Ik ben een angsthaas. Het zou tamelijk absurd zijn als ik het zou
proberen te ontkennen: ik heb nog maar pas onlangs toegegeven dat ik bang ben
voor loslopende honden.
Als kleine jongen heb ik dikwijls grote angsten uitgestaan.
Elke woensdagavond na de repetities van de fanfare moest ik alléén
naar huis stappen (want mijn vader had nog "extraculliculaire
activiteiten"), en dan passeerde ik door de Van Belleghemdreef die toen nog omzoomd was met grote dikke bomen.
De dreef is maar 250 meter lang, of daaromtrent, maar ik stond doodsangsten uit
als ik daar 's avonds in het donker doorheen moest. Ik stelde me zó voor dat er
achter ieder van die dikke stammen een boef kon staan die mij zou overvallen.
Achteraf bekeken was dat natuurlijk belachelijk: waarom zou iemand mij
overvallen? Ik had geen geld, en over Dutroux en dat soort louche types hadden
we nog nooit gehoord. Maar toen, als klein manneke van een jaar of twaalf, was dat
voor mij een ware beproeving. Elke woensdagavond opnieuw. Ik probeerde zo ver
mogelijk van de dikke bomen weg te blijven, in het midden van de straat, en bij
iedere boom keek ik schuw of er iemand achter verstopt zat. En ik haastte me zo
hard als ik kon door die beangstigende dreef. Met de koffer van mijn
muziekinstrument stevig in de hand, en het vaste voornemen om iedereen een klap
tegen het hoofd te verkopen die iets zou durven proberen. Al zou ik
vermoedelijk, als puntje bij paaltje kwam, mijn instrument met koffer en al op
de grond hebben laten vallen, en zou ik het op een lopen gezet hebben zo snel
als mijn korte beentjes mij konden dragen.
Maar dat was niets vergeleken met mijn "valangst", gecombineerd met "hoogtevrees".
Als ik vijf treden hoog op een ladder sta, dan begin ik al te verkrampen en
pers mijn knieën tegen de sporten aan om zo "stabiel" mogelijk te staan. Na een kwartier bibberen ben ik totaal
verstijfd, en al mijn spieren doen pijn.
Ken je dat ook als je ergens op een brug staat, dicht bij de
balustrade, of op een smal perron in het station, of ergens op een bergplateau,
en opeens bekruipt je de gedachte: "Hoe
zou het zijn als ik hier ga springen?" of "Wat zou er gebeuren als iemand mij een duw geeft?" En dat je dan
naar beneden kijkt, en je onwillekeurig afvraagt: "Hoe zou het voelen als ik nu zou vallen?" Als je het gevoel krijgt
dat je naar beneden, of naar de rand, "gezogen"
wordt?
Dat is "cognitieve hoogtevrees",
of "valangst". In een vliegtuig, hoog
in de lucht, of in een torengebouw, achter glas, voel ik geen angst; het is dus
geen "optische hoogtevrees". Het is
een volkomen irrationeel gevoel, zonder enige redelijke grond.
Blijkbaar komt dat soort angst vooral voor bij "controlefreaks" en "perfectionisten":
mensen die bang zijn "de controle (over
zichzelf) te verliezen". En dat manifesteert zich ook in een gevoel van
algemene onzekerheid en de angst om gekke dingen te doen. De angst om de "totale vrijheid" van handelen te gebruiken om iets te doen wat compleet onverantwoord
en misschien zelfs onherstelbaar zou zijn.
Ik ben dus niet alléén een angsthaas, maar ook een controlefreak en
een perfectionist.
Maar mijn grootste angst van allemaal is diezelfde angst die we
waarschijnlijk allemaal meedragen: de angst voor "eenzaamheid". En met "eenzaamheid"
bedoel ik dan het gevoel dat niemand je nodig heeft, dat je "misbaar" bent, dat het niet eens zó veel
zou uitmaken als je er niet (meer) zou zijn.
Heeft niet iedereen er nood aan om "er werkelijk iets toe te doen", om "een verschil te maken" (hoe klein ook)?
Ik wens het je van harte toe, beste lezer, dat je nodig bent en blijft.
|