Ik herinner me de bezoeken aan mijn grootvader nog goed. Lang geleden,
toen ik nog een kleine jongen was.
Mijn grootmoeder woonde daar ook, maar die leek niet echt mee te
tellen: zij stond altijd in de keuken bij onze zondagse bezoeken. Koffie aan
het maken of aan het afwassen; ik weet het niet. In de gesprekken werd ze niet
betrokken, en haar mening werd ook nooit gevraagd. We spreken over de vroege
jaren zestig van de vorige eeuw; het woord "vrouwenemancipatie"
was nog niet uitgevonden. Of in elk geval was het nog niet tot bij mijn
grootvader doorgedrongen.
Zij woonden in een piepklein huisje. Hooguit 5 meter breed, denk ik. Je kwam binnen in een smalle donkere gang. Er was een "voorkamertje" naast die gang, maar dat werd nooit gebruikt, vermoed
ik. Behalve om de stapels kleren weg te leggen van de vele zondagse bezoekers.
Op het einde van de gang kwam je in de woonkamer. Daarin stond een tafel en
enkele stoelen, en een ferm uit de kluiten gewassen zetel die alléén voor mijn
grootvader was voorbehouden. En ook nog een 3-zit, als ik me goed herinner: de
kinderen mochten daar de hele tijd braaf opeengepakt stil blijven zitten. Er
was verder plaats voor een volumineuze Leuvense stoof. En uiteraard een knoert
van een teevee.
Je kon er geen kant uit, daarbinnen. Al helemaal niet op
zondagnamiddag als de hele familie er was.
Achter de woonplaats lag een klein keukentje waar je nauwelijks met 2
mensen in kon. (Maar dat was genoeg, want dat was het domein van mijn
grootmoeder, en iemand anders had daar niets te zoeken.) Vanuit de keuken was
er een deur naar een koertje, en achter de keuken was een toiletruimte waar je via
dat koertje naartoe kon. Het "buitentoilet";
toen was dat nog zo.
En dat toilet, dát was een avontuur; daar ging je alléén naar toe als de
nood écht hoog was. Dat was een soort houten bank met een rond gat in, boven de
beerput. Ik heb me dikwijls bang afgevraagd wat er zou gebeuren als ik in dat
gat zou vallen, want voor een klein manneke als ik leek het gevaar niet
denkbeeldig. Aan de muur in dat toilet was een oude spijker ingeklopt, en
daaraan hingen vierkante velletjes krantenpapier. Het "Kortrijks Handelsblad" zorgvuldig met een schaar in stukjes geknipt
van 15 op 15, of daaromtrent. (Je kon maar beter géén diarree hebben!)
Nee, er werd toen geen toiletpapier gehamsterd: we gebruikten oud
krantenpapier. Dat was al gebruikelijk sinds het einde van de 17de
eeuw.
Dat idiote hamster-gedrag zoals we nu overal zien, dat was er toen
niet. In elk geval niet voor toiletpapier. (Ook hier weer met dank aan de
media, trouwens.)
Ik neem wél aan dat de kwaliteit van het drukwerk van de kranten toen
iets beter was dan nu het geval is. Als je nu een krant leest, dan blijf je
achter met zwarte handen van de drukinkt! Ik vraag me af welke sporen dat op
onze poep zou achterlaten? (In Australië hebben ze daar iets op gevonden: daar
drukken ze bij de dagelijkse krant een aantal blanco bladzijden extra, met
geperforeerde lijntjes om stukjes te kunnen afscheuren voor het toiletbezoek.)
Dat het krantenpapier van toen minder inkt af gaf dan nu, dat had ook
als voordeel dat we de kranten konden gebruiken om puntzakjes van te maken. Dat
was een zaterdags feest bij ons thuis: frieten uit een frietzak, opgerold uit
krantenpapier. Véél lekkerder dan frieten op een bord! Het water komt me al
weer in de mond als ik daaraan terug denk.
Toch een vreemd fenomeen, dat hamsteren van toiletpapier. Dat is in
1973 ook al eens gebeurd nadat Jimmy Carson in zijn talkshow voor de grap had
gemeld dat er een ernstig tekort was.
Ongelooflijk hoe gemakkelijk de mensen te manipuleren zijn, en hoe
simpel het is om algemene paniek te zaaien. Toen kon dat alléén via de radio,
zoals ook gebeurd is met dat hoorspel van Orson Welles in 1938, over de invasie
van de marsmannetjes (gebaseerd op "War
of the Worlds" van H.G. Wells). Maar nu worden we langs alle kanten
overspoeld met paniek-berichten.
Als er iets is waar de media véél sterker in zijn dan vroeger, dan is
het wel in het zaaien van paniek. En bij paniek gaan de mensen zich totaal
irrationeel gedragen en komen de laagste instincten boven. Het dunne laagje
vernis dat "beschaving" heet, is niet
bestand tegen paniek. En dus gaan mensen met elkaar op de vuist, of beginnen ze
elkaar van alles te verwijten; en ze hamsteren tegen de sterren op.
Helaas zijn we nu in een paniek-epidemie terechtgekomen waarvan het
einde nog lang niet in zicht is. Wel integendeel: het zal de komende dagen en
weken nog véél erger worden. Zoals gezegd: met dank aan de media!
|