Het
is nu drie dagen geleden dat we onze eerste slachtoffers maakten. De
sfeer binnen het team ging erop vooruit. Het doet wederom vragen
rijzen. Waarom zorgt de dood van enkele Russen door onze hand ervoor
dat wij goedgeluimd opstaan? Ik herinner mij het eerste schot van
Nick, de blik in zijn ogen verraadde veel haat, die slechts een
uurtje eerder gecreëerd werd door de Russen die een man en twee
jongens in koelen bloede afmaakten. Vooral hun spel met de tweede
jongen liet op ons een indruk na. En toch bleven het mensen,
misschien was het net dat wat alles zo moeilijk maakte. Hoe we het
ook draaiden of keerden, het bleven mensen, net als wij. Dit
betekende dat wij net zo goed eenzelfde spel konden spelen. En als ik
eerlijk ben, denk ik dat zij die het zagen gerust dit spel wilden
spelen met de Russische soldaten die de jongen afmaakten. Dat zij het
eerst deden zou dan een gemakkelijk excuus zijn om exact hetzelfde te
doen, maar ons nog steeds als normale en betere mensen dan zij te
zien. Waarschijnlijk leefde zoiets ook bij de Russen die deze burgers
neerschoten. Er zal wel een excuus zijn, iets wat gemoedsrust geeft.
Mijn
relatie met Nick was er op achteruit gegaan. Hij trakteerde mij meer
dan eens op een kwade blik. Hij vergaf het mij niet, voor hem was ik
waarschijnlijk even slecht als die Russen. Ik maakte mij sterk dat
het zou koelen zonder blazen. Ik had weinig zin om mij te
verantwoorden en hoefde dit ook niet te doen. Zoals de sergeant al
zei, we volgen de bevelen op. Ik moest er ook op toezien dat de
anderen het overleefden, wat ze allemaal deden. Daarmee was onze
missie geslaagd, ook al leek dit sterk op mijn excuus om de
gemoedsrust te bewaren.
De
koffie was zoals zo vaak te heet. Op een kolenkachel koffie maken, is
ook niet dat. Een soort goedkope oploskoffie in water en dat zwier je
op een kachel die steeds te warm stond. Vervolgens wachtte je op het
juiste moment, dit juiste moment was steeds te laat. We waren vanaf
de eerste keer slim genoeg geweest om de ijzeren kan met een doekje
vast te nemen. Het hele ding warmde in een mum van tijd op en een
verbrandde hand zou ons niet helpen bij het schieten. Je goot het dan
in je tas en probeerde het op te drinken. Meestal ging ik er eerst
met mijn vinger door om te voelen of het mijn slokdarm niet om zeep
zou helpen. Anderen zoals Donny goten wat water bij de koffie om het
zo sneller drinkbaar te maken. Ik zag het echter niet zitten om mijn
koffie nog waterachtiger te maken dan die al was. Zo werd ik de enige
die zijn vinger in de koffie stopte en hem vervolgens liet afkoelen.
Waarom
doe je dat toch steeds? vroeg Donny.
Ik
besloot niet te antwoorden, aangezien deze discussie al eerder was
gevoerd.
Gewoon
wat water erbij en het is opgelost. Daarbij vermijd je dat je je
vinger verbrand.
Die
is niet verbrand, gewoon opgewarmd. Ik wil graag nog de koffie
proeven.
Dan
moet je op restaurant gaan.
Op
restaurant gaan, het leek een mooie fantasie. Ik lette zelfs niet op
restaurants als ik door de straten liep. Sinds ik in het leger was,
leek het alsof zoiets niet meer bestond. Zo waren er wel meer zaken
die niet meer bestonden. Ik dacht er gewoonweg niet meer aan. Ons
sociaal leven beperkte zich tot de spelletjes die we speelden en het
contact met andere compagnies. De mensen van je eigen team leken op
je gezin, de eigen compagnie was de familie. Alles daarbuiten kende
je niet of nauwelijks. Familiefeestjes waren er niet en in het gezin
werd bitter weinig gesproken. We spraken vooral over wat we net
hadden gezien. Over thuis spraken we niet meer sinds Gdansk, ook dat
deel van ons leven leek al een tijdje niet meer te bestaan. Ik dacht
nauwelijks aan hen, zelfs Els ging vaker door mijn gedachten dan mijn
familie. Geen idee waarom, maar misschien was het beter zo. Het zou
kunnen leiden tot heimwee, wat we nu zeker konden missen. Ik ging er
vanuit dat iedereen in het team constant aan het denken was.
De
laatste drie dagen was Badru bezig met zijn mes in een stuk hout te
kerven, maar ik vroeg me nu pas af wat hij deed.
Ik
maak een houtwerkje antwoordde hij.
Waar
heb je dat geleerd?
Thuis.
Mag
ik het zien?
Badru
toonde mij zijn werk en ik kon mijn ogen nauwelijks geloven. Hij had
een houtwerkje gemaakt waarop een team soldaten klaarstond voor een
hinderlaag. Hij maakte een werkje van ons eerste gevecht.
Hoe
lang doe je dat al?
Sinds
ik zeven ben.
Zo
snel?
Ja,
ik heb het geleerd van mijn vader.
Je
vader in België?
Ja,
papa Johan.
Ik
glimlachte naar Badru.
Ik
moet ook een titel hebben. Volgens papa Johan kan een houtwerkje
alleen bestaan met een titel.
Ik
begon na te denken.
Misschien
weet jij iets? vroeg Badru.
Wat
dacht je van the lawdy boys?
Hoe
schrijf je dat?
Ik
nam een papiertje en pende de titel erop neer.
Dank
je.
Geen
probleem.
Ik
stapte wat rond in onze kamer en observeerde iedereen. Bert lag te
slapen en onder hem las Francis het boekje dat ik hem had gegeven.
Derrik was aan het dammen met Niels en Nick trakteerde mij op een
zoveelste kwade blik. Koelen zonder blazen, ging door mijn hoofd.
Badru kerfde vlijtig voort. Onder hem lag een hoopje houtschilfers.
Een bevel tot opruimen hoefde ik niet te geven. Telkens hij zijn
kunstwerk opzij legde veegde hij alles bij elkaar en eindigde het in
de kachel. Donny kwam naast me staan en nam wat koffie. Hij vulde
zijn tas driekwart, nam zijn drinkbus en vulde aan. Hij nam een slok
en knikte even naar me, terwijl hij zijn tas naar mij hief.
Schol
zei ik.
Bedankt
Niet
te warm?
Perfecte
temperatuur, Liets.
Geen
korporaal dus geen grappige opmerking, waarop ik toch had gehoopt na
mijn opmerking over de koffie.
Al
enig idee wanneer er nog is iets gaat gebeuren?
Nope.
Ik
hoop dat we hier niet weer twee weken zitten.
Dat
betwijfel ik.
Donny
keek me vragend aan, terwijl hij van zijn tas nipte.
Ik
kan me niet inbeelden dat de Russen lang zullen wachten met een
volgende actie. Dat kunnen ze ook niet. We weten immers dat ze er
zijn.
Ja,
ze haasten zich nogal. Al drie dagen stilte.
Voor
de storm zei ik.
Mogelijk.
Ik
stapte naar buiten. Ik had nood aan een frisse neus. Onze sergeant
bleek met dezelfde gedachte te spelen. Hij zat voor onze bunker op
een steen.
Sergeant
groette ik hem.
Korporaal.
Nog
nieuws?
We
verwachten een reactie van de Russen.
Wanneer?
Geen
idee, de laatste rapporten tonen aan dat de Russen niet bewegen.
Vreemd.
Eigenlijk
niet, korporaal.
Ik
staarde voor me uit.
Ze
hebben slechts één weg en die is verdedigd. Ze zouden dus grote
verliezen lijden om hier te geraken en dan op een stad vol
geallieerden te stoten. Het zou een eerste grote verlies kunnen
betekenen.
Dat
zou mooi zijn.
Te
mooi om waar te zijn, korporaal. Ik verwacht iets anders.
Wat
dan?
Hij
wees naar de lucht. Ik keek even op.
