Waarom spreken onze hersenen over zichzelf in de derde persoon? Waarom ervaar ik een onderscheid tussen mezelf en mijn hersenen?
Is het fout te veronderstellen dat spreken een hersenfunctie is? Is het fout dat onze persoonlijkheid, onze ik, zich volledig in de hersenen bevindt? Of, sterker nog, dat ik mijn hersenen ben?
Wie me niet gelooft, stel ik de volgende denkoefening voor: stel dat ik bij een ongevalletje mijn rechterbeen kwijtraak. Dat zou niks veranderen aan het feit dat ik ik ben en dat anderen mij als mezelf zouden herkennen. Ongeacht of ik me een kunstbeen laat aansnoeren of niet. Hetzelfde geldt voor een verloren hand, tand, oog, vinger, haar. Zelfs een transplantatie van lever, nieren, hart, longen en andere ingewanden zou niks veranderen aan het feit dat mensen me nog zouden herkennen als Jordi, dat ik mezelf zou herkennen als Jordi met alle kennis en herinneringen en gewoontetjes die daar bijhoren.
Ik kan de redenering ook omdraaien: neem mijn nier, been of oor weg en geef die aan een ander en niemand zal zeggen dat die ander ineens Jordi-achtig geworden is. Zelfs een gezichtstransplantatie zou daar niks aan veranderen, behalve misschien een iets grotere vervreemding bij beide personen, want ik zonder gezicht en die andere met een vreemd gezicht.
Maar neem nu eens mijn hersenen weg. En zet ze eens in de schedelpan van een ander. Wie ben ik dan: de persoon met mijn lichaam, maar zonder mijn hersenen of de persoon met mijn hersenen, maar met een ander lichaam?
Volgens mij zal ik mezelf ervaren in dat vreemde lichaam en zal ik niks merken van mijn eigen lichaam, aangezien ik weg zal zijn. De herinneringen zullen zich voortaan in het vreemde lichaam bevinden, de maniertjes en de tics en de wijze van praten en denken en kijken en reageren evenzeer.
Vandaar dus de conclusie: ik = mijn hersenen. En evenzeer vandaar dus de vraag: waarom spreken mijn hersenen (ik dus) over zichzelf (mezelf) in de derde persoon?
26-08-2009 om 10:27
geschreven door Jordi Puixants
Er bestaat geen klein grut meer in Europa. Tot deze conclusie kwam doelman Stijn Stijnen vorige week na de moeizame thuiszege van zijn Club Brugge tegen de Finse middenmoter Lathi. Club won met 3-2, maar het had bloed, zweet en tranen gekost tegen een tegenstander die Stijnen voor de wedstrijd mogelijk eerder bij het klein grut had ingedeeld.
Stijn Stijnen, het siert hem, rekent Club Brugge nog altijd tot een soort Europese middenmoot, in elk geval in principe superieur aan Finse, Letse, Kazachse en andere onbekende ploegen. Vroeger, zon 20 jaar geleden, zou Lahti geen probleem gevormd hebben voor een Belgische voetbalploeg, een formaliteit dus. Twintig jaar geleden won KV Mechelen nog een Europabeker, won het ook de Europese Supercup, speelde Anderlecht een finale, speelde Antwerp een finale en waren de Rode Duivels een te duchten ploeg op elk WK, iets wat tot uiting kwam in het feit dat ze een hoge ranking kregen in de computerspelletjes.
De conclusie die Stijnen trekt is toch opmerkelijk, want ze zegt vooral veel over hoe Stijnen naar het Europees voetbal kijkt en nog meer over hoe hij naar zijn eigen werkgever kijkt. Die zal wel blij geweest zijn met zoveel complimenten, want zelf zal Club misschien al wel een andere conclusie getrokken hebben. Want wie af en toe een wedstrijdje meepikt uit de Champions League, de Premier League of simpelweg van, cliché, FC Barcelona, die komt mogelijk toch tot iets andere bevindingen dan prof Stijn Stijnen. Stijnen zou zelf misschien ook wel op andere gedachten te brengen zijn indien we Club Brugge een reeksje wedstrijden konden laten afwerken tegen de top-3 van Spanje, Engeland, en Italië en tegen de top-3 van Finland, Litouwen en Slovenië.
Na die wedstrijden hebben we waarschijnlijk een duidelijk antwoord op de vraag of er nog klein grut bestaat in Europa en, belangrijk, of Club Brugge daar intussen misschien deel van uitmaakt.
