw loopt vol met onder-officieren en officieren. Je staat dus om de haverklap stil om een groet uit te brengen. Je hebt dan echt vervelende sergeantjes die zich amuseren met je te beoordelen of zelfs ééntje die zijn veter besloot te knopen. Om de één of andere reden moet dat leuk zijn. Na een kleine twintig minuten arriveerde ik bij zijn bureau. Hij keurde snel mijn uniform.
Goed zo, Liets. Je begrijpt dat je als militair netjes gekleed moet zijn. Als je jezelf nog niet kan aankleden, hoe moet een burger dan geloven dat je de vijand kan tegenhouden.
Mijn excuses, sergeant Vervliet.
Ga nu maar, Liets. En als je een meisje aanspreekt, vergeet dan niet dat je bij het leger hoort. Enige klasse is vereist.
Dank u, sergeant Vervliet.
Ik liep door het gebouw, waar de hel opnieuw begon. Ik had veel zin om mijn hand vast te kleven aan mijn voorhoofd. Constant groeten was een achterlijke regel. Ooit was deze afgeschaft, maar enkele jaren terug werd besloten veel van de verloren gegane regels opnieuw in te voeren. De reden was dat ook in het leger iedereen te laks werd. Door strenge regels toe te passen, die ook de hiërarchie laten doorschijnen, groeit het respect opnieuw voor de oversten. Al bij al kon ik dat wel begrijpen. Blijkbaar werd onze maatschappij steeds lakser aan het begin van deze eeuw. Jongeren toonden nauwelijks respect voor anderen, niet alleen het leger besloot terug te grijpen naar oude regels. Ook op scholen en in het arbeidsleven werd men opnieuw strikter. Eigenlijk deed het de mensen geen slecht. In het begin van deze beslissingen pruttelden er veel tegen, maar al snel bleek dat mensen opnieuw respect toonden. De oorzaak moest wel bij de regels liggen.
Ik dacht tussen twee begroetingen door aan de woorden van de sergeant. Een meisje leek mij wel een leuk idee. Ik wist dat Donny er naar uitkeek. Kennelijk had niemand van ons een vriendinnetje dat op hem wachtte. Donny zag het als een groot voordeel, iedereen kon immers zijn 'brother in arms' zijn, Donny wist zijn woorden wel te kiezen. We lachten meer dan eens om zijn 'brother in arms'. Het feit dat er geen vrouwen in onze buurt waren, zorgde ervoor dat onze opmerking wel vaker seksistisch werden. Zo hadden we een wapen de M690, het laatste nieuwe model. Een automatisch machinegeweer dat ik graag hanteerde. Het was een aanvalswapen. Indien we zouden oprukken zouden we dit moeten hanteren. Met 800 schoten per minuut zeker en vast een goed wapen, als je tenminste snel nieuwe kogels in het wapen kon stoppen. Een patroon bestond uit 35 kogels. Je kon er tot op 250 meter goed mee richten. Bij de meesten onder ons droeg dit wapen de voorkeur. Na enkele dagen kreeg het bij ons de bijnaam 'soixante-neuf' of de 'hmm, soixante-neuf'. Hoe we precies aan deze bijnaam kwamen, wist ik niet meer. Wel staat vast dat Donny er iets mee te maken had. Het zorgde ook voor een goede sfeer in de groep, al leek de sergeant niet hoog op te lopen met de bijnaam.
Een ander wapen dat we zeker in onze handen zouden krijgen was een CZ 13. Dit wapen zouden we eerder gebruiken in verdediging. Met twintig kogels per patroon leek het mij eerst een weinig zinvol wapen te zijn. Maar je kon er tot 500 meter ver mee schieten en tot 350 meter ver mee richten. Dit waren dan vooral de goed getrainde schutters. Vreemd genoeg bleek Nick hierin uit te blinken, de sergeant gaf hem op voor een training als sluipschutter. Hij mocht als enige van ons team gebruik maken van een DFN 9. Met dit geweer speciaal ontwikkeld voor sluipschutters kon hij tot 850 meter ver schieten, maar Echt vlot iemand raken zou ongeveer rond de 700 meter zijn, met gebruik van telescopische richtmiddelen. Nick werd dus twee dagen per week uit ons team gehaald om speciale training te volgen. We zouden op hem een beroep kunnen doen om moeilijke doelwitten uit te schakelen. We kregen al de uitleg dat er missies zouden zijn die helemaal rond hem zouden draaien, maar net zo goed kon hij er heel alleen worden op uitgestuurd. Het schrikte Nick blijkbaar niet af, want hij stemde in met de opleiding. Ik benijdde hem niet, maar was blij voor hem. Hij had zijn plaats binnen ons peleton gevonden en leek wel vergroeid met zijn wapen. Hij kon het als snelste in elkaar zetten en draagde er ook het beste zorg voor. Nog geen enkele keer moest hij opnieuw beginnen. Ik had soms de indruk dat ik elke maal iets vergat te reinigen. En mijn snelheid was die van de gemiddelde rekruut. Echt uitblinken met wapens was niet aan mij besteed. Ik kon er mee omgaan en kon ook doelen uitschakelen, maar ik keek niet echt uit naar de eerste gewapende oefeningen met de rest van onze compagnie.
Toch wist ik mij te onderscheiden tijdens veldoefeningen. Het leken eerst gewone scoutsspelletjes, domweg een soort 'grijp de vlag' spel. Al snel kwamen er extra regels bij, zoals niemand mag gezien worden. Probeer langs de bewaking te glippen. Probeer doel X uit te schakelen zonder een heel peleton op je dak te krijgen. Het doel was om zo weinig mogelijk verliezen te hebben. Ik muntte uit door mijn inzicht, ik kon snelle oplossingen bedenken voor problemen. Zo kwam soms ineens een extra peleton vanuit het niets opgedoken. Of die keer dat er ineens een jeep pijlsnel weg en weer reed, met daarin uiteraard onze sergeanten. Op de jeep de nodige wapens om snel een heel peleton uit te schakelen. En daar wij geen wapens bij ons hadden, moesten we wel inventief zijn. Mijn leukste idee was toen de sergeanten ons gewoon aan het opwachten waren. Ze wijkten voor geen meter van de weg die wij moesten oversteken. Ik slaagde erin om zeven van ons over te krijgen, ikzelf bleef achter, ik verzorgde de afleiding. De sergeanten gingen verder op de weg op zoek naar ons en ondertussen konden mijn maten oversteken. Het leek op dat ogenblik een goed idee, maar achteraf kreeg ik te horen hoe dom het wel niet was. Ik verraadde immers dat er vijanden waren. De vijand zou er niet met drie op uit trekken indien het doelwit belangrijk was. Ze zouden misschien versterking inroepen of de spots aanzetten. En wat met de ene man die achterbleef? Op die vraag wist ik geen antwoord, althans leek het mij beter geen antwoord te geven. Ik denk dat Sergeant Vervliet gefrustreerd was, omdat we hen op zo'n simpele manier hadden verschalkt. Dus het had weinig uitgehaald om te zeggen dat we onze sluipschutter zouden inzetten of ze gewoon zouden aanvallen. Onze eigenwijze antwoorden hadden ons wel al meer naar de modderpoel geleid. Om grapjes kunnen de sergeanten ook niet lachen. Het alom bekende grapje, 'dit wapen schiet tot 350 meter ver, wat zouden jullie doen als jullie doelwit op 500 meter staat?', beantwoord je best niet met: 'twee keer schieten, sergeant'. We hadden het aangedurfd en leverde ons twee dagen de toiletten kuisen op. Met een tandenborstel en bij toeval was er één pot volgepropt met toiletpapier en geen ontstopper te vinden. En toen we eindelijk klaar waren, besloten de sergeanten gezamenlijk gebruik te maken van hun toilet waarop we opnieuw konden beginnen. Het was wel de laatste keer dat we een inleiding voor een nieuw wapen onderbraken met een grapje. En toch konden we er nog steeds om lachen, iets wat ons uiteraard ook al overkwam tijdens een appel. Waardoor we al snel weer in de modderpoel aan het ploeteren waren. Wat de sergeant ongtwijfeld moest ergeren was dat we ook daar nog aan het lachen waren. Maar eens de vermoeidheid erin zat, verging het lachen ons. Hij wist ons steeds weer in lijn te laten lopen.
Het lopen was ook zwaarder geworden. Steeds langere speedmarsen en steeds zwaarder geladen. De uitleg was simpel, de kans zat erin dat we dagen moesten rondtrekken. Onze conditie moest dus meer dan top zijn. En onze conditie is er nu al op verbeterd. We verloren allemaal al gewicht. Ikzelf verloor al vier kilogram op twee weken tijd. Het eten speelde daarin zeker een rol. Het was niet dat je geen honger had, maar veel eten deed je niet. Je wist dat je onmiddellijk na het eten een speedmars kon krijgen en dan helpt een volle maag niet. Iets wat we op de derde dag besloten in groep te ervaren. Nadat er ravioli werd geserveerd aten we ons halfdood en minder dan een uur later kotsten we ons halfdood. Wat dan maakte dat we na die dag dood in ons bed lagen. De sergeant wist zeker van aanpakken. Tijdens de zwemlessen begrepen we eerst niet waarom we met één had boven het water moesten zwemmen. Hij liet ons na verloop van tijd zelfs dingen meedragen en wanneer deze nat werden, mochten we gezamenlijk pompen om daarna opnieuw de oefening uit te voeren. Badru had zich ondertussen onderscheiden als de sterkste onder ons. Op de hindernissenbaan hadden we veel aan hem, net als aan Bert. Eén van ons moest al gewonde door het hindernissenparcours worden gedragen en daarbij moesten we drie gevulde jerrycans. Wat er eerst als een leuke oefening uitzag werd een kleine hel. Zeker omdat we dit binnen een opgelegde tijd moesten doen. Als gewonde kozen we Nick, hij was de lichtste. Bert en Badru hielden zich bezig met de jerrycans, terwijl de rest Nick meesleurde. Nick zijn positie was niet te benijden. Vooral omdat hij soms bijna viel. En naar het einde toe sleepten we hem bijna verder in de brancard. Toen was die nog stevig, niet veel later legden ze ons uit hij we van een tentzeil een brancard konden maken. En wat we allemaal vreesden werd werkelijkheid, we mochten opnieuw beginnen en we mochten vijf balken meesleuren ook. Dit laatste was een gevolg van ons eigenwijs zijn, we hadden het aangedurfd om meer tijd te vragen. Die kregen we ook, wat ons gelukkig stemde tot we de vijf balken voor ons zagen verschijnen. Al snel werd ons het nut van 'zwijgen en uitvoeren' duidelijk. Als soldaat stel je immers geen vragen, je doet wat ze jou bevelen te doen. Eén van de vele lessen die onze sergeant er in stompte. Het was vreemd dat we ondanks alles zoveel plezier hadden tijdens onze opleiding. We stonden helemaal niet stil bij de oorlog die ondertussen in alle hevigheid woede.
Het Russische leger was inmiddel opgerukt tot aan de Poolse grens en daar werd botste het nu op het eerste echte verzet van Duitse en Poolse troepen. Daar zaten ook onze troepen. Onze verwachting was dan ook dat we naar Polen zouden gestuurd worden. Ook in Slovakije en Hongarije werd er gevochten. Daar waren de Engelsen geland om de plaatselijke troepen te ondersteunen. Aan de donau stopte de Russische opmars. Daar hielp ondermeer het Italiaanse en Spaanse leger de Serven. Een mooie zijde van de oorlog kwam er toen het Montenegrijnse leger voor het eerst samenwerkte met de Serven. Ze hielden samen met hen en de Bulgaren stand aan de Donau tot de versterking was aangekomen. Het leek erop dat de Russen geblokkeerd zaten. Maar de gevechten in Hongarije en Slovakije waren hevig. De sergeant ging er vanuit dat de Russen door het centrum probeerden naar Zwitserland te trekken. Zo zouden of de troepen vanuit Polen moeten afzakken of de troepen van achter de Donau. Eén van beiden zou zwakker worden, wat de kans op een doorbraak richting Duitsland of Italië aanzienlijk vergrootte. De Turken werden steeds verder teruggedreven. De Russen en Chinezen werkten er samen om zo achter de Donau te geraken. Troepen uit Syrië, Irak en Iran deden wat ze konden om de Turken te helpen, maar ze waren niet sterk genoeg om enige rol van betekenis te spelen. Daarbij kwam dat ook Iran werd bedreigd, nu Pakistan en Afghanistan zijn gevallen. Maar het lijkt erop dat ze eerst India op de knieën willen krijgen. Onze hoop op goed nieuws kwam uit het westen. De Canadezen waren in volle voorbereiding. Ze zouden samen met de Amerikanen een aanval voorbereiden om Centraal en Zuid-Amerika te bevrijden. Daar ligt de sleutel van onze redding, zolang moeten wij standhouden. Indien Caracas valt hebben we een sterk continent van waaruit we kunnen terugslaan. Het enige nadeel van dit goede nieuws is dat niemand weet in hoeverre deze verhalen kloppen. Het Noord-koreaanse leger is in hevige strijd met het Australische leger in Indonesië. Het nieuws van het Canadese leger is dan ook hoopgevend, zij zijn het enige grote land dat nergens aan het vechten is. Het lijken wel miljarden mannen die eender waar kunnen helpen. Wat Afrika betreft lijk dit werelddeel grootendeels gespaard te blijven. Ze bieden ons steun in het kader van grondstoffen. Het lijkt vreemd om te zien hoe we zo afhankelijk zijn van het armste werelddeel om deze strijd tot een goed einde te brengen. Verbazingwekkend genoeg vragen ze niets terug. Ze geven het gewoon en dat nadat de westerse wereld hen destijds zoveel in de weg legde om vlot te kunnen ontwikkelen. Ik merkte dat het Badru trots maakte om zulke dingen te horen. Hij had gelijk ook, toen ik hem vroeg waarom ze dit deden, keek hij mij met een grote glimlach aan en zei: Mensen moeten elkaar altijd helpen, Danny. Het kwam er zo eerlijk en zonder hypocisie uit dat het mij ontroerde. We babbelden nog lang over Congo, hij vertelde dat hij zich maar weinig kon herinneren, buiten de natuur en de sterren aan de hemel. Hij wou er graag terug naartoe gaan, maar dat kostte veel geld. We besloten om er na de oorlog samen heen te gaan en naar de sterren te gaan kijken.
