De uitbundige zonneschijn van deze uitzonderlijk vroege lente heeft
ook de Buxusrups vroegtijdig uit de
winterslaap gehaald: de eerste rupsen zijn al gesignaleerd op de tere buxusplantjes,
en ze lijken zich niets van een samenscholingsverbod aan te trekken.
Het zal dus kwestie zijn van ze heel vlug en ongenadig te lijf te
gaan.
De niet-zo-groene jongens (of meisjes) zullen vermoedelijk al de
gifspuit bovenhalen, en hopen dat ze nog een voorraadje hebben van vorig jaar,
want de tuincentra zijn nog gesloten, of toch zo goed als. Wie geen gif in huis
heeft, zal lijdzaam moeten toezien hoe de rupsen zijn of haar mooie haag kapot
vreten terwijl hij/zij geduldig zijn/haar beurt staat af te wachten in de
eindeloze rij wachtenden voor het tuincentrum.
De groene jongens zullen wellicht argumenteren dat al dat gif totaal
niet nodig is, en zelfs bijzonder nefast voor bijvoorbeeld de mezen die wel een
rups lusten op tijd en stond, en dan het risico lopen een gifbom binnen te
spelen.
Voor die groene jongens moet de noeste tuinder maar de handen uit de
mouwen steken en de verderfelijke rupsen één voor één van de tere blaadjes weg
plukken. (Wat moet je dan eigenlijk aanvangen met die bijeen gespaarde rupsen?
Als groene jongen mag je die niet vernietigen, toch? Moet je die dan vrij laten
in de wijde natuur?)
De allergroenste (of meest luie) jongens zullen zeggen: "Gewoon laten begaan. De buxushaag herstelt
zichzelf wel."
Ze hebben geen ongelijk. De buxushaag is namelijk sterker en
veerkrachtiger dan we denken. En ook al staat ze er na een passage van de
rupsen kaal en verpieterd bij, ze zal in de meeste gevallen het volgende jaar
gewoon opnieuw opschieten en groene blaadjes krijgen.
Bovendien doet de Buxusrups
eigenlijk zichzelf de das om. Het beest is immers zó vraatzuchtig dat het
werkelijk alles kaal vreet in de wijde omgeving. Na de doortocht van een
kolonie rupsen blijft er niets meer over behalve droge takken. En dan ontpoppen
de rupsen zich tot mooie vlinders: de Buxusmot,
die dol is op de geur van Aloë Vera. Die mag heel eventjes rondfladderen, maar
heeft als enige bestaansreden te paren om een volgende generatie rupsen te
produceren. Helaas voor die volgende generatie heeft de vorige al alles kaal
gevreten, en dus zullen de meesten omkomen van de honger. Er blijven er daarom
niet veel over om de familienaam verder te zetten, en de buxushaag heeft nieuwe
ademruimte om weer aan te sterken. Althans tot een volgende generatie komt, die
weer kan gaan kweken als de konijnen en weer massa's rupsen zal voortbrengen.
En de cyclus kan herbeginnen.
Waarom vertel ik dit verhaal nu?
Voor een deel omdat het mooie herinneringen oproept aan een heerlijke
zomervakantie in de Aude. Lang geleden, in de tijd toen we nog op zomervakantie
mochten gaan. (Weet u nog?)
Maar vooral omdat het een stichtend verhaal is: wij, mensen, zij niet
zó verschillend van de Buxusrups. Ook wij plunderen onze eigen voedsel- en
andere bronnen in sneltempo leeg, tot de volgende generatie opeens niet genoeg
meer zal hebben om iedereen de kans te geven te overleven. Alléén de sterksten
(lees: de rijksten) zullen het halen, en voor hen zal er dan méér dan genoeg
zijn. Voor een tijdje toch: tot de heb- en vraatzucht weer groter zal worden
dan wat de Aarde kan leveren.
En ook wel omwille van de parellel met het Corona-virus.
Ook de Buxusmot komt immers
uit China, zoals ik in een vroeger stukje al eens vermeld heb. En wie weet: misschien
is ze daar wel speciaal gekweekt om onze Westerse tuinen te komen vernietigen?
Misschien is het wel een kunstmatig
insect, een biologisch wapen? In elk geval hebben de Chinezen ons hier nooit
voor gewaarschuwd, en dat is onvergeeflijk! (Waar blijft de onderzoekscommissie
om dat uit te pluizen?)
En net als het SARS-CoV-2 virus is ook de Buxusmot hier voor altijd: wat we ook verzinnen, we raken ze nooit
meer helemaal kwijt. We zullen er moeten leren mee leven.
|