Ze zat aan tafel, staarde wat voor zich uit de tuin in,
haar handen warmend aan een kopje heerlijk
dampende
koffie.
Ze had een
ontspannend, pijn verdrijvend bad genomen.
Een uur lang had ze liggen weken.
Ze keek naar
haar door het water gerimpelde vingertoppen en glimlachte bij de gedachte dat
haar
vader, zolang
ze zich herinnerde, dit fenomeen oudmannekesvel noemde. In haar geval was het
dan oudvrouwkesvel.
Van
babyvelletje, jong vel, volwassen vel, oudemensenvel naar dood. De cyclus van het leven.
Ze was niet
bang om te sterven, integendeel, het hoorde bij het leven.
Bovendien
had ze, als het wat meezat, nog een gans leven voor zich. Met nog heel veel te doen : het
opvoeden van
haar nog jonge kinderen, hen tonen hoe mooi het leven wel kon zijn, ondanks
alle
tegenslagen
die je kon tegenkomen. Ze zou hen zo
lang en zo goed mogelijk begeleiden op hun pad
naar het grotemensenleven,
in alle openheid.
Ze zou er
altijd zijn voor hen, zelfs in hun grootste nachtmerries.
Nog zoveel
had ze hen te vertellen wanneer de tijd er rijp voor was. Ook dingen uit te leggen die ze
niet zouden
begrijpen, nu toch niet.
Op al hun
vragen zou ze antwoorden, naar best vermogen, in alle eerlijkheid. En ze was vastberaden
hen vooral niet dom te houden, zoals zovelen het met haar gedaan hadden.
Voor zichzelf
had ze de rem gevonden, op tijd op stop gedrukt, resetten was geen optie geweest
want gedane zaken
namen geen keer.
Ze had
beslissingen genomen die door vele anderen niet begrepen werden. Ze had er zelfs, na
15 jaar,
haar beste vriendin door verloren, althans daar leek het op. Ondanks het feit dat ze mekaar
dagelijks zagen,
was haar vriendin een stille muur geworden.
Maar ook dat respecteerde ze, want
ieder had
het recht op eigen keuze.
Ondertussen
had ze plaatsgenomen op haar ligzetel op het terras. Genietend van de warme
nazomerzon, de
mooie kleuren van de bloemen en de herfst keek ze omhoog naar de net boven
haar in cirkels
vliegende buurmanduiven. Ze kenden haar,
waren niet bang van haar, net als de
mussen die
ze dagelijks voederde. Er zat er eentje
op zon twee meter van haar, te pikken in een
stukje brood,
met zwartglanzende kraaloogjes naar haar te kijken.
Hoog boven
haar zag ze een buizerd, scherp afgetekend tegen de zuiver blauwe lucht, zn
zwevend
dansspel
vliegen. Ze werd er stil van, van al dat
mooie dat in ieders bereik lag.
Ze hoorde
een kraai in de grote boom. Zelf had ze
er ooit één gehad. Of liever, hij was
bij haar
gekomen op een zondagse oktobermorgen, zomaar
Waar hij
sliep had ze nooit geweten, maar elke morgen weer was hij er om haar te
begroeten.
Tijdens haar
wandelingen volgde hij haar overal, hij in de lucht, van boom tot boom, zij op
de grond.
In de tuin
kwam hij op haar schouder zitten, at uit haar hand.
Zes maanden
lang was hij gebleven. Zoals hij kwam,
zo ging hij weer, zomaar
Die maanden
waren voor haar een lichtpunt geweest.
Natuurlijk vertrouwen tussen mens en dier, in
alle
vrijheid, zomaar
Een hond had
ze eveneens gehad, een kleine vrouwelijke pup, uitgegroeid tot een prachtige
zwarte
bouvier, 14
jaar lang haar beste maatje : Laïka. Tranen
met tuiten had ze gehuild toen ze haar
midden in de
nacht dood terugvond in haar slaaphok.
Ze had hem voelen aankomen die avond,
de dood, en
had niets kunnen doen omdat dit nu eenmaal het leven was.
Veel later
kwam een nieuwe pup die uitgroeide tot een nieuwe bouvier : Fara.
Fara had ze,
met stekende pijn in het hart, in haar dolle overlevingsvlucht, moeten
achterlaten
Wat bezielde
de mensen toch om mekaar het leven zuur te maken? Een vraag die ze zich steeds
opnieuw
stelde.
Was het de
afgunst om wat een ander had? Alsof mens
zijn gemeten werd aan de hand van
materiële
dingen.
Was het het
licht in andermans ogen niet gunnen?
Alsof het licht en de zon, al zat die soms achter
de wolken, er
niet voor iedereen was.
Was het de
strijd om de beste te zijn? Alsof goed
zijn voor mekaar niet goed genoeg was.
Was het de
verbittering door het zien van andermans geluk?
Alsof het aanvaarden van het geluk
van een
ander, jezelf niet gelukkig maakte.
Waar was het
samen leven in deze samenleving toch gebleven?
Ach wat, ze
zou het nooit begrijpen, laat staan een antwoord krijgen. Misschien was ze gewoon te
naïef om in
deze maatschappij te leven, besloot ze. Ze was gelukkig met haar leven.
Ze legde
zich comfortabel neer en viel in slaap in de oktoberzon.
23-10-2012 om 20:46
geschreven door Fieke
0
1
2
3
4
5
- Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie :Zij