Ondanks het mooie weer van de voorbije maanden, heb ik toch lang
geaarzeld eer ik weer een fietstochtje gemaakt heb: ik wist immers nog altijd
niet hoe dat nu zit met die mondmaskers. Zou ik nu een mondmasker moeten dragen
op de fiets? Of mag het zonder?
Maar de mei-zon was zó uitnodigend, ik kon niet binnen blijven zitten.
En dus ben ik weer gaan fietsen. Zonder mondmasker.
Na enkele kortere ritjes om opnieuw te leren wennen aan de zadelpijn,
besloot ik het grote avontuur nog eens te wagen: een tochtje naar het
windmolenpark van Melle. Ik weet het wel: dat is dé bron van de
corona-epidemie. Ondertussen is dat wereldwijd bevestigd. Zélfs Donald Trump
heeft het erkend. En als Trump het zegt, dan moet het wel waar zijn! Maar vermits ik het virus zelf verspreid
heb, zal ik ondertussen wel immuun zijn, toch? Dus ja: naar de windmolens van
Melle.
Helaas: het is een afknapper geworden. Want onderweg naar Melle,
ergens in Gontrode, heb ik een serieuze botsing gehad.
Met een wesp of een bij, ik weet het niet precies. Het insect vloog
pal tegen mijn lip aan, bleef er even aan plakken, en stak mij met een
venijnige angel toen ik het probeerde weg te vegen.
Ik had dus tóch een mondmasker moeten dragen bij het fietsen!
Binnen een paar seconden na de steek voelde ik mijn onderlip
opzwellen, en even later ook mijn rechterwang. Mijn oorspronkelijk plan om even
in de schaduw van de windmolens uit te blazen, heb ik onmiddellijk laten varen,
en ik heb me in zeven haasten naar huis gespoed uit angst voor een uitvergrote
allergische reactie en misschien zelfs een anafylactische shock. Thuis gekomen
raakte mijn vrouw in paniek omdat ik er ondertussen zo ongeveer als Mick Jagger
uitzag. Of erger nog: als Jacky Lafon. Ze heeft direct naar de dokter gebeld,
waar men mij als een noodgeval ontvangen heeft: de injectie met Epinefrine lag
al klaar. Maar het was vals alarm: het bleef bij een gezwollen lip en kaak.
Ik heb ondertussen al een behoorlijke reputatie als het gaat over
allergische reacties. Ik moet, vermoed ik, in alle studieboeken over allergieën
fungeren als hét voorbeeld van een "allergicus".
Enkele jaren geleden was ik langs de Schelde op wandel toen ik door een daas in
mijn duim gebeten werd. Gevolg: mijn hand en onderarm volledig opgezwollen. En
een paar jaar geleden had ik op een duistere zaterdagmorgen zomaar uit het niets
een gezwollen kaak: de linkerkant van mijn gezicht zat volledig dik, en ik kon
niet eens meer deftig drinken tenzij dan met een rietje. Volgens de tandarts
van wacht was er iets ontstoken in één van mijn tanden, en was de zwelling een
allergische reactie. Tijdens de jaarlijkse controle bij mijn gewone tandarts, achteraf,
vond die iets wat mogelijk een gaatje was, in mijn bovengebit. Wat heel vreemd
was, want het was mijn onderste lip die opgezwollen was geweest. Hij zou dat
vlug eens fixen, mijn tandarts. De volgende dag zat ik alweer met een
opgezwollen lip en wang: een allergische reactie op de verdoving.
Maar ik had het over mijn tochtje naar de windmolens. Na dit pijnlijke
avontuur besloot ik om toch een tijdje te wachten eer ik me weer op een fiets
zou wagen.
En vorige week was het dan zo ver, na lange corona-weken. Door de
corona-lockdown van de kappers had ik ondertussen wel al een Guido Belcanto
coiffure gekregen. En dat heb ik me al gauw beklaagd!
Mijn haar was zó lang geworden dat het mijn tegenliggers, of racers
die mij voorbij wilden steken, in het gezicht sloeg. Waar ze erg ontevreden
over waren! Maar ze moesten maar niet zo dicht langs mij komen rijden: als ze
op anderhalve meter waren gebleven, was dat niet gebeurd. Ik trok me daar dus
niks van aan en fietste vrolijk verder. Tot ik bij een scherpe bocht op een
paaltje botste dat ik niet had gezien door al dat haar voor mijn ogen. Ik kwam
met een smak op de grond terecht, en mijn trots was zwaargewond. Toen heb ik
mijn haar maar in een paardenstaart gebonden, en ben verder gefietst. Helaas
raakte het uiteinde van mijn paardenstaart al gauw verstrikt in de spaken van
mijn achterwiel, en dat werd pijnlijk duidelijk toen mijn wiel opeens
blokkeerde en ik een snok aan mijn staart kreeg alsof de Sioux-indianen van
plan waren mij te scalperen. De smak was nog erger dan de vorige, en mijn trots
bleef dodelijk gewond op de grond liggen. Ik heb met mijn Zwitsers mes de top
van mijn paardenstaart, die in mijn achterwiel verward zat, moeten afsnijden, en
ben te voet naar huis gestrompeld.
Alwaar ik onmiddellijk mijn kapper gebeld heb voor een afspraak.
|