Een
bombardement?
De
luchtmacht staat paraat, korporaal. Dat is de reden waarom ze de
luftwaffe niet willen inzetten om een tankdivisie uit te schakelen.
Elke wesp die verloren gaat, is één bom meer op ons dak.
Ik
weet het, sergeant. Ik zat in de roes van een overwinning.
We
zullen het allemaal wel ervaren hebben, korporaal. Hoe staat het met
de mannen?
Ze
houden zich bezig. Ze hopen dat het niet lang zal duren vooraleer ze
opnieuw in actie kunnen schieten.
Geweldige
soldaten dus.
Best
wel, sergeant. Ze willen de russen verslagen.
Ze
zullen er alle kansen toe krijgen, korporaal.
Ik
heb wel een klein probleem.
En
dat is?
Toen
we op de heuvel waren werden er drie burgers neergeschoten, zonder
reden. Van Deurzen wou schieten en ik verhinderde dat.
En
nu ziet hij jou als de boeman?
Ja,
sergeant.
Welkom
in mijn wereld, korporaal.
De
sergeant stond op en ik bleef wat teleurgesteld achter. Ik had net
iets meer tips verwacht om hiermee om te gaan. Ook al dacht ik aan
koelen zonder blazen, ik zat ermee verveeld.
Korporaal!
Ja,
sergeant?
Trek
het je niet aan. Ze zullen je allemaal nog haten, dat is een deel van
onze job. Jij bent de enige waarvan ik denk dat hij ermee om kan
gaan.
Dank
u, sergeant.
Waarom
ik hem bedankte wist ik niet. Hij leek moeite te doen om het voor mij
draaglijker te maken, dus leek een dankwoord op zijn plaats.
Anderzijds gaf hij mij een reden waarom hij mij als zijn korporaal
koos. Een zeldzaam compliment van de sergeant. Hij leek nog steeds
alsof hij zich niet aan ons wou binden. Ook al droeg hij een buisje
met ons bloed in, hij stond toch buiten ons team. Misschien was dat
voor hem de makkelijkste manier om ons te bevelen. Ik trok terug naar
binnen en smeet mij op mijn bed. Een dutje zou mij zeker goed doen.
Een
alarm wekte mij bruusk uit mijn slaap. Ik sprong uit mijn bed en trok
mijn boots aan. Ik nam mijn geweer en liep naar buiten met de
anderen. Dat dit geen slim idee was bleek toen we de chaos in de stad
zagen. Mensen liepen overal heen, zowel burgers als soldaten. Onze
sergeant kwam erbij.
Er
moeten zoveel mogelijk posten bemand worden! Beman de geweren aan de
muur! Dit is de grote!
Ik
weet niet waarom, maar ik deed het gewoon.
Bert,
Donny, Nick! De linkerpost!
Derrik,
Niels, Francis! Rechterkant!
De
mannen liepen naar de twee posten langs onze bunker, maar nog voor ze
er kwamen doken de eerste jagers naar beneden.
DEKKING!!!
