Het is rustig vandaag. We kunnen
zomaar op straat lopen om te zoeken of er in de winkel iets zou te vinden zijn
voor het avondmaal, straks. De straten zijn helemaal kapot geschoten, en we
moeten onze weg zoeken tussen de brokken puin en de diepe kraters. Maar dat
zijn we ondertussen gewoon.
Het zal niet meevallen om genoeg
te vinden voor de hele familie: we zijn momenteel met 16 in mijn klein huisje.
Mijn zus en haar drie kinderen wonen bij ons sedert hun huis kapot geschoten is
door Israëlische raketten. En mijn neef met zijn gezin ook. En de broer van
mijn vrouw met hun gezin. Veel huizen staan er niet meer recht in het dorp.
Vandaag is het rustig, maar dat
zal morgen alweer voorbij zijn.
Morgen is het de derde donderdag
van de maand, en dan krijgt de broer van de burgemeester van een naburig stadje
zijn maandelijkse lading Amerikaanse raketten die hij betaalt met het geld dat
de burgemeester afroomt van het steunfonds van de Europese Unie, waar ook ons
dorp van zou moeten delen. Veel stellen die raketten niet voor; het zijn
afgedankte overschotjes van oefentuigen van het Amerikaans leger, vermoed ik.
Maar de broer van de burgemeester koopt die toch, elke maand, om te laten zien
hoe stoer hij wel is. En hij krijgt er elke keer gratis enkele kratten
Amerikaanse whisky bij. Je ziet van hier dat hij dat aanbod niet kon afslaan.
En dus krijgt hij elke derde
donderdag van de maand zijn speelgoedraketten en zijn whisky, en zuipt hij zich
samen met zijn vrienden compleet lazarus. En dan rijdt hij met zijn makkers tot
in de woestijn een beetje verderop: zijn raketten gaan afschieten tot zijn
voorraadje op is en hij weer moet wachten op een nieuwe lading.
's Nachts zien en horen we die
raketten overvliegen richting Israël. De helft ervan raakt wellicht niet eens
zo ver, en van de andere helft ontploft het grootste deel niet eens; en wat er
uiteindelijk toch in een naamloos Israëlisch dorpje ontploft, richt niet méér
schade aan dan een voetzoeker. Maar de broer van de burgemeester voelt zich een
echte patriot, en een held omdat hij die gehate Israëlieten weer eens op hun
donder heeft gegeven.
Wat er daarna komt, dat weten we
ondertussen al uit ervaring.
Twee dagen later zijn de
Israëlische raketten en vliegtuigen daar. Iedereen probeert zo goed en zo kwaad
als het gaat te schuilen, en hoopt dat ze misschien een ander dorp zullen
aanvallen.
Maar we hebben pech. Boven ons
hoofd voelen we de inslagen en horen we alles instorten. En als het allemaal
voorbij is, kruipen we uit onze kelder en bekijken de schade: mijn huis is weg,
net als alle andere huizen in de straat, trouwens. Maar we mogen niet klagen:
niemand van ons is gewond.
Zodra iedereen het huis uit is,
ren ik naar het ziekenhuis waar ik werk als verpleger: mijn hulp zal er heel
zeker weer méér dan nodig zijn. Zoals na elke Israëlische raid. Ik kom op de
plaats waar het ziekenhuis staat, of liever: waar het stond. Want het is weg,
volledig plat gebombardeerd. De premier van Israël zal de volgende dag zeker beweren
dat dit een hoofdkwartier was van de terroristische milities.
We kunnen beginnen zoeken naar
de overlevenden om de gewonden te verzorgen, en misschien te redden als dat nog
kan. Maar we hebben niets meer van geneesmiddelen of verband of pijnstillers;
alles is bedolven onder de brokstukken. Daarna moeten we zo vlug mogelijk de
doden van onder het puin halen om te kunnen begraven.
Het zal nu gelukkig wel even
rustig blijven.
Tot de volgende maand, de derde
donderdag. Dan begint alles opnieuw: de broer van de burgemeester die zijn
lading wapens gekocht heeft en in zijn zatte toestand denkt dat hij stoer is;
en de Israëli's die met een nietsontziende militaire overmacht dubbel en dik
terugslaan. Oog om oog, nietwaar?
Ons dorp is zo goed als van de
kaart geveegd. Ik heb geen idee waar we nu naar toe moeten? Er is een
vluchtelingenkamp een paar honderd kilometer verderop. We hopen daar te raken,
maar we hebben geen vervoer, en het is ijzig koud buiten. En zelfs daar zijn we
niet veilig, want overal zitten idioten die met speelgoedraketten naar de
overkant schieten, en het antwoord komt altijd onmiddellijk. Ongenadig hard!
Misschien moet ik toch maar
liever proberen naar Europa te vluchten? Ver weg van het Beloofde Land!
|