Over Congo is al héél veel gezegd en geschreven, maar het land blijft,
helaas, constant in de belangstelling. En zelden op een positieve manier.
Ook nu weer zijn de berichten allesbehalve opbeurend te noemen: de
corruptie is schrijnend, de bodemrijkdommen van het land worden massaal
verkocht, het onderwijs functioneert niet, grote gebieden van het land worden
om de haverklap geterroriseerd door allerhande bendes vanuit de buurlanden, en
vreselijke ziektes zoals Ebola raken erg moeilijk onder controle.
Over Congo werd in onze contreien voor het eerst iets gehoord in 1885 dankzij
de ontdekkingsreiziger Henry Morton
Stanley, die in opdracht van de Belgische Koning Leopold 2 een stukje Afrika, de Onafhankelijke
Congostaat, in bezit zou nemen. Zo ging dat er in die tijd aan toe: wie
machtig genoeg was, die nam gewoon wat hij wilde, zonder te vragen of iemand
daar misschien bezwaar tegen had. Trouwens: wie zou er bezwaar hebben kunnen
maken? Er leefden daar alléén maar een stelletje wilden, zwartjes, nauwelijks verschillend van de apen die daar ook
rondhuppelden.
Leopold 2 was een ziener,
maar vooral een ambitieus man. En een nietsontziende machtswellusteling. Hij
heeft dat gebied, Congo, deskundig leeg geroofd, en van de oorspronkelijke
inwoners slaven gemaakt die met harde en wrede hand onder controle werden
gehouden. Tijdens het schrikbewind van Leopold
2 zijn in de Onafhankelijke
Congostaat naar schatting vijf tot misschien zelfs tien miljoen mensen
omgekomen, door ziekte of ontbering of omdat ze afgeslacht werden. En hoe
rijker de koning werd, door de inkomsten uit rubber en ivoor, hoe armer het
land.
Maar Leopold 2 kon zijn gang
niet blijven gaan, en vanaf 1908 werd het land een kolonie van België: "Belgisch Congo". Niet dat dit voor de
plaatselijke bevolking veel beterschap heeft gebracht: de plunderingen en
slachtingen gingen gewoon door. Er werden in het Belgisch Parlement wel
verordeningen gestemd om een meer humanitair optreden af te dwingen, maar in de
praktijk bleven die dikwijls dode letter. En toen er in Katanga ook nog eens
kopermijnen werden ontdekt, was het hek helemaal van de dam.
Het spreekt dus vanzelf dat de Belgen niet bepaald geliefd waren in
het verre Congo, en na de tweede wereldoorlog, zeker vanaf de jaren vijftig van
de vorige eeuw, werden de Congolezen alsmaar opstandiger. Het is ook in die
sfeer dat zich de boeken van Jef
Geeraerts afspelen. In Gangreen
beschrijft hij uitvoerig en gedetailleerd hoe het er daar toen aan toe ging, en
het beeld is niet fraai. (Ik ben, om eerlijk te zijn, niet veel verder dan
bladzijde 100 geraakt in het boek, want wat er te lezen valt is te goor en te
brutaal voor woorden.)
In 1960 werd Congo onafhankelijk. En toen mochten de Congolezen hun
plan trekken en zichzelf besturen. Eindelijk van het gehate België verlost!
Het werd een spectaculaire verandering, maar helaas allesbehalve een
verbetering.
Want al te beginnen met de verdachte omstandigheden rond de dood van
de eerste premier van het onafhankelijke Congo, Patrice Lumumba, is de geschiedenis van het onafhankelijke Congo
één lange reeks van militaire opstanden en broeder- of vadermoord. En een
triest palmares van corruptie en onbestuurbaarheid.
Wie dacht dat het hoogtepunt (of laagtepunt?) bereikt werd met Mobutu Sese Seko, die zijn land Zaïre is gaan noemen, maar voor wie voor
de rest de corruptie "business as usual"
bleef, is helaas een hopeloze optimist. Want het werd alléén maar erger met Laurent-Désiré Kabila. De man had een
bijzonder gevoel voor sarcasme, en herdoopte zijn land tot "Democratische Republiek Congo". Laurent
Kabila werd later vermoord en opgevolgd door zijn zoon: Joseph Kabila.
Maar zie: toen kwamen er democratische verkiezingen, en nu is er een
verkozen president, Félix Tshisekedi.
Het grappige hierbij is dat de man zelfs niet het vereiste niveau van opleiding
heeft om president te mogen worden. Hij kon wel een diploma voorleggen van een
Belgische hogeschool, maar dat bleek achteraf vervalst. Hij heeft trouwens niet
eens de verkiezingen gewonnen. Maar in Congo maakt dat niet zo veel uit: hij
werd tóch president, als marionet van Joseph
Kabila.
En nu? Zoals ik mijn verhaal begonnen ben: het land verkeert in totale
anarchie.
Tshisekedi heeft alléén iets
te zeggen in zijn eigen huis (en misschien zelfs ook daar niet). Het land wordt
nog altijd verder geplunderd door allerlei meedogenloze bendes, die opereren in
opdracht van multinationals die discreet achter de schermen blijven. De totale
infrastructuur van het land is kapot: er zijn geen deftige wegen meer, geen
deftige ziekenhuizen, geen deftige scholen. Er is geen geld om de ambtenaren te
betalen en dus vergaren die hun inkomsten door corruptie en omkoping. Er is
geen geld om onderwijzers te betalen of dokters. De algemene gezondheid gaat er
zienderogen achteruit, en het onderwijsniveau al evenzeer. De enige
faciliteiten waar zieken terecht kunnen, en die nog open zijn, zijn
buitenlandse initiatieven, genre Artsen
Zonder Grenzen, of initiatieven gesteund door de Wereldgezondheidsorganisatie. Die vechten een ongelijke strijd uit
tegen allerlei infectieziektes, zoals Ebola
(met méér dan 2000 doden in de voorbije anderhalf jaar) of Tuberculose. En waar ze een begin van resultaat boeken, komen
binnen de kortste keren nieuwe bendes de streek terroriseren, en al het werk
kan weer van vooraf aan herbeginnen.
Zo sukkelt Congo, een land met immense bodemrijkdommen, alsmaar dieper
in een moeras waarin de bevolking stilaan compleet aan het verdrinken is.
Het is pijnlijk om het te moeten vaststellen, maar nee: wat ze zelf doen, doen ze daar niet beter.
Verre van!
De verleiding is sterk om voor te stellen dat wij Belgen ginder
opnieuw orde op zaken zouden gaan stellen, maar daar vrees ik een beetje voor: we
krijgen voorlopig hier in eigen land niet eens een regering geïnstalleerd.
|