Inhoud blog
  • Vervolg hoofdstuk 12... (mijn excuses, het ligt aan de site...)
  • The Lawdy Boys: Hoofdstuk 12
  • Hoofdstuk 11
  • The Lawdy Boys: Hoofdstuk 10
  • The Lawdy Boys: hoofdstuk 9
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    David's verhalenblog
    Mijn fantasie omgezet in verhalen
    30-12-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Lawdy Boys: hoofdstuk 8

    Er is maar één lange weg...


    Het was stil in de slaapruimte, geen gemor meer. Iedereen Leek te berusten in ons lot. Ik stopte mijn laatste spullen in de zak en trok met de zak op mijn rug de trap op. De sergeant wachtte ons op en vrij snel stonden we klaar om te vertrekken.

    “De wapens moeten mee, korporaal.”

    We namen de wapens op en droegen ze met ons mee. Terug richting ons kamp buiten Gdansk. Het extra gewicht viel best mee. Mannen als Bert en Badru waren een Godsgeschenk, ze droegen de wapens alsof ze er niet waren. De machinegeweren waren niet zo zwaar, maar weegden na enige tijd door. Ik merkte bitter weinig op van de omgeving. Ik had wat extra munitie meegenomen en droeg samen met Francis twee kisten mee. We probeerden zoveel mogelijk uit handen van de Russen te houden. Het laatste wat ik wou, was sterven door een kogel die in ons kamp was gemaakt. We stapten goed door en een eerste keer wierp de training van onze sergeant zijn vruchten af. We kwamen aan in een kamp vol chaos. Onze sergeant zocht naar iemand die ons kon vertellen wat er gaande was. We plaatsten onze wapens bij elkaar en rustten even uit op de kisten die we meesleurden. De sergeant kwam in looppas terug naar ons.

    “Wat doen we sergeant?” vroeg Francis.

    “We vertrekken.”

    “Opnieuw?” vroeg Badru.

    “De Russen zijn dichtbij Gdansk en er zijn twee vliegdekschepen bij. We verwachten elk ogenblik een luchtaanval. We moeten zo snel mogelijk gaan. Plaats de munitie en de machinegeweren in het munitiedepot, dat zal worden vernietigd.”

    “Wat?” zei ik verbauwereerd.

    “Korporaal, er is haast bij. Elk ogenblik kan er een jager aan de horizon verschijnen en ons onder vuur nemen. Eens ze weten dat we terugtrekken, zullen ze ons opjagen.”

    Ik nam één van de kisten op en bracht ze naar de depot. De rest volgde met de machinegeweren of een andere kist. We haastten ons terug naar onze sergeant en kregen het bevel onze rugzakken op een vrachtwagen te werpen.

    “Als we worden aangevallen, kunnen jullie deze missen. Enkel het hoognodige, jullie krijgen jullie actie, Lawdy boys.”

    We wierpen onze zakken op de vrachtwagen en namen onze wapens bij ons. We vertrokken richting de Duitse grens.

    “Waar gaan we heen, sergeant?” vroeg ik.

    “Szczecin, korporaal. Aan de Duitse grens.”

    “Dat wordt een lange weg.”

    “Het is de enige weg, korporaal.”

    We stapten weg van het hoofdkwartier en na een half uur wandelen hoorden we een knal. Ik vermoedde dat het depot was opgeblazen. Iedereen was dus vertrokken uit het kamp. En niet veel later vlogen enkele vrachtwagen en jeeps ons in een rotvaart voorbij.

    “Daar gaan de officieren” zei Bert “onze grote helden.”

    “Ze zullen belangrijker zijn” glimlachte ik.

    “Waarschijnlijk.”


    We wandelden een drietal uren toen onze zorgen begonnen. We hoorden achter ons een fluitend geluid.

    “JAGERS!” riep een stem

    “DE BOSSEN!!!” schreeuwde onze sergeant.

    We spurtten zo snel we konden richting de bossen. Ik hoorde het geratel van een schietende jager. Ik dook in een gracht en hoopte niet geraakt te worden. Ik keek op en zag voor me geen enkele dode soldaat. Ik keek naar de lucht en hoorde opnieuw het geluid.

    “Klaar!?” vroeg Bert.

    “Altijd.”

    We bleven gedekt zitten, terwijl het geluid naderde.

    “Wanneer de kogels langs zijn, moet de jager nog komen. Open onmiddellijk het vuur” zei Bert.

    We hoorden de kogels achter ons in het veld terecht komen. We sprongen op en schoten richting het vliegtuig. Bert trok me net voor een tweede aanstormende jager neer. De kogels vlogen rondom ons. Ik had geen idee hoe we dit overleefden, maar geen enkele kogel trof raak. Bert sprong recht en liep richting de bomen. Ik ging achter een tweede boom staan en wachtte op de laag overvliegende jager. Ik merkte rondom mij meerdere soldaten van verschillende team die klaarstonden om de volgende jager onder vuur te nemen. Toen de jager langs de bomen vloog hoorde ik tientallen schoten lossen. De jager trok snel op. Een glimlach verscheen op mijn gezicht toen ik een rookpluim achter hem zag. Enkele andere jagers volgden en ze werden met wisselend succes geraakt, maar geen enkele stortte neer. We verlieten de bossen en toen zag ik de lichamen liggen. Ik keek om me heen en telde vrij snel negen Lawdy boys. Mijn opluschting was groot, we zetten onze tocht verder, we liepen langs enkele dode soldaten, maar ik schonk het niet dezelfde aandacht als de blonde soldaat met zijn sergeant. We moesten verder, er stond ons een lange weg te wachten.


    De ene voet voor de andere, de enige gedachte die door mijn hoofd ging terwijl de avond viel. Wa stapten de hele dag zonder stoppen. Ik voelde wat pijn in mijn voeten, maar bleef verder wandelen. Ik hoop dat we snel op onze bestemming zouden zijn. We stopten niet voor de nacht. Langs de weg zat soms een soldaat met een dokter die zijn voeten verzorgde. Daarna moest de schoen opnieuw aan, wat gepaard ging met veel pijn en werd de soldaat recht geholpen. Je zag hem dan de pijn verbijten, maar toch doorwandelen. Soms ondersteunde je ze even om vervolgens alleen verder te gaan. Tijdens de nacht hadden we weinig problemen. De jagers bleven weg en op die ene aanval na was er niets meer gebeurt. Misschien waren we al te ver landinwaarts of hadden de Russen andere plannen. Wat zouden onze oversten nu beslissen? Legers terugtrekken uit Finland om de Zweedse kust te verdedigen?


    Tijdens de eerste zonnestralen stapten we nog steeds verder. Ik had geen idee meer welke richting ik opliep. Als iemand mij omdraaide liep ik waarschijnlijk terug zonder het te weten. Mijn aandacht werd gestimuleerd door het gekende geluid. Ik haastte mij naar de bomen en zag anderen rondom mij hetzelfde doen. Het ratelende geluid bleef achter mij en ik raakte heelhuids tussen de veilige bomen. De jagers volgden elkaar snel op. Ze leken niet te stoppen en vuurden meermaals richting het bos. Ik probeerde wel terug te schieten, maar kreeg er de kans niet toe. Mijn pogingen werden onderbroken door een jager die in vlammen langs ons vloog en wat verder te pletter stortte. We zagen hoe enkele geallieerde vliegtuigen de jagers onder vuur namen. Ik hoorde het gejuich rondom mij.

    “Eindelijk wat goed nieuws” zei Donny.

    “Inderdaad.”

    “Ze heten wespen, omdat ze zo wendbaar zijn en een zacht zoemend geluid maken, waardoor je ze niet hoort.”

    “Nooit zo blij geweest om wespen te zien” glimlachte ik.

    Er werden drie jagers neergehaald. De anderen sloegen op de vlucht, de wespen zetten de achtervolging in. We liepen langs het neergehaalde vliegtuig, de piloot zagen we niet meer zitten, het kon mij weinig schelen ook, ik zag de dode soldaten langs de weg. Opnieuw minder maten voor de tegenaanval, na enkele minuten vlogen de wespen laag voorbij ons, onder een bedankend gejuich van ons.

    “Woohoow!” schreeuwde Derrik “Pak die klootzakken!”

    Ik ging naast de sergeant lopen.

    “Hoelang houden we zoiets nog vol, sergeant?”

    “Zolang het moet, korporaal.”

    “Bij elke aanval vallen er tientallen soldaten. Onze moraal zal er niet op vooruit gaan.”

    “Geen zorgen, vanaf nu zijn we binnen bereik van de wespen. Ze zullen niet meer zo gauw aanvallen, korporaal.”

    “Ik hoop het.”

    “Ben je bang?”

    “Neen, niet meer. Sinds de eerste aanval gisteren ben ik veel rustiger.”

    “Mooi, dan kan je vanaf nu een echte korporaal worden.”

    De laatste opmerking van de sergeant bleef hangen. Ik begreep niet goed waarom hij die maakte. Wou hij nu zeggen dat hij tot nu toe teleurgesteld was in zijn keuze? Hij stapte van mij weg en ging even langs Niels lopen. Hij sprak hem wat moed in, maakte een klein grapje en ging lachend door naar de volgende. Ik begreep zijn hint, de moraal was onze zorg. We zouden sowieso aangevallen worden en dan moesten wij voor de juiste mentaliteit zorgen.


    Naarmate we verder stapte zagen we steeds vaker geruststellende signalen. Steeds vaker vlogen enkele wespen boven onze hoofden richting de vijand. Achter mij liep een lange rij mannen, ik hoorde steeds meer positieve gesprekken. We waren zeker dat we Szczecin zouden bereiken. We zagen steeds meer Poolse en Europese vlaggen. Hier en daar zag je groepjes soldaten uitrusten. Iets wat wij net hadden gedaan. Even bijtanken na twee dagen wandelen. Het pijnlijkste moment was opnieuw opstaan. Je voelde opnieuw de druk op je voeten en dat zorgde voor een pijnlijke grimas. Sommigen onder ons hadden hun voeten laten verzorgen, ik had geweigerd. Nadat ik opstond leek het een slecht idee. Maar ik merkte hoe moeilijk het was om de schoenen opnieuw aan te krijgen. We hadden nog een hele weg af te leggen en ik had geen idee wat we precies zouden doen is Szczecin. We hadden een hele reis afgelegd tot in Gdansk om zonder slag of stoot terug te keren. We werden enkel onder vuur genomen door de vijand, zonder dat we echt weerstand konden bieden. Voor de tientallen gesneuvelden onder ons telde ik één vijandelijke piloot. Dit zorgde voor een nieuwe vraag die door mijn gedachten zweefde. Waarom doen we dit? Waarom liepen die mannen zo ver om uiteindelijk neergeschoten te worden? Mijn vraag werd beantwoord door de mensen die ons langs de weg toewuifden. In hun ogen flakkerde wat hoop op, kinderen begroetten ons net zoals de kleine Poolse jongen dat ooit in een station naar me deed. Ik groette ze terug. Mijn vraag werd tijdens mijn lange weg beantwoord door de tientallen onschuldige blikken die een beetje hoop kregen toen ze ons zagen voorbij komen. Ze waren niet angstig, ze hoopten dat wij alles zouden beter maken. Tijdens deze bedenkingen, wist ik dat we hen alleen achterlieten. Het dorp waar we net nog een rustpauze namen, lieten we onbewaakt achter ons. Ook ik droeg een hoop mee, de hoop dat onze vijand zou beseffen dat deze burgers onschuldig zijn, zodat ze dit konden overleven.


    De stad komt steeds dichterbij, we zijn nu drie dagen onderweg en proberen zo snel mogelijk vooruit te gaan, maar de vermoeidheid is nu ons grootste vijand. Wat er achter ons gebeurt weten we niet, we weten enkel dat de vijand niet voor ons zit. Eten is schaars bij de bevolking, maar ze schenken het ons, waar we erom vragen. Ze doen het zonder aarzelen. Het is alsof wij de laatste machine zijn die hen kan rijden en zij de laatste brandstof hebben. We waren aan het rusten in een zoveelste kleine dorp, op 30 kilometer van onze eindbestemming, Sowno. De mensen zijn er vriendelijk en ontvangen ons met open armen. Deze keer laat ik mijn voeten bekijken door een verpleegster uit het dorp. Ze verzorgt de kleine wonden die intussen zijn ontstaan en die mijn stap vertragen. Met een pijnlijke grimas zie ik hoe het meisje met lichtbruin haar voorzichtig mijn voeten onder handen neemt. Ze praat tegen mij, maar ik begrijp geen woord van wat ze zegt. Ze kijkt soms op van mijn voeten en stelt mij glimlachend een vraag, waarop ik met enkele gebaren probeer duidelijk te maken dat ik haar niet begrijp.

    “Ik kom uit België, ik begrijp jou niet...”

    Waarop ik uit haar zinnen enkel “Belgia” kan opmaken.

    “Twoje nogi są katastrofą” lachte ze.

    “Sorry, ik begrijp je echt niet...”

    Ze glimlachte en wees naar mijn voeten, waarop ik knikte. Ze keek om zich heen, maar vond niets dat haar kon helpen. Ze legde mijn voet te rusten op haar schoot en maakten met haar handen het gebaar van een explosie en maakte het geluid van een ontploffing.

    “Mijn voeten zijn ontploft?” vroeg ik.

    Ze knikte toen ze zag hoe ik haar gebaren kopieerde.

    “Jij bent een optimist.”

    Ze keek me opnieuw glimlachend aan. En ging verder met mijn voeten, soms voelde ik wat pijn, maar ik probeerde deze te verbijten. Ik trok haar aandacht.

    “Ik heb gewandeld” ik maakte met mijn wijs- en middelvinger een wandelend gebaar.

    “turystyka?”

    “tury...”

    “Turystyka!” ze deed mijn beweging na.

    “Juist, turystyka” bewoog ik mijn vingers opnieuw.

    Ik zag haar opnieuw lachen om mijn vreemde manier van communiceren.

    “Lach niet met mij” glimlachte ik “dus ik” wees ik naar mij “turystyka vanuit Gdnask” wees ik naar de weg die ik had afgelegd “tot hier”

    “Poszedłeś z Gdańska do Sowno? To więcej niż trzysta kilometrów!”

    “Wat is er met turystyka gebeurt? Laat ook maar...”

    “Jesteś głodny?”

    “Sorry?”

    “Jesteś głodny?” ze maakte een gebaar waarbij ze haar hand naar haar mond bracht, daarna wreef ze over haar buik.

    “Honger! Ja, ik heb honger.”

    “Honger?”

    “Eum, honger...” ik wees naar mijn buik en nam daarna een lege zak. Ik deed wees naar de lege zak en daarna naar mijn buik.

    Ze keek mij verbaasd aan.

    “Ik maak het blijkbaar te moeilijk.”

    “Nie rozumiem, ale jesteś zabawny” lachte ze.

    Ze riep een kleine jongen bij zich en stuurde hem naar een andere kamer in het huis. Ze ging ondertussen verder met het verzorgen van mijn voeten. Niet veel later verscheen de jongen terug met brood en kaas. Hij bood het mij aan en ik schudde het hoofd.

    “Neen, hou het maar voor jullie.”

    De jonge vrouw keek me streng aan. Ze nam het brood uit de jongen zijn handen.

    “Jeść! Musisz być wystarczająco silny, aby pokonać Rosjan!”

    “Rosjan? Je bedoelt Rusland, niet?”

    “Rosja nie musi wygrać!”

    “Rusja, Russia, Rusland”

    Ze hield het brood voor me. Ik nam het aan en beet ervan.

    “Cóż, teraz mamy szansę”

    Ik voelde wat ze me wou zeggen. Ze wou dat ik at, zodat ik sterker genoeg was voor de oorlog met Rusland. Ze was waarschijnlijk bang voor wat er zou gebeuren indien de Russen haar land bezetten. Ik slikte het brood door en zag hoe ze mijn sokken over mijn voeten trok. Ik ging rechtop zitten en trok met een stuk brood in mijn mond mijn botten aan. Even voelde ik de pijn, maar ik ging toch opstaan. Ze kwam even voor me staan en gaf mij een foto van haar en haar familie. Ik keek haar vragend aan.

    “Upewnij się, że ja i moja rodzina razem znowu po wojnie?”

    “Sorry ik begrijp je niet.”

    Ze riep opnieuw de jongen bij zich.

    “Szukaj słownik angielski.”

    De jongen kwam even later terug met een woordenboek. Het meisje ging met haar handen zo snel ze kon door het woordenboek. En wees voor zichzelf de woorden aan.

    “Look...” ze bladerde verder “me and... my family”

    “Ok, dit is je familie...”

    Ze wuifde mijn woorden weg

    “After war!”

    “Wat?”

    “Look me and my family after war?”