03-08-2009 om 08:19
geschreven door Jordi Puixants
Hoe komt het dat apen nu niet meer evolueren tot mensen? Met deze woorden verwoordde een goede vriendin haar twijfels over de evolutietheorie van Charles Darwin. Indien het waar is dat mensen afstamden van apen, hoe komt het dan dat apen nu niet meer voortevolueren tot mensen?
Geen onlogische vraag waarover wellicht al veel biologen, voor- en tegenstanders van Darwin, over nagedacht zullen hebben. Het antwoord is eenvoudig, maar misschien moeilijk te vatten of in te beelden. De vraag die mijn vriendin stelde vertrekt van de foute veronderstelling dat wezens/dieren een soort uitgestippeld pad volgen in hun evolutie, een soort vooraf vastgelegd draaiboek dat uiteindelijk leidt naar een of ander evolutionair hoogtepunt of eindpunt. Vooral mensen (of beter: uitsluitend mensen, want er is tot nu toe weinig bewijs dat andere dieren dan de mensen zich over de evolutietheorie hebben uitgelaten) bezondigen zich gemakkelijk aan de overmoedige gedachte dat wij een hoogtepunt vormen in de evolutie. De werkelijkheid is anders. In werkelijkheid zijn mensen maar één van de vele mogelijkheden die de evolutie aan levende wezens biedt. Intelligentie en met name het doorgetrokken leggen van oorzakelijke verbanden zijn onze sterkste evolutionaire wapens. Maar evolutionair gezien zijn mensen niet beter of perfecter dan mieren of paardebloemen. Biologen zouden zeggen dat evolutie blind gebeurt.
Wat de apen betreft: nergens in hun genen ligt een onvermijdelijke voorbestemdheid om uiteindelijk te evolueren tot mensen. Hoogstens hebben ze de mogelijkheid, maar opdat die mogelijkheid ten volle zou kunnen spelen, moeten alle andere omstandigheden zo zijn en blijven dat die apen bij wie die mogelijkheden het sterkst aanwezig zijn, zich meer kunnen voortplanten dan alle anderen. En dit niet gedurende 1 generatie, maar gedurende miljoenen jaren moeten de omstandigheden zo zijn dat ze de menselijkste apen begunstigen. Op dit ogenblik zijn de omstandigheden voor de apen niet gunstig, al was het maar omdat er al een slimme aap is die zich mens noemt en die slimme aap zal niet toestaan dat een concurrent de kop opsteekt.
Trouwens, aangezien de evolutie tot mens een werk van miljoenen jaren is, valt in feite niet uit te sluiten tot sommige apen misschien toch stiekem aan het evolueren zijn tot mensen. In mijn persoonlijke kennissenkring is er alvast een aantal personen voor wie ik mijn hand niet in het vuur durf steken bij welke soort ze nu precies horen.
23-07-2009 om 08:01
geschreven door Jordi Puixants
Terwijl koningin Fabiola angstvallig haar harnas oppoetst in de hoop de aangekondigde aanslag op hare majesteitelijke zelf te overleven, maken de andere 10 miljoen inwoners van dit land zich op om op de 1 of andere manier de gevolgen te dragen van de nationale feestdag die 21 juli in het Koninkrijk België nog steeds is. Voor het handjevol belgischgezinden wordt het morgen nog eens dolle pret met een mooie stoet, lekker eten en vrolijke muziek die uitnodigt tot het uitslaan van armen en benen. De harteklop stijgt, al heeft dat mogelijk ook te maken met het sluimerende besef dat elke 21 juli de laatste kan zijn. Voor het merendeel van de overige landgenoten betekent 21 juli vooral een dagje niet moeten werken, hopen op goed weer om een barbecuetje te kunnen ontketenen en geconfronteerd worden met gesloten winkels. Voor de 1 miljoen vreemdelingen in Brussel betekent de Belgische feestdag alleen die confrontatie met gesloten winkels, werken doen ze sowieso niet. Hetzelfde geldt in feite voor Herman Van Rompuy, die morgen wel present moet geven op het koninklijk défilé, al maakt de koekenbak na afloop op het paleis veel goed. Voor schrijver dezes is 21 juli een werkendag als alle andere, zij het wat beter betaald.
