Dat mannen door de band genomen, als het er écht op aan komt, grote
egoïsten zijn, daarin zal niemand mij tegenspreken. Al zullen vermoedelijk de
vrouwen dit met iets meer overtuiging beamen dan de mannen zélf. Wie er toch
zou aan twijfelen, moet het maar eens navragen bij Taylor (of Tyler) Swift.
Maar de mens is hierbij géén uitzondering: bij heel veel diersoorten
zijn de mannen dikke en brute egoïsten. Als het erop aan komt de hongerige
magen te vullen, dan mogen de leeuwinnen en hun welpen braaf zitten wachten tot
de heer des huizes zijn buikje gevuld heeft. En bij veel soorten zal het
alfa-mannetje alle jongen die niet van hem zijn zonder pardon afslachten als
hij de kans krijgt.
Al zijn er ook soorten waarbij de vrouwtjes op een wrede wijze de
scepter zwaaien. Het meest bekende voorbeeld is de bidsprinkhaan, een bijzonder vraatzuchtige en zelfs
kannibalistische insectensoort, waarbij het mannetje bij de paring door het
vrouwtje verslonden wordt. Het "grappige"
hierbij is dat het vrouwtje bij sommige soorten zelfs niet eens wacht tot het
mannetje haar bevrucht heeft: er zijn gevallen waarbij het mannetje dapper verder
doet nadat zijn kop er al is
afgebeten. Er is zélfs een soort waarbij het mannetje pas écht goed op dreef
komt als hij zijn kop kwijt is.
Zo zie je maar weer: mannen en seks, een dodelijke combinatie. Als de
geslachtsdrift de bovenhand neemt, dan verliest een man verder alle verstand en
zelfs alle overlevingsinstincten. Bij de bidsprinkhaan verliest hij er zelfs
letterlijk zijn hoofd bij!
Maar de mannetjes-ijsbeer is toch een geval apart, zo blijkt nu. Omdat
die niet alléén de jongen van zijn rivalen afslacht, maar bovendien ook zijn
eigen kroost opvreet als hij honger heeft!
Al zijn er wel excuses aan te voeren voor dit beestachtig
kannibalisme: de ijsberen hebben het met de dag moeilijker om voedsel te
vinden. Met dank aan, uiteraard, de mens. De ijsschotsen zijn massaal aan het
afsmelten, en de ijsbeer kan dikwijls bijna geen kant meer op. En waar het ijs niet
vanzelf weg smelt, zijn er de ijsbrekers die zich overal een weg doorheen banen
en de ijsvlaktes in stukken breken. Want er zijn grote rijkdommen te ontginnen,
daar op de Noordpool, en dat ijs is een vervelend obstakel om er te komen en om
de bodem leeg te plunderen. En dus moeten de ijsberen maar wijken. En de
prooidieren van de ijsberen worden ook verjaagd, of vermoord; of ze komen om
door ziekte en ontbering. Kortom: voor de ijsbeer wacht een koude, lange
vastenperiode. En hij verhongert. En neemt zijn toevlucht tot wat hij wél nog
gemakkelijk kan krijgen: zijn eigen jongen.
Waardoor hij eigenlijk zélf zijn lot aan het bezegelen is. Des te meer
omdat, ook al door de honger, de vrouwtjes véél minder jongen voortbrengen dan
vroeger. Omdat ze niet meer de energie hebben om jongen ter wereld te brengen,
laat staan om ze te voeden.
Het ziet er dus naar uit dat ook de ijsbeer binnenkort helemaal zal
uitgestorven zijn.
Al zal hij dat niet zonder slag of stoot laten gebeuren: als de mens
zijn territorium binnendringt en hem zijn voedsel afneemt, dan begint de
ijsbeer zélf meer en meer het territorium van de mens binnen te dringen en er
zijn voedsel te zoeken. Er zijn al verschillende keren ijsberen gesignaleerd
die op strooptocht waren in noordelijk gelegen Russische dorpen. Ik zou niet
graag zo'n boos en uitgehongerd beest tegen het lijf lopen, want een klap van
die massieve voorpoten zou ik niet overleven. Maar wie kan het hen kwalijk
nemen? "Poets wederom poets", nietwaar?
De ijsbeer is trouwens verre van de enige diersoort die bij zichzelf
de bedenking heeft gemaakt dat hij de mens van hetzelfde laken een broek kan
bezorgen. Meer en meer wilde diersoorten trekken onze dorpen en steden binnen,
hongerig op zoek naar voedsel. Vossen, apen, bruine beren, en zelfs luipaarden
wagen zich steeds vaker in de buurt van de mens. Gedreven door de honger omdat
wij hun voedselbronnen vernietigd hebben, en aangetrokken door de geur van
gemakkelijk voedsel in onze tuinen en straten.
Als ik morgen dus thuis kom met mijn boodschappen, en er staat een
hongerige wolf op mijn oprit die op mijn aankopen aast, dan zal ik mijn
duurbetaalde goederen niet proberen te verdedigen. Het is tenslotte zijn schuld
niet dat hij nergens meer aan eten geraakt.
Zolang hij mijn kleindochter met haar rode kapje maar met rust laat!
|