    “Wil je dat ik terugkom na de oorlog?”

    Ze keek mij vragend aan. Ze nam de foto uit mijn handen en wees de mensen één voor één aan.

    “sister, mother, brother...”

    “yes, your family.”

    Ze knikte. Ze wees naar zichzelf, ik moest naar haar kijken en knikte. Ze keek onder de tafel, in de kast, onder de zetel.

    “Je wil dat ik je familie zoek na de oorlog?”

    Ze keek mij vragend aan. Ik deed haar teken en nam de woordenboek uit haar handen. Ik schreef alle woorden in het engels op.

    “Ty chcieć mnie znaleźć twój rodzina po wojny?”

    Ze knikte met een grote glimlach, ik hoopte dat ze mij goed had begrepen. Ik weet niet waarom ik het precies beloofde, maar ik deed het. Ze nam me stevig vast en gaf me een zoen op mijn wang.

    “Thank you much” glimlachte ze.

    Ik zocht opnieuw in het woordenboek, terwijl mijn sergeant mij riep. Ik keek even naar hem, maar zocht snel naar de woorden.

    “Jeśli Ja przetrwać, Ja będzie powrót. Co jest twój imię?”

    “Alina Nowak.”

    “Bye Alina Nowak.”

    “Bye żołnierz.”

    “Korporaal, als ik jou een bevel geef, wil ik dat je komt. De lokale bevolking paaien hoort niet bij onze opdracht.”

    “Mijn excuses, sergeant. Ze heeft mijn voeten goed verzorgd, ik wou haar enkel bedanken. Zoals u eerder zei, ik hoor bij het Belgische leger en moet mij ernaar gedragen.”

    “Ik had je tot wijsneus van ons team moeten degraderen in plaats van tot korporaal promoveren.”

    De sergeant ging verder, terwijl ik mijn glimlach onderdrukte.

    “Korporaal, met u permissie?” vroeg Donny.

    Wanneer hij mij op deze manier aansprak, wist ik dat er één lange lijn van zever uit zijn mond zou komen. Ik knikte, wetende dat ik een lach kon gebruiken.

    “Mag ik u vragen te stoppen met vrouwen te versieren; korporaal?”

    “Waarom, Nelissen?”

    “Wel, ik ben volgens mijn teamgenoten de geilerd in het team, wat betekent dat voor elke vrouw die jij versiert ik er minstens vijf moet versieren om die titel niet te verliezen.”

    “Wat?” lachte ik

    “Wel iedereen heeft zijn functie in ons team.”

    “Is dat zo?”

    “Zeer zeker, korporaal. Kijk Francis is diegene met de manieren, meer dan waarschijnlijk van adelijke afkomst. Alvorens hij een Rus neerknalt zal hij zien dat zijn outfit perfect zit en dat hij niets vuilmaakt van iemand anders. Bert is de overduidelijke sterke jongen, een beetje een bullebak die ons op tijd en stond beledigd. Nick is de jongen die een absolute nul was voor de oorlog en hier zijn zelfbeeld heeft opgekrikt en steeds meer in zichzelf geloofd. Hij is onze sluipschutter omdat hij zichzelf hier een persoonlijkheid heeft gevormd. Derrik is diegene die een beetje vanalles tegelijk is, hij is het mysterie van onze groep. Hij heeft van elk van ons een stukje in zich. En Niels is de onschuld zelve, hij houdt zich aan alle regeltjes. Ik voorspel dat hij ons op een dag allemaal zal redden. Badru is onze mascotte, hij weet steeds de juiste woorden te zeggen op de juiste moment. Hij zorgt ervoor dat we stilstaan bij die zaken die we vergeten en zo houdt hij onze moraal hoog. En ik ben de geilerd, die uiteraard elke vrouw kan krijgen.”

    “Zoals die ene die de deur op je gezicht smeet?”

    “Sommige vrouwen komen daadwerkelijk van Venus.”

    “Venus is enkel gas, Donny.”

    “Werkelijk? Je vraagt je af waarom vrouwen die planeet kregen.”

    “Ze kozen ze misschien zelf.”

    “Wat bedoel je.”

    “De meeste vrouwen vallen voor iemand als jij. Jij bent Venus, Donny.”

    “Werkelijk?”

    “Ja, van ver een grootse verschijning, maar dichtbij enkel gas.”