Voor de koning, die bijna even oud is als zijn land, is 21 juli zowat de enige dag in het jaar dat hij wél moet werken, of toch iets doen dat bij een koning voor werken moet doorgaan. Hij moet de hele dag een beetje geïnteresseerd kijken, attent zijn, zwaaien, lachen, zijn hielen laten likken en wachten tot de 3 soldaten van het Belgische leger gepasseerd zijn. Terwijl de rest van het land in zijn pyama of in trainingsbroek de dag doorbrengt, moet A2 zich in zijn best pak wurmen, zich laten bespelden met nietszeggende decoraties en zowaar mogelijk nog een zwaard omgespen. Leuk kan het voor hem nooit worden. Schijnt de zon, dan is dat protocollair pak niet te doen en gaat onze vorst ten onder aan jeuk hier en daar. Regent het, dan is er evenmin iets aan. Iedereen nat, een slecht zicht op het défilé, een aangedampte bril, een nat stoeltje, een natte poep, uitschuiven op het podium, Fabiola meesleuren in de val net wanneer die kruisboog zijn pijl afvuurt, Prins Filip zien ontploffen omdat de pijl zijn lege hoofd treft en god weet wat meer. Gelukkig is er s avonds koekenbak, dat maakt veel goed. En toch kan de dag voor A2 niet snel genoeg voorbij zijn. s Avonds, nadat Van Rompuy eindelijk vertrokken is, haast de brave koning zich om toch nog even te kunnen doen wat hij het allerliefst had willen doen en wat de meesten van zijn landgenoten op 21 juli hebben gedaan: kijken naar de koers op tv.
20-07-2009 om 23:39
geschreven door Jordi Puixants
Rond mij zie ik regelmatig mensen die in min of meerdere mate gebukt gaan onder een lichte of zware vorm van stress. Stress heeft te maken met onmacht. Onmacht heeft te maken met controle. Een gevoel van gebrek aan controle = een gevoel van onmacht = een gevoel van stress.
Een beetje stress af en toe kan wellicht niet veel kwaad. Maar wanneer het gevoel van stress ons handelen en denken zo sterk gaat beïnvloeden dat heel ons leven en onze omgeving er rechtstreeks of onrechtstreeks beginnen onder te lijden, dan wordt die stress een reëel probleem. Bovendien is aanhoudende stress een vicieuze cirkel met een versterkend effect. Een eenvoudig voorbeeld: stel dat ik op mijn werk een taak krijg waarvan ik weet dat ik ze onmogelijk tot een goed einde kan brengen en al zeker niet binnen de opgelegde deadline. Tegen mijn baas opper ik wel mijn bezwaren, maar hij of zij zet me niet alleen onder druk om de taak toch af te werken, hij zet me ook voor het blok met de professionele dooddoener we hebben geen keus. Nog voor ik ook maar één minuut aan mijn taak heb besteed, ben ik dus al gefrustreerd omdat het een onmogelijke taak is en omdat mijn baas mijn gegronde bezwaren onder de mat schuift, wat ik voel als een gebrek aan respect. Zoals ik zelf al verwachtte groeit de taak uit tot proporties die veel te groot zijn voor mij alleen en ik word langzaam maar zeker slecht gehumeurd. Mijn slecht humeur maakt me onaanspreekbaar voor mijn collegas. Het gevoel van frustratie en onrechtvaardigheid verhindert me om geconcentreerd te werken. s Avonds krijgt mijn vrouw voor een stomme prul de volle laag, het servies vliegt nog net niet in het rond. En terwijl ik net behoefte had een een stevige knuffel en haar rustbrengende aanwezigheid, jaag ik haar weg naar de televisie en spreken we voor de rest van de avond/taakperiode geen woord meer tegen elkaar. In de voetbalclub lukt me niks meer en ik vloek bij alles wat ik verpruts, na de training of wedstrijd vertrek ik onmiddellijk naar huis. Daar vind ik evenmin rust, ik heb geen honger, ik kan me niet concentreren op mijn leesboek, heb geen zin om te antwoorden op e-mails van familie en vrienden die vragen waarom ze van mij niks horen, s nachts kan ik niet slapen. Na 5 dagen (3 dagen voor de deadline) zie ik er slecht uit, ben ik slecht gehumeurd en moe, kan ik mijn aandacht nergens meer bijhouden. Mijn stress is op haar hoogtepunt, want niet alleen vecht ik tegen een onmogelijke opdracht, ik voel me bovendien rotslecht uit schuldgevoel ten opzichte van al mijn dierbaren die ik de afgelopen 5 dagen heb verwaarloosd. Hoewel ik de hele situatie met 1 woord zou kunnen oplossen, doe ik net het omgekeerde en sluit ik me de laatste 3 dagen op op kantoor en doe overuren om de taak af te krijgen.