De eerste twee weken waren nu voorbij en toen ik de poort van onze kazerne doorliep wachtten mijn kameraden mij op.
Eindelijk, man! Wat wou je bewijzen!? riep Donny me toe.
Dat ik een knoop beter kan aannaaien dan jullie!
Wij halen ze er dan ook nooit af merkte Francis op.
We wandelden door Mechelen en zochten naar een goed café. Iemand had ons laten weten dat we zeker is achter de Kazerne moesten gaan kijken. Ooit stond er een voetbalstadion, maar nu waren er goede café's te vinden. Het voetbalstadion was verhuisd buiten de stad. De weg vinden was niet moeilijk, we volgden andere soldaten en kwamen al snel bij een buurt waar het vol liep met soldaten die zich vrolijk bezig hielden met wat Mechelen te bieden had. Ik zag er ook voor het eerst enkele vrouwen in uniform.
Die zouden toch niet moeten vechten? vroeg ik.
Ze vechten ook niet zei Derrik.
Waarom dan het uniform?
Ze werken achter de schermen.
De geallieerden weigerden vrouwen in te zetten in deze oorlog. Dit alles kwam door wat er bij het begin van de oorlog gebeurde in Wit-Rusland een compagnie waar ook vrouwen in meevochten werd aangevallen door de Russen. Ze gaven zich over, waarop de Russische soldaten besloten zich uit te leven. De mannen werden gefolterd en moesten lijdzaam toezien hoe de vrouwen dagenlang werden misbruikt. Eén van de soldaten kon een briefje meegeven aan een jongen met de boodschap het aan de autoriteiten mee te delen. Het zorgde voor een schok in onze rangen, waarop onmiddellijk beslist werd om de vrouwen niet te laten meevechten. Of dit verhaal klopt kan ik niet zeggen. Misschien wou de Wit-Russische overheid de wereld mobiliseren met zo een verhaal. Het mocht niet echt baten want één dag later eindigde hun verzet. Indien ze olie op het vuur wouden gooien, was dit geslaagd.
De hele omgeving voelde vreemd aan, overal gingen mensen uit de bol. Het leek wel alsof we de oorlog hadden gewonnen, een tegengestelde wereld net buiten onze kazerne. Op Donny na liepen we er wat onwennig bij. We besloten dus een café te zoeken en stapten 'de Malinois' binnen. We zagen er een lege tafel en gingen er rond zitten. Het duurde niet lang om te wennen aan deze wereld. We lachten al snel om wat andere soldaten uithaalden. Een soldaat die te ver ging bij een vrouw en een slag in het gezicht kreeg, leidde tot een jammerlijke aftocht. Al snel raakte Donny aan de praat met enkele vrouwen, hij stelde ons vor als zijn peleton. Eén van de vrouwen keek naar zijn mouw en merkte geen strepen op, waarna ze even lachte om zijn opmerking. Niet veel later zaten enkele vrouwen bij ons aan tafel. Ik babbelde wel wat mee, maar liep niet warm voor één van hen. Badru zat naast mij en keek naar één van de meisjes.
Wil je dansen, soldaat? vroeg de blondine.
Neen, mevrouw.
Soldaat Wiels! riep Donny weiger je een direct bevel van een vrouw?
Ik kan niet goed dansen.
Geen probleem zei ze
Ze trok Badru met zich mee en Derrik en Francis volgden. Ik zag hoe Nick aan het praten was met twee vrouwen, hij legde hen uit wat een sluipschutter precies moest doen. Donny had er ééntje op zijn schoot genomen en babbelde ondertussen met Bert die eveneens een knappe vrouw op zijn knie had zitten. Ze had een sigaret opgestoken met zijn aansteker en streelde wat door zijn haren. De meeste vrouwen hier leken wel gemakkelijk. Niels zat er wat ongemakkelijk bij, dus ging ik naast hem zitten.
Vreemde wereld, niet?
Nogal zei hij.
Eigenlijk hoef je jezelf hier niet in te houden. Voor hen geldt hetzelfde als voor ons.
En dat is?
Het kan de laatste keer zijn dat we feesten.
Ik weet het niet.
Ik ook niet, zij evenmin. Dat is het net.
Ik begrijp je wel, maar ik denk niet dat er veel vrouwen mij willen.
En mij wel? lachte ik.
Als ze zouden mogen kiezen, weet ik zeker dat ze jou kiezen.
Goed dan. We gaan het testen. Donny! Een test! Voor wie zou een vrouw kiezen!? Mij of Niels!?
Secondje.
Er liepen enkele vrouwen langs onze tafel en Donny hield ze tegen.
Lieve schatjes. We hebben jullie eerlijke opinie nodig. Kunnen jullie even de man binnendoen die jullie verkiezen. Danny of Niels, de eerlijkheid dwingt mij te zeggen dat Danny stinkt en als hij eet zit je best op een veilige afstand.
Hey Donny, wel serieus blijven speelde ik het spel mee.
Niels keek naar de drie dames, ik was zeker dat hij nog nooit zo bang was, ik knipoogde naar Donny die hetzelfde deed naar de vrouwen.
Dat is toch niet moeilijk zei één van hen je ziet zo op het gezicht wie ons het beste zou kunnen bevredigen.
Ze stapte naar Niels, kroop op zijn schoot en kustte hem vol op de mond. Nog voor hij kon bekomen, stapte de tweede op hem af, gevolgd door de derde die op zijn schoot bleef zitten.
Woehoew! schreeuwde Donny We hebben een winnaar!
Niels, dat moet je vieren als een man! riep Bert.
Hij plaatste een grote pot bier voor zijn neus.
Drinken, soldaat!
Terwijl we Niels aanmoedigden om het glas leeg te drinken, zag ik hoe Badru, Derrik en Francis zich amuseerden op de dansvloer. Ik stond op en liep naar de bar. Ik probeerde zo snel mogelijk bediend te worden, maar aan de bar werd er constant geroepen om nieuwe drankjes. Ik Deed mijn best om de aandacht te trekken, maar de barman en zijn hulpjes bleven gewoon op dezelfde plaats staan en namen de eerste bestelling op die ze konden onderscheiden. Mijn pogingen leken nutteloos, aangezien ik niet voor één van hen was gaan staan. Ik verplaatste mij en wist mij tussen twee soldaten door te wurmen en mijn hand op de toog te leggen. Ik zette een stap naar voor toen de jongen links van mij zijn bestelling meenam. Alvorens ik mij kon mengen in de strijd om enkele drankjes werd mijn aandacht getrokken door iemand anders. Aan het einde van de bar stond een groepje vrouwen. Ik onderscheidde onmiddellijk het meisje met lang krullend lichtbruin haar. Ze had een mooie glimlach. Ze stond met haar handen in de mouwen met haar vriendinnen te praten. Soms tikte ze tegen één van hun schouders en lachte dan haar witte tanden bloot. Ik bleef haar aanstaren en vergat mijn poging om drank te bestellen. Ze merkte mijn staren op en keek kort in mijn ogen. Ze glimlachte niet, maar keek me een fractie van een seconde ernstig aan. Ze leek mij door te hebben en ik wou mijn blik niet afwenden. Het leek mij niets te kunnen schelen hoe ze erover dacht. Ik wou haar gewoon bekijken, ze wendde haar blik opnieuw af en zette haar gesprek verder, ze wreef haar haren even naar achter en blaasde de terugvallende haar weg. Ze begon al snel opnieuw te lachen. Terwijl ze sprak, veranderde haar gelaatsuitdrukking bijna constant. Even keek ze terug naar mij, waarna ze opnieuw haar aandacht op haar vriendinnen richtte. Mijn staren werd onderbroken door een por in mijn rug.
Danny, waar ben je mee bezig? Je staat hier nu al een hele tijd aan de bar en je hebt nog steeds geen drank! riep Bert.
Sorry zei ik.
Naar de vrouwen aan het staren? Dan is het je vergeven. Geen enkele fatsoenlijke man kan er aan weerstaan lachte Bert Maar, wij hebben dorst!
Ik lachte en richtte mij opnieuw naar de barman. Ik maakte een bestelling van twee meter, dan maar ineens voldoende drank om niet onmiddellijk te hoeven terugkomen. Terwijl de barman met mijn bestelling bezig was, verviel ik opnieuw in mijn staren. Ze merkte het snel opnieuw op en moest even lachen. Ze maakte het duidelijk aan haar vriendinnen en blijkbaar ging het gesprek nu over een soldaat die zijn ogen niet van haar kon afwenden. Soms merkte ik dat een vriendin van haar even omkeek om te zien wie ik was. Deze keer onderbrak de barman mijn chronische staar. Ik gaf één meter bier aan Bert en nam de tweede voor mijn rekening. Ik gaf de barman wat geld.
Hou de rest maar.
We stapten terug naar de tafel waar we enthousiast werden verwelkomt door de rest. We namen elk een glas en besloten te toosten.
Elk om beurt brengt een toost uit! riep Donny Ik toost op de mannen die mijn kloten gaan redden wanneer één of andere chinees in mijn kont wil schieten!
Ik toost op die één of andere chinees die Donny in zijn kont gaat schieten, daarna maken we hem uiteraard af lachte Derrik.
Ik toost op de drie vrouwen die mij deze avond hebben gekust! riep Niels.
Hey Niels, je moet ze niet allemaal willen, jongen! riep Donny.
Ik toost op dit café, de... Hoe heet het weer lieve schat? vroeg Francis.
De Malinois
Ik toost op de Malinois! schreeuwde hij.
Ik toost op mijn maten die opzettelijk slechter schoten, zodat ik sluipschutter mocht worden! riep Nick.
Ik toost op mijn vrienden en vriendinnen die mij leerden dansen! riep Badru.
Ik toost op onze sergeant! Dat die klootzak maar voorop loopt wanneer we de Russen bestormen! riep Bert.
Ik zag de blikken in mijn richting en dacht even na over mijn toost.
Misschien moet je toosten op de vrouw aan de bar glimlachte Bert.
Welke vrouw aan de bar? vroeg Donny.
Die daar wees Bert.
Net wat ik nodig had, na mijn eigen vervelende staren stond ineens het hele peleton inclusief hun liefjes van het moment naar de vrouw met het krullend haar te staren. Ik wendde mijn blik af en hoopte dat ze dit niet zou opmerken.
Woohoow, Danny boy! Als jij ze niet wilt, ken ik er ééntje die wel is wil! riep Donny.
Ik weet een toost! riep ik.
Ja we toosten op die vrouw daar! riep Donny HEY! Jij daar in de hoek! Jij bent nu zijn toost!
Tot zover mijn subtiele plan, want na deze schreeuw keek het hele café haar aan. Ze lachte wat ongemakkelijk in onze richting en hief haar glas.
Mocht ik mijn toost niet kiezen? vroeg ik.
Danny, als je daarop niet wil toosten, waarop dan wel?
Ik toost op onze band.
Welke band? vroeg Nick.
De band die ervoor zal zorgen dat we tot de dood en daarna voor elkaar zullen vechten.
Wel dat is een toost waard zei Francis.
We duwden onze glazen tegen elkaar en dronken ze leeg. Al snel grpen enkele handen naar de laatste glazen en moest ik vaststellen dat we opnieuw konden lopen. Toch vond ik dit niet eens zo erg, ik had wel een leuke reden. Ik wandelde terug met Donny in mijn kielzog. Hij kwam naast mij staan, terwijl ik al aan het staren was.
En welke versiertruc is dit? Ik ken hem niet.
Ik keek hem even aan en moest even lachen, terwijl ik het hoofd schudde.
Het ziet er niet naar uit dat ik hem ga gebruiken, aangezien de actie beperkt is tot heen en weer staren. Bevredigend is anders.
Gewoon, ze valt op. Dus trekt dat mijn aandacht.
Ok en wat is het plan?
Waarvoor?
Moet ik je dat ook nog uitleggen?
Ik ga er niet mee naar bed gaan.
Ok, goed. Dat lukt je waarschijnlijk niet
Ik keek hem met een kwaad oog aan.
Maar je gaat toch op zijn minst voor één kus?
Dat heeft tijd nodig.
Ja, zo'n kleine vijftien seconden. Indien je het goed doet iets langer en als je het heel goed doet dan voor de rest van de avond.
Juist, dus jij deed het slecht, want veel zie ik niet meer gebeuren.
Bij mij zit ze op schoot. Wat doe jij? Haar verliefd staren? Hoe werkt dat precies Danny? Zoals in een Hollywoodklucht? Hij keek haar aan, zij keek zwoel terug. En toen vielen ze beiden over de toog die tussen hen stond. Komaan man! Morgen zie je haar misschien nooit meer en dan kan je liggen janken dat je enkel staarde.
Dat zeg jij.
Dat weet ik. En als je het daarvoor niet doet, doe het dan opdat ze niet denkt dat je een geile juppie bent die enkel kwijlt op vrouwen.
Ik nam de drank aan en liet Donny betalen. We stapten terug naar de tafel waar enkele grijpgrage handen de meter lieten smelten als sneeuw voor de zon. Toen Donny aankwam volgden nog enkele handen.
AF! Aasgieren!
Komaan Donny? vroeg Bert.
Eerst mijn maatje Danny.
Hij nam twee biertjes uit de meter en stopte ze in mijn handen.
Nu loop ja naar die krullebol en geef je haar een biertje en stel je jezelf voor. Doe je dat niet maak ik jouw leven tot een hel in de kazerne.
En ik ook zei Bert.