    “Leuke korporaal heb ik.”

    “Dank je, wat ben ik precies in ons team?”

    “De korporaal.”

    “Dank je.”

    “Elk op zijn beurt is niets teveel, korporaal.”

    “Waarschijnlijk, Donny.”

    Donny lachte en keek voor zich uit. We zagen de aan de horizon Czczecin verschijnen. Deze stad draagt een grote geschiedenis met zich mee. Het was zeer lang een Duitse stad en de derde grootste zeehaven van Duitsland. Na de oorlog werd de stad aan Polen gelaten en zo werd het de grootste zeehaven die Polen nu heeft. Wat vreemd is aangezien het ruim zestig kilometer reizen is tot aan de Oostzee. Het is vandaag de zevende stad van Polen en telt om en beide 410.000 inwoners. Door deze stad loopt de Oder. Voor de wereld is Catharina de Grote waarschijnlijk het bekendste individu dat er werd geboren. Het leek mij ironisch dat we uitgerekend in de stad van een Russisch leidster verbleven. Catharina De Grote was Tsarin van Rusland van 1762 tot 1796. Een makkelijke vrouw leek ze mij niet. Zo wordt ze genoemd in de moord op haar man Peter III. Dit werd nooit bewezen, maar wanneer de jongere broer van haar minnaar hem vermoordde, kunnen speculaties niet uitblijven. Ook met haar zoon leefde ze op gespannen voet, maar het fijne van dat verhaal kan ik niet vertellen. De stad op zich is een verluchting voor ons. In tegenstelling tot Gdansk staan de gebouwen hier nog overeind. We kregen er een dag vrijaf en in plaats van te rusten trokken we de stad in. Het Grunwaldzki-plein werd in de negentiende eeuw gelegd, maar daarvan merkten we nog maar weinig. Rondom het plein zagen we moderne gebouwen, weinig herinnerde aan de negentiende eeuw. We wandelden ook langs het oude stadhuis. Het zag er vreemd uit. Vooral de gevel viel op. Waar het dak begon zag je vijf even grote torens, tussen deze torens zag je de silhouette van het dak, maar je aandacht werd door de grote torens getrokken. Er waren groene versieringen op aangebracht, ook de top van elk torentje was groen. Volgens Francis was het in een gotische stijl gebouwd. De stad was zeker de moeite om te bezoeken. Ze wisselt af tussen moderne en oude gebouwen. Waarschijnlijk waren er vele gebouwen verloren gegaan na de laatste grote oorlog. Tijdens de tweede wereldoorlog was dit immers nog duits grondgebied. Het mooiste gebouw dat ik op onze wandeling zag was het zeemuseum. Waarschijnlijk sprak het groen eromheen mij aan, zoals steeds. We hadden geen tijd om het museum te betreden, we moesten terug naar onze sergeant, die ons opwachtte met nieuwe orders.

    Op onze weg terug liepen we langs een krantenkiosk. We konden weinig opmaken uit de artikels, die geen foto's lieten zien. Het was waarschijnlijk niet makkelijk om in deze tijd vlot foto's heen en weer te sturen. Hoe dichter je richting het front tro, hoe minder luxe je ervaarde. Internet was voor ons inmiddels een luxe geworden en als we al aan een computer geraakten, mochten of konden we deze niet gebruiken. De verbinding was steeds traag, het was ook moeilijk geworden om de netwerken online te houden. Maar zoals ik al zei, mocht er geen gebruik van gemaakt worden. De oorlogsjournalisten kregen waarschijnlijk geen uitzondering. Rusland is een broeihaart van hackers, niet dat onze hackers moesten onderdoen voor de Russische, maar sinds de oorlog is gestart werd duidelijk dat de regeringen van onze vijanden de hackers alles geven om constant in te breken in onze netwerken. Onze overheden bleven de hackers vervolgen in plaats van stimuleren, wat ons nu een grote achterstand op onze vijand bezorgt. Ergens hoopte ik dat ik een hacker kon aanspreken, die zou mij wel bij een computer krijgen en deze lang genoeg vlot laten werken om mijn ding te doen. Dat was niet zozeer het laatste nieuws over de oorlog bemachtigen, maar het laatste nieuws van het thuisfront en vooral van Els.


    We arriveerden ruim op tijd bij onze sergeant. Hij kwam pas na ons aan, wat ons verbaasde.