De ochtend van de deadline rapporteer ik aan mijn baas (die er bijzonder ontspannen en fris bijzit): de opdracht is af. Mijn baas kijkt me aan en glimlacht: 7 dagen geleden is beslist dat de hele operatie niet doorgaat, het is niet meer nodig. Maar hij heeft wel nog iets anders liggen dat dringend moet gedaan worden...
Een wijze mens zei ooit: Over iets waaraan je niks kan doen, moet je je niet druk maken. Over iets waaraan je wel iets kan doen, moet je je ook niet druk maken, want daarover heb je de controle. Dus als het toch nog eens gebeurt dat iemand me in een situatie brengt waarin ik me onmachtig voel en die dus stress tot gevolg kan hebben, dan is er voor mij maar 1 echte dringende taak: zo snel mogelijk de controle terug nemen en dat kan alleen door voor mezelf mijn grenzen te trekken en daar niet meer van af te wijken. Met andere woorden: door op een beschaafde manier mijn middelvinger omhoog te steken en de stress opnieuw bij die andere te leggen.
17-07-2009 om 12:40
geschreven door Jordi Puixants
Met je lichaam doe je wat je wilt,
maar je mag in geen geval verliefd worden. Deze woorden sprak zij
helemaal aan het begin van hun relatie, een naam die ze er toen nog
niet aan wilde geven. Hij heeft daar onmiddellijk op geantwoord dat
hij het daar niet mee eens was en dat hun relatie (die zij nog zo
niet wilde noemen) onmiddellijk voorbij zou zijn indien zij zich naar
die uitspraak zou gedragen. Intussen is zij van gedacht veranderd en
het feit dat ze nog bij elkaar zijn, betekent dat ze zijn
waarschuwing in acht heeft genomen.
Meer nog, het is zelfs helemaal niet
onmogelijk dat hijzelf haar een pak minder trouw is (geweest) dan zij
hem. Er gaat immers geen dag (of vrouw) voorbij waarop hij niet een
beetje verliefd wordt. Af en toe gaat het om een collega op het werk,
of een meisje in de les, zoals onlangs gebeurde. Die verliefdheden
zijn weliswaar onbegrensd in de tijd, maar zijn volgens hem verder
niet gevaarlijk. De meeste verliefde momenten beleeft hij op straat,
in de bus of de metro, in een restaurant of een winkel.Ultrakorte
momenten van een sterk fysiek verlangen en de bijhorende projectie
van allerlei deugden in de richting van een mooie vrouwelijke
verschijning, het maakt niet uit waar. Iemand zien, oprecht denken
hoe mooi, een beetje goesting krijgen, kijken, zien of de
aantrekkingskracht wederzijds is, stilletjes verlangen, ongehoord
begeren, verder gaan, vergeten. Want daar eindigt het allemaal mee,
nog geen halve minuut nadat het voorwerp van verliefdheid uit het oog
is verdwenen, is hij haar vergeten en kan hij zich zelfs niet meer
herinneren hoe ze er uitzag. Vaak is hij zich daarvan al bewust
terwijl hij nog in volle verliefdheid zit. Reden tot droefheid is die
vaststelling niet, want per dag wordt hij misschien wel honderd keer
verliefd en honderd keer vergeet hij het achteraf allemaal weer.
Het weze dan ook duidelijk dat er nooit
wat gebeurt. Niet de geringste aanzet tot verleiding of zelfs maar
flirt vertrekt van zijn kant. Nooit raakte hij in hun relatie een
andere vrouw dan de zijne aan.En hij weet dat hij dat ook nooit zal
doen, daarvoor zijn die verliefdheidjes te relatief, te vluchtig.
Maar ze zijn er wel en de vaststelling blijft dat hij zijn vrouw
bijna 24 op 7 enigszins ontrouw is. Of, anders gezegd: net het
omgekeerde van wat ze hem in het begin zei: lichamelijk doet hij
niks, maar verliefd is hij op iedereen.
14-07-2009 om 23:16
geschreven door Jordi Puixants
Wie zich kwaad maakt, heeft de strijd
op voorhand verloren. Deze wijze woorden las ik ooit ergens in een
boek of op een website en het staat me voor dat ze worden
toegeschreven aan een Chinees. