'Everything is okay in the end. If it's not okay, it's not the end'.
Hindoe-filosofie op kartonnen bekertjes op het vliegveld. Prachtig toch! Voor
mij geldt het niet, want dit is niet het einde, maar toch oké.
Een -toch maar weer- helse rit van een uurtje naar de nationale luchthaven
'Santa Cruz', waar we het vliegtuig nemen naar Ahmedabad, om van daaruit
de bus te nemen -indien mogelijk- naar Mount Abu. Vrouwen moeten apart
gescreend worden. We lazen de krant, al wachtende op het vliegveld.
Volgens de krant, in voorbereiding voor het 'holifestival', binnen enkele
dagen... Verfgekladder, kleurenfeest! Het enige festival dat over heel India
gevierd wordt, gelijk welke religie, gelijk welke afkomst. Hier wordt dan
gefeest lijk de beesten. Men raadt toeristen af om zich in een mensenmassa
te begeven. Velen lopen stomdronken en/of onder invloed van drugs.
Vrouwen alleen op straat is niet echt veilig want men gaat gewoon te hevig uit
de bol. In de krant lezen we dat de politie meldt, zeer streng op te zullen
treden tegen automobilisten onder invloed van Bhang (een drug). 'k ben
voorlopig voorzichtig nieuwsgierig...
Ahmedabad... wat een stad. Niet zo groot als Mumbai, maar groot. Koeien
op straat... Eindelijk , ben ik geneigd te denken. We nemen een pre paid
taxi naar het busstation en constateren daar dat we vandaag, helaas, niet
naar Mount Abu geraken. Op naar Udaipur dan maar. Met de bus, een rit
van 6u. We zijn de enige buitenlanders op de bus en bij aankomst in een
busstation in Murasa, troepen een aantal jongens en mannen samen aan m'n
venster. Ik mag m'n naam op hun hand schrijven... Eerst denk ik dat ze me
erdoor sleuren, maar blijkbaar zijn ze echt geëerd met m'n paraf op hun hand.
Op momenten dat Erik eventjes een sigaretje gaat roken en me alleen bij de
bagage laat zitten, heb ik steeds prijs. Jongens of mannen komen allerhande
vragen stellen. Ik wil het niet bepaald, maar blijkbaar trek ik door m'n witte
huid veel aandacht, veel meer dan ik ooit had gedacht. Ze blijven maar
vragen stellen in hun slecht verstaanbaar Engels. Nog even en ik zal 't wel
beter begrijpen. Wat later krijg ik leuk contact met
reizigers in de bus. Men is
blijkbaar erg nieuwsgierig. We
hebben nog een halte. Erik gaat
weer eventjes ene opsteken, ik heb
m'n benen gestrekt en heb alweer
terug plaats genomen. Ik wil nog
wat schrijven alvorens we terug
rijden, want dàn is het onmogelijk
door het geschommel. Maar het
wordt me niet gegund. Een
jongeman komt bij me staan en
vraagt me of ik schrijfster ben...
Binnenpret genoeg. Het leuke is
dat hij Spaans heeft geleerd, hier in
India. Hij spreekt het nog niet vlot
maar kan wel zinnen bouwen. We
hebben een kort Spaans
onderhoud dus.
Het land is veel droger geworden.
Dromedarissen zijn nu ook meer in
het straatbeeld aanwezig. Koeien
en geiten lopen hier vrij rond in hun
heiligdom. Reizigers in de bus die
in Udaipur wonen, benadrukken dat
we de komende dagen beslist in
hun stadje moeten blijven hangen,
voor de Holifeesten. Hun stad
wordt het 'Venetië van India'
genoemd, vertellen ze fier en ze
geven vlot een opsomming van wat
we zeker moeten doen. Een
studente geeft me haar telefoonnr,
zodat ik haar kan bellen als we
problemen of vragen zouden
hebben. Sympathiek toch...
Eens aangekomen met de bus,
komt een riksjachauffeur rond ons
fladderen. Hij gaat niet meer weg.
Hij wil ons naar het hotel brengen.
Dus, oké, waarom ook niet?
Alleen, brengt hij ons niet naar het
gevraagde hotel. Hij wist een veel
beter. Nou, bij een ander lukt dat
misschien, maar niet bij ons. Hij
brengt ons dan naar het juiste, wat
weer niet juist blijkt. We betalen
hem de vooraf afgesproken prijs en
bedanken voor z'n diensten. Hij
hoeft ons niet verder te rijden naar
het door ons gevraagde hotel. Met
een andere riksjachauffeur, komen
we wél terecht, maar het hotel is
volgeboekt. Ernaast is er ook nog
eentje. Daar huren we nu een
ruime kamer. Heel sober, heel
proper, met badkamer. We hebben
geen kast, maar genoeg ruimte om
ons gerief te leggen. We hebben
geen airco maar 2 ventilators aan
het plafond en enkele leuke
versierde bogen, die de kamer
heus sieren. Hier spreekt men ook
Frans.
Onze overnachting in
Havely Narayar Niwas
viel zo goed mee, dat
we hebben besloten te
blijven om hier de
feesten mee te maken.
We kunnen hier nog
één nacht blijven, 't is
volgeboekt, maar we
hebben een kamer
voor de volgende 2
nachten vastgelegd
hiernaast, waar we in
de eerste plaats
wilden verblijven.