    “Ga zitten, mannen.”

    We namen plaats op de stoelen die rond een tafel stonden. De sergeant hing een kaart omhoog van Europa. Ik begreep dat we uitleg zouden krijgen over de situatie en dat het negatief uitdraaide voor ons hoefde hij ons niet meer uit te leggen.

    “We zijn vandaag in het Noordwesten van Polen, vlak aan de Duitse grens. Jullie hebben een weg van ongeveer 360 kilometer in de benen, vandaar de dag rust.”

    “Hoe is de gang van zaken, sergeant?” vroeg Derrik.

    “Niet goed, Laeremans. De Russen zijn een nieuwe blitzkrieg gestart. Istanbul is gevallen onder de Chinezen. En de Russen zijn over de Donau getrokken. Bulgarije, Servië, Macedonië, Albanië, Bosnië, Herzigovina, Kroatië en Slovenië is gevallen. Momenteel zijn er zware gevechten in Griekenland en op Cyprus. De laatste Turkse troepen trokken zich terug op Cyprus en lieten in hun laatste berichten aan ons weten dat ze tot de laatste man zullen vechten. Ze weigeren zich over te geven of om te vluchten.”

    “Zinloze moed” fluisterde Niels.

    “Maar moed die wij respecteren en waarvoor we onze Turkse vrienden zullen eren, Roelandts!”

    “Hoe gaat het daar, sergeant?” vroeg ik.

    “Wederom niet goed, korporaal. De Grieken zijn zo goed als verslagen, net als de Turken, Cyprus wordt platgebombardeerd. De havens lijke van geen belang voor de Chinezen. Ze hebben immers de havens in Syrië en Turkije, daar zullen ze weldra al de Griekse havens aan toevoegen.”

    “Vecht er dan niemand terug!” ergerde Bert zich.

    “Rustig, Franssen! Niemand kan iets doen!”

    “Waarom niet! Omdat we ons enkel terugtrekken, we lopen weg en worden godverdomme in onze rug geschoten!”

    “Franssen, wat wou je beginnen in Gdansk? Wou je er soms sterven zonder één kogel af te schieten? Of dacht je dat de Russen hun infanterie zouden sturen wanneer ze hun schepen of bommenwerpers kunnen gebruiken?”

    “Bert, onze kans komt nog” zei ik.

    “Het is ronduit belachelijk! Heel Oost-Europa is zonder slag of stoot verloren gegaan, enkel veel doden aan onze kant.”

    “Dat weten we, Franssen. En op een dag zullen we terugslaan, maar nu kunnen wij niets doen!” schreeuwde de sergeant.

    Het werd stil in de kamer, iedereen begreep de frustratie van Bert, de sergeant ook. Iedereen voelde de frustratie van Bert. We werden verslagen, zonder dat we vochten. Ik keek om me heen en zag hoe Donny met een sigaret in zijn mond voorover gebogen zat. Ze handen had hij in elkaar gevouwen en zijn ellebogen steunden op zijn knieën. Hij keek naar de grond. Hij haalde zijn handen uit elkaar en nam de sigaret uit zijn mond. Hij keek op en leunde tegen de stoel.

    “Weet je, Bert” zei hij “dit is net als die keer dat ik met mijn lul tussen de deur stak.”

    Ik zag hoe bij elk van ons een glimlach op het gezicht verscheen.

    “Maar dat wil niet zeggen dat ik hem niet meer ga gebruiken, hé.”

    Ik moest lachen en zag de anderen hetzelfde doen. Donny was meer dan de geilerd van ons team. Hij zorgde als geen ander voor de glimlach van het team.

    “Dus even geduld, Bert. Nu doet onze lul gewoon pijn, maar binnen enkele weken rukken we die Russen de lul van hun lijf. Dan zullen we zien wie er gefrustreerd rondloopt.”

    “Donny, als ik ooit in mijn leven een belachelijkere klootzak dan jou tegenkom, maak ik hem af, want jij verdient met recht en reden die titel” glimlachte Bert.

    “Ach, ik heb mijn minpuntjes, Bert, maar jou heb ik graag. Jij weet wat je moet zeggen om een lul er bovenop te krijgen. Ik ben er zeker van dat jij de jouwe gelukkig houd.”