Ik zag hoe de rest knikte. Zelfs Nick zat glimlachend te knikken tussen twee van zijn drie vlammen. Ik keek groen lachend weg. Wat een idioot idee ook weer om mij zomaar op haar af te sturen. Ik besloot geen risico te nemen bij mijn vrienden en stapte door het café richting het meisje met krullend haar. Toen ik haar binnen mijn vizier kreeg, voelde ik mijn benen leeglopen. Mijn hart sloeg harder dan na een speedmars en ik was banger van haar ogen dan van onze schreeuwende sergeant. Ik had geen idee wat ik haar zou zeggen en zag hoe ik door haar werd opgemerkt. Ze wist wat er ging volgen. Een soldaat die enkele leuke woordjes zou uitbrengen in de hoop op een pleziertje. Dat moest ze wel denken, ik stond sneller voor haar dan ik zelf dacht. Waar was die massa waar geen doorkomen aan was?
Ja? zei ze.
Ik merkte in haar ogen dat ze hiervan genoot.
Ik staarde daarnet nogal vervelend, dus dacht ik om het goed te maken met een drankje.
Ik merkte hoe de meisjes rondom mij in de lach schoten. Ze onderdrukte haar lach.
Dank je, ik lust wel geen bier.
Iets anders dan?
Neen, dat hoeft niet glimlachte ze.
Ik droop teleurgesteld af naar mijn vrienden.
Wel? vroeg Niels.
Niels, hij is terug na vijf woorden. Wat denk je nu? merkte Derrik op.
Oké, wat heb je gezegd? vroeg Francis.
Gewoon... Ik verontschuldigde mij voor het staren en...
Dat meen je niet zei Donny je begint toch nooit met je eigen fouten te benadrukken tegen een vrouw. Waar zaten je gedachten?
Overduidelijk in zijn broek zei Bert althans dat hoop ik, want anders neem je vanaf nu na ons een douche.
Ik raakte gefrustreerd door hun achterlijke opmerkingen en kreeg een idee toen ik op een klein podium een gitaar zag staan.
Denk je dat ik het opgeef? vroeg ik.
Danny, met alle respect, maar je hebt gevlogen. Je bent neergeschoten en op de meest vreselijke manier te pletter gestort zei Donny.
Neen, ik vlieg nog.
Werkelijk, neergestort met veel bloed ging Donny verder.
Ik zal het je bewijzen.
Je hebt nog enkele koeien meegesleurd in je dood? zei Donny hopeloos.
Ik ging om de gitaar, een andere soldaat greep mijn arm beet en ik maakte duidelijk dat ik ze heel zou terugbrengen. Hij stemde in en ik ging terug naar onze tafel. Ik nam een biertje en dronk het in één slok leeg.
Let maar is op zei ik tegen Donny.
Eén ding is zeker zei Bert Als we voor een overmacht staan hebben we onze idioot gevonden die zich nodeloos zal opofferen, terwijl wij kunnen wegvluchten.
Donny knikte instemmend, terwijl hij van zijn bier dronk. Ik keek hen vastberaden aan en liep terug naar het meisje aan de toog. Ze zag mij opnieuw aankomen en begon te lachen toen ze de gitaar zag. Ik ging voor haar staan en keek recht in haar ogen.
Jij geeft ook niet snel op, hé? lachte ze.
Nooit zei ik.
Een vastberaden soldaat, die kunnen we gebruiken.
Ik nam mijn gitaar in de hand en beroerde even de snaren om te zien of deze goed stonden. En vervolgens begon ik mijn liedje te spelen.
Well Lawdy lawdy lawdy miss Clawdy, you sure look good to me
Ze begon blozend te lachen van ongemak. Het hele café had ons in de gaten en ik hoorde hoe in de achtergrond mijn vrienden mij toejuichten.
I'm gonna tell, tell my momma. Girl I'm gonna tell what you've been doing to me zorgde ervoor dat ze in de lach schoot. Haar ongemakkelijke gevoel verdween en ik speelde rustig verder.
So bye, bye bye Baby. Girl I won't be comming no more. Goodbye little darling, down the road I go! beëidigde ik mijn muzikale act, waarop er een applaus uit de zaal kwam.
Ik ging voor haar staan, nam mijn biertje terug.
Dat was goed, je gaat nu toch niet echt weggaan?
Neen, jij gaat meekomen.
Ze keek me aan en besloot mij te volgen naar de tafel, haar vriendinnen liepen mee en ik keek Donny en Bert wat arrogant aan, waarop zij opnieuw het liedje begonnen te zingen voor zover ze het zich herinnerden.
Een toost op Danny en miss Clawdy! riep Bert.
Wat is je naam, liefje? vroeg Donny.
Els!
Oké, Els, niet vergeten dat ik hem dat heb geleerd.
Ga drank halen, Donny scheepte ik hem af En voor Els geen bier!
Wat dan wel? vroeg Donny.
Doe maar gewoon cola zei Els.
En?
En niets voegde ze eraan toe.
Eum, Donny zei ik voor hij wou verder gaan haar vriendinnen?
Sorry dames, ik ben wat vergeetachtig. Wat zal het zijn?
Hetzelfde.
Dus twee meter bier en één meter cola. En jij wandelt door het café met de meter cola lachte ik.
Aangezien jij vandaag de man bent, laat ik dit toe. Kom mee Niels! Jouw beurt om te betalen.
Waarom ik?
Omdat jij nog niets hebt betaald.
Ik zal wel bijpassen zei Nick die meewandelde.
Ik voelde me voldaan en was blij dat ik hen op hun plaats kon zetten. Ik zat nu naast het meisje waar ik zonder Donny's inmenging enkel naar kon staren. Ik besefte plots dat ik zonder hem niet naast haar had gezeten. Toen de drie terugkwamen met de drank gingen de handen wederom richting de dragers.
Een nieuwe toost riep ik Een toost op Donny die mij zover kreeg om iets tegen Els te zeggen en op de rest die mij zover kregen om een liedje voor haar te zingen.
De glazen sloegen tegen elkaar en we dronken een slok. Ik ging opnieuw langs Els zitten en probeerde een gesprek te starten.
Hoe ben jij hier terecht gekomen?
Wat voor een vraag stelt hij nu weer! riep Donny, waarop haar vriendinnen begonnen te lachen.
Daarnet verontschuldigde hij zich voor zijn staren lachte de blondine.
Dank je om dat opnieuw te vermelden hief ik mijn glas.
Ik had er graag bijgeweest lachte Derrik.
kom mee fluisterde ze in mijn oor ze zullen iets anders denken en ze zullen geen seconde meer met die opmerking lachen.
Ik keek haar glimlachend aan en stond op. We stapten naar de deur van het café, terwijl iedereen ons aanstaarde met open mond. Zelfs de praatzieke Donny wist geen woord te vinden voor wat er net was gebeurt. Ik stapte met haar naar buiten en zou mijn vrienden pas terug zien op de kazerne.
We stapten weg van de uitgaansbuurt en begonnen te wandelen.
Hier is het wel rustiger doorbrak ik de stilte.
Eigenlijk is het niet echt iets voor mij. Het is er te druk glimlachte ze.
Waarom ga je er dan heen.
Ik vergeet er de oorlog.
Ik dacht terug aan de oorlog, ik was het even vergeten in alle tumult die was ontstaan en mijn zelfvoldane gevoel. We wandelden langzaam verder.
Zij horen bij jouw team? vroeg ze.
Ja, we zijn per toeval bij elkaar terecht gekomen. Maar het is een goede bende.
Dat merkte ik al. Wanneer moeten jullie vertrekken?
Geen idee, onze opleiding loopt nog. Wat doe jij hier eigenlijk?
Ik werk ook voor het leger. Ik help met de voorbereidingen van de aankomende missie.
Dan weet jij wanneer we vertrekken?
Neen, de vijand luistert mee. Niemand van ons weet het en we zijn elke dag bezig alsof jullie de volgende zouden vertrekken.
En eens we weg zijn? Wat moet je dan doen?
Wij volgen jullie. We helpen met het materiaal, we krijgen ook een verpleegsteropleiding. Indien het nodig zou zijn kunnen we dan bijspringen. Eigenlijk moeten we alles kunnen. Indien er ergens een tekort is, springen wij in.
Ook als soldaat?
We dragen ook een handwapen, ja. Of denk je dat ik geen wapen kan hanteren?
Neen, tuurlijk niet.
We kuierden verder door Mechelen, we spraken vooral over de oorlog en ik vond het zonde dat ik zo weinig over haar te weten kwam. Maar die vragen ontweek ze zorgvuldig. We eindigden aan onze kazerne waar ik een laatste vraag besloot te stellen.
Heb jij eigenlijk een vriendje?
Misschien beantwoord ik die vraag de volgende keer fluisterde ze in mijn oor. Ze gaf mij een kus op de wang en stapte van mij weg.
In de verte zag ik mijn kameraden aankomen. Ze hadden de gitaar meegepikt en zongen constant hetzelfde gekende zinnetje. We stapten de kazerne binnen, waar onze sergeant me opwachtte. Hij keek me streng aan, terwijl ik achter mij de zatte bende hoorde naderen. Ze vertikten het om te zwijgen.
Jullie uur was middernacht! Blijkbaar zijn de lawdy boys niet in staat een uurwerk correct te gebruiken?
Net voor ik een antwoord wou geven viel Derrik naast me neer. Ik besloot dan ook om geen eigenwijs antwoord te geven.
Onze excuses, sergeant. We lieten ons teveel gaan. Het zal niet meer gebeuren.
Dat weet ik zeker, soldaat Liets! Jullie verlof voor morgen wordt ingetrokken! En nu naar jullie barrack!
Ik hielp Derrik recht en hielp hem naar de barrack. Ik legde hem op zijn bed en hielp hem met zijn kleding. Ze bleven maar verder zingen en vroegen mij om hun het liedje aan te leren. Ik kon niet geloven dat ik Els de volgende dag niet zou kunnen zien. Ik stapte naar mijn bed en maakte mij klaar voor de nacht. Ik keek of iedereen min of meer zijn bed had gevonden en doofde het licht. Ik zocht naar mijn bed en stootte onderweg mijn kleine teen aan één van de legerboots die op mijn weg lag. Ik kroop vloekend in mijn bed en probeerde tussen het gesnurk de slaap te vatten. Ik wist dat ons de volgende dag een zwaar programma te wachten stond.
Op de bus bleef het relatief stil. Een kuch of enkele stille woorden doorbraken de stilte. Ik staarde door het raam, ik kende Mechelen helemaal niet. Ik was er slechts één keer geweest en toen was het donker, waardoor ik mij niets herinner van de omgeving. Ik had geen idee wat we moesten verwachten in de kazerne. Ik hoopte dat het allemaal wat zou meevallen. De bus vertraagde al na een twintigtal minuten rijden. We waren buiten de stad terecht gekomen en keken naar enkele gebouwen die waren omringd door muren. Daarbuiten bevonden zich houten barakken waarrond een omheining was geplaatst. De bus stopte voor de ingang die naar een plein leidde tussen de gebouwen. We stapten één voor één. Overal stonden jeeps. Enkele sergeanten waren begonnen met hun nieuwe mannen te verwelkomen. Vanuit een bijgebouw stapte een man in uniform op ons af.
Welkom! Mijn naam is Luk Vervliet, jullie spreken mij aan met Sergeant Vervliet. Mijn opdracht bestaat erin om jullie op te leiden tot soldaten die minstens twee schoten zullen afvuren wanneer ze voor de vijand staan. En jullie opdracht zal erin bestaan jullie zelf te trainen zodat jullie er drie afvuren. Ik ben een eerlijke man. Zolang jullie niets fout doen, doe ik niets fout. Verder zullen jullie hier de komende weken verblijven, jullie hebben recht op verlof en ik heb het recht om dat in te trekken. De rest zal de eerstvolgende dagen duidelijk worden. Nog dringende vragen? Ik dacht het niet, jullie zullen nu in looppas naar barrack vijf lopen, jullie nemen er één bed in, laten jullie zak achter en jullie zullen daarna verzamelen voor jullie barrack. VIJF MINUTEN!
We liepen snel richting de houten barracken en vonden er al snel barrack nummer negen. We liepen verder en stormden nummer vijf binnen. Ik gooide mijn zak snel naast een bed en haastte mij naar buiten. Ik merkte dat ik er als eerste stond, waarna Francis mij volgde. Badru kwam als laatste aan. We waren allemaal op tijd. Sergeant Vervliet stond voor ons.
Kijk is aan, het is jullie gelukt om het in vier minuten te doen. De volgende regel is dat jullie alles vanaf nu één minuut sneller doen dan ik het zeg. Laat het duidelijk zijn dat wanneer ik verwacht dat jullie je opstellen, jullie dat doen als soldaten. Weet je wat dat betekent, soldaat?
Hij kwam voor mij staan. Ik plaatste mijn twee voeten bij elkaar en rechtte mijn rug zover ik kon.
Mooi zo, nu nog je buik intrekken, je borst vooruit. Kin omhoog, soldaat! De vijand staat voor ons, als hij op de grond ligt hoef je er niet meer naar te kijken. Want dan is hij in principe dood. Jullie zijn een ramp als soldaat, maar ik ben een goede sergeant en zal werken met wat ik heb.
De sergeant ging voor Francis staan en keurde hem van top tot teen.
Wat krijgen we nu? Gaan we dansen met de vijand, soldaat?
Neen mijnheer.
Ik ben geen mijnheer! Ik ben een sergeant! Twintig keer opdrukken! En aangezien jullie zo'n leuke bende zijn mogen jouw vriendjes je vergezellen!
We gingen op de grond en begonnen aan onze opdrukoefening.
Een peleton doet dat mooi gelijk. Wat voor een zielig hoopje ellende heb ik hier bij elkaar gekregen! We doen het als volgt, ik tel, jullie pompen! EEN!
Ik had er al zeker zeven gedaan en kon niet geloven dat hij gewoon opnieuw begon, ik ging naar boven.
Niet gelijk! Opnieuw! EEN!
Opnieuw ging ik door mijn armen en naar boven, ik keek niet naar Francis die naast mij bezig was.
Dit wordt een lange voormiddag, jongens! En als ik niet op tijd te eten krijg word ik vervelend! Ik ga hier niet weg voor jullie twintig keer samen pompen! Opnieuw! EEN!
Ik keek rechts van mij en probeerde gelijk met Francis naar boven te gaan. Ik keek op naar de sergeant.
Jullie zijn een ramp! Als jullie nog niet samen kunnen pompen, wat gaat dat geven bij een speedmars! Jullie gaan hier lange dagen en nachten met weinig slaap tegemoet jongens! Maar ik zal voor deze eerste keer mild zijn. Jullie gaan nu op jullie vingers pompen! En het hoeft voor één keer niet gelijk te zijn. EEN!
Ik voelde de pijn in mijn vingertoppen, ik haatte pompen en deed het nauwelijks. We hadden slechts 10 keer gepompt, maar ik voelde het in mijn armen. Ik beet op mijn tanden en hoopte dat ik niet door mijn armen zou zakken.
VIER!
Het leek steeds trager te gaan, ik voelde hoe ik bij elke tel moeizamer naar boven ging. Ik probeerde mijn rug recht te houden, maar voelde hoe moeilijk het werd. Ik keek niet meer naast mij.
ZEVEN!
Het werd steeds zwaarder, ik voelde dat ik elk ogenblik kon vallen.
ACHT!
Langzaam ging ik naar boven, ik keek even naast mij en zag hoe ook de anderen het moeilijk hadden. Enkel Bert leek het zonder veel moeite te doen. Badru kwam als laatste naar boven.
NEGEN!
Ik ging opnieuw door mijn armen en raakte met mijn borst bijna de grond onder mij. Ik voelde hoe ik niet meer naar boven geraakte. Ik beet op mijn tanden ik overwon langzaam de dreigende zwaartekracht.
TIEN!
Ik besloot om niet meer zo laag te gaan, ik liet me zakken en kwam iets sneller opnieuw naar boven. Ik keek naast me en zag hoe Francis het moeilijk kreeg.
Komaan, gast fluisterde ik.
Kijk is aan! We hebben er ééntje die zuurstof over heeft om te praten. Jij mag nog is opnieuw nummer tien doen, aangezien je al wat minder moeite deed om door je armen te gaan, soldaat! En dan zullen we ondertussen en praatje maken. Wat is jouw naam?
Ik zakte door mijn armen.
Ietsje dieper, soldaat! En ga je antwoorden of wil jij als eerste een tijdje in het kachot doorbrengen?
Danny Liets, Sergeant proestte ik uit.
Mooi zo, soldaat Liets. Wil je een tip?
Ik probeerde om opnieuw naar boven te komen.
Als je het traag doet is het moeilijker. Ga iets sneller, je zal zien dat het makkelijker is.
Ik strekte mijn armen en keek voor me.
Nog iets te melden, soldaat Liets?
Neen, sergeant!
ELF!
We gingen verder. De pijn werd steeds erger, ik was niet meer bezig met de jongens naast mij en probeerde gewoon de oefening af te maken. Na nummer twintig gingen we allemaal door onze armen.
Wel jullie kunnen dan toch iets samen doen! RECHT!
We gingen staan en sergeant Vervliet liep langs ons.
Ik heb al het genoegen gehad om jullie vriendje, soldaat Liets te leren kennen. Wat is jouw naam, kostuumpje!
Francis Vereiken, sergeant Vervliet!
Geweldig Soldaat Vereiken! Alleen jammer van je kostuumpje.
En wat hebben we hier? Jij kon wel pompen, je zorgt ervoor dat je peleton geen totale ramp is. Wie ben jij, soldaat!
Bert Franssen, sergeant!
En wie is brillenmans naast jou? Jij lijkt wel ten dode opgeschreven.
Ik ben Nick Van Deurzen, sergeant Vervliet.
En dan hebben we onze ingevette oliekop. Is jouw hoofd soms te dik om door je Shirt te geraken, dat je deze moet invetten?
Neen, sergeant.
Wat is jouw naam, soldaat?
Donny Nelissen, sergeant.
Wel soldaat Nelissen, vanaf nu verwacht ik jou zonder gel. Je kan je haar laten knippen, wij hebben hier geweldige kappers. En hier hebben we er nog zo ééntje. Hoe hoger je bent, hoe beter de vijand jou ziet, soldaat. Je hoeft dat beetje haar dus niet uit te rekken. Wat is jouw naam?
Derrik Laeremans, sergeant Vervliet!
Goed soldaat Laeremans! Je mag je vriendje Nelissen volgen en de gel eruit laten. We hoeven niet knap te zijn voor onze vijand. Kijk is aan. Wel soldaat Van Deurzen, je hoeft niet te vrezen. Deze jongen gaat er waarschijnlijk nog eerder aan dan jij. Wie ben jij, soldaat!
Ik ben Niels Roelandts, sergeant.
Wat soldaat!? Ik heb je niet gehoord!
Ik ben Niels Roelandts, sergeant!
Wel soldaat Roelandts, als jouw vechten enigszins lijkt op je stemgeluid, dan is dit hele peleton gezien. En wie staat er hier. Jij had het wel moeilijk, soldaat? Ben jij wel uit het juiste hout gesneden? Wat is jouw naam, soldaat!
Badru Wiels, sergeant Luk.
Sorry, soldaat Wiels? Hoe noemde jij mij?
Badru keek angstig voor zich uit. Donny merkte als eerste dat hij zijn achternaam was vergeten.
Ik wacht, soldaat Wiels!
Sergeant...
En wat zei je nog?
Sergeant Luk.
Zijn wij vrienden, soldaat Wiels?
Ik weet het niet, sergeant Luk.
Ik weet het wel, soldaat Wiels. Wij zijn geen vrienden! Dus dan noem je mij niet bij mijn voornaam! Dus hoe heet ik, soldaat Wiels?
Badru bleef zwijgen, hij wist niet meer wat hij moest zeggen.
Hij bedoelde het niet slecht, sergeant Vervliet! zei Donny.
De sergeant stapte naar Donny.
Heb ik jou iets gevraagd, soldaat Nelissen!?
Mag ik naar het toilet, sergeant Vervliet? vroeg ik.
We hebben een grappenmaker onder ons! riep de sergeant.
Ik moet ook dringend, sergeant Vervliet! riep Bert.
Sergeant Vervliet! Ik moet ook naar het toilet! riep Derrik.
ZWIJGEN! En aangezien jullie zo mooi samenwerken mogen jullie even met mij meekomen. IN LOOPPAS!
Niels ging even naast Badru lopen en legde hem uit dat hij steeds moest reageren met sergeant Vervliet. We volgden de sergeant tot aan een modderig veld.
Aangezien jullie zo van grappen houden, zal ik is een grapje maken! Zien jullie dit veld? Het werd de voorbije dagen enkele keren mooi nat gespoten. Jullie mogen er nu enkele rondjes in lopen. En jullie stoppen wanneer ik het zeg! Wanneer soldaat Wiels!?
Wanneer u het zegt, sergeant Vervliet.
Inderdaad, je vriendjes hebben je daar mooi gered! En als beloning mogen jullie een extra oefening doen.
We stapten in onze burgerkledij door het modderige veld. We probeerden ons overeind te houden. Enkel Derrik en Badru hadden hiermee geen enkel probleem.
IN LOOPPAS!
We begonnen rond te lopen in de modderpoel en het duurde tot aan de eerste bocht, Francis ging onderuiten sleurde mij en nick met zich mee. Ik klouterde recht en probeerde verder te lopen. Al snel gingen ook Donny en Niels onderuit. Niels werd door Badru recht geholpen. We liepen onze rondjes en gingen meermaals tegen de grond. Ook Bert en Badru bleven niet overeind in de modderpoel. Francis en Niels hadden het zwaarder, ze verloren hun schoenen en liepen op hun kousen door de modder. Na een half uur beëindigde de sergeant onze straf. Ik stond heigend naast het modderveld en kon niets meer zeggen.
Jullie hebben twintig minuten om er fatsoenlijk uit te zien en jullie te melden bij de mess, het is etenstijd. IN LOOPPAS!
We liepen richting onze barrack en grepen naar wat kleding. De douches bevonden zich in een andere barrack. We passeerden andere soldaten die moesten lachen om hoe we eruit zagen. Ik sprong snel onder de douche met al mijn kleren. Ik trok ze uit en gooide ze op een hoopje in de hoek. Ik haastte me uit de douche en droogde mij snel af. Ik keek even in de spiegel en wreef mijn haren plat. Ik wou niet dat hij één opmerking kon maken op hoe ik eruit zag. Donny kwam naast me staan.
Wel, we hebben er de grootste klootzak uitgetrokken.
Ik denk dat iedereen dat zegt over zijn eigen sergeant.
Waarschijnlijk, soldaat Liets! Maar hoe noemde u mij daar!? Zijn wij vrienden, soldaat Wiels? Neen, ik ben sergeant Blaasbalg, soldaat Wiels!
We moesten lachen om Donny's impressie van Sergeant Vervliet. Maar ik begreep wel dat hij samen met ons zou vechten tegen de vijand. Die vijand leek zover weg hier. Het leek eerder op een soort strafkamp waar we terecht kwamen wegens slecht gedrag. Ik vroeg me af hoe ik zou zijn als sergeant. Waarschijnlijk zou ik hen op dezelfde manier behandelen. Zoals Donny al zei, we moeten elkaar beschermen. Maar dat geld ook voor de sergeant. Ik keurde mijn gezicht een laatste maal in het half bedampte spiegeltje en liep samen met de rest naar de mess waar we even konden uitblazen en eten.
Na het eten wachtte onze sergeant ons op voor de loods. We liepen naar hem en brachten een militaire groet.
Hou jullie handen naar beneden. Jullie doen het al fout, maar aangezien jullie in burger zijn hoeven jullie niet te groeten. Wanneer jullie het uniform dragen zijn jullie verplicht jullie oversten te groeten. Dat krijgen jullie hier. Nu naar binnen!
We stapten de loods binnen en kwamen voor een korporaal. Hij noteerde alles in een boekje, een jongedame nam snel onze maten en gaf deze door aan de korporaal die vervolgens een soldaat de loods instuurde op zoek naar een juiste maat.
Wat is jouw schoenmaat, soldaat?
vijfenveertig.
Een andere soldaat liep snel om twee paar legerboots en plaatste ze voor me op de tafel.
Moet ik ze passen? vroeg ik.
Neen, je voeten wennen er wel aan.
Niet veel later kwam de eerste soldaat terug met een pak en stopte het in mijn armen.
Eén winteruniform, één zomeruniform, één sporttenue, één gasmasker , vijf paar kousen, één paar legerboots, één paar sportschoenen en één cap. Je helm zal je ontvangen wanneer je je wapen mag ophalen. Hier tekenen.
De korporaal wees een plek op een blaadje aan dat hij had volgekribbelt. Ik ondertekende het en stapte met mijn pak naar buiten. Daar wachtte ik op mijn vrienden. De sergeant stond bij me.
Soldaat Liets, draag zorg voor je kleding. Je zal niet gemakkelijk iets nieuws krijgen.
Kunnen we zelf dingen bijkopen, sergeant?
Wat heb je nog meer nodig?
Extra T-shirts of truien, sergeant. Ik kan ze wel in de juiste kleuren vinden denk ik.
Dat zal niet nodig zijn, soldaat. Hoe zou je ze meenemen?
Ik staarde wat in het ijle. Ik had er niet aan gedacht dat ik me vlot zou moeten verplaatsen. Ik knikte naar de sergeant om duidelijk te maken dat ik hem had begrepen.
Ok, in looppas naar jullie barrack!
In de barrack opende we onze pakken. We keken naar de uniformen.
Jullie kunnen het zomeruniform en sporttenue in jullie kast hangen. Het winteruniform doen jullie nu onmiddellijk aan. Iedereen draagt zijn broeksriem, je uniform is steeds proper en je schoenen zijn gepoetst. Je draagt steeds je cap. Je draagt deze met het embleem boven je rechteroog. Je schoenen zijn steeds helemaal bovenaan geknoopt, niet ergens halfweg.
Ik trok de broek aan die iets te groot bleek te zijn. Ik trok de riem stevig aan en stopte het stuk dat uitstak in een ring aan mijn broek. Ik bestudeerde het uniform van de sergeant. Ik trok een T-shirt aan met daarover de pull die ik van het leger kreeg. Ik trok mijn vest aan en maakte deze dicht. Ik trok mijn schoenen aan en knoopte deze stevig dicht. Ik was opgelucht toen ik merkte dat ze niet te klein waren. Ik ging voor een klein spiegeltje staan en zette voor het eerst mijn cap op. Ze pastte precies, ik zorgde dat het embleem langs rechts zat en keek naar mezelf in de spiegel. Ik leek een militair. Ik keek om mij heen, sommigen legden de laatste hand aan hun uniform. Anderen stonden net als ik in de spiegel te kijken.
Wanneer ik appel aan bed roep, gaan jullie aan de voet van jullie bed staan. Vervolgens controleer ik jullie bedden. Deze worden steeds opgemaakt. Jullie kussen ligt perfect zonder kreuken op je bed. Je onderlaken evenmin zonder kreuken, net als de rest. Je trek het witte laken goed aan, het groene laken gaat erover. Je plooit het witte laken er overheen. En stopt alles goed vast. Zo hoort je bed eruit te zien. Nu is het jullie beurt!
De sergeant trok de lakens opnieuw van het bed en smeet het kussen van Niels op de grond. Ik probeerde zo zorgvuldig mogelijk mijn bed op te maken, maar leek het nooit zonder kreuken te kunnen doen. Ik werd het uiteindelijk beu en hoopte dat het niet zou opvallen.
APPEL AAN BED!
We gingen allen aan de voet van ons bed staan en keken recht voor ons. De sergeant ging alle bedden af en smeet één voor één de matrassen uit het bed. Bij elk bed maakte hij een opmerking.
Opnieuw!
Ik begon opnieuw aan mijn taak, terwijl ik de sergeant vervloekte. Hij liep rond in de barrack en hield ons in de gaten. Ik zag opnieuw kreuken in mijn beddegoed, maar werd al snel opnieuw gedwongen om aan de voet van mijn bed te gaan staan. De sergeant liep opnieuw langs de bedden en stapte naar de voorkant van de barrack.
Goed, nu jullie dat weten, gaan we door met het volgende. Soldaat Roelandts is vanaf nu jullie kamerverantwoordelijke! Dat betekent dat wanneer er een overste binnenwandelt roep je 'geef acht', je zegt hoeveel soldaten er aanwezig zijn, vervolgens meld je of de kamer gereed is voor inspectie. Indien er iets niet in orde is zal jij verantwoordelijk worden gehouden. Begrepen, soldaat Roelandts.
Jawel, sergeant Vervliet.
Vervolgens zal de kamer geïnspecteerd worden. Nu verzamelen voor de barrack!
We liepen naar buiten en stelden ons op één lijn op.
Een volgend belangrijk punt is de groet. Wanneer een overste jou passeert groet je deze door je linkerhand naar je voorhoofd te brengen. Je onderarm staat in een hoek van 90° met je lichaam. Je hand hou je net onder je cap in een gestrekte vorm alle vingers tegen elkaar. Je houdt je hand in die positie tot de overste voorbij is of tot hij het zegt. Volg mij, in looppas.
We volgden de sergeant naar een klein klaslokaal, hij beval ons te gaan zitten en goed te luisteren.
We volgden de sergeant naar een klein klaslokaal, hij beval ons te gaan zitten en goed te luisteren.
Goed, jongens. Iets meer uitleg over wie jullie zijn. Alles gaat sneller dan normaal. Jullie krijgen een beperktere uitleg. Onze beste militairen zijn al lang aan het front. En jullie moeten hen zo snel mogelijk gaan ondersteunen. Ik wil dat jullie deze mannen met alle respect behandelen. Zij zullen reeds gevechten hebben meegemaakt. Zij hebben reeds kameraden zien sneuvelen. Luister daar ook naar hen, zoals jullie hier naar mij luisteren. Sinds enige tijd bestaat het leger uit verschillende compagnies. Jullie vormen één team en maken deel uit van een peleton dat bestaat uit vier teams. Aan het hoofd van ons peleton staan Luitenant Batens en Onderluitenant Priem. Een compagnie zoals de onze bestaat uit één kapitein, voor ons is dat kapitein Redant die de leiding heeft over drie peletonnen. Onder hem bevinden zich de luitenant en onderluitenant. Zij zullen voor ons de strategieën bepalen. Jullie zullen jullie officieren één dezer dagen ontmoeten. Vier compagnies vormen samen met één majoor, voor ons Majoor Ruttens, een battaljon. Vanaf de graad majoor spreken we over hoofdofficieren. Kolonel Verstiggelen leidt ons regiment, dat bestaat uit drie battaljons. Drie regimenten vormen tot slot een divisie wat geleid word door een generaal. Voor ons is dat Generaal Waeldonck.
Jullie directe onderofficieren zijn sergeanten. Jullie kennen mij al, naast mij zijn er drie andere sergeanten. Sergeant Verkercke, Sergeant Diepenbeek en Sergeant Braams, zij leiden respectievelijk team 1, team 3 en team 4. Dat betekent dat wij het tweede team vormen. Dat betekent dat jullie deel uitmaken van het tweede team, compagnie vier, het eerste battaljon van het derde regiment Bevrijding. Dat regiment valt onder de derde infanteriedivisie van ons leger. Deze divisie telt bijna 4200 gevechtsklare soldaten. Daarnaast zijn er ook de artillerie, ingenieurs en heel wat administratief personeel. Maar die 4200 mannen zullen net hetzelfde als jullie doen.
De andere teams van ons peleton bevinden zich in de drie barracken naast die van jullie. In elk peleton zal later nog een korporaal worden aangeduid. Ik zal deze aanduiden rekening houdend met verschillende punten. De korporaal zal dienstdoen als mijn plaatsvervanger wanneer ik er niet ben. Hij heeft twee strepen. Jullie zullen allemaal eerste soldaat worden, dat betekent één streep op jullie mouw. Ik ben een onderofficier en draag drie strepen. De onderluitenant zal je herkennen aan één ster. De luitenant heeft twee sterren en de kapitein heeft er drie. Onthoud dit goed mannen. Het is niet zo moeilijk, alles met meer dan één dun streepje moeten jullie groeten. In dit boekje vinden jullie de andere rangen. Leer ze uit jullie hoofd. Zoals ik al zei, ik ben een redelijk man en zal dat ook blijven. Maar ik zal jullie discipline bijbrengen. Jullie zullen het nodig hebben, eens jullie op een slagveld staan. Daar zal jullie discipline ervoor zorgen dat jullie niet gaan lopen, maar zij aan zij blijven vechten.
Ik keek in het boekje en zag de verschillende rangen. Er waren meerdere varianten zoals korporaal-chef met een extra rood streepje of eerste sergeant met vier witte streepjes. Ik probeerde ze onmiddellijk te leren. Het leek best simpel als ik naar het boekje keek. Mijn vader sprak over een adjudant die ons zou opleiden, vijf witte streepjes met een witte ster eronder. Alleen werd ik door een sergeant opgeleid. Ik begreep het niet goed en stak mijn hand op.
Wat is er, Liets?
Ze hadden me verteld dat een Adjudant ons zou opleiden. Maar u bent een sergeant.
Ons leger is niet zo groot, Liets. Er zijn niet voldoende adjudanten om alle rekruten te trainen. Jullie worden ook in kleinere groepen getraind, zodat jullie sneller inzetbaar zouden zijn. We hebben geen keuze, de vijand rukt te snel op. Het is alles of niets.
Geweldig zei Donny Wij worden dus half getraind en moeten de wereld redden.
Jullie zullen goed genoeg getraind zijn, soldaat Nelissen. En daar zullen we nu mee starten. Jullie hebben een kwartier om jullie sporttenue aan te trekken en te verzamelen op het middenplein.
We stormden naar buiten, richting onze barrack. Ik nam mijn sporttenue uit mijn kastje. Ik deed zo snel ik kon mijn uniform uit en hing het snel om een kapstok in de kast. Ik trok snel het T-shirt en de korte broek aan. Ik knoopte mijn veters dicht en liep naar buiten. Ik liep net achter Niels het middenplein op, waar onze sergeant ons opwachtte. Hij keek op zijn horloge.
Misschien zijn jullie niet hopeloos. Jullie zijn zowaar één minuut sneller dan ik zei. Meer zelfs, jullie deden het in twaalf minuten.
Ik voelde de opluchting. Ik was de regel van één minuut minder al vergeten. Ik besefte dat alle informatie en regels die we kregen al snel teveel zou worden. Onmiddellijk dacht ik aan de rangen en hun bijhorende strepen, sterren, driehoeken, driehoeken met boogjes in. Ik wist enkel nog dat ik één streep zou krijgen, de korporaal twee en de sergeant stond voor mij met drie strepen. Onze onderluitenant had één ster, de luitenant had er twee en de kapitein drie sterren. Ik kende nog steeds de rangen die voor mij belangrijk waren. Ook al wist ik dat een majoor of generaal dat niet graag zou horen.
Goed jongens, er stoorde mij slechts één ding. Jullie stormden als een nest op hol geslagen varkens weg. Waar is het respect!?
We keken strak voor ons uit, we wisten al wat ons te wachten stond.
Welke straf stel jij voor, soldaat Vereiken?
Twintig keer pompen, sergeant Vervliet!
Zeer goed soldaat Vereiken! EEN!
Ik ging op mijn knieën zitten en liet mij op mijn handen vallen. Ik begon aan onze straf en besefte dat we dit nog vaak zouden doen. Aangezien we geen benul hadden over wat we wel of niet mochten doen.
Goed zo jongens, en dan gaan we nu een speedmars doen! Daarbij mogen jullie laten zien hoe goed het zit met de conditie. Wij gaan twee minuten lopen afwisselen met één minuut marcheren! En we starten met lopen!
We begonnen te lopen, ik wist dat ik deze oefening moest aankunnen. Op school was ik steeds bij de snelsten, lopen mocht dus geen enkel probleem vormen. Als ik dan nog om de twee minuten één minuut mocht stappen, moest mij dit lukken.
En marcheren! Eén-twee, één-twee...
De sergeant gaf de maat aan waarop we moest stappen. Wandelen of slenteren zat er niet in. We moesten een stevige pas aanhouden die snel werd onderbroken door twee minuten lopen. Dit wisselde enkele keren af en al snel voelde ik dat dit zwaarder was dan ik inschatte.
Proficiat jongens, jullie zitten aan twee kilometer, nog drie lange kilometers! Ga jij dat wel halen, Van Deurzen? Je lijkt het wat moeilijk te hebben! Waarom geef je niet gewoon op!
Neen, Sergeant Vervliet!
Geweldig, Van Deurzen! Je geeft ons hoop, maar je overtuigt mij niet! LOPEN!
We begonnen opnieuw te lopen, ik keek om me heen en ging naast Niels lopen die achteraan liep. Ik nam zijn tempo aan en probeerde dat langzaam te versnellen, waardoor hij kon bijblijven. Donny zag mijn initiatief en liet zich uitzakken, hij ging naast Nick lopen. We liepen samen verder tot de sergeant ons opnieuw liet marcheren. Francis en Bert gingen naast elkaar marcheren en Derrik begon aan de volgende twee minuten lopen naast Badru. Voor het eerst liepen we als één peleton verder. De sergeant maakte nog maar weinig opmerkingen en liet ons na vijf en een halve kilometer speedmars stoppen. Ik hijgde rustig uit.
Goed gewerkt jongens, het avondeten wordt binnen een half uur geserveerd. Ik neem aan dat jullie klaar zijn tegen die tijd. Daarna hebben jullie de rest van de avond vrij. Leer de andere mannen binnen jouw compagnie kennen.
Voor het eerst hadden we onze sergeant stil gekregen. Waarschijnlijk was het zijn doel om ons snel samen te laten werken. De eerste keer hadden we het wel voor elkaar opgenomen, maar in de modderpoel trokken we elkaar eerder onderuit, dan dat we op elkaar konden steunen. Maar tijdens de speedmars liepen we zij aan zij. Ik denk dat mijn maten het ook door hebben. Nu maar hopen dat het zo blijft.
Rond 7.30 denderde de trein het station binnen. Ik stond op en gaf mijn brief aan die aan het eerste perron zat. Hij keek naar mijn naam en zocht vervolgens op een lange lijst.
Danny Liets! wagon vier, jongen. Laat ze maar is voelen wat de mannen uit Dendermonde waard zijn.
Ik knikte naar de man met een kleine glimlach. Mijn familie stapte mee naar de vierde perron. Ik kreeg een krop in mijn keel telkens ik naar één van hen keek. Ik besefte nu pas voor het eerst dat ik hen misschien nooit meer zou zien. Aan de wagon stond de deur open, ik gooide mijn zak al op de trein. Ik mocht slechts één zak meenemen, zo stond in de brief. Over handdoeken of verzorgingsmiddelen hoefde ik mij geen zorgen te maken. Die zouden door het leger voorzien worden. Ik had dus niet de moeite gedaan om ze in te pakken. Enkele makkelijke kledingstukken en schoenen. Enkele foto's van vrienden en familie. Wat briefpapier om het thuisfront te schrijven en wat geld. Mijn zak leek nauwelijks gevuld te zijn. Ik had mijn zak ook niet klaargemaakt zoals ik zou doen om op reis te gaan. Ik hoopte dat ik snel zou terugkeren of dat de oorlog plots gedaan zou zijn. Maar ik wist dat dit onmogelijk zou zijn. Ik gaf iedereen een knuffel en schudde mijn broer de hand. Ik hoopte dat hij nooit zou moeten vertrekken. Ik maakte mezelf sterk dat dat mijn taak was. Als ik goed vocht, werd mijn broer hetzelfde leed bespaard. Sneller dan verwacht floot de conducteur op het fluitje. Ik zag nog hoe mijn moeder niet kon kijken naar mijn vertrek. Mijn zussen lieten al snel hun tranen de vrije loop en mijn vader en broer hielden zich sterk. De deuren sloten zich, vanaf nu stond ik er alleen voor.
De trein verliet het station, onze volgende halte was Londerzeel en daarna zouden we doorrijden naar Mechelen. De trein kwam van Kortrijk waar de eerste van mijn gezellen opstapte. Vervolgens stopte de trein in Waregem, Deinze, Gent en Wetteren. We zouden dus met acht beginnen aan onze training. Ons peleton werd gevormd op willekeurige basis. Ze hielden er enkel rekening mee dat geen familieleden in éénzelfde peleton zouden zitten.
Ik stapte de wagon binnen en nam plaats op één van de banken. Ik zat voor een jongen met zwart haar, dat met strak naar achter gekamd was. Gel zorgde ervoor dat alles op zijn plaats werd gehouden. Een wit T-shirt met lange mouwen en daarboven een donkerrood hemd dat hij open liet hangen, de mouwen had hij opgerold. Hij droeg een jeans die onderaan de pijpen uitgerafeld was. Waaschijnlijk schuurde het tussen zijn schoenen en de grond wanneer hij liep. Hij droeg een zonnenbril en kauwde opzichtig op een roze bubblegum. Zijn voet stond op de bank en zijn arm rustte losjes op zijn knie. Hij keek me kort aan vanonder zijn zonnenbril en lachte zijn witte tanden bloot. Zijn huidskleur was lichtjes gebruind. Hij leek het soort persoon dat ik meestal zou ontwijken. Maar ergens stelde zijn relaxte houding mij gerust. Hij leek zich niets aan te trekken van alles wat hem te wachten stond.
Dus... onderbrak hij mijn gedachtengang.
Dus wat? vroeg ik na zijn aarzeling.
Niet zoveel, je bent gewoon de eerste die bij iemand gaat zitten.
Hij haalde zijn been van de bank en boog verover, hij schoof zijn zonnebril op het puntje van zijn neus. Hij steunde met beide armen op zijn knieën en vouwde zijn handen samen.
Weet je, ik zit hier al op vanaf de start van deze trein en iedereen die hier kwam bijzitten, koos een plek waar niemand zat.
En dan?
Jij niet.
Blijkbaar niet, neen.
Waarom?
Gewoon, ik zit, dat is voldoende.
Geweldig, ik ben Donny.
Donny? lachte ik.
Wel, niemand kiest zijn moeder en mijn moeder had een moeder die fan was van Donny Osmond. Jaren geleden een ster samen met zijn broers. Ze vond de naam altijd mooi. En ik was haar eerste zoon?
Ok dan lachte ik Ik ben Danny.
En dan lach jij met mijn naam?
Hij stak zijn hand uit en ik ging erop in.
Donny en Danny ging hij verder Die Russen bibberen al op hun pootjes.
Waarschijnlijk lachte ik.
Donny keek even om zich heen, vervolgens ging hij staan en keek achter zich. Hij ging de andere banken af en keek de andere mannen aan.
Weet je Danny? Je hebt geluk, jij bent op mij na de knapste van ons groepje. Weet je wat dat betekent?
Neen. Wat betekent dat? vroeg ik lachend.
Je krijgt mijn afdankertjes.
Jouw afdankertjes?
Ja, heb jij nooit een oorlogsfilm gezien. Vrouwen zijn gek van ons, we komen ergens aan in ons uniform en ze vallen als niets. Alleen is het jammer dat jullie met mij in de groep zitten. Want ik heb een extra.
Ik moest lachen om zijn opmerking. Zijn vlotte praat zou waarschijnlijk wel een invloed kunnen hebben op vrouwen. Hij stelde mij gerust en voor het eerst sinds deze oorlog startte moest ik lachen. Dat was een fijn gevoel dat ik al een tijdje vergeten was. Ik stond op en stapte door de gang naar het toilet. Ik liep het kleine kamertje in en probeerde mijn evenwicht te bewaren terwijl ik het straaltje in de pot probeerde te mikken. Ik spoelde alles weg en liep terug naar mijn plaats, onderweg zag ik de andere mannen waarmee ik vanaf nu samen zou zijn. Een roodharige jongen trok mijn aandacht. Hij zag er veel jonger uit dan Donny of ik. Hij droeg een bril en las een boekje. Hij voelde zich duidelijk ongemakkelijk bij alles wat er gebeurde. Iets wat ik kon begrijpen. Hij deed alsof hij zijn boekje las, maar keek een aantal keren van achter zijn boek naar mij. Zijn bleke huid maakte kleine wondjes duidelijk zichtbaar. Hij droeg een wollen trui en daaronder een te kleine stoffen broek. Zijn witte kousen verdwenen hoog opgetrokken onder de pijpen. Zijn schoenen waren voorzien van brede witte veters. Ik ging even bij hem zitten.
Donny had opgemerkt dat ik was gaan zitten en verliet zijn plek.
Wel? Wat krijgen we nu Danny? Hou je niet meer van mij? zei Donny luid, terwijl hij lachend met open armen naar mij toekwam.
Ow jij! Hij stapte als eerste op na mij. Van Waregem dus?
De jongen keek op van zijn boek en knikte.
Je mag praten zei Donny Je gaat nog een tijdje bij mij zitten. Ik maak eigenlijk enkel vrouwen sprakeloos, maar ik begrijp het als jij dat ook hebt.
Wat bedoel je daarmee? vroeg de jongen.
Ja, Donny. Wat bedoel je daarmee? vroeg ik.
Niets jongens, rustig maar. Ik ben Donny en dat is Danny. Wie ben jij?
Ik ben Nick.
Aangenaam Nick.
Donny stak zijn hand uit en Nick gaf hem een zwak handje. Daarna gaf hij mij een hand en ging iets meer rechtop zitten. Blijkbaar was hij al iets meer gerust gesteld. Wat hij te danken had aan Donny. Hij bleef steeds praten en het stelde je gerust.
Wie hebben we hier nog? vroeg Donny luidop.
Hij stond op en liep één zetel verder. Ik volgde hem en deed Nick teken om mee te gaan. Hij stond op en kwam erbij zitten. Voor ons zat een grote man, hij was groter dan ik. Hij was breed gebouwd en had kort blond haar. Hij staarde ons aan in zijn blauwgrijze pull over een donkerblauwe jeans.
Wat moeten jullie? vroeg hij.
Wel begon Donny jij gaat waarschijnlijk enkele keren mijn kloten redden en om het goed te maken zal ik ook voor de jouwe zorgen.
Er verscheen een grote glimlach op zijn gezicht. Het veegde zijn norse imago waarmee hij het gesprek startte onmiddellijk weg.
Ik ben Danny zei ik.
Ja, ik heb het al gehoord. Hij is Donny en jij moet dus Nick zijn. Ik ben Bert.
Bert, ik ben een fan van jou lachte Donny, terwijl hij hem de hand schudde.
Waarom dan wel?
Breed gebouwd, sterke armen en benen. Jij kan ons alledrie tegelijk wegdragen als die Russen ons neerknallen.
We moesten opnieuw lachen. Ik zag ook een schuchtere poging bij nick om mee te lachen. De arme jongen was nog steeds onder de indruk. Maar hij bleef erbij zitten. Ons lachen werd onderbroken door een zwartharige man die er plots kwam bijstaan. Hij droeg een bruine vest die dichtgeritsd zat tot aan zijn nek. Een sjaal beschermde zijn hals. Zijn haren waren kortgeschoren aan de zijkant en iets langer bovenaan met wat gel erdoor. Hij droeg zoals zovelen een jeansbroek met daaronder twee zwarte legerboots.
Ik ben Derrik stelde hij zich voor met uitgestrekte arm.
Ik ging in op zijn uitnodiging.
Danny.
Ik ben Donny, heb je koud ofzo?
Neen, ik draag deze vest gewoon graag. Ik ben het gewend om deze te dragen.
Jij gaat mogen wennen aan de soldatenkledij zei Donny.
Waarom?
Meestal vriezen ze erin dood in films.
Alsof het zoals in de films zal zijn zei Bert.
En waarom niet? vroeg Donny.
Niemand weet hoe een oorlog in elkaar zit en die filmmakers zullen het ons zeker niet vertellen. Die blijven veilig in hollywood zitten.
Of in Bollywood zei Nick stil.
We keken hem allevier aan. Hij staarde bedeesd terug.
Geweldig lachte Donny Bollywood, hoe kom je erop.
Zomaar.
Haha, zomaar. Komaan, Nick, je maakt mij af lachte Donny.
Dat doen de Russen wel ging Nick verder.
Nu serieus, Nick. Dat is niet grappig meer zei Donny.
Ik vind van wel lachte Derrik.
Ok dan, maar als ze een mooie jongen als ik al koud maken, dan mogen jullie het helemaal vergeten lachte Donny.
Waar zit de laatste ergens? vroeg ik.
Daar wees Derrik.
En wat is jouw naam, beste vriend? vroeg Donny.
De jongen stond op. Hij droeg een kostuum en stopte een balpen weg in zijn zak. Zijn haren waren mooi in model geknipt. Hij keek ons strak aan en stapte op ons af. Hij sloot een knoopje aan zijn mouw en stond mooi rechtop terwijl hij zijn hand uitstak.
Ik ben Francis.
Wow, Francis! riep Donny Hebben ze jou opgeroepen om de Russen goede manieren te leren?
We moesten allemaal lachen om deze opmerking en tot mijn verbazing zag ik ook Francis zelf lachen.
Ik wil mij goed presenteren. We vechten trouwens ook tegen Chinezen, Noord-Koreanen en Venezolanen.
Juist, die hebben al even slechte manieren zei Donny.
Met alle respect zei ik waarom draag je een kostuum.
Het is niet omdat de vijand ons overhoop wil schieten dat ik mij niet bezig houd met hoe ik eruit zie. Ik ben niet van plan om mij te laten gaan, heren.
Het is jouw leven zei Bert ik kies toch voor dit.
Dat kan ik begrijpen. Bert was het?
Bert knikte en keek opnieuw naar buiten. Francis leek van goede huize te komen. Niets of niemand zou hem uit zijn lood slaan. Maar eens we onze uniformen zouden dragen, zou niemand nog weten wie van waar kwam. Francis was net voor mij opgestapt in Wetteren. Hij leek heel serieus te zijn, hij lachte dan wel even om Donny's opmerking, maar verloor zijn zelfbeheersing niet. En toch overtuigde hij mij niet. In zijn ogen verschool een onzekerheid over wat er allemaal gebeurde. Zijn zelfbeheerste imago leek mij een slechte rol, die hij zichzelf meester had gemaakt. Hij kwam erbij zitten.
Leuk, wat zijn wij een geweldig zestal zei Donny.
De vijand zal niet weten wat hem overkomt lachte Derrik.
Als ik met ze klaar ben toch zei Bert.
Wel Bert, als jij iemand vastneemt, zal iedereen het geweten hebben lachte Donny.
De trein vertraagde en reed het station van Londerzeel binnen. We keken naar de deur waardoor de zevende man zou wandelen die met ons zou meegaan. Ik was benieuwd, stond op en ging aan het raam zitten, zodat ik hem sneller kon zien.
Vergeet wat je zei, Donny.
Wat bedoel je?
Deze jongen krijgt zelfs Bert niet omver.
Door de deur wandelde een Afrikaanse reus naar binnen. Hij was er in geslaagd om alsnog een te grote pull te vinden. Hij droeg een stoffen zwarte broek met brede pijpen die net boven zijn zwarte legerboots hingen. De eerste aanblik op deze reus die zich moest bukken om door de deur van ons compartiment te stappen, liet ons enkel verbaasd staren. Maar al snel bleek dat deze reus niemand was om bang voor te zijn. Hij zette zich zo ver mogelijk van ons en staarde ons bang aan. Zijn grote ogen keken ons aan, terwijl hij op zijn lippen beet. Hij leek echt bang van ons, iets wat ook Donny snel had begrepen. Hij stond op en stapte op hem af, we volgden Donny.
Hallo grote jongen, ik ben Donny.
Ik ben Badru.
Hallo Badru, ik ben Danny ik stak mijn hand uit en hij gaf mij een stevig handdruk.
Ik ben Nick.
Bert.
Derrik.
En ik ben Francis, aangenaam.
Wel Badru, welkom bij de club zei Donny.
Dank u wel, Donny. Jij hebt een grappige naam.
Die komt van Donny Osmond, een zanger van vroeger.
Mijn naam betekent geboren bij volle maan. Ik ben geboren bij volle maan.
Dat is leuk zei ik.
Ja, mijn moeder in Congo vond dat een mooie naam. Ik ook.
Dat is het ook zei Francis.
Hoe ben je in België terecht gekomen?
Mijn familie werd gedood door een grote storm in Congo en toen heeft mijn mama uit België mij komen halen.
Hoe oud was je toen? vroeg Nick.
Badru stak drie vingers op. Het werd even stil in onze wagon. Iets wat we tot dan toe niet gewend waren. Badru had al heel wat meegemaakt. Het was allemaal imposant voor hem. Hij voelde zich nog steeds niet op zijn gemak, maar lachte soms toch zijn tanden bloot naar één van ons.
Wel Badru zei Donny Jij gaat ons waarschijnlijk wel enkele keren redden.
Ik zal dat zeker doen, Donny.
Dat zullen we allemaal doen zei Derrik.
De laatste halte komt eraan zei ik.
Mechelen, zei Bert Daar zullen we onze laatste, nieuwe vriend ontmoeten.
Hoe weet jij dat? vroeg Francis.
Ik heb een praatje gemaakt met één van die mannen in het station van Deinze zei Bert.
Dat klopt zei ik ik heb dat ook ergens gehoord. Daarna gaan we met de bus naar een nieuwe kazerne waar een sergeant ons zal opwachten. Hij zal ons direct aanspreekpunt zijn. Daarboven is er dan een onderluitenant en luitenant die ons zullen leiden op het veld. En de kapitein wordt diegene die alle beslissingen zal nemen. De laatste drie zullen voor drie peletonnen dienen. En dat maakt dan één compagnie.
Geweldig, Danny. Heb jij gestudeerd ofwat? lachte Donny.
Neen, maar ik kreeg het allemaal mee van mijn vader. Die heeft ooit in het leger gediend.
Wel dan weten we dat ook al zei Nick.
De trein begon opnieuw vaart te minderen en iets later schoot er een bordje, Mechelen, voorbij. Dit was voor iedereen het teken om zijn zaken bij elkaar te nemen. Ik greep mijn zak en zwierde hem over mijn schouder. De trein stopte en ik stapte als eerste uit. Vlak achter mij volgde Badru. Een man in uniform vroeg ons hem te volgen. Ik keek links van mij en zag hoe meerdere groepjes van zeven jonge mannen waren uitgestapt. Ze stonden voor een soldaat, die hen wat uitleg gaf. Ik zag hoe sommigen hun jas dichtknoopte, anderen luisterden naar wat de soldaat zei. Nog anderen keken om zich heen. Ik herkende geen enkel gezicht. Ik keek achter me en zag de zes mannen die ik net had leren kennen. Ik glimlachte naar hen en volgde de soldaat.
Hier kunnen jullie wachten op de bus zei de soldaat.
Eén man zat er al, ik ging er van uit dat hij onze achtste aanwinst was. Hij droeg een kleine hoed en keek ons aan. Hij leek zijn woorden te zoeken, stond op en gaf ons een hand.
Ik ben Niels.
Een schuchtere jongen, net als Nick. Hij sprak stiller dan hem. Vanaonder zijn hoedje priemden zijn warrige, zwarte haren. Hij droeg een groen hemd dat in zijn grijze stoffen broek zat. Zijn schoenen leken hun beste tijd gehad te hebben. Zijn kleding zag er eveneens oud uit. Hij leek wel het tegengestelde te zijn van Francis. Hij was de magerste van ons allemaal. We stelden ons voor en hij ging bij ons in de cirkel zitten. Donny was naast mij komen zitten, hij had zijn stoel omgedraaid en staarde naar de andere zes.
Wat denk je ervan? vroeg hij mij.
Wat moet ik denken? We zijn allemaal dezelfde.
Je bent gek? Het lijkt wel alsof ze ons hebben uitgezocht en allemaal verschillende personen bij elkaar hebben gezet.
Ik bedoelde dat we allemaal in dezelfde shit zitten, Donny.
Uiteraard, maar ik wil je mening weten.
