Het gaat niet goed met de vlinderpopulatie in Europa, schijnt het. In
de voorbije tien jaar is het vlinderbestand dramatisch afgenomen, en sommige
soorten zijn zelfs zo goed als helemaal verdwenen. Dat wordt beschouwd als een soort
alarmsignaal voor de gezondheid van de natuur in het algemeen. En in het
bijzonder voor de afnemende biodiversiteit, onder andere van de insecten, in
onze streken en in de wereld. De oorzaak zou vooral liggen bij de intensieve
landbouw en het gebruik van pesticides. Een probleem is ook, volgens
Natuurpunt, dat onze tuinen niet "vlindervriendelijk"
zijn: we zouden een grotere variatie aan "nectarplanten"
in onze tuinen moeten voorzien.
Vreemd genoeg heb ik helemaal niet die indruk. Integendeel zelfs: als
ik in de voorbije lente of zomer ging wandelen, dan zag ik véél meer (verschillende) vlinders rondfladderen dan
pakweg vijf jaar geleden. Wie mijn mening zou vragen, die zou mij eerder horen
verkondigen dat het bijzonder goed gaat met de vlinders. Al moet ik direct
toegeven dat ik géén kenner ben, en maar enkele soorten kan onderscheiden. Ik
loop ook niet de hele tijd naar vlinders rond te speuren. En dus is mijn beeld
misschien toch wat vertekend?
Hoe dan ook: bij Natuurpunt trekken ze al heel lang aan de alarmbel,
en daarom zijn ze daar sinds enkele jaren bezig met een jaarlijkse
vlindertelling in de zomer. Om objectieve en meetbare criteria te hebben om de
evolutie van het vlinderbestand in Vlaanderen op te volgen. (Ze doen dat op
andere momenten trouwens ook voor andere diersoorten: er is jaarlijks ook een
vogeltelling, en er is onlangs zelfs een verzoek geweest om molshopen te tellen...)
Een lovenswaardig initiatief, vind ik, want iedereen kan mee doen: je
hoeft geen vlinderkenner of wetenschapper te zijn. Gewoon vijf minuten "vlinderspotten" in je tuin.
Al heb ik er geen idee van hoe zoiets in z'n werk zou moeten gaan.
Alle insecten, en dus ook de vlinders, hebben bij uitstek een grillig en
onvoorspelbaar bewegingspatroon. Je kan ze nauwelijks volgen, en je verliest ze
sowieso binnen de kortste keren uit het oog. Als je een vlinder gezien hebt, en
die ontsnapt even uit je blikveld, hoe weet je dan of het al dan niet diezelfde
vlinder is die kort daarna weer voor je gezicht komt vliegen? Als je een
vlinder op een struik ziet zitten, en opeens is die weg, en kort daarna zit er
weer een vlinder op diezelfde struik, hoe kan je dan weten of het een andere
vlinder zou zijn? Hoe begin je eraan om vlinders te tellen? Hoe houd je een
correcte score bij? Ik zou het echt niet weten.
Natuurpunt legt er alvast de nadruk op dat je er moet op letten geen
vlinders "dubbel" te tellen. Ze beseffen
dus ook wel het probleem, lijkt mij. Maar ik heb op hun website geen
suggesties gevonden om dat met zekerheid te vermijden...
Ik heb er al aan gedacht om elke vlinder die ik zie te vangen en te
ringen. Zoals ze bij de vogels doen in het Zwin of in Planckendael. Maar die
vlinders hebben zó'n dunne en kleine pootjes. Vind maar eens een ring die klein
en licht genoeg is!
Of misschien zou ik de vlinders kunnen "chippen"? Zoals ze bij een wolf doen. Maar die vlinders hebben van
die flinterdunne vleugels. Vind maar eens een chip die klein en licht genoeg
is!
Misschien zou ik met een spuitbus gereed kunnen zitten, en elke
vlinder binnen mijn gezichtsveld groen of blauw spuiten? Maar probeer maar eens
te mikken op zo'n fladderaar? De kans dat ik raak spuit, is nihil. En
bovendien: als ik in zijn/haar ogen zou spuiten, maak ik het beestje misschien
wel blind. Dus ook dat idee moet ik laten varen.
Ik zou natuurlijk kunnen proberen om elke vlinder die ik zie te vangen
met mijn vlindernet, maar als ik daar als een wildeman sta te zwaaien met mijn
net, dan zoeken alle vlinders al direct een minder geagiteerde tuin uit, en zal
ik bijzonder weinig vlinders op mijn telraam staan hebben. Dat is dus wellicht
ook al geen goed idee.
Ik zal het voorlopig maar aan de specialisten over laten, en de resultaten van
de voorbije vlindertelling gewoon accepteren. Daaruit zou blijken dat er meer bosvlinders zijn dan de vorige jaren,
maar minder graslandvlinders. En dat
de soorten die houden van de warmte ook bij ons in opmars zijn. Al bij al niet
zó negatief als ons soms voorgehouden wordt.
Maar misschien moet ik volgende zomer toch eens zélf tellen. Als iemand mij
een bruikbare suggestie aan de hand kan doen om dubbeltellingen te vermijden?
|