We gingen kijken en het is er prachtig. Udaipur is een fantastisch stadje. In
voorbereiding voor 't festival, wellicht drukker dan normaal. Muzikanten
zakken af en laten zich betalen voor niks. Prachtig getooide mensen die
leven van de bedelstaf trekken onze aandacht, de Saddhoe's... schrijf ik het
goed?
Het contact met de mensen valt heel goed mee. Zo liepen we een
steegje in dat uitkomt aan een tempel. We wilden teruggaan, maar een man
zei dat we mochten gaan kijken. Hij stuurde een jongen met ons mee, die ons
wees waar we onze schoenen moesten laten. Hij gaf ons de nodige uitleg
met veel plezier, of, zo leek het toch althans. De smalle straten, steegjes met
open riolering. Koeien op straat, die afval krijgen toegeworpen omdat de
mensen geven wat ze kunnen. Rottend afval én koeienmenst. Dat in een
temperatuur van meer dan 30°C en bijhorende vliegenzwermen, lijkt een
beetje een overlevingstocht. Je zweet en je weet niet wie het hardst stinkt.
Regelmatig richt je je schouder wat omhoog om te trachten te weten te komen
of je jezelf ruikt, ja dan nee. Maar ach, dàt had ik ook al thuis op de bus,
tussen mensen die hygiëne niet
zo belangrijk vinden.
Eindelijk zagen we de eerste
olifanten met begeleider door
de smalle straten stappen. Ik
stel me de vraag, is hij een
attractie of hoort hij hier bij het
normale leven?
The City Palace
bezochten we. Ooit het
paleis van de maharadja
ter plekke. Met spiegels
en gekleurd glas
versierde kamers.
Muurschilderijen, wapens
met overvloed (ook
geweren uit belgië), de
keuken met gerief,
slaapkamers. Maar toch,
vooral de verschillende
vertrekken met versiering
en indeling. Bogen,
arcades waar het maar kan. Een kanten koepel en zuilen met tegels ('t lijken
wel Delftse) bezet.
Vanuit het paleis zie ik het prachtige
maar décadente Lake Palace Hotel. Dit
hotel ligt in het meer. Je kan het enkel
bereiken per boot. Bezichtigen kan
enkel als gebruiker of wanneer je'r gaat
dineren. Daar betaal je 70.000 roepies
voor een verblijf. Wij betalen tussen de
1.000 en 1.500 roepies, om maar even te
vergelijken. Ik neem een foto van de
dégoutante pracht met op de voorgrond
dakwerkers (mannen en vrouwen) die
gehurkt in de snikhete zon, zwaar werk
verrichten op het dak van een gebouw
dichterbij. Zij kunnen hiermee amper hun
gezin onderhouden. Gelijk waar je gaat,
je wordt steeds met deze tegenstellingen
geconfronteerd.
Lunch hebben we in het hotel waar we morgen naartoe gaan. We zitten in de
schaduw op een terras met zicht op het meer, waar hier elke stedeling zo vol
van is. Het meer is mooi, nu het water heeft, wat niet elk jaar het geval is.
Wij hebben geluk dat we't zien. Zij hebben geluk, want ze nemen er een bad
en ze wassen er hun kleren. Idyllisch is het alleszins. Rondom is de horizon
afgemaakt met bergtoppen met hier en daar op de top een vesting. Na de
lunch, hebben we terug genoeg energie voor een bezoek aan de autocollectie
van de maharadje in nog één van z'n paleizen, dat nu herschapen is tot hotel. Hij heeft daar een 18-tal luxewagens staan: mercedes, chevrolet, rolls royce,
austin, ford... Allemaal in goede staat of volledig terug gerestaureerd. Ook
nog een aantal koetsen en riksja's. De laatste op zonne-energie. bij het
bezoek krijgen we een gratis soft-drink (lees coca of fanta), te verbruiken in
het restaurant, waar men blijkbaar voor 100 roepies een menu kan krijgen.
Het is nochtans een chique gelegenheid. Het
bevindt zich zowat in de voortuin en is
een
prieelachtig gebouw (rond dus). Uit noodzaak dronk ik vandaag 3
cola's. Veel te veel, want da's 900ml. 'k Heb dus veel suiker binnen
gespeeld. Niet aan te raden met dit weer. Alles plakt aan me... of is dat enkel
en alleen het gevoel?
We zijn naar 't treinstation gewandeld. Niet overdreven
ver, maar we passeerden de minst aangename kant van de stad. Kinderen
achtervolgen ons al bedelend. Vrouwen met kleintjes, lopen ons al bedelend
naast en voor de voeten. Je kàn gewoonweg niks geven, want dan word je
belegerd.
Een treinticket moet je hier op voorhand reserveren. We hadden enkele
alternatieven bedacht voor het geval de trip die we willen maken, niet zou
kunnen. Het derde voorstel is gelukt. Eerst papieren invullen, de boel in de
computer laten opslagen, betalen en dan kregen we het spotgoedkope ticket.
Plaatsen op de trein zijn genummerd, maar we zullen voor 't begin van de 7
uren durende trip toch ons manneke moeten staan, want onze plaatsen zullen
waarschijnlijk wel ingenomen zijn. Da's Erik 's ervaring van zijn reis, wel lang
geleden. Maar da's zorg voor later.
De riksja terug naar 't hotel genomen.