Ik denk dat het weinig uitmaakt met wie je samen zit. We moeten elkaar in leven zien te houden, zodat we op elkaar kunnen rekenen.
Dat is een goed idee zei Donny.
Hij ging staan en plaatste één voet op zijn stoel. Hij steunde op met zijn rechterarm op zijn knie en haalde een pakje sigaretten uit zijn broek. Hij nam één sigaret en bood ons er één aan. Enkel Bert en Derrik gingen erop in. Hij gaf hen een vuurtje en stak vervolgens zijn eigen sigaret aan.
Mannen, ik heb een voorstel voor jullie begon Donny.
Ik zag hoe iedereen naar hem luisterde. Hij leek de leider te zijn van ons, het stoorde mij in alle geval niet. Hij was de vlotste van ons en had op de trein steeds het woord genomen. Waarschijnlijk hadden de anderen dit ook opgemerkt, waardoor ze hem als natuurlijke leider zagen.
Ik stel voor dat we elkaar in leven houden. En verder niets. Ik schiet elke klojo neer die in jullie rug wil schieten en jullie doen hetzelfde bij mij. En we maken deze belofte hier en nu. Niemand wijkt er vanaf en niemand doet meer. Met andere woorden, niemand probeert de held uit te hangen door alleen een peleton van de vijand aan te vallen. Of niemand trekt er alleen op uit. We blijven samen en laten elkaar op geen enkel ogenblik in de steek. Volgens mij is dit de enige manier om deze shit te overleven.
En hoe weten wij dat de andere dit zal nakomen? vroeg Bert.
Wat stel je voor?
Ik stel voor dat we ons aan elkaar binden.
Hoe dan? vroeg ik.
De indianen waren bloedbroeders, wij kunnen iets gelijkaardigs doen.
Een tattoeage? stelde Nick voor.
Vergeet het zei Francis
Hij heeft gelijk zei Derrik waar zouden we die al vinden?
Weet er iemand iets? vroeg Donny.
Ik weet iets, Donny zei Badru.
Zeg maar.
Ik zag ooit iets op televisie. Drie soldaten lieten één druppel bloed in een ketting vallen. Ze vulden het dan met water en droegen het rond hun hals.
Dat lijkt mij geen slecht idee zei ik.
Iedereen akkoord?
Iedereen knikte en Badru glimlachte.
Goed, dan moeten we acht kettingen vinden met een klein buisje waarin we ons bloed kunnen mengen.
Dat kan niet zo moeilijk zijn zei Niels hier wat verder is er een glazenmaker, hij doet het nog op ambachtelijke wijze. Hij kan wel zo'n dingen maken.
Oké dan zei Bert bij ons eerste verlof gaan we erheen en vragen om kettinkjes te maken. Daarna vullen we ze met ons bloed.
Mooi zo zei Donny.
Ons gesprek werd onderbroken door de soldaat, hij maakte ons duidelijk dat onze bus was aangekomen. We stonden op, raapten onze zak op en liepen richting de uitgang. Ik liep samen met Donny achteraan de groep. Ik zag hoe Nick en Niels wat met elkaar spraken, terwijl Badru er wat ongemakkelijk bijliep. Derrik en Francis liepen zwijgzaam naast elkaar en Bert stapte als eerste de bus op. Dit waren mijn nieuwe vrienden, ze zouden samen met mij door deze oorlog gaan. Ik hoopte dat we allen terug zouden keren. Ik begreep dat we hiervoor zelf verantwoordelijk waren. Ze leken mij allemaal betrouwbaar en Donny, onze leider zou ons zeker op één lijn kunnen krijgen indien het fout zou lopen. Ik stapte met een vreemd gevoel de bus op. Voor het eerst had ik het gevoel dat alles wel goed zat. Ik ging naast Donny zitten, die een nieuwe bubblegum in zijn mond stopte. Hij bood er mij één aan, die ik vriendelijk weigerde.
Een vreselijk geluid haalde mij uit mijn slaap. Ik duwde op de wekker en keek op de klok. Zeven uur stipt aan het station werd in de brief geschreven. Ik keek naast de klok die vijf uur dertig aangaf, hij lag er nog steeds. De brief die niemand ooit wil ontvangen.
De laatste dagen bracht ik met mijn familie door. De sfeer gisteren loog er niet om. De zondagse bijéénkomst bij mijn grootouders was er één die qua sfeer het vreselijkst was ooit. Iedereen wist wat er zou gebeuren, de dag nadien. Wat was de week vreemd verlopen.
Maandag begon veelbelovend, de zon scheen door het gordijn. Een zeldzaamheid in de winter en gezien de omstandigheden, een deugddoende ervaring. Het werk die dag stelde weinig voor, sinds het begin van alle ellende kwamen nog weinig mensen langs om geholpen te worden bij het zoeken naar werk. Voldoen aan de eisen van overheidsinstanties was in deze tijd minder belangrijk geworden. De overheid zelf hield er zich niet mee bezig. Andere zaken waren van groter belang geworden. De dag ging traagjes voorbij en na de collega's gegroet te hebben sprong ik op de trein huiswaarts. Ik wandelde langs de bomen waar steeds vogeltjes tsjilpten, telkens opnieuw probeerde ik ze tevergeefs tussen de takken te vinden. Ik wandelde rustig naar huis waar ik mijn brievenbus nakeek. Daar vond ik de brief die ik niet wou terugvinden.
Dinsdag en woensdag werden rouwdagen. Ik kreeg geen hap door mijn keel en schepte in niets plezier. Ik speelde op mijn gitaar zonder enig gevoel voor ritme en keek voortdurend op de klok. Ik hoopte dat het allemaal een vergissing zou zijn, maar telkens ik op mijn nachttafel keek, werd ik met de staalharde realiteit geconfronteerd. Mijn ouders had ik al op de hoogte gebracht. Mijn broer bleef nog gespaard, maar ook mijn neven kregen de vreselijke brief in hun bus. Op woensdagavond vertelde mijn baas dat ik niet meer hoefde te komen. Ik kreeg de opdracht het beste te maken van de rest van de week, omdat ik maandag zou vertrekken. Mijn collega's, uitsluitend vrouwen, wensten me sterkte. Tijd om te huilen hadden ze niet, daar ze eigen familie hadden die zich in dezelfde situatie bevonden. Hun gedachten waren bij hun naasten en dat kon ik begrijpen. Het was het eerste afscheid van vele deze week.
Ik stond donderdag op met een ander gevoel. Ik begreep dat ik hier niet aan kon ontsnappen en wou het ook niet langer. Ik wist dat het zou gebeuren, maar ondanks deze gedachte sloeg het nieuws als een bom in. Ik zocht enkele vrienden op en besloot met mijn beste maat op vrijdag af te spreken. Eén laatste avond en nacht samen in ons stamcafé in Aalst. Ik vond mijn vrienden in dezelfde rouw als ik de dag voordien. We gingen samen op stap en babbelden over wat ons te wachten stond. We stelden elkaar gerust, alles zou wel meevallen en we zouden er binnen enkele jaren misschien om lachen dat we zo bang waren voor die brief. Maar toch zag ik in hun ogen dat ze wisten dat het anders zou lopen. Ook ik wist dat dit de laatste keer was dat we samen rond een tafel zouden zitten. Er zouden vrienden van mij en mogelijk ikzelf niet terugkeren om plaats te nemen aan deze tafel. De gedachte was beangstigend. En hoe hard ik ook probeerde er niet aan te denken, het bleef onmogelijk om ze te verbannen. Ik hoopte dat als er één iemand niet zou terugkeren, ikzelf de ongelukkige zou zijn. Ons afscheid duurde langer dan voordien. We gaven niet enkel een hand, we grepen elkaar vast en fluisterden elkaar soms belangrijke woorden toe.
Vrijdag zelf was een maat voor niets. Ik deed bitter weinig en het kon mij niet meer schelen dat er enkele kruimels in mijn keuken lagen. De vaat bleef staan waar ze stond, het leek allemaal onbelangrijk. Ik trok even de straat op waar het beeld steeds meer veranderde. Ik zag over vlaggen hangen en de mensen begroetten me vriendelijk. Ik kreeg schouderklopjes van oudere mannen, die ik nooit eerder zag. Iedereen in Dendermonde wist ondertussen wie de brieven had gekregen en wie niet. Ze wisten dat in de komende weken vele jongemannen plots zouden verdwijnen. Zoals iets meer dan honderd jaar terug gebeurde. Ik kon maar moeilijk geloven dat in 2057 zoiets mogelijk was. Vrijdagavond kwam ik Jonathan tegemoet op de parking van onze poolbar. We begroetten elkaar voor het eerst met een ernstige blik. We stapten zonder woorden naar binnen en kregen voorrang op een groepje jongeren om te spelen. De jongeren gingen uit eerbied voor ons opzij. Ze maakten geen enkel probleem van de beslissing van de patron. Naast onze tafel speelde twee andere jongemannen. Soms wisselden we een blik uit. We lazen in elkaars ogen dat we hetzelfde lot tegemoet gingen. We beëindigden ons spel zonder een winnaar. Geen enkele opmerking, geen brede glimlach toen we het zaaltje verlieten. De patron gaf ons nog wat drank en maakte duidelijk dat we niet hoefden te betalen. We begonnen ons gesprek over wat zou komen, maar we wisten niet echt wat we tegen elkaar moesten zeggen. We kloegen over alle oorzaken die ons zover hadden gebracht, maar beseften dat dit onvermijdbaar was geweest. De dreiging hing er al jaren. We dronken ons glas leeg en bedankten de patron. We reden naar de parking aan de dender en liepen naar het centrum van Aalst. Een kleine zijstraat verborg ons stamcafé met de toepasselijke naam 'De Steeg'. De barman begroette ons zoals steeds met een lach. En bracht ons al snel onze favoriete drank. Hij maakte een kort praatje en begreep al snel dat we één week later niet van de partij zouden zijn. Hij richtte zich tot de rest van zijn klanten, die kort na zijn mededeling ons succes wensten en ons op drank trakteerden. We hadden er een leuke avond en even slaagde De Steeg erin om ons het naderende onheil te laten vergeten. Meisjes kropen bij ons op schoot en er werden foto's van ons genomen samen met onbekenden. De barman maakte duidelijk dat er van al zijn klanten foto's aan de muur zouden gehangen worden. En niet veel later hingen ik en Jonathan tussen een tiental gezichten aan de muur met het opschrift 'Onze Helden'. Op de weg naar onze wagens spraken we over deze titel. Zouden we nu helden zijn? We konden deze titel maar moeilijk plaatsen. Het was vreemd om te denken dat wij helden zouden zijn. Aan de wagen bleven we langer staan dan gewoonlijk. Ook dit was een laatste gesprek, Jonathan had een latere trein richting Mechelen dan ik. We zouden dus niet samen door deze hel trekken. Ik zag hoe zijn auto in mijn achteruitkijkspiegel verdween en reed snel naar Dendermonde terug.
Zaterdag was een dag om te vergeten, ik maakte honderden zaken in orde. Ik ging langs bij de buren en vroeg hen een oogje in het zeil te houden. Ik gaf hen telefoonnummers van mijn ouders, zodat ze hen konden waarschuwen indien iets met mijn appartement zou gebeuren. Ook hier volgde een afscheid en al snel kroop ik opnieuw mijn bed in.
Gisteren was waarschijnlijk de pijnlijkste dag. Ik had me lang afzijdig gehouden van mijn familie, maar arriveerde nu vroeg in de ochtend bij mijn ouders. Ik zag dat mijn moeder het moeilijk had en vaak sprak ik enkele bemoedigende woorden. Ik zei dat het allemaal zo'n vaart niet zou lopen en dat ik waarschijnlijk snel terug thuis zou zijn. Maar ook hier zag ik dezelfde blikken, weinig mensen bleken mijn woorden te geloven. Die avond bij de grootouders was er een bedrukte sfeer. Voor mijn nonkel en tante leek het erger. Hun enige twee zonen kregen de brief. Niemand van ons zou samen vertrekken, dat werd niet gedaan. Ook hier zag ik iedereen voor de laatste keer. Mijn grootmoeder stopte ons wat lekkers toe. Waarschijnlijk zou het de laatste kans zijn die we kregen op lekkers.
Ik keek opnieuw naar de klok, zes uur. Ik moest nu echt opstaan. Ik gooide de gordijnen open en stapte richting de keuken. Ik nam er een slok van de fruitsap, toen de bel ging. Ik keek op de camera en zag mijn familie staan. Mijn ouders, zussen en broer wandelden naar binnen. Ik ging onder de douche staan, terwijl mijn moeder toch maar aan de afwas begon. Ik nam mijn zak op en zette hem in de hal. Ik keek naar mijn familie, ze staarden bedrukt terug. Ik gaf hen de sleutels van mijn appartement en maakte hen snel duidelijk wat ik allemaal verwachtte. Soms is langskomen en zorgen dat de huur betaald werd. Indien ik na zes maanden niet terug was, mocht het opgezegd worden. Ik had een afspraak met de huisbaas, die welwillend was en instemde. Indien ik zou terugkomen zou eender wie het appartement betrok moeten gaan en mocht ik er opnieuw mijn intrek nemen. Het laatste half uur bracht ik door aan het station. Mijn moeder kon geen woord meer zeggen en mijn vader gaf mij goede raad mee. Ik luisterde eigenlijk niet, ik begon terug te denken. Alles waar ik nu voor stond, was heel voorspelbaar geweest.
Het begon één jaar geleden. Een eerste aanvaring tussen de verenigde Staten en Nieuw Rusland. Onder de ijslaag van de noordpool bevonden zich gassen en olie. Dit was reeds jaren geleden, niemand ontgon dit ooit en zowel de Amerikanen als de Russen patrouilleerden door de koude wateren. Wat niemand voor mogelijk hield gebeurde toch. Een Amerikaanse duikboot kelderde een Russische tanker die op weg was naar de noordpool. Het was een nieuw schip dat de Russen enkele weken eerder met een grote parade hadden voorgesteld. Het schip was in staat om door het poolijs te breken en de onontgonnen olievelden te bereiken. Als snel volgden spannende weken, waarin De Verenigde Staten Nieuw Rusland meermaals waarschuwden hun plannen niet uit te voeren. Het bracht de wereld voor het eerst op de rand van een oorlog sinds lang. Maar plots zwegen beide partijen. Nieuw Rusland liet het voorbijgaan en De Verenigde Staten boden excuses aan. Zweden was opgetreden als bemiddelaar en op de Farroer-eilanden schudden beide presidenten elkaar de hand. De wereld haalde opgelucht adem en alles ging zijn gewone gang.