We
doken allemaal weg. Vanaf dat ogenblik had ik geen idee meer wie zich
op welke plek bevond. De sergeant zat iets verder en Badru lag naast
mij achter een muurtje. Ik probeerde te kijken waar de rest zat en
Badru trok me net op tijd neer voor de aanstormende jager. De wespen
kwam snel opdagen en namen de jagers onder vuur. Boven onze hoofden
speelde zich een luchtgevecht af. De jagers waren in de meerderheid
en haalden meer wespen neer, dan wij jagers. Het meest vreselijke
tafereel dat ik kon zien was een Duitse piloot die zich kon redden
met zijn schietstoel. Hij dwarrelde met zijn parachute naar beneden,
maar werd door een ander neerstortend vliegtuig meegesleurd. De
Luftwaffe vluchtte niet en bleef vechten, terwijl de nachtmerrie voor
ons nog moest beginnen. De bommenwerpers dumpten hun bommen op de
stad. Rondom ons ontploften huizen, bunkers en wegen. Je zag de
bommen niet vallen, je zag enkel plots een huis exploderen. Het enige
wat we konden doen was hopen dat de bommen uit onze buurt bleven. Hoe
lang het precies duurde weet ik niet, maar het leek wel uren te
duren. Toen de bommenwerpers voorbij waren hadden de jagers de meeste
wespen uitgeschakeld. Ze bleven boven de stad cirkelen en namen ons
geregeld onder vuur. Ik probeerde opnieuw te kijken waar de rest van
ons team zich bevond en zag Bert een beetje verder tegen een hoger
muurtje zitten. Hij herlaadde zijn wapen. Ik deed teken en hij
knikte. Alles was in orde. Hij schoot geregeld richting de jagers. Of
dit veel uithaalde betwijfelde ik. Ik keek rond, maar vond niemand
terug. Ook de sergeant bleek verdwenen, ik hoopte dat hij ergens
veilig zat. Ik wou de leiding niet overnemen. Op dat ogenblik zag ik
onze bunker. Deze lag in puin, misschien was het toch een goed idee
om naar buiten te komen. De verdediging van de stad was gevallen, dit
was een open doekje nu voor de tankdivisie. Ze konden zomaar
binnenrijden. Het verzet zou beperkt zijn tot enkele soldaten die
terugschoten. De Luftwaffe was uitgeschakeld, zij konden geen rol van
betekenis meer spelen. Ik zag een vrouw met haar baby in de armen in
een deurgat van een brandend huis staan. Ze wou de oversteek wagen.
Verschillende soldaten riepen haar toe, niet te bewegen. Maar een
plotse instorting van een draagbalk achter haar liet de paniek
toeslaan. Ze spurtte richting een veiligere plek. Een jager merkte
haar op een schoot haar in de rug neer. De vrouw viel op de grond
neer, haar baby in de armen. We hoorden de baby huilen.
Shit!
Wat
doen we, korporaal? vroeg Badru.
Ik
keek naar Badru, als ik het bevel zou geven zou hij het proberen.
Maar dit kon ik niet maken, hij zou zeker sterven. Ik hoorde de baby
huilen, maar we moesten hopen op een goede afloop.
Niets,
Wiels!
Ok,
korporaal.
Mijn
woorden waren amper koud of een ander soldaat probeerde bij het kind
te geraken. Hij kon het kind meenemen, maar werd door een jager
neergemaaid. Badru keek mij even aan. Hij leek te begrijpen waarom ik
hem het bevel niet had gegeven. Althans dat hoopte ik. De jagers
bleven maar doorgaan en her en der lagen de slachtoffers verspreid.
Ik hoopte enkel dat er niemand van ons bij lag. Bert was gestopt met
vuren, ik deed hem teken en hij maakte duidelijk dat zijn kogels op
waren. Ik gaf het bevel dat hij moest blijven waar hij was. Hij
knikte en bleef zitten.
De
laatste schoten weerklonken en het alarm staakte. Ik en Badru stonden
op en Bert kwam naar ons toe.
Heb
je de anderen gezien?
Neen.
De
sergeant krabbelde uit een krater en kwam naar ons toe.
Een
bom valt nooit twee keer op dezelfde plaats, mannen.
Zelfs
nu gaf hij gewoon les, alsof dit een oefening was. Ik keek om me heen
en zag al snel Derrik, Niels en Francis.
Waar
zaten jullie?
We
zaten in die nis wees Francis.
Ik
keek naar de nis en vroeg me af hoe drie volwassen mannen daar
inraakten. Deze moest dieper zijn dan gedacht. Nick en Donny kropen
van onder een huis. Ze waren in een keldergat gedoken en zaten dus
relatief veilig. Ons hele team had het wederom gehaald. We hadden
meer geluk dan we konden hopen. Of waren ze gewoon goed getraind? Ik
durfde de vraag niet luidop te stellen, met alle slachtoffers rondom
ons. Ik stapte richting de soldaat die de baby wou redden en kwam
langs de moeder. Ik zag haar gezicht, haar ogen waren geopend. Ik
knielde naast haar neer en sloot ze. +Ik schatte haar rond 24 jaar
jong. Ze lag met een doorzeefd lichaam tussen de andere doden. Ik
stapte naar de soldaat en hoopte dat de baby nog zou leven. Mijn hoop
werd echter gedrukt door het gebrek aan gehuil. De soldaat lag op het
kindje. Ik verplaatste zijn lichaam en zag de baby met gesloten ogen
liggen. Het lag er vredig bij, ondanks de vreselijke scene. Ik zag
geen schotwonden en checkte zijn hartslag in de hals. Ik voelde
niets, waarschijnlijk had de val van de soldaat, het arme kind
gedood. Ik wist niet wat ik moest denken. Moest ik kwaad zijn op de
soldaat? Op de moeder? Beiden poogden het kind te redden. Ik stapte
wat verder en vond er een jongen van ongeveer zeven jaar. Hij
stamelde wat woorden.
