Omdat het niet elke keer bloedserieus moet gaan over de grote
wereldvraagstukken, wil ik vandaag eens een luchtig stukje schrijven, voor de
verandering. Over de simpele geneugten van het leven.
Ik zou namelijk graag reclame willen maken voor het groene, golvende Rodeland
rond Merelbeke. Het Land van Rode is een heerlijke omgeving voor een fietser:
rustige wegen, en mooie uitzichten om van te genieten. Vooral in de lente en in
de zomer stap ik graag af en toe op mijn fiets voor een tochtje door de velden
en de bossen.
Ik ben een amateur-fietser. Nee,
geen "wielertoerist", maar echt een amateur. De ware wielertoeristen die mij
voorbij vlammen bekijken mij altijd met een zekere meewarigheid. Maar het
stoort mij niet zo erg als een meute cyclisten mij achterlaten: ik troost me
met de gedachte dat zij allemaal een stuk jonger zijn dan ik, en véél beter
geëquipeerd.
Want ik heb geen koersfiets, ik
rijd met een gewone stadsfiets: een gewoon stuur, een gewoon zadel, ouderwetse
remmen, en gewone pedalen. Geen klikpedalen voor mij, want gegarandeerd zou ik
bij elk rood licht kloef op mijn donder vallen omdat ik mijn voeten niet tijdig
zou kunnen losmaken. Ik heb wél 18 versnellingen. Al gebruik ik er daar hooguit
7 van.
Een flashy outfit heb ik ook
niet: géén speciaal zweet-absorberend fietstruitje, en géén ergonomische
fietsbroek met ingenaaide biefstuk, en dus ook geen speciale schoenen; ik rijd
rond in mijn jeans en een doordeweekse T-shirt, en met wandelschoenen aan
mijn voeten. Ik vind niet dat mijn ambities groot genoeg zijn om dure
fietsspullen te rechtvaardigen.
Maar toch rijd ik best wel met
een pittige snelheid rond. Vind ik zelf. Het is in elk geval toch niet zo erg
dat ik door wandelaars of joggers voorbij gestoken word. Voor mijn gevorderde
leeftijd doe ik het helemaal niet slecht.
De Ronde van Vlaanderen is niet
aan mij besteed, maar hier rond Merelbeke heb ik enkele knooppunten-routes
uitgestippeld die best wel een uitdaging vormen.
De voorbije zomer was ik ook met
een flink tempo aan het fietsen. Op de Langeweide in Merelbeke. Ik zag voor mij
uit een koppel oudere dames op de fiets, gezellig keuvelend. Die waren echt
géén partij voor mij, en ik ben hen gezwind voorbij gepeddeld. Zonder me te
moeten inspannen, trouwens. Maar het laatste stuk van de Langeweide, naar de
Gaverse Steenweg toe, loopt echt wel serieus omhoog, en toen zakte mijn
snelheid zienderogen en was het puffen en zweten om tot boven te raken. Opeens hoorde ik het gekeuvel vlak achter mij, en even later reden de twee
dames mij voorbij, nog altijd in een gezellige babbel.
Een eind verderop kreeg ik hen
weer in het oog, in de Makkegemstraat. De route was al die tijd vlak of licht
dalend gelopen; vandaar. En ja, wat kon ik doen? Ik kon toch niet gaan
slenteren om er achter te blijven? En dus gaf ik nog een duwtje extra, en
passeerde hen vlotjes. Niet zonder eens heel vriendelijk geknikt te hebben.
Toen kwam ik op Zink, de
gevreesde klim naar de kerk van Munte. Ik hield mijn fiets-gps in het oog, en
zag de snelheid zakken: 22.1, 18.5, 14.6, 11.7, 9.8. Ondanks het gewroet en
gestamp. Maar bedenk: het stijgingspercentage is daar 8%. En ja hoor: daar was opnieuw
dat gekeuvel achter mijn rug. Niet te geloven, maar écht waar! Ik was nog
bijlange niet aan de helft van de klim toen de dames mij voorbij fietsten. Niet
zonder eens heel vriendelijk geknikt te
hebben.
Gelukkig gaat het na Munte steil
bergaf richting Oosterzele, en op de Boterhoek in Moortsele zat ik alweer in
hun spoor. En daarna ging het heel vlot: ik was hen deze keer écht wel kwijt.
En toen kwam ik op de Dreef in
Scheldewindeke: eerst de spoorweg over dokkeren, en dan naar links: mijn zwarte
beest! Opnieuw zag ik de snelheid op mijn gps pijlsnel zakken: halfweg de klim
nog 5.8 km/u; mijn hartslag rond 150, en mijn ademhaling gejaagd en hortend.
Elke jogger die naam waardig had mij zo kunnen inhalen.
Mijn ergste vrees werd
werkelijkheid: de beide dames hadden blijkbaar voor diezelfde knooppunten
gekozen. Ze waren nog altijd aan het keuvelen. Ik snakte naar adem, maar zij
hoefden zelfs hun gesprek niet eens te onderbreken om naar boven te fietsen. Ze
keken mij met héél veel sympathie aan toen ze voorbij reden.
Al wat ik nog had aan moed en
energie zakte mij in de schoenen. Ik ben
afgestapt, en ben verder te voet naar boven gestrompeld. Ik kon alleen maar
hopen dat de dames niet achterom zouden kijken.
Nee, ik heb geen speciale
fietsbroek met ingenaaide biefstuk. Het laat zich dus raden dat ik behoorlijk
wat pijn had toen ik eindelijk thuis geraakt ben: zadelpijn! Maar dat was niets vergeleken
met de pijn van mijn gekwetste trots.
En ik word tot op vandaag nog
altijd in mijn nachtmerries door oudere dames op een elektrische fiets
achtervolgd.
|