Een kleine twee maanden later sloten Nieuw Rusland en China een verdrag af dat hun bondgenootschap verzegelde. Nieuw Rusland haalde meermaals scherp uit naar de Tibetanen en dit ging snel gepaard met militaire acties. De wereld keek toe hoe de Tibetanen werden verjaagd. De kloosters werden met de grond gelijk gemaakt en de Dalaï Lama werd levenslang gevangen gezet. Niemand repte met een woord over wat er gebeurde, maar voor het eerst voelde de wereld de spanning opbouwen. Toen niet veel later China en Japan onderlinge confrontaties hadden over Japanse vissersboten in Chinese wateren werd voor het eerst duidelijk dat Nieuw Rusland en China elkaar steeds zouden steunen. De Russen kozen op de VN-vergadering de zijde van de Chinezen, waar inmiddels werd gezegd dat Japanse vissers werden opgepakt en vissersboten tot zinken werden gebracht. Het sloeg de wereld met verstomming dat de Iraanse president bemiddelaar werd. Het was de eerste keer in twintig jaar dat een Iraans staatshoofd naar buiten kwam. Sinds de grote problemen aan het begin van deze eeuw hadden ze zich enkel met hunzelf bezig gehouden. Nucleaire wapens bleven uit en Iran werd van de lijst van schurkenstaten geschrapt. Toch bleef iedereen Iran zien als een land, dat elk ogenblik kon uithalen. Dat net dit staatshoofd erin slaagde China en Japan te verzoenen, was een mirakel. De sfeer tussen Japan en China bleef gespannen, maar er werden geen vissersboten meer aangevallen.
Enkele maanden bleef het rustig. Beide partijen lieten elkaar verder gaan met wat ze bezig waren. Nieuw Rusland en China leken de beste vrienden. Vaak verschenen er beelden van de president en de keizer die samen lachten. Iets wat ongewoon was voor de Chinese keizer om zo in het openbaar te verschijnen. Het maakte enkel duidelijk dat de relatie tussen beide landen goed zat.
Al snel bleek dat alles zou veranderen. Nieuw Rusland liet steeds vaker hun militaire overmacht blijken naar zijn kleinere buurlanden. Er werd gesproken over Russische soldaten die de grenzen overstaken en militaire doelwitten uitschakelden. Maar hiervan kwam nooit een duidelijk bewijs. Enkel beeldmateriaal van gebouwen in puin werden getoond. Nieuw Rusland reageerde soms woedend, soms gematigd op deze beschuldigingen. Het was niet duidelijk wie de problemen veroorzaakte. Maar het zorgde voor spanningen in de regio. De Verenigde Staten en Europa hielden zich gedeisd.
Een eerste duidelijk teken kwam er toen Nieuw Rusland en China zich terugtrokken uit de VN. Ze konden zich niet vinden met de regels die de VN aan alle leden oplegde en gingen als goede vrienden weg. In navolging van de twee landen vertrokken ook Noord-Korea en Venezuela. Ze sloten zich enkele dagen later met luide stem aan bij het verbond tussen Nieuw Rusland en China. En enkele dagen werd het verbond tussen de vier landen met een grootse parade gevierd op het Rode plein in Moskou. Iedereen begon te voelen dat er nu een korte lont in een groot kruidvat stak, maar niemand reageerde. Iedereen bleef zijn dagen doorkomen, zoals voordien, net als ik. Ik ging er vanuit dat dit wel weer zou voorbij waaien. Niemand kon zo dom zijn om opnieuw een koude oorlog te starten. Maar mijn vrees voor een koude oorlog voldeed nog niet half aan wat er uiteindelijk zou gebeuren.
Een nieuwe rel tussen de Verenigde Staten en Nieuw Rusland, opnieuw waren de olie- en gasvelden onder de Noordpool. De oorlogsvloten waren er blijven patrouilleren en deze keer zou het menens worden. De sterkste vloot van de Russen beschermde drie nieuwe olietankers die zich richting de noordpool begaven, ze werden gesteund door een chinees vliegdekschip. De Russische vloot bevond zich voor de Noordpool, terwijl de Amerikanen poogden te onderhandelen. Hun vloten aren in de hoogste staat van paraatheid. Niemand wou een oorlog, maar beide partijen waren bereid om er één te starten als het nodig zou zijn. Nieuwe onderhandelaars konden de gemoederen niet bedaren, toen plots de Russen hun vloot terugtrokken. De hele wereld haalde opgelucht adem. De president van Nieuw Rusland werd zelfs toegejuicht door vele mensen in mijn omgeving. Ik hoorde mensen zeggen hoe hij de slimste van de twee was geweest en hoe hij goed wist waarmee hij bezig was. Dat laatste bleef mij bij, waarom weet ik niet. Maar ik stel me nu de vraag welke rol deze laatste zet in zijn strategie speelde.
De wereld stond stil op 16 februari 2057, de Russen vielen plotseling Wit-Rusland binnen. Het land vocht volgens plaatselijke reporters vier dagen een ongelijke strijd. De vlag van Nieuw Rusland wapperde op 20 februari in Minsk. Europa bleef stil, de Verenigde Staten protesteerden, maar verklaarden geen oorlog. De laatste oorlogen in Afghanistan en Irak waren al meer dan dertig jaar achter de rug, maar de Amerikanen herinnerden zich nog goed de ellende. De president wou zijn volk dit onheil besparen.
Het bleef opnieuw enkele weken stil, maar op 29 maart 2057 startte de hel. China begon met een campagne tegen Mongolië, terwijl Nieuw Rusland Kazachtstan binnenviel. Kazachstan viel na een twaalfdaagse veldtocht van het sterke Russische leger. Mongolië wist vol te houden tot 17 april 2057, alvorens een Chinese vlag wapperde in hun hoofdstad, Ulaanbaatar. Nieuw Rusland en China werden door deze strategie beter verbonden. Een reactie kon nu niet langer uitblijven. Op 14 april 2057 hadden de Verenigde Staten de Alliantie de oorlog verklaart. President Dikeson sprak zijn volk toe.
Burgers van Amerika,
vandaag spreek ik u toe wetende dat ik een moeilijke, maar noodzakelijke beslissing heb genomen. Na een vredesperiode die 34 jaar heeft standgehouden, moeten we opnieuw onze zonen, mannen en vaders uitsturen om de wereld te vrijwaren van tirannie. Nieuw Rusland en hun bondgenoten hebben opzettelijk en zonder waarschuwing onze VN-bondgenoten aangevallen. Zij hebben geen enkele intentie om hun kruistocht tegen de democratie stop te zetten, dus zullen wij hen van antwoord dienen. De Verenigde Staten en zijn burgers zullen niet aanvaarden dat de vrijheid van mensen, waar ook ter wereld, bedreigd word. Onze mannen zijn klaar voor deze strijd. De wereld zal meegaan op hun zware tocht. Onze vijand is sterk, zij zijn goed bewapend. Maar wij hebben veel meer, wij hebben het hart en de ziel en wij zullen nooit opgeven.
Burgers van de Verenigde Staten, de wereld doet opnieuw beroep op uw moed, kracht en ziel om het kwade te verslagen. Ik weet dat jullie hen niet zullen teleurstellen.
Ook ik hoorde deze toespraak. Ik wist dat er nog zouden volgen, maar deze bleef mij bij. Misschien omdat het de eerste was. Op 18 april 2057 verklaarden Japan en het Verenigd Koninkrijk de oorlog aan De alliantie. Op 19 april volgden Canada en Australië hun voorbeeld. Enkel Europa bleef stil. De oorzaak voor ons stilzwijgen was snel gevonden. Onze militaire situatie was niet bemoedigend. Indien we Nieuw Rusland de oorlog zouden verklaren, zouden wij als eerste vallen. We hadden geen groot, goed getraind leger. Iedereen wachtte ons antwoord af en Europa werd op een hele vreemde manier in de oorlog gesleurd.
Het bleef plots weer heel stil, ondanks de oorlogsverklaringen kwamen er weinig gevechten. We kregen vaak te horen hoe troepen zich verplaatsten, maar nooit een verslag over een gevecht. Op 29 april 2057veranderde Venezuela dit. Ze overrompelden Guyana, Suriname en Frans-Guyana. De landen maakten geen schijn van kans en vielen binnen de twee dagen. Op 3 mei 2057 namen ze de eilandengroepen in waaronder Curaçao, Martinique en Guadeloupe. Het nieuws sloeg en Nederland en Frankrijk in als een bom. De landen werden nu zelf aangevallen. De Fransen reageerden diezelfde dag met een oorlogsverklaring, Nederland volgde één dag later. Ik wist dat de rest van Europa nu niet lang kon achterblijven. Ik hoorde hoe het volk zich begon te roeren, hoe sommigen niet meer wisten wat doen. Anderen vroegen zich af wanneer België zou meegaan in de oorlog. Maar het bleef nog steeds stil.
Venezuela liet het meest van zich horen, ook al besefte iedereen dat ook de rest van de Alliantie hier meevocht. Puerto Rico werd gemeden, maar de Domenicaanse Republiek, Haïti en Jamaica volgden op 7 en 8 mei 2057. Tussen 10 en 31 mei vielen Belize, Guatemala, El Salvador, Honduras, Nicaragua, Costa Rica en het belangrijke Panama. De alliantie had nu één van de belangrijkste doorgangen ter wereld in hun bezit. Op 3 juni 2057 viel de alliantie Colombia binnen, hier vielen de eerste Amerikaanse mannen onder het geweld van de Alliantie. Colombia viel op 25 juni 2057. Intussen hadden de andere Zuid-amerikaanse landen de oorlog verklaard aan de alliantie op 13 juni 2057. De militaire slaagkracht van deze landen was echter beperkt. Tot ieders verbazing vielen Equador, Peru, Bolivia en Brazilië tijdens de daaropvolgende zomer. Op 25 augustus tekende een Braziliaanse generaal de overgave van Brazilië. Meer dan de helft van Zuid-amerika viel onder het bewind van de alliantie. De dagen na de overgave van Brazilië hielden de andere landen hun adem in. Indien Argentinië viel, zou de rest snel volgen. Maar de volgende aanval was niet voor Argentinië bestemd. Ook al waren er verslagen van gevechten op de grenzen van Brazilië met Paraguay, Argentinië en Uruguay volgde er geen grote veldtocht.
Het was Noord-Korea dat nu van zich liet spreken, gesteund door China vielen ze Zuid-Korea binnen op 9 september 2057. De Zuid-Koreanen hadden een veel sterker leger dan eerdere tegenstanders van de alliantie, maar ondanks de hulp van Japan viel Zuid-Korea op 20 november 2057. Japan vreesde nu een aanval en riep de hulp in van zijn bondgenoten. Australië en De Verenigde Staten beloofden troepen en materiaal. Maar de zeeën rond Japan waren reeds bevolkt met oorlogsvloten van de alliantie. Duikboten vernietigden een Australische vloot die vanuit Darwin was vertrokken. Maar het grootste verlies leden de Amerikanen, die na een zeegevecht hun grote trots de USS Orleans verloren op . Het grootste vliegdekschip dat we vandaag de dag kennen. Het leek allemaal zo snel te gaan en de Alliantie leek onverslaanbaar.
Japan werd de dagen erop onophoudelijk gebombardeerd. In België volgden we met grote angst enkele reporters die tijdig Japan hadden kunnen verlaten. Ze bleven echter reportages maken over wat er gebeurde. Het maakte de oorlog voor het eerst realistisch in België, we zaten aan onze televisietoestellen gekluisterd. Op het werk lieten we alles vallen wanneer er een nieuw bericht binnenliep vanuit Japan. Dag en nacht werden ze gebombardeerd en de steden werden verwoest. Op 14 december werden de kusten van Japan bestookt door schepen van de Alliantie. In het zuiden werd Nagasaki binnengevallen door de Noord-Koreanen. De stad Sapporo werd door de Chinezen aangevallen en Nieuw Rusland lanceerde een directe aanval op Tokyo. Een laatste live-verslag op 17 december 2057 liet het beeld wegvallen net nadat er een grote explosie kortbij de ploeg terecht kwam. Ze weigerden hun job als reporter te staken ondanks herhaaldelijke vraag van de openbare omroep en zelfs de regering. Iedereen wist wat er met de reporter en zijn filmploeg was gebeurt. En nu voor het eerst Belgische slachtoffers gevallen waren, begon het volk te schreeuwen om een oorlogsverklaring. Ons land en andere landen die maar bleven zwijgen werden als lafaards gezien. Het viel me op hoe vooral oudere mannen deze mening verdedigden. De jongere mannen zoals ik begrepen dat dit mogelijk betekende dat wij zouden gaan vechten. Japan viel snel, ze waren afgesneden van hun bondgenoten en vielen snel zonder de noodzakelijke voorraden om zich te blijven verdedigen. Op 27 december 2057 was Japan verslagen. De keizerin weigerde in gevangenschap te leven en pleegde zelfmoord, maar haar zoon was reeds lange tijd voordien naar een veilige plaats gebracht op haar bevel, zodat hij haar zou kunnen opvolgen als keizer van Japan. Het was een zwarte dag voor de geallieerden. Japan was een grote bondgenoot die gevallen was. De Verenigde Staten werden bedreigd. De Europese landen die nog geen oorlogsverklaring hadden uitgesproken deden het nu snel na elkaar. België stapte op donderdag 3 januari 2058 in de derde wereldoorlog.
Ik ontving mijn brief op 14 januari 2058. Ik moest de trein richting Mechelen nemen op 21 januari 2058 waar ik mijn training zou krijgen als militair.