Wie dacht dat onze parlementariërs in deze tijden zonder regering
zomaar wat zitten te niksen, die heeft het helemaal verkeerd voor. Die mensen
blijven hard verder werken om te bewijzen dat ze hun zuurverdiende centen écht
wel waard zijn.
(Ter info: hun wedde bestaat uit een basisvergoeding van 7.230,92 euro
bruto per maand, plus een forfaitaire, niet belaste, maandelijkse
onkostenvergoeding van 2.131,22 euro, plus individuele tegemoetkomingen.)
Zo hebben ze in stilte gewerkt aan een plan om ervoor te zorgen dat
onze elektriciteitsfactuur niet zal stijgen als onze kerncentrales in 2025
stilgelegd zullen worden.
Voor wie niet meer helemaal zou mee zijn: in het regeerakkoord (van
een regering die er nu eigenlijk niet meer is) werd afgesproken dat onze
kerncentrales allemaal dicht moeten tegen ten laatste 2025. Omdat die nu nog
altijd bijna 50% van onze elektriciteit leveren, stelt dat een mogelijk
probleem van energievoorziening en energiezekerheid. Dat zou dan moeten opgevangen
worden door gascentrales te bouwen (die, in tegenstelling tot kerncentrales,
flink wat CO2 uitstoten, maar dat mag voor deze keer géén argument zijn in het groene discours), en door méér
windmolens te plaatsen. Probleem hierbij is dat geen van beide alternatieven
rendabel is, en dat die dus zwaar gesubsidieerd zullen moeten worden. Of anders
zal de meerkost voor de elektriciteitsproductie door die nieuwe centrales, aan
de consument moeten doorgerekend worden. Wat eigenlijk voor ons als klant op
hetzelfde neer komt: de elektriciteit zal duurder worden, en wij zullen dat
moeten betalen.
Maar onze hardwerkende parlementairen hebben dus een voorstel
uitgewerkt waardoor onze energiefactuur niet zal stijgen, of toch niet veel:
hoogstens met 16,80 euro per jaar. De toverformule om dat voor elkaar te
krijgen, is even simpel als geniaal: ze zouden eerst onze huidige
energiefactuur lichter maken, en dan
de meerkost van de alternatieven voor de kerncentrales er weer aan toevoegen.
Met als nettoresultaat een stijging van niet meer dan 16,80 euro per jaar voor een gemiddeld gezin.
Als dát geen geniale oplossing is, dan weet ik het ook niet meer.
En hoe moet onze factuur dan eerst lichter worden? Simpel: haal er
alle kosten uit die géén echte energiekosten zijn. Want al bij al: het gedeelte energiekost op onze factuur
bedraagt amper 36,3 % van de totale factuur. Haal er de niet-energie kosten uit, en het probleem lost zichzelf op.
Waarover hebben we het dan precies? Hiervoor moet je misschien zélf je
energiefactuur eens bekijken. Het gaat over: transportkosten (6,8 %),
distributiekosten (26,9 %), een wegenisvergoeding
(2,8 %), gewestelijke openbare
dienstverplichtingen (4,8 %), bijdrage voor energiepremies en
groenestroomcertificaten (3,2 %) en taksen (19,2 %). Dit omvat dus ongeveer 30
% kosten die totaal niets met de energieproductie
of met de energielevering (transport, distributie) te maken hebben, en die bijgevolg
uit de factuur zouden kunnen gehaald worden. Voor een gemiddeld gezin met een elektriciteitsverbruik van 3.600 kWh, komt
de factuur nu op ongeveer 700 euro uit. Waarvan dus 210 euro zou kunnen geschrapt
worden. Ruimte te over voor een kleine bijdrage om die alternatieven voor de
kernenergie te compenseren. Niet?
Er schuilt alléén een klein addertje onder het gras: iemand zal die
210 euro toch wel moeten betalen, op één of ander manier. De kosten die met die
210 euro moesten gedekt worden, verdwijnen
niet door ze uit de energiefactuur te halen. De wegenisvergoedingen blijven, de groenestroomcertificaten moeten
gefinancierd worden, de BTW blijft verschuldigd, de vele regulatoren moeten betaald worden. Die 210 euro blijft dus als een
donkere schaduw boven ons hoofd hangen, en de kandidaten om hiervoor op te
draaien zijn erg beperkt: U en ik.
Om kort te gaan: onze energiefactuur zal lichter worden, dankzij het
ingenieuze plan van onze parlementairen. Maar wat uit die factuur gehaald werd,
zullen we via een ander biljet tóch
moeten betalen. Plus, vanaf 2025, de kosten voor de alternatieven.
Hoe dan ook: wij zullen alweer de
pineut zijn.
|