De
Adem van de Dagen (12)xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Zondagavond, na het vertrek van de kinderen, de
echo van hun stemmen die nog hangen blijft in de schemerruimte van zijn
gedachten, woorden die hij gehoord had en begrepen of niet begrepen. Maar één
zin die heel duidelijk was toen hij onverwacht in de keuken kwam waar de
dochters aan de afwas bezig waren.
Liggend op de sofa, in een deken gewikkeld, draagt
hij de moeheid van hun bezoek in zijn lichaam, tot in zijn geest. Hij heeft de
bevestiging nu dat het steeds moeilijker wordt hen allen samen uit te nodigen, bij
dergelijke gelegenheden ontbreekt hem voldoende houvast en ook hij weet het,
hij moet de wijn laten, hoogstens een glas, en water drinken, maar die flessen
Pinot Sainte Anne had hij al zo lang in de kelder en de wijn was prachtig in
het glas, lichtjes bruin naar de boorden toe. Begrijpelijk dat hij er een glas
te veel van gedronken had.
Hij had ook niet gereageerd toen de kleinkinderen naar
boven in de kamer waren geweest en evenmin toen ze met kadertjes van haar naar
beneden waren gekomen en gevraagd hadden of ze er enkele mochten behouden. Neem
maar, had hij gezegd, kies maar uit. Nu weet hij niet hoeveel er weg zijn, maar
dacht hij, zoals er lege plekken zijn in mijn herinneren, zullen er nu ook lege
plekken zijn op de muren.
Waar hij lag, in zijn deken op de sofa voor de
haard, voelde hij zich goed en voldaan omdat alles voorbij was. Hij dacht aan Tony,
zijn kleinzoon, die trouwen ging in juni, hij dacht aan Carla, zijn meisje. Er
was groot jolijt geweest toen Tony was binnengekomen met een fles champagne in
de hand, die hij hem aanreikte. Hij begreep er eerst niets van, maar Tony zegde
hem dat hij lezen moest wat op het etiket stond. Hij las de naam van de champagne
en er onder de woorden, Elle a dit oui.
En hij had begrepen. Zijn ogen waren ze hadden zo weinig nodig - vochtig
geworden, en heel de kamer was beginnen roepen en juichen. Elle a dit oui, elle a dit oui.
Zijn trouwen was een groot
onderwerp geweest: toekomend jaar in juni. Toekomend jaar is nog ver af, dacht
hij, zou hij er nog zijn? Hij had
hen iets gezegd over de ernst van het huwelijk, en dat het ook betekende samen
oud worden. En iets gezegd over wat er gebeurde in de wereld en dat niemand er
vat op had, maar hier lag de wereld achter de muren, ver voorbij het bos, hier
was de innigheid van het samenzijn in deze kamer in het licht van de haard en
van de vele brandende kaarsen. Vergeet deze dag niet, had hij gezegd toen ze
vertrokken.
Hij lag roerloos,
ontspannen nu, uitgestrekt op de sofa, de tijd stond stil in de kamer. De tijd
in de schemering is niets, dacht hij, het is het uur entre chien et loup. Alleen de smeulende haard is, alleen de zware
Luikse kast is, de tafel en de stoelen, de rekken met de boeken zijn, en het
vele gebeuren waarover gesproken was, het gebeuren uit de wereld dat zich afspeelde
buiten en het nieuwe erin dat niet meer te volgen was.
Maar hij lag er heel goed.
Hij dacht aan wat er gezegd was toen hij onverwacht in de keuken was gekomen: waarom
papa niet hertrouwd was.
Hij had gedaan alsof hij
niets had gehoord. Ofwel wisten ze dat er na de dood van hun moeder iemand
geweest was, ofwel waren ze in de waan dat er na hun moeder, niemand meer was
geweest bij hem. Maar hier lag hij heel goed, de muziek in sourdine, Haydn
dacht hij, of Händel. Toen kwamen de beelden voor de zoveelste maal en hij
herinnerde zich.
Komende van de berghut en haar
hand houdende, daalden ze de steile helling af naar de gletsjer toe. Losse aarde
en stenen de la caillasse - die
wegschoven onder hun voeten en dit over een lange afstand tot ze op het ijs
kwamen en hij haar hand, haar fijne warme hand, losliet.
Hij kende haar amper, wist
alleen dat ze gescheiden was, dat ze binnenhuisarchitecte was, zeker twintig
jaar jonger dan hij, maar uit zijn streek. Zo kende hij haar meer dan voldoende,
alsof het al jaren was, omdat ze de vorige avond lang samen waren geweest,
kijkend naar de sterren die verschoven, kijkend naar een planeet in het zuiden,
hij dacht dat het Jupiter was, maar het kon ook Saturnus of Mars geweest zijn, of
Venus had ze gezegd, maar dit kon niet. Hij had haar gesproken over dingen die
diep in hem lagen. Hij had haar ook gezegd dat haar naam de mooiste was die hij
kende omdat het de geliefde van Dante was. Noem eens mijn naam had ze gevraagd.
Hij had haar aangekeken en haar naam klaar en duidelijk uitgesproken, Beatrice,
op zijn Italiaans, terwijl hij dacht aan het gedicht op de postkaart met de
afbeelding van Akhnaton.
Hij zegde haar dat het
ngewoon was iemands naam zo maar uit te spreken. Had haar ook gezegd dat er
een vreemd gedicht was van een zekere Carl Sandburg:
You and a ring of stars
may mention my name
and then forget me.
Love is a fool star.
Het is inderdaad een
vreemd gedicht, had ze gezegd, denk jij er ook zo over?
Integendeel, had hij
geantwoord, love is a wonderful star.
Ze zaten toen naast elkaar op de
bank voor de berghut, voor hen uit, boven de besneeuwde toppen van de La Pointe de Zinal met le Col Durand, een hemel vol sterren en achter hen, binnen in de berghut de
stemmen van zingende Duitsers, Zwitsers, Italianen.
Maar voor jou, vroeg hij
dan, is liefde a fool star voor
jou? En vroeg hij nog, en zijn stem had een voor hem omfloerste klank, do I have to forget you?
Helemaal niet, had ze
geantwoord, helemaal niet.
Dit was hun avond geweest
en heel wat meer nog dat gezegd was geweest en nu bekende hij haar dat dit de
liefste plaats was die hij hier kende, deze lange afdaling over de gletsjer
naar le Plan des Lettres.
Deze tocht over de gletsjer
moet hij gezegd hebben, heeft me een altijd een heerlijk gevoel gegeven en
vandaag, nu met jou, zijn het momenten om nooit te vergeten. Hij wist dat hij
dit open en vrij kon zeggen, omdat hij de vorige nacht na hun afscheid, wist
dat er iets was gegroeid tussen hen en dat hij het nu wou laten blijken, want er
was respons bij haar en zeker hier is er een andere realiteit, hier is er het lichte
kraken van het ijs als je er over loopt, is er het geluid van het vloeien van
water in die kleine kloven, is er, alles overheersend, alles penetrerend, het
wonder van het licht. Hij moet haar zo iets ook gezegd hebben en iets over de
bergen om hen heen.
Ze was blijven staan, Ugo,
jij houdt van dit land. Ja, had hij gezegd, dit hier is de plaats die ik verkies
van al mijn tochten, deze afdaling over de gletsjer.
Het was toen dat de helikopter
met zijn twee vrienden, Robert, de enkel in het ijs, en Gustave, plots met
groot lawaai over hen vloog en in een zwaai verdween langsheen de flank van de Besso.
Ik ook zegde ze, ik ook
vind het heerlijk hier te zijn en het lichte kraken van de korrels ijs te horen
onder mijn voeten omdat het met jou is, omdat je mijn eenzaamheid van de
laatste jaren, plots doorbroken hebt, jij, Ugo, jij vreemde man die ik al jaren
ken, al is het pas van gisteren.
Hij lag zo oneindig goed en
totaal ontspannen op de sofa. Het was alsof ze in de kamer aanwezig was, of was
het zijn overleden vrouw en was het tot haar dat hij sprak.
En hij moet haar toen
nogmaals herhaald hebben dat er niets aangenamer is, dan het ijs van de
gletsjer, in het midden van de namiddag, na de inspanning van de klim, en dit
in het grote licht van augustus.
|