Op die zonovergoten 2 maart heb ik mijn stappenteller eindelijk nog
eens aan het werk gezet. Het was al geleden van 15 januari, en eigenlijk
schaamde ik me diep. Ik had me verwacht aan bijtende kritiek, maar mijn
stappenteller is duidelijk van het positieve soort: op het einde van mijn
wandeling heeft hij me zelfs op gejuich getrakteerd. Hoewel ik amper 6.600
stappen achter de rug had. Veel meer kon ik niet aan met mijn stramme benen na
die lange winterslaap. Het is duidelijk dat ik oud aan het worden ben: niet
meer zo snel, en veel rapper moe. Mijn zonen laten niet na mij dat op tijd en
stond onder de neus te wrijven:
Je wordt ouder
papa, geef 't maar toe Je wilt er alles aan doen, maar je weet niet hoe Je wordt ouder papa, je wordt ouder pappa Je wordt ouder papa, geef 't maar toe Je bent nog snel maar ook eerder moe
Ik ben deze keer eens in de "Pastorietuin"
in het centrum van Merelbeke binnen gestapt. Bij al mijn voorbije wandeltochten
was ik daar vreemd genoeg eerder nog nooit binnen geweest. Ik moet eerlijk
toegeven dat ik nogal teleurgesteld was over de aanblik van de "tuin", maar ik vermoed dat dit alles met
de tijd van het jaar te maken had. De tuin was duidelijk nog in "wintermodus". Zo goed als zonder kleur. Behalve
bruin dan, in vijftig tinten. Ik zal eens terug moeten gaan in de lente of in
de zomer, als de tuin zal openbloeien en de struiken er weer fris groen bij
zullen staan. Ik zal dan sowieso ook méér van de tuin kunnen zien, hoop ik,
want door dat corona-kapsel hangt mijn weelderige haardos voor mijn ogen en
zie ik maar de helft van wat er rondom mij te zien is...
Wat er wél héél welig tierde, in de Pastorietuin, dat waren lege
blikjes van frisdrank, plastieken flesjes van water, wikkels van snoeprepen, verfrommelde
sigarettenpakjes en peuken. Ik denk dat die soorten minder seizoensgebonden
zijn, en dat die in alle seizoenen even weelderig op de bodem te vinden zijn.
Binnen in de Pastorietuin wel méér dan erbuiten. Wat mij doet vermoeden dat die
gewassen beter floreren in afgesloten tuinen dan langs de openbare weg.
Er was ook een geheel nieuwe soort te vinden tussen de struiken. Een
soort die een jaar geleden nog helemaal niet in onze contreien voor kwam: het papieren mondmasker. Volgens mij is
dat een exoot die, min of meer per ongeluk, uit Azië is geïmporteerd. Misschien
wel samen met de verfoeide Aziatische
Hoornaar? Ik heb wel de indruk dat de soort hier héél goed gedijt, en zéér
snel vermenigvuldigt. Ik hoop maar dat dit niet wéér zo'n woekerende
onuitroeibare soort is als de Japanse Duizendknoop,
want dan raken we er wellicht nooit meer vanaf !
Uiteraard ben ik ook weer voorbij het foeilelijke Merelbeekse Cultuurhuis gestapt. Als er een prijs
zou uitgereikt worden voor het allerlelijkste gebouw ter wereld, dan komt ons Cultuurhuis zéker in aanmerking. Heb ik
al verteld dat het een roestbruine blokkendoos is? En als ik "roestbruin" schrijf, dan bedoel ik dat
letterlijk. Het is niet roodbruin geverfd, het is gewoon roest: de buitenkant
is bedekt met stalen platen die vrolijk aan het oxideren zijn. Ik vraag me af
wat dit met ons grondwater doet als het ijzeroxide met de regen in de bodem
sijpelt?
Maar ik moet wel toegeven: het is zó lelijk dat het op een bepaalde
aparte manier toch "mooi" is, of toch
in elk geval bezienswaardig.
(En het is al bij al minder lelijk dan wat er in
de Pastorietuin allemaal tussen het gebladerte op de bodem te vinden was...)
Misschien had ik ons tuinhuis in plaats van in duurzaam hardhout
eerder in staal moeten laten optrekken. Dan was het ondertussen ook al een roestbruine
blokkendoos geweest. En ik had er heel zeker cultuur-subsidies voor gekregen...
|