Weer wil de chauffeur ons naar allerhande plaatsen rijden, weer moeten we
aandringen om ons naar het 'hotel-en-niks-anders' te rijden. - Sir, you wanna visit market? - No, we go to the hotel, we told you. - I drive you to marketplace, yes sir? - No, we go to the hotel. - Other hotel? Restaurant? - No, no, no time... to the hotel! - No time sir? - No... no time, straight to hotel! - Hm... no time... dan waarschijnlijk enkele
Indische vloeken met het idee dat toeristen
altijd tijd hebben, want niet werken... - Oké sir.. No time... I bring you to hotel. Gelaten sportief brengt de man ons en probeert wat meer te verdienen door te
zeggen dat ie niet kan weergeven wanneer we betalen....
Geen muggenmoment, wordt gezegd. Ik sta gedomme vol muggenbeten.
Maar naar 't schijnt kunnen deze muggen geen kwaad. Nou, een deel heb ik
opgelopen in taxi's, en gisteren in de bus, alhoewel ik daar geen mug heb
gezien. En ze jeuken eigenlijk net als... ahum... vlooien?
We zitten op 't dak van ons hotel. Prachtig zicht, rustig, wijd en verre kunnen
we zien. De zon zakt langzaam weg achter het gebergte. We kijken neer op
het meer met z'n door de bries zacht rimpelend water. Aan de rand de
gebouwen en natuur. Momenteel geniet ik van het prachtige omhulsel 'India'.
Alleen... moet ik seffes dringend medicatie gaan nemen voor de
spijsvertering. Ik voel de Mexicokramp terug opkomen, dus tijdig beginnen
met de tegenaanval. Maar toch, eerst... m'n foto'tje nemen...
De darmen lijken vandaag meer aandacht op te eisen dan me lief is. Ik neem
medicatie maar tot hiertoe word ik daar nog niet beter van. Alhoewel de
krampen in mindere mate opkomen.
Niet getreurd en dus toch de Jagdish
tempel bezocht. De grootste tempel van de stad. Verschillende goden
worden er geëerd. Een jonge man gaf ons uitleg over de afbeeldingen op de
tempel. De olifant met slurf omhoog staat vooraan. Dat is ten teken van
welkom. Op de tempel zelf staat de olifant met slurf naar beneden, ten teken
van geluk. Er zijn verschillende plaatsen waar graantjes liggen, (het lijkt wel
duiveneten) én een schotel met bloemenblaadjes en rode verf. Met die verf
stipt men het voorhoofd tussen de ogen, ook ter verwelkoming. De
bloemblaadjes (tegen betaling) strooit men ter ere van de
goden. Dan is er nog een steen waar men het geluk
aanroept, door met de rug tegen te wrijven.
De structuur van de tempel heeft wel degelijk een
bedoeling. Het bovenste gedeelte, geeft de bergen weer.
Daaronder het geluk, vandaar ook de Kama Sutra, dingen
behorende tot het
alledaagse leven.
Daaronder het werk en
daaronder de demonen.
Volk stroomt toe met
massa's. Wanneer we binnen gaan (schoenen
waren al uit), zien we mensen op de grond
zitten. Ze zingen onder leiding van een Sadhoe.
We betalen de jonge man voor z'n verschafte
uitleg. Op de tempeltrappen zitten arme
mensen. We geven ze allemaal wat. Ze zijn
tevreden en lachen ons toe. We mogen hen
fotograferen, ze vragen het zelfs. Tja, hun
weerdienst voor die enkele roepies
waarschijnlijk. Ze zijn arm, ze bedelen, maar niettegenstaande is hun
voorkomen voor een westerling attractief, door de kleuren.
We wandelen langs de trappen aan het meer, waar de vrouwen, jonge
meisjes en een enkele man, de was doen. Op zich is het mooi. Al die
gekleurde stoffen die men te drogen hangt. Maar in de snikhete zon is het
best hard labeur. We ontmoeten een meisje van
een jaar of 8. Ze vraagt of we meekomen, na eerst
enkele woordjes gewisseld te hebben. Langzaam
maar nieuwsgierig volgen we haar. Mama en zus
(veronderstel ik) zijn kleren aan't wassen. Zij neemt
een waterspeelgoedje. We hebben al gemerkt dat
vele kinderen zo'n speelgoedje hebben sinds
gisteren. Ze vult het met water van het meer en
spuit ons nat. We zagen het wel aankomen, maar
laten haar eventjes haar gangetje gaan. Best oké, zolang het water maar niet
tegen het fotoapparaat of in ons gezicht komt. Ik neem van de kleine,
grappige prinses nog een foto als revange.
Nadien gaan we op zoek naar de Bagore-Ki-Haveli. Het is een hotel aan de
rand van het meer, met een museum. Ik loop natuurlijk weer eerst de totaal
verkeerde richting uit. Een vriendelijke man helpt ons op de goede weg. Het
is niet ver. Een haveli, kan je vergelijken met een riad in Marokko, of een
mirador in Portugal en Spanje. Het gebouw lijkt een paleis. Weer zien we,
net als gisteren een wirwar van vertrekken. Beneden hangen schilderijen van
inheemse kunstenaars, foto's van de stad met z'n maharadja en toestanden,
én staan er enkele sculpturen. Hogerop zien we weer mooie vertrekken met
ingerichte slaapkamer, ontvangkamer en allerhande vertrekken voor en van
de rijke voorouders. Fresco's als boord, onderaan de muur of een kleine
plaats waar de muur volledig beschilderd is met figuren. Balkons met de
typische Indische kantfiguurtjes in de muur, gekleurde raampjes. Het is er
allemaal.
Gelukkig heeft deze haveli ook de nodige sanitaire fascilliteiten op het
moment dat de nood het eist. Het was een aangenaam bezoek.
We
besluiten rustig aan naar het nieuwe hotel terug te keren om even te rusten.
Onderweg springen we binnen in een internetcafé, waar ik nog een blogje
schrijf. Fijn dat internet het doet. Een mail naar de jongens schrijf ik niet. Ze
moeten maar volgen op m'n blog, alhoewel het David niet zint.
Ik voel me haast uitgedroogd, dus stel ik voor om als lunch wat thee te
drinken in het restaurant... Erik eet yoghurt, die is hier heerlijk. Ik hou het bij
een kopje thee, zwart, zonder suiker. Nog maar een pilleke erbij en dan wat
rusten in de kamer. Vanavond willen we naar een dansvoorstelling in de
Bagore-Ki-Haveli, dan wil ik geen last hebben van... juist, ja!
Het dansoptreden was best leuk.
Folklore uit Rajastan. 'k Zou er niet
dikwijls naar gaan kijken, maar een
keertje had het beslist wel wat. De
kleurrijke kostuums en de elegantie
van de danseressen zijn prachtig.
Tijdens de voorstelling werd er
vuurwerk afgestoken. Als
voorbode voor de feesten morgen,
het hoorde dus niet bij de dans.
Gelukkig overdrijft men hiermee
niet zoals bij ons, na 3 knallen
was't voorbij. In de omliggende
dorpen, knalt heel de avond op
afwisselende plaatsen nog wat
vuurwerk.
Wel leuk, tijdens het
avondeten (voor mij wat yoghurt en
thee... ahum) zien we hier en daar
kleuren opspatten in de verte in de
bergen. Nou... idyllisch hoor!
Men heeft op verschillende
plaatsen een dunne boomstam
ontdaan van schors en takken in
een speciaal daarvoor gehakt gat
in de straat, getooid met
bommekes en droog gras,
verbrand. Ouders stappen er rond
met hun baby's omdat het hen
geluk zal brengen. We hebben het
niet gezien omdat de
dansvoorstelling bezig was, maar
eerder op de dag heeft een jongen
ons uitgelegd wat de bedoeling is
van die stammen. Kinderen
mogen mensen natspuiten
met hun speeltjes... De
feesten zijn dus begonnen.
Maar ik, ik moet weglopen
van tafel en Erik achter
laten. Haasten naar de
kamer om te doen wat m'n
darmen van me verlangen.
't Is zover; 'Happy holi!'
Het wordt overal gezegd, geroepen, gewenst. Iedereen verbroedert.
Persoonlijk vind ik de knuffel van een onbekende, na de verfdoop en
gelukwens, het leukst. We lazen raad voor de toeristen. Smeer enkele vegen
op je kaken en men laat je met rust. Daar is niks van aan. Verf hebben,
nodigt uit voor meer.
Aan de grote tempel is het het drukst. Daar zetten we ons even op de trap in
de zon om wat te drogen. Naderhand merkt Erik op dat het veiliger is achter
een groepje politiemannen op een trapje. Daar installeren we ons om rustig
foto's te nemen. Deze mannen blijven ongedeerd en houden een oogje in 't
zeil. Ze hebben hun stokken bij. Een kerel, misschien al wat dronken, wil een
politieman aanraken met verf en die proeft gelijk de roede. Ook een toeriste
wordt heus terecht gewezen, weliswaar niet met de stok. Wij mogen blijven
waar we zijn, maar we tonen dan ook dat we hen niet willen besmeuren. Ze
spreken me aan en willen weten wat ik van India denk en hoelang we blijven.
Kinderen gooien eerst kleine ballonnetjes water, die als ze met kracht worden
geworpen, hard kunnen aankomen. Vanop de daken worden we nat
gespoten. Op den duur krijg ik emmers over me. Druipend... met verf en
water... De smalle straatjes zijn het gevaarlijkst
voor het water, daar ontsnap je niet.
Fotoapparaat zo goed mogelijk beschermen is
de boodschap. Ik ben blij dat ik m'n reserve
zonnebril heb opgezet, want m'n dure, nieuwste
wil ik echt niet onder de verf. Die verf is een
poeder. Jongemannen rijden op hun brommer
voorbij en gooien de poederverf, roepend:
Happy holi!!!
Eentje komt van achter ons en
gooit me vol van opzij. In m'n gezicht, krijg ik
een hoop poeder, recht in m'n ogen. Die zonnebril
geeft geen bescherming, als de boel van opzij wordt gegooid natuurlijk. Dat
was er iets te veel aan. Pijn, brandend... ik krijg m'n ogen gewoon niet meer
open, dus ga ik erbij zitten, gewoon op straat. Gelukkig zijn er direct mensen
die ons naar hun badkamer begeleiden. Ik mag m'n ogen goed spoelen. Het
water onveilig? Bacteriën? Nou, dàt kan me op dat moment echt niet
schelen. Het helpt, na een tijdje is het beter.
We besluiten om niet meer door smalle straatjes te gaan, want het wordt hier
en daar wat ruwer. De drank begint wellicht ook wat door te wegen. De
knuffel begint te veranderen in zoenen. 'k Heb er niks op tegen als dat op m'n
wangen is, maar hier en daar is er ene die wat aandringeriger is. Uiteindelijk
nemen we de riksja naar het hotel, da's het veiligst. Daar zijn onze
hotelbedienden onder de verf aan't dansen. Ik ga direct wat mee huppelen.
Hier blijft het nog fantsoenlijk. Toch, wanneer ik in de spiegel kijk, herken ik
mezelf niet meer. Na een goeie douche is het meeste weg, maar
nagelranden en binnenoor krijg ik niet proper. Net als onze kleren en
schoenen.
De middag blijven we rustig op de kamer want we hebben geen
zin om tussen dronkaards te lopen. Onze spullen wassen we zo goed we
kunnen en dan... rusten maar.
Later in de namiddag proberen we naar een hotel te geraken, waar je tegen
betaling kan zwemmen. Helaas, de meeste taxi's rijden niet en de enkele, die
dat wél doet, vraagt daarvoor een prijs die we niet willen betalen. We
proberen te voet te gaan, want het is eigenlijk niet ver, maar jongeren willen
ons terug met verf bekladden en daar hebben we geen zin meer in. Terug
naar ons hotel dus en gedwongen rust nemen. We lezen wat. In feite komt
het me wel goed uit, daar ik toch geen 100% ben. Niettegenstaande ga ik
toch over tot grove middelen, de echte zware haltetoeroepers. Des te groter
is de kans dat ik morgen voor de reis die we zullen verder zetten, beter ben.
Ook Erik heeft problemen met z'n darmen. Maar tot hiertoe is het nog onder
controle.
Avondeten gebruiken we in't hotel. Vandaag had ik nog helemaal niks
gegeten. Witte rijst en kip tandoori, geen groenten voor me. Dan, nog
eventjes m'n blog gaan bijwerken in een internetcafé en hop, naar 't hotel.
Klaarmaken en inpakken wat reeds kan.
Wat een bus, wat een bus! Deze, die we namen
tot Abu Road. Voor de bus naar Mount Abu
moesten we 2u wachten. Voor we vertrokken,
moest ik er enkele foto's van nemen. Zo oud, zo
vreselijk versleten. We leken terug naar 1950.
'k Merkte dat de chauffeur z'n bochten moest
draaien zonder cervo, wat hier en daar toch wat
wilde zeggen.
Eens we in de bergen kwamen,
stapten er heel folkloristisch getooide mensen
op. We hadden eerder deze week danseressen
gezien, die rinkelden bij elke stap die ze zetten.
Wel, dat was blijkbaar niet enkel voor de
dansvoorstelling. De vrouwen in dit gebergte
lopen echt zo kleurrijk en met fijne
rinkelbelletjeskettinkjes rond de enkels rond.
De rit duurde 5u, wat echt wel lang genoeg was. Op een gegeven moment,
zat de bus tsjokvol. Veel mensen met kinderen, prachtig getooid, maar toch,
af en toe zaten er echte sukkelaars tussen met hun haar haast ongewild in
dreadlocks.
Toen we later dan voorzien aankwamen in Abu
Road, namen we daar een jeeptaxi. Driemaal
had Erik herhaald, nadat de chauffeur het
bedrag had gezegd: 'voor 40 roepies naar
Mount Abu?', wat de chauffeur beaamde.
Zowel Erik als ik voelden het aankomen, er
was iets niet juist aan z'n houding. Onderweg
eerst voltanken. Een stukje verder een lading
uien en aardappelen van een kapotte kamion overgeladen. 'It only takes two
minutes' zeiden de heren, want er reden er nog 2 mee. Bwaa... wat maakt
dat beetje uit, vonden we. We zijn tenslotte in India... De chauffeur
vertraagde niet in de bochten. Hij week ook vaak uit naar het midden, in die
bochten. En maar babbelen en hoofd wegdraaien. Tot er een tegenligger
aankwam en hij alles moest toegooien, en we slipten. Gelukkig is dat goed
afgelopen, maar dit had serieuze gevolgen kunnen hebben, bedacht ik me, de
afgrond naast ons inturend. Zouden hier rijscholen bestaan?
Ze brachten ons naar een ander hotel dan we
vroegen, maar we stapten toch maar uit, mits we
voelden dat er nog meer niet goed zat. En toen
kwam de aap uit de mouw. De chauffeur vroeg 400
roepies. Dat was er wat over. Erik zei: '100 roepies,
te nemen of te laten!' Ze waren niet akkoord, dus
moest ik me haasten om hem bij te houden. 'Ook
goed', zei hij, en vertrok me meesleurend. Eén van
de heren kwam ons achterna gelopen om alsnog de
100 roepies te innen.
Tenslotte vonden we het gezochte hotel, The
Connaught House. We zitten op het
hoogste punt in Rajastan. Het is hier
prachtig. Net als de contrasten in het land en
de mensen, vind je die hier ook in de natuur.
Zeer dor en even later een oase. We
hebben een terras met prachtig uitzicht.
We maakten een wandeling rond het
Nakki Lake. Het krioelt er van de mensen. Men kan er met een bootje varen
of met zo'n fietspendel wat rondtrappen. Vele mensen met kinderen staan -in
wat voor een rij moet doorgaan- te dringen voor een ticket. Het parkje is hels
van de drukte. Vele jonggehuwden komen
hier hun wittebroodsweken doorbrengen. We
zien zo'n koppeltje. Ze moeten dan worden
gefotografeerd in traditionele kledij. Nou,
moeten... Dat is alleszins hun uitgangspunt.
Wij vragen of we ook een foto mogen nemen,
maar zij willen ons eerst samen met hen op
de foto. Nadien vereeuwigt Erik hen. Ik had
hen eerder al stiekem gefotografeerd..
Zo zijn er nog mensen die ons vragen of we
samen met hen op de foto willen. Raar
toch, die Indiërs. Nog een groep in een
parkje roept ons toe, nodigt ons uit. We
maken wel even een praatje en nemen
foto's (en laten ze ook weer nemen door
hen), maar we willen niet blijven hangen.
We vermoeden dat happy holi hier toch nog
wat in de vorm van een lichte roes
nazindert.
De wandeling rondom het meer is zeer aangenaam, eens we de drukte uit
zijn. Morgen zullen we wat dieper de natuur intrekken, alhoewel er
waarschuwingsborden staan voor wilde dieren. Er zijn hier prachtige
rotsformaties. Water en erosie hebben hier een prachtig resultaat bekomen.
Da's weer een aantal foto's waard. Op een bepaald moment, passeert ons
een groepje mensen. Enkele dames uit het gezelschap, komen me de hand
schudden en groeten me uitgebreid en giechelend op Europese manier. 'k
Weet het, ik val in herhaling maar ze zijn heus wel grappig, die Indiërs...
Deze reis gaat me nog heel lang bijblijven, daar ben ik na 1 week heel zeker
van.
De avond brengen we door op het terras voor onze kamer, gezellig gepraat
met onze Engelse toeristenburen. Het hoeft niet alle avonden, maar
vanavond is best leuk.
Ontbijt op het terras, de heerlijke warme zon
opzoekend. Hier in de
bergen is het duidelijk wat
frisser en de zachte bries is
voor mij al voldoende om de ochtendzon te groeten en
me in op te warmen. Tijdens dit heerlijk moment, komt
een (chipmunk -een soort eekhoorntje) zo dichtbij, dat
ik het haast kan aaien. Het zit hier vol van deze diertjes, die zich trouwens
goed laten horen. Telkens wanneer ze krijsen, beweegt hun lange pluimstaart
mee. Of denk ik gewoon dat ze krijsen, en maakt die staart het geluid...?
De Dilwaratempels, die haast een pelgrimdoel hebben voor de Hindoes, en
waarschijnlijk op historisch gebied voor alle Indiërs belangrijk zijn, zijn niet ver
weg. We wandelen er naartoe, genietend van de rust die hier heerst, de
voorbijrijdende auto's en brommers trachtend te negeren. Wanneer we aan
de Dilwaratempels komen, zijn we een uurtje te vroeg. We mogen nog niet
binnen. We besluiten, die langslapers negerend, een kilometertje verder te
wandelen, naar het Mount Abu Wildlife Sanctuary. Daar zouden zitten;
krokodillen, beren, vossen, panters, apen natuurlijk, een grote
verscheidenheid vogels en vlinders met hopen.
We genoten vooral van de vogelzangen, de
vlinders, de natuur, de wandeling op zich en de
heerlijke mensenstilte. We zagen één panter. Het
was een afbeelding in plastiek of karton, die men
tussen het groen had geplaatst, op reëele grootte.
Dat de krokodillen zich schuil hielden, kan ik best
geloven, daar Indische stadsmussen identiek zijn
aan westerse. Rond het meer, verzamelden de
meeste mensen taterend en kakelend alsof het
markt was. Niettegenstaande vonden we zonder
problemen snel prachtige, stille uithoeken. Buiten
apen en mensen, zagen we er dus geen andere
zoogdieren. We zagen wel pootafdrukken van
katachtigen, zo groot als de palm van een hand.
Het was zeker de moeite waard. Er kwamen wat
wolken opzetten en er vielen wat druppeltjes, ach,
niet de moeite.
Van daaruit keerden we weer naar de Dilwaratempels en achteraf bekeken,
hebben we daarmee de juiste keuze gemaakt. Die tempels zijn een 'Must
See!' Niet te geloven, wat een pracht. Ze zijn tussen de 1000 en 500 jaren
oud. Alle zuilen, muren, nissen, plafonds, tot zelfs de treden bevatten niets
dan uitgekerfde godsdienstige figuren. De zuilen lijken echt kant, zo fijn
uitgesneden. Dat geldt ook voor de grootste tempel z'n plafonds. Dit is een
echt huzarenstuk. De kunstenaars werden betaald volgens het gewicht aan
stof afval dat ze uitkerfden. Vermoedelijk heeft dat veel te maken met de vele
fantastische uitbeeldingen die de boel sieren. Wellicht zal er ook wel een
onderlinge concurrentieslag geweest zijn, kan ik me inbeelden. De ene wilde
beslist, wel nog beter werk leveren dan z'n kompaan. Het resultaat heeft me
overdonderd. Dit moet je zeker gezien hebben met eigen ogen om te
begrijpen wat ik hier schrijf. Er mochten
geen foto's genomen worden, maar je
mocht het aanraken. Ik ben er op een trap
gaan zitten, om de tijd te nemen om het
allemaal te kunnen vatten. Je kan naar
een museum gaan, dan ben je omgeven
door kunst. Nu, had ik het gevoel
middenin een kunstwerk te zitten.
Ondertussen was het beginnen onweren. Het
duurde een hele tijd. We moesten blijven om
te schuilen. Tijdens dat schuilen, kon ik een
geit observeren, die blijkbaar zeer hongerig
was, en begon te knabbelen aan een brommer
die geparkeerd stond. Niemand reageerde,
men accepteert dat blijkbaar gewoon. De
handvaten van het stuur, het zadel en plastiek
rondom, ze at en genoot. Nou, ik ook!
Daar het niet leek te willen stoppen met hard
regenen, namen we een shared taxi (het woord
spreekt voor zichzelf, een taxi met meerdere
personen, een bustaxi op bestelling, bij wijze
van spreken) naar ons hotel. Dat kostte ons
maar 20 roepies, maar we merkten dat we flink
wat hadden gestapt.
We meenden een lichte snack te eten,
na een welkome douche in het hotel.
De snack was echter zoveel, dat ik het niet
op kreeg. Erik liet het zich smaken en
kon mijn overschot zelfs ook nog op. Dat
had hij nodig na deze wandeling. Nadien
hebben we nog een flink eind gestapt in
de andere richting. Erik wilde, op een
door hem gisteren gespotte plaats, wat foto's nemen. En... hij had groot
gelijk.
De mensen blijven ons hier een bezienswaardigheid vinden en groeten ons
lachend toe. Vooral kinderen genieten daar van. Heel af en toe komen we
wel eens iemand tegen die een manier weet te vinden om te laten merken dat
we ons maar beter kunnen uit de voeten maken. Wat me toch ook opvalt, is
dat vrouwen heus wel minderwaardig worden behandeld. Na één week vind
ik India een magisch land , maar zeker niet het landje van belofte.
Om 6u horen we een bescheiden klopje op de deur. Onze wekdienst. Mooi.
We staan op, want willen de bus van 7u naar Abu Road nemen. Daar nemen
we de trein naar Ajmer. Eén ding, ik heb een foutje gemaakt. We hadden
langer kunnen slapen, want 'k heb me één uurtje vergist. Langs de andere
kant is er het voordeel, dat het nu nog redelijk koel is om te stappen met de
rugzak. Ver moeten we niet, maar met meer dan 30°C, kan een rugzak al
snel zwaarder wegen dan de realiteit.
De bustrip is redelijk hels, waar we al
niet meer versteld van staan. Ik denk dat ik het beter van me af kan zetten
dan Erik, die nogal hard knijpt in het handvat op de rug van de zetel voor ons.
Hij krijgt er kramp van. Door de vuile raampjes genieten we toch nog van het
paradijs India (het lukt me zelfs alle afval te negeren).
Wanneer we in Abu Road arriveren, is het al erg warm en druk. Het helse,
toeterende verkeer, wil ons opzij drukken in modder en koeienvlaaien. Wij
weigeren daar echter 'in te trappen'... We zijn precies 1 1/2u te vroeg in het
station. We eten daar wat en kijken rustig wat rond. Alles is goed
aangegeven. Alles verloopt prima. Al wat we moeten doen, is uitkijken dat de
ruige, vlooienhaardendragende zwerfhonden niet te dichtbij komen liggen. D'r
zitten er wel wat.
Koeien mogen dan heilig zijn, al wat hier
rondloopt van dieren, mag gewoon z'n
gangetje gaan, ze worden haast nooit
weggejaagd. De immens grote
zwermen vliegen, ontwijken we zo
goed als mogelijk. We doen ons
uiterste best er niet op onze
Europese manier, vies van te zijn.
Verder rest ons niets dan te
wachten. We zijn tevreden. We
horen een aankondiging over een
andere verwachte trein, die iets
meer dan een uur vertraging heeft, met de
verontschuldiging van de spoorwegmaatschappij. Niemand zucht, niemand
klaagt, men draagt gelaten. Ondertussen loopt onze trein langzaam binnen,
mooi, op Indische tijd (lees, maar één uur later dan voorspeld). Van onze
trein werd immers geen vertraging vermeld. Ik heb er dus geen idee van
hoeveel een uur vertraging in realiteit is...
Eerder zag ik een koe met kalf rustig lopen grazen op een ander spoor. Ze
kan niet weg, want het spoor ligt ongeveer 1m dieper dan het perron. Ik vraag
me af, wat nu, als er een trein aankomt? Alleen ik stel me deze vraag
blijkbaar. Er is veel volk, maar niemand reageert op rustig grazende, afval
recyclerende, goddelijke herkauwers, op het spoor. Toch... ik vraag het me
echt af. Ik kom het niet echt te weten, daar ik moet opstappen in onze trein.
Het plaatsnemen op zich, vormt geen probleem.
We reizen in de slapersklasse. We zitten per 3 tegenover mekaar. Wil er
iemand slapen, moet iedereen gaan liggen, tenzij die ene, de bovenste
slaapbank neemt. Aan de zijwand zijn ook nog 2
slaapplaatsen. Mensen wisselen
onderling van plaats, binnen dezelfde -niet
afgebakende- coupé, afhangend van het
wel of niet samen kunnen zitten met
partner.
Tegenover me, zit een Indische schoonheid
met haar man. Een jong koppel. Haar
handen zijn met henna geschilderd. Ik mag
haar handen fotograferen, maar de mensen
in onze coupé begrijpen het 'waarom' echt
niet. Ze vragen om de foto te zien, en een
oudere man wijst me er op, dat enkel haar
handen maar te zien zijn. Om het goed te
maken, neem ik een volledige foto.
Iedereen tevreden zo. A... ja... je neemt
toch geen foto van handen, het gezicht
moet er minstens ook op staan hé... Wij
bevinden ons aan de ene kant naast een gezin met
huppelende kinderen, die na een uurtje rijden, zalig liggen te ronken. Aan de
andere kant, een groepje militairen (of zijn ze politiemannen?) We voelen ons
veilig...
Het wordt erg warm. Alle vensters staan open. We hebben enkel al
in ons coupeetje, 3 ventilatoren draaien, maar toch is het 35°C. Maar, we
rijden. En rijden... en rijden. Het landschap is zeer dor, haast woestijn. Een
tijdlang rijden we door een vlakte om daarna terug een bergketen als
panorama te genieten. Verkopers lopen onophoudend rond. Een
schoenpoetser. Een man vraagt regelmatig of we lunch willen. Wanneer we
als bij regelmaat halt houden
in een station, komen mensen
bedelen. De ramen staan open,
maar zijn getralied. Da's maar
goed. Een jongen op het perron
trekt aan m'n mouw. Hij wil geld. Ik
geef niks. Armoede wordt te makkelijk
verkocht. Wat word ik hard, hier in dit
land. Nee dus, ik geef niks. Hij blijft
trekken. Hij knijpt in m'n arm. Ik
bedenk me, dat, wellicht zonder
tralies, mensen gewoon langs de ramen de trein op en af zouden springen,
als hij stilstaat. Met de nodige gevaarlijke situatie tot gevolg.
Een jongen veegt op z'n knieën vuil
weg in de gang tussen de zetels.
Hij vraagt geld. We geven hem
iets. De Indiërs geven niks. Wat
dàt betreft, is dit een vreselijk land,
vind ik. De militairen naast ons,
roepen een muzikant, die ook
probeert in de trein z'n kostje te
verdienen. Ze zeggen hem wat. Hij
heeft een handtrommel bij en zingt
tijdens het trommen. Wanneer hij
gezongen heeft, gaat hij weg,
vraagt niks en wordt ook niet
betaald. Natuurlijk weet ik ook niet
wat ze onderling zegden, vanwege
het Hindoe. Misschien lijkt het in
mijn ogen wel helemaal anders dan
de realiteit... Even later komen ze
met 3 tromzangers en geven een
concertje voor de landmacht, die
hen niks geeft.
Ze willen wel geld van ons. Maar ik hou niet van die situatie. Wij hebben hen
niks gevraagd. Ondertussen worden we stiekem in't oog gehouden door de
glurende strijdkrachten. Dachten
die nu echt dat ik dat niet zou
merken? 'k Hou hen zelf al een
hele tijd ook stiekem in't oog hoor.
Ik ga hiermee niet akkoord, dus
zeggen we stellig 'nee'. Is dat de
reden, is dat de aanzet? Ik heb er
geen idee van, maar de bruine
uniformkes zoeken contact., vooral
met Erik. Het begint met de vraag
naar een sigaret, daarna vragen ze
wat ik schrijf en Erik duwt bij wijze
van antwoord m'n schrift in hun handen. Eén van hen schrijft er deze
hindoetekst neer:
(zie foto) Aandenken van een Hindoe militair, of politieman (weet ik veel, ik ken dat
verschil helemaal niet), geschreven in de trein op weg naar Ajmer-Pushkar.
Erik wil, maar kan niet ontsnappen. Ze
nodigen hem uit. Ik blijf gewoon op m'n
plaats zitten. Mij hebben ze niet nodig,
en maar goed ook, want ik kan het echt
niet helpen, maar naar mensen met
deze mentaliteit kan ik maar moeilijk
mijn gedachtengoed verborgen houden.
De reis gaat verder. Er wordt heel wat
over en weer gelopen. Ik heb altijd
gehouden van het volkse karakter van
mijn tramlijntje. Wel, dit heeft echt ook
iets... Na een tijd ga ik op de bovenste slaapbank liggen. Dat doet goed.
Een half uurke ofzo, meer is niet nodig.
Wanneer ik m'n ogen open, is het
haast tijd om pak en zak te nemen, Ajmer komt in zicht.
Er staan genoeg taxi's te wachten om aan een stadsverhuizing op Indisch
niveau te beginnen, dus we kunnen direct richting Pushkar vertrekken.
Wanneer we Pushkar binnen rijden, moeten we 15 roepies betalen. Wat is
dat hier met die stadstol? We verblijven even buiten de stad in de Pushkar
Bagh. Stenen muren met een tentzeil als dak. Het is een nieuw ressort, een
jaar jong. We kregen de naam van onze Engelse buren in Mt Abu. De
ontvangst is hartelijk. We krijgen een zegening op ons voorhoofd en
bloemblaadjes over ons hoofd gestrooid. Voorlopig lijkt het of we de enige
klanten zijn. Erik kreeg 1000 rps van de prijs af. Ik laat hem dus gerust zijn
gangetje gaan, hij doet dat heel goed. Vanavond eten we alvast in het hotel,
we zijn moe en gaan niet meer naar de stad.