Het zal je maar overkomen: je bent ijverig en onvervaard aan het
wandelen, in de wijde natuur. Goed op weg voor het volgende compliment van je
stappenteller: "Proficiat! Je hebt 10.000
stappen gehaald!" En dan is daar plots die knagende aandrang om te gaan
plassen.
Want aan een lange wandeling is inderdaad toch een klein risico
verbonden: het kan je heel goed overkomen dat je onderweg dringend pipi moet doen.
Dat risico is bij mij nét iets groter als ik 's morgens mijn pil tegen een hoge
bloeddruk genomen heb, want dat is eigenlijk niets anders dan een "plaspil": een vochtafdrijvend
geneesmiddel. Als ik die pil geslikt heb, dan moet ik soms om het half uur naar
het toilet. En echt handig is dat niet als je een paar uur onderweg bent. Want
opeens is daar inderdaad die dringende aandrang. Ik probeer het dan maar zo
lang mogelijk in te houden, hopend dat ik heel vlug een openbaar toilet zal
vinden. Alléén... er is geen enkel openbaar toilet in Merelbeke. Geen enkel! En
helaas: terwijl je vroeger nog terecht kon in één van de plaatselijke cafés,
tegen de niet-zo-democratische prijs van 50 cent, dan lukt dat nu in deze corona-periode
niet meer. Alle cafés of restaurants of tavernes zijn dicht. Je kan dus nergens meer terecht.
Ik moet me dus aan het riskante "wildplassen"
wagen: ergens in een bosje, of achter een struik. En dan maar hopen dat er niet
nét op dat moment een andere wandelaar of fietser voorbij komt, want dan voel
ik me "betrapt" en ongelooflijk
gegeneerd. Als ik écht zou betrapt worden, door een politieagent, dan zou dat "wildplassen" mij overigens duur te staan
komen: de boete bedraagt 140 euro. Ik zou dan wel kunnen argumenteren dat er
geen enkel openbaar toilet in de buurt is, maar daar heeft een ijverige functionaris
geen boodschap aan.
"140 euro, meneer!"
Vroeger had je nog hier en daar een "urinoir". Dikwijls zelfs naast de kerk, vermoedelijk om te
vermijden dat de (mannelijke) helft van de kerkgangers tijdens de dienst zou weglopen, naar het dichtstbijzijnde café,
omwille van een dringende behoefte. Daar konden in elk geval de mannen wel nog
terecht. Maar ook dat is er niet meer. Gelukkig maar, misschien, want de stank
in de buurt van zo'n urinoir was
dikwijls niet te harden...
Maar ik mag niet klagen, al bij al. Ik kan tenminste nog achter een
boomstam gaan plassen. Voor vrouwen is dat al veel minder evident. Als je als
vrouw tijdens een wandeling dringend moet plassen, dan heb je wel écht een
probleem. Dan moet je in de natuur maar een plekje zien te vinden om even neer
te hurken voor "de kleine boodschap".
Als je héél veel geluk hebt, en in een bos rondwandelt, dan kan je hopelijk wel
ergens een verborgen plekje ontdekken en dan maar de netels trotseren die daar
onvermijdelijk welig tieren. Als je minder geluk hebt, en in het open veld op
wandel bent, dan moet je als vrouw hopen op een moment dat er géén of
nauwelijks passage is. Of anders je schaamtegevoel negeren, en doen wat je
hoognodig moet doen.
Misschien toch iets waar de "vrouwvriendelijke"
regering van Alexander eens werk zou kunnen van maken? Zéker in deze
corona-tijden waarbij de horeca volledig dicht is, en je voor die plas nergens
meer terecht kan behalve in een openbaar toilet. Hopelijk staat dit punt op de
agenda van het volgende overlegcomité: het voorzien van voldoende openbare
toiletten. Ook, en vooral, voor vrouwen.
Dit gezegd zijnde: voor rolstoelgebruikers is het nog véél droeviger
gesteld met de mogelijkheden om naar het toilet te gaan. Wildplassen tegen een
muur of in de struiken gaan hurken is er voor hen sowieso niet bij, en nu de
horeca dicht is, blijven voor hen alléén nog de openbare toiletten over die
rolstoeltoegankelijk zijn. Dat is al helemaal zoeken naar een speld in een
hooiberg...
|