Leo Apostel, de man van de atheïstische religiositeit schreef in 1992:
Indien ik slechts zinloosheid aantref, dan nog zal ik pogen woestijnen tot vruchtbaar land te maken, chaos tot orde, zinloosheidservaring tot zinbeleving. De zin van het leven is iets anders dan het doel ervan. Ook al is er geen objectief vaststelbaar doel, toch werk ik van uit de objectieve gegevenheid van zin.[1]
Ik zou een stap verder willen gaan en zeggen dat het leven zin heeft en dat in die zin een doel ligt. Het is een oordeel met vele facetten. Het betekent echter niet dat ik de absolute zekerheid heb van wat ik vooropstel, het betekent enkel dat ik erover heb nagedacht en tot het besluit ben gekomen dat het leven én betekenis heeft én doel. En dat ik deze idee uitdragen moet.
Een van de facetten ervan is dat er Iets is. Ik vind dit in de natuur om me heen, in de boom die zaad draagt voor de nieuwe boom, en de vraag die ik me hierbij stel wat was er eerst het zaad of de boom. Wel het antwoord is simpel, zo simpel als verbazend, boom en zaad zijn het uiteindelijk product van een evolutie binnen de boom en binnen het zaad. Een evolutie die gelijktijdig in beide, boom en zaad, plaatsgevonden heeft om uiteindelijk, en wij zijn er nu getuige van, uit te komen in schijnbaar twee gescheiden producten. Dit geldt evenzeer voor kip en ei, stel dus nooit meer die stupide vraag wat er eerst was.
Wat of wie heeft er gemaakt dat de boom, boom en zaad werd, en wat was er vóór de boom zaad droeg, onder welke vorm was de boom er en was het zaad er? Boom en zaad zijn voortgekomen uit wat in den beginne was, van wat was dertien miljard jaar terug in de tijd. De krachten die toen bevrijd werden op het fameuze ogenblik van de Big Bang droegen in zich boom en zaad opgeslagen in de structuur van de eerste atomen, de eerste cellen die zich toen gevormd hebben uit de allereerste particules, hoe klein ook, hoe nietig als materie deze ook mogen geweest zijn. Dit soort ontstaan en deze evolutie geldt ook voor het lichaam en de zaadcellen van de mens. De productielijn zat erin van bij het minimaalste deeltje dat totstandkwam. Maar er is een totaal andere facet, de verpulvering van ons lichaam is een feit, we ontkomen er niet aan, maar er is ook de geest in ons, getekend, gekleurd, gevormd, bezeten en bevrucht door de Geest die in den beginne was. Ik denk dat de dood hierop geen vat heeft, dat dit eigene dat die geest is, geënt wordt op de geest van het kind dat om het even waar geboren wordt en een voortzetting zal worden van de geest van de vorige drager ervan.
Gelukkig het kind op wie de geest van een grote geest wordt geënt, een geest die denken zal, zijn zal, werken zal met de ingesteldheid die die vorige geest bezat, zal het dragend element zijn in de geest van het kind, dat naarmate het groeien zal, zich ontwikkelen zal als een voortzetting van de geest die werd nagelaten.
Dit is dan ons doel, zorgen dat de geest die we doorgeven zullen, een rijke geest is, een gevulde geest, een zoekende geest zodat, de geest, de spirit van de mens verder, van leven tot leven, exponentieel groeien zal, naar een rijkere, diepzinnigere mens, de mens die meer en meer mens wordend is om steeds maar meer te benaderen en uiteindelijk te komen tot het Omega van Teilhard, het spiegelbeeld van wat we graag de Grote Geest, of God noemen willen.
Zwijg me dus van la nada van Saramago, van de nothingness van Russell. Spreek me liever van de metafysica van het Niets, Houellebecq wist dit ook.
[1] Leo Apostel: ‘Gebroken Orde, de vergeten toekomst van de filosofie’, uitgeverij Kritak, 1992, pag 243
|