BADRU!
SNEL!
Badru
kwam aangelopen. Ik diende de jongen de eerste zorgen toe en gaf hem
aan Badru.
Breng
hem naar een veldhospitaal.
Ik
zag hoe iedereen van ons team begon te zoeken naar overlevenden.
Korporaal!
Ja,
sergeant!
Help
waar jullie kunnen, ik ga poolshoogte nemen bij onze oversten.
We
doen ons best, sergeant.
We
zochten tussen de lijken naar de overlevenden. Daarnaast verplaatsten
we de lijken, zodat de hulpverlening vlotter kon verlopen. Samen met
de burgers hielpen we de gewonden. Een kleine 500 meter verder was er
een veldhospitaal opgericht. We liep heen en weer met gewonden. Het
was zwaar werk en we zaten onder het bloed. We dachten er niet bij
na, de mensen moesten geholpen worden. Ik had een klein zakje
gevonden en verzamelde de naamplaatjes van dode soldaten. Het was
belangrijk dat deze niet verloren gingen. Ik zag andere mannen de
plaatjes bij elkaar zoeken. Intussen werd duidelijk wat de verliezen
bij onze compagnie waren.
Korporaal!
Ja,
sergeant?
Ik
heb nieuws over de andere teams.
Ik
bleef stil.
Ons
vierde team kreeg het opnieuw te verduren. Sergeant Braams is
gesneuveld samen met twee van zijn mannen.
Wie?
Vaels
en Wikkens, ze maakten geen kans. Ze zaten in de bunker en die werd
gebombardeerd.
En
de rest?
Bij
team vier verder geen slachtoffers, maar daar zal Putten het moeten
overnemen.
De
gedachte alleen al maakte mij week. Ik wou absoluut niet overnemen,
ik haatte de verantwoordelijkheid.
Voorts
is korporaal Verdoodt gesneuveld, zijn job zal worden overgenomen
door Orçun.
En
ook in het eerste team sneuvelde sergeant Verkercke. Biens raakte
zwaargewond en kan niet meer vechten.
Wat
heeft Biens?
Verloor
zijn rechterbeen, korporaal.
De
sergeant vertelde het ijzig kalm, maar deze keer merkte ik dat hij
niet zo sterk was. Twee van zijn naaste vrienden gesneuveld in één
aanval. En wat met het vierde team, zijn waren gehalveerd. Ik wist
niet wat ik tegen hen zou moeten zeggen als ik hen tegenkwam.
Misschien was het beter om hen bij andere teams te voegen, maar
hierover durfde ik geen suggestie te doen. Onze compagnie had
geleden. En toch waren we beter af dan sommige anderen. Er waren
teams die nooit uit hun bunker waren geraakt. Anderen waren dan weer
bij de posten geraakt en daar gesneuveld. Ik was blij dat ons bevel
net te laat kwam, anders waren er zeker van ons gesneuveld.
Ik
liep Yordi tegen het lijf in het veldhospitaal. Hij was er Biens gaan
bezoeken. Hij was net als ik korporaal geworden. Dit betekende dat
hij nu het team moest leiden.
En?
vroeg ik.
De
sergeant is dood en Biens kan niet meer verder. Hij mag naar huis.
Klote,
man.
Dat
is een understatement.
Je
bent er klaar voor. Ik zou zeker onder jou willen dienen.
Eigenlijk
ben ik er helemaal niet klaar voor, Danny.
Waarom
denk je dat?
Ik
ben er eigenlijk bang voor. Ik moet nu beslissen waar we heenlopen.
Wie er voorop loopt of wie er een huis gaat verkennen. Dat is niets
voor mij.
Voor
niemand, Yordi. Ook onze sergeanten haten die job. Ik denk dat zij
steeds hopen op vrijwilligers.
Dan
nog neem ik de beslissing om een huis wel of niet te verkennen.
Als
je dat niet doet knallen ze iedereen overhoop.
Die
gedachte zorgt niet voor een beter gevoel als ik het bevel geef.
Als
je met iemand wilt praten, kom gerust langs.
Bedankt,
man, maar ik red me wel.
Yordi
was veranderd. De plotse leiding en vooral verantwoordelijkheid over
het team zat hier waarschijnlijk voor veel tussen. Hij had ook net
Biens bezocht, misschien had hij het zien gebeuren. Ik besloot zelf
naar Biens toe te gaan.
Dokter?
Ja,
korporaal?
Waar
ligt soldaat Biens?
Hij
wordt klaargemaakt om te vertrekken, korporaal. Hij ligt als op een
draagberrie.
De
dokter wees richting de tentopening achteraan.
Ik
stapte langs de veldbedden. Tijdens het gevecht leek iedereen die
geveld was, dood te zijn. Maar hier zag je de hardere realiteit. Bij
sommige mannen zat een priester of een zuster. Ik probeerde de
slechte gedachte bij zulke taferelen te bannen, maar keek toch naar
de toestand van deze mannen. Het leek mij beter dood te zijn dan in
deze bedden te moeten liggen. Ik zag en man spartelen van de pijn.
Een verpleegster en een priester probeerden hem rustig te houden. Hij
schreeuwde het uit van de pijn. Zijn voet was weg en de linkerkant
van zijn lichaam zat onder het bloed. Zijn gezicht kon je niet
herkennen, maar de pijn voelde je als je in zijn ogen keek. Hij
schreeuwde het uit en riep om zijn moeder. De priester sprak zo goed
hij kon op hem in. Deze manier van vechten was ronduit laf. Geen van
deze mannen kon iets terugdoen. De moed van de Russen was ver te
zoeken in deze oorlog. Ik dacht aan de drie burgers die zomaar werden
neergeschoten en zag nu de man schreeuwen van de pijn. Mijn haat
jegens de Russen nam toe. Ik zag Biens liggen, hij staarde naar de
lucht.
Dag
Biens.
Korporaal
Liets?
Ik
kwam kijken hoe het met je ging.
Ik
wou dat ik goed kon zeggen.
Opnieuw
begon hij naar de lucht te staren.
Je
mag naar huis.
Ja,
geweldig. Om wat te doen?
Dat
weet ik niet, maar iedereen kan dit hier missen.
Waarschijnlijk.
Een
pijnlijke stilte trad op de voorgrond. Ik begon me af te vragen of
dit een goed idee was.
Weet
je, Liets. Ik keek altijd graag naar de lucht. Ik kon erbij wegdromen
of ik keek naar de vormen in de wolken en maakte er figuren van. Het
enige wat ik nu kan denken als ik er naar kijk...
Wat
dan, Biens?
Van
daar kwamen die klotebommen die mij een been gekost hebben. Die mijn
toekomst wegnamen en die ervoor zorgden dat ik voor de rest van mijn
leven als een gehandicapte loser mag verdergaan. En met een beetje
geluk raken de Russen tot bij mij thuis en knallen ze me af terwijl
ik in een rolstoel zit!
Ik
wist niet wat ik moest vertellen. Ik hurkte naast hem neer en legde
mijn hand op zijn arm.
Die
Russen komen nooit zover. Dat beloof ik je. En zorg er verdomme voor
dat je een handwapen bij je draagt, zodat je minstens één van die
klootzakken kan meesleuren als ze jou willen afmaken.
Hij
keek mij voor het eerst tijdens het gesprek aan en knikte.
We
knallen er wel enkele voor jou af. En voor Verkercke en alle
anderen.
Biens
schudde mijn hand en keek met tranen in de ogen naar mij.
Geen
zorgen man, die smeerlappen gaan eraan.
Ik
stond op en groette Biens. Hij groette terug en ik stapte weg.
Onderweg zag ik een bebloed laken over de schreeuwende soldaat
liggen, hij was nu voor altijd rustig. De priester las een tekstje
uit zijn bijbel en keek naar boven. Voor hem betekende de lucht nog
iets anders, ondanks dat ook hij de ellende had meegemaakt.
Ik
keerde terug naar mijn team, op hun gezichten kon ik lezen dat ze het
nieuws over de andere teams hadden vernomen. Het was er stil, soms
onderbrak een kuch of een korte zin deze stilte. Wat moest ik nu
beginnen om onze moraal op te krikken? Zeggen dat we ons gelukkige
mochten prijzen, leek me ongepast. We kenden de soldaten, misschien
niet zo goed, maar we kenden hen. En na net Biens gezien te hebben,
leek ons geluk prijzen uit den boze.
Ik
neem aan dat jullie alles hebben vernomen?
Ik
zag enkelen onder hen knikken.
Ik
ben korporaal Knaepen tegengekomen en hij lijkt mij klaar om het over
te nemen. Ik heb de vrijheid genomen om Biens te bezoeken. Hij had
het moeilijk, maar klinkt nog steeds strijdvaardig. Ik heb hem laten
weten dat we die rotzakken zullen afmaken en er enkele voor hem gaan
neerleggen. Dat zijn we hem verplicht, mannen! Hij wil niet dat we om
hem rouwen, hij wil dat we vechten en laten zien dat we niet klein te
krijgen zijn!
Donny
zat naar de grond te staren met zijn armen op zijn knieën knikte hij
even.
De
korporaal heeft gelijk. Ze hebben niks aan ons als we hier zo zitten.
We kunnen beter ons wapen opnemen en die klote-Russen laten voelen
wat wij nu voelen.
Zo
mag ik het horen zei ik.
Ik
hoopte dat deze woorden hen iets of wat zouden helpen. Hen vertellen
hoe Biens lijdde zou hen geen stap vooruit helpen. De verwrongen
waarheid leek mij een betere optie.
De
sergeant kwam erbij. Hij had nieuwe bevelen van onze oversten bij
zich.
Mannen,
ik weet dat dit een zware dag was. We hebben geleden, maar we zijn
niet verslagen. En binnenkort zullen we hen terugpakken. We zullen
ons voorbereiden in Hamburg, weg van het front. De Duitsers zullen
hen proberen tegen te houden. Ze willen koste wat het kost
verhinderen dat Berlijn opnieuw in Russische handen zal vallen. Wij
krijgen tijdelijk rust in Hamburg en zullen er bevoorraad worden.
Is
er nog nieuws van de andere fronten, sergeant?
Ja,
de chinezen rukken vlot op in Afrika. Egypte kon niets doen om dat te
verhinderen en ook Libië wordt onder de voet gelopen. Griekenland
heeft zich overgegeven en 1 dag later volgde Cyprus, dat volledig
geïsoleerd was. Rondom Milaan vechten de geallieerden een verbeten
strijd uit met de Russen. Ze weigeren zich over te geven. Het verzet
in Roemenië doet zijn werk goed, meerdere treinen werden
tegengehouden en ze slaagden er zelfs in een trein met Russische
troepen te laten ontsporen, terwijl deze over een brug reed.
Toch
wat leuk nieuws zei Bert.
Praag
is gevallen en ook de Oostenrijkse wehrmacht staat op vallen. Ze
worden zwaar aangepakt door de Russen en trekken gestaag terug. Ze
hopen samen met de Fransen in Zwitserland een nieuw front te vorm. De
Tsjechen doen hetzelfde in Duitsland.
Tot
zover het goede nieuws zei Francis.
Er
is een beetje goed nieuws. De Engelse premier, Lindstone, is op weg
naar Canada. Hij gaat er alles aan doen om de Canadezen te overtuigen
in de oorlog te stappen. De Canadese bevolking raakt steeds meer
overtuigd van de zaak en verwijt hun regering hun passieve beleid. De
Amerikanen houden voorlopig stand. Ze slagen er steeds beter in om de
Venezolanen, gesteund door Russen en Koreanen tegen te houden. Maar
ze hebben de extra manschappen nodig om terug te kunnen slaan.
De
Canadezen zei ik.
Inderdaad,
Lindstone is geboren in Canada en heeft het Canadese volk aan zijn
zijde. Hij mag er in publiek gaan spreken. De Canadezen hebben
verscheidene groepen opgericht die vinden dat ze moeten deelnemen aan
deze oorlog. Ze vrezen immers dat na de VS, zij aan de beurt zijn en
dan zullen ze geen rol van betekenis meer kunnen spelen.
Eindelijk,
die Canadezen gaan erin stappen! zei Donny.
Dat
hopen we allemaal, maar voorlopig is er geen oorlogsverklaring. En
Afrika en Europa bengelen op de rand van verslagen te worden. De
Afrikanen kunnen geen degelijk front vormen en daar is het vooral een
guerilla-oorlog en hoe het met ons gaat, hoef ik niet uit te leggen.
We
moeten stoppen met achteruit lopen zei Bert.
Dat
zal gebeuren, Bert zei ik.
Juist,
Franssen, alles op zijn tijd sprak de sergeant.
En
nu, sergeant? vroeg Niels.
Nu
keren we terug naar Hamburg. We moeten tot in Berlijn wandelen, daar
zullen trucks ons meenemen naar Hamburg. De trucks hier worden
gebruikt om de gewonden te vervoeren.
Hoeveel
kilometer, sergeant? vroeg Francis.
Een
kleine 150 kilometer, Vereiken.
Onze
zakken inpakken was niet meer nodig. Al onze bezittingen lagen onder
het beton van de bunker. We hadden enkel onze wapens in de hand en
enkele kleine zaken die we hadden meegenomen terwijl we de bunker
verlieten. Of die we toevallig bij ons hadden. Ik nam mijn CZ 13 op
de schouder en stapte naar Bert.
Kogels
nodig?
Neen,
ik heb er wat genomen van de gesneuvelde soldaten. Ik kan verder.
Een
goede soldaat, het minste wat je kan zeggen van Bert. Altijd
voorbereid op een volgend gevecht. Ik wou hem wat kogels geven, maar
vergat de honderden kogels op de lichamen van onze gesneuvelde
makkers.
We
stonden vrij snel klaar om te vertrekken, de andere teams voegden
zich bij ons. We begonnen met onze trektocht en terwijl we Szczecin
verlieten, zagen we de gezichten van teleurgestelde burgers. Sommigen
onder hen maakten verwijten aan ons adres. Je kon hen moeilijk
ongelijk geven. We hadden weinig gedaan om deze ramp te verhinderen.
Althans zo leek het, we hadden er eigenlijk alles aan gedaan om het
te verhinderen. Dat mochten ze nagaan bij de Luftwaffe die hier zware
verliezen hadden geleden. We verlieten Szczecin en lieten het aan de
Russen. Samen met ons zagen we ook burgers wegtrekken. Ze besloten
een andere weg te nemen, wat een goed idee was. Wij zouden mogelijk
opnieuw beschoten worden en meer burgerslachtoffers konden we missen.
We stapten een dag en enkele uren en kwamen aan in Berlijn, we
ervoeren geen enkel probleem. Alsof de Russen hadden besloten ons
tijdelijk met rust te laten. In Berlijn kwamen we aan bij de trucks,
waarin we onmiddellijk overstapten. Er was geen tijd te verliezen.
Slapen, eten en drinken kon op de truck. De wegen in Duitsland waren
nog steeds perfect en zorgden ervoor dat alles snel kon verlopen. 300
kilometer afgelegd in minder dan drie uur en we kwamen aan in
Hamburg. Onze nieuwe thuishaven weg van het front. We vonden hier ook
onze bevoorradingsdivisies terug, wat voor mij iets anders betekende
dan voor de meesten onder ons.