Ik heb vorige zaterdag opnieuw een lange wandeling gemaakt: ongeveer
10.000 stappen.
Ik moet eerlijk bekennen: ik doe dat niet omdat het zo gezond zou
zijn, of om wat calorieën kwijt te raken of overtollig buikvet, of voor mijn
conditie. Ik doe het vooral omdat ik, zoals iedereen, een grote behoefte heb
aan een opsteker af en toe: een complimentje, een bloemeke, een pluimpje. En
mijn stappenteller is daar een kei in: ook de voorbije zaterdag was die weer
ontzettend lief voor mij. "Je doorzetting
is bewonderenswaardig!" liet hij me weten. Ik fleurde direct op, en kon
daarna de hele wereld aan. Mijn smartphone en ik: dikke vrienden, en we hoeven
niet eens afstand te houden.
Wat mij opnieuw opviel, was de stilte onderweg. Of liever: het
ontbreken van menselijk lawaai. Want
echt stil was het niet: de vogels floten en tsjilpten en kweelden dat het een
lieve lust was. Vooral in het Gentbos was het een ware kakafonie van
vogelgeluiden.
Mijn kennis van de
vogeldialecten is nogal beperkt, en ze ratelden allemaal door elkaar, maar hier
en daar kon ik toch een stukje van de gesprekken opvangen en volgen.
Het viel mij op dat veel van de
gesprekken behoorlijk "speels" van aard
waren, om niet te zeggen zelfs nogal "sensueel"
of "ondeugend". Ik vraag me af of er bij de
vogels ook zoiets als een "#MeToo"-beweging
zou bestaan? Het leek erop dat er nogal wat afspraakjes voor een
one-night-stand gemaakt werden. Ik hoorde zelfs een vogel zingen: "All I wanna do is make love to you." Zou het de
warme lentezon geweest zijn waardoor ook bij de vogels de "huidhonger" opgewekt werd? Of was het gewoon de
roep van de kalender: we waren al midden april, en in mei moeten er eitjes
gelegd worden, toch?
Maar er waren ook meer bezadigde
gesprekken te horen. Misschien van vogels die al wat op leeftijd waren? Die
hadden het vooral over de stilte en de rust in het bos en overal langs de
wegen, nu de mensen allemaal in hun kot bleven. Op vroegere zonnige dagen werd
de rust van de vogels altijd verstoord door kwetterende mensen en kakelende
kinderen, en konden de vogels zelf zich nauwelijks voor elkaar verstaanbaar
maken. Het was al tientallen jaren geleden dat ze nog eens rustig een namiddag
hadden kunnen samen zitten voor een babbelke. Eén van de vogels merkte ook met
een blijde tierelier de afwezigheid van de katten op: anders moesten ze altijd
op hun hoede blijven voor die rondsluipende roofdieren, maar nu was er geen kat
te zien op straat. Want die moeten nu ook in hun kot blijven.
Bij sommige vogels was er toch
enig leedvermaak te horen. En de bedenking: "Zie nu
waar ze staan, de mensen, met al hun verstand en hun betweterigheid en hun
trots en hun verhevenheid. Zij moeten in hun kot blijven, terwijl wij vrolijk
en vrij kunnen fladderen en vliegen, en kunnen gaan en staan waar we willen.
Hopelijk brengt dit alles de mens wat nederigheid bij!"
Ik moet toegeven dat ik me een
beetje beschaamd voelde toen ik dat hoorde, want ze hebben gelijk.
Wij, mensen, beschouwen onszelf als het toppunt; het summum van alle
levende wezens. Maar als puntje bij paaltje komt, zijn we toch maar een heel
fragiele en kwetsbare soort.
We zijn trouwens ook de enige diersoort die het met een verbijsterende
volharding vertikt om met onze eigen soortgenoten rekening te houden.
"Boontje komt om zijn loontje" dus eigenlijk?
|