    Donny keek hem met opgeheven hoofd en een brede glimlach aan. Hij stopte zijn sigaret opnieuw in zijn mond en keek naar de sergeant.

    “Dank je wel, Nelissen.”

    Donny gooide een nonchalante groet richting de sergeant, die zijn gebaar door de vingers zag.

    “De Italianen maken zich klaar voor de oorlog, ze zijn bereid om ver te gaan. Volgens hun geschiedenisboeken is Italië nooit helemaal in vreemde handen geweest en ze willen dat zo houden. De Russen zijn reeds gestart met de voorbereidingen voor deze aanval. Het Sloveense verzet berichtte ons over troepenverplaatsingen. Ook in Wenen en Praag wordt gevochten, de Engelsen vechten er samen met de Tjechen en Oostenrijkers. Ze worden ondersteund door wat overblijft van de legers van Hongarije, Slovakije en Ukraïne. Mogelijk houden ze daar nog even stand, maar het zou een illusie heten, als we geloven dat daar de opmars van de vijand zou stoppen. Ook Zweden liet al weten dat een Russische vloot nu langs hun kusten vaart, een beetje goed nieuws om te eindigen, ze wisten twee van hun schepen tot zinken te brengen met hun gecammoufleerde kustverdediging. Helaas ging de kustverdediging verloren. Meer goed nieuws, de Poolse onderzeeërs zijn veilig aangekomen in Engeland, waar ze zich bij een Engelse vloot hebben gevoegd.”

    “Enig nieuws uit Canada, sergeant?”

    “Helaas niet, korporaal.”

    “Wat moeten wij doen, sergeant?” vroeg Badru.

    “Goede vraag, Wiels. Wij zullen deze stad zo goed en zo kwaad mogelijk verdedigen. Maar deze keer doen we het op een andere manier. Gdansk werd meer dan eens verkend door Russische teams zoals het onze. We hebben besloten om deze teams niet in de buurt van de stad te laten komen. We gaan hen dwingen vliegtuigen in te zetten. De luchtverdediging hier is uitermate sterk, waardoor ze hier op heel wat weerstand kunnen rekenen. Ook de Duitse Luftwaffe staat ter onze beschikking, de wespen zijn klaar om de jagers en Russische bommenwerpers neer te halen. Niels zal vanaf nu een kleine radio met zich meekrijgen, hij kan steeds de hulp van de wespen inroepen, indien nodig. Wij zullen dus rondtrekken en zoeken naar mogelijke verkenners. Verkenningsvliegtuigen zullen de omgeving rondom Szczecin afzoeken naar vijandige teams. Indien zij iets vinden, worden wij erheen gestuurd. De verkenningsvliegtuigen zijn onbemand en zij kunnen niet aanvallen. De wespen zullen ook niet ingezet worden om teams aan te vallen, we zetten ze enkel in wanneer er vijandige vliegtuigen rondvliegen. Het plan is te verhinderen dat de vijand de nodige informatie opdoet om deze stad aan te vallen. De verdediging wordt geregeld aangepast, zodat potentiële spionnen nooit de correcte informatie kunnen doorgeven. Onze missies zijn geheim, niemand buiten de teams die naar buiten gaan weten ervan. Nick jij zal een grote rol spelen in deze missies. Ik wil jullie vragen mij niet te groeten eens we buiten de stad zijn. Behandel mij als jullie gelijke. Korporaal, je verwijdert die strepen op je mouw. Als de vijand het smerig speelt, doen wij hetzelfde. Dus aarzel niet om zo'n klootzak in de rug te schieten, zij deden hetzelfde met onze jongens langs de weg hierheen.”

    Daar was het dan, eindelijk zouden we terugvechten. Ik zag de opluchting in de ogen van de mannen. We waren blij dat we dit eindelijk konden doen, vanaf nu zou ik mijn verantwoordelijkheid moeten nemen. Binnen enkele uren liepen we waarschijnlijk in de omliggende dorpen op zoek naar een tiental Russen. We zouden ze zoeken, vinden, afmaken en terugkeren. Geen grote veldslag, maar guerillagevechten. Wachten op je vijand, snel doden en verdwijnen. Het werd tijd dat onze vijand ons begon te vrezen.



    30-12-2009 om 03:11 geschreven door David  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


    Archief per week
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 28/12-03/01 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs