Op de laatste dag van augustus heb ik van een (zeldzame) regenpauze
geprofiteerd om mijn stappenteller nog eens aan het werk te zetten. En die
heeft mij beloond met een ferme pluim: ik heb "Level 8" bereikt, en daarmee doe ik beter dan 93% van de gebruikers
van de app!
Ik was net in het "Rotary bos"
aan het stappen, en de vele vogels in het bos hebben mijn succes bejubeld met
een oorverdovend fluitconcert. Ik had toen toch even een emotioneel moment.
Als ik spreek over het "Rotary
bos", dan is dat misschien eerder een "eufemisme",
want een "bos" kan je het bezwaarlijk
noemen: het is een kluitje bomen, amper 13,5 hectare groot, aangeplant naast
een stuk landbouwgrond, en geklemd tussen een paar woonwijken. Dat betekent dat
bij veel van de huizen in die wijken, de tuin uitmondt op het "bos". Wat mij doet terugdenken aan een
nonkel van ons die in de streek van Dilbeek woonde. Ook zijn tuin grensde langs
achter aan een "bos", of wat daar
moest voor door gaan. We gingen heel graag bij die nonkel op bezoek. Omdat het
daar gezellig was, maar wellicht vooral door de aantrekkingskracht van dat bos.
We hoefden enkel door het poortje achteraan de tuin te stappen, en we wandelden
zó het donkere bos in.
Ik heb daar ooit, ergens rond mijn vijftiende denk ik, een opstel over
geschreven, over onze wandelingen in dat bos. Ik zal het nooit vergeten. Ik had
kort daarvoor voor de eerste, en enige, keer in mijn leven slechte punten
gekregen voor een opstel. We hadden een tekstje moeten schrijven over "de natuur", als ik me goed herinner, en
ik had er een saaie opsomming van gemaakt: van allerlei bloemen die we onderweg
hadden gezien. (Vermoedelijk had ik vooral willen opscheppen met mijn kennis
over al die planten?) Ik kon héél slecht tegen kritiek in die tijd (en nu nog
altijd, als ik eerlijk ben), en ik was woest bij de slechte punten. Kwaad op
mezelf, vooral. En dus heb ik bij het opstel dat we voor het examen Nederlands
moesten maken, koppig opnieuw over "de
natuur" geschreven, om te bewijzen dat ik het wél kon: een opstel over de
wandeling in het bos. Ik had bij die gelegenheid wél alle remmen van mijn
fantasie losgelaten. En het is een succesnummer geworden!
Maar goed... het "Rotary bos",
dus. Op het stuk landbouwgrond waar het bos aan grenst, worden afwisselend
aardappelen en maïs geteeld. Nu staat er maïs. Ik herinner me nog hoe zielig de
maïs erbij stond enkele zomers geleden; de planten kwamen nauwelijks tot
schouderhoogte, en waren eind augustus al volledig geel en verdroogd. En de
maïskolven waren petieterig, en hingen te rotten aan de plant. Nu, deze zomer, zijn
de planten hoog opgegroeid, tot ruim boven mijn hoofd, en eind augustus stonden
ze er nog altijd fris en groen bij. En de kolven waren dik en vol en voedzaam.
Waardoor ik dus toch enigszins mijn bedenkingen heb bij de
tot-vervelens-toe herhaalde klachten van onze weermannen dat er dit jaar "véél te weinig neerslag gevallen is". En
dat "het grondwaterpeil nog altijd véél
te laag staat". En dat "de natuur
dorst heeft".
Als ik die maïsplanten zag, dan durfde ik daar toch aan te twijfelen.
En als ik rondkijk naar de voortuintjes in onze wijk, of op mijn wandeling, dan
vraag ik me ook af hoe een gazon dat "dorst
heeft" er zó groen en fris kan uitzien? (Mijn eigen grasveld staat ook
felgroen te blinken, maar dat komt omdat het een toonbeeld is van "biodiversiteit": gras groeit er al lang
niet meer...)
Zou het kunnen dat de "droogte-waarschuwingen"
van onze weermannen een beetje op dezelfde leest geschoeid zijn als de
aanhoudende corona-berichten? Met de bedoeling ons er, preventief, toe aan te
zetten spaarzaam om te gaan met ons drinkwater. "Voor het geval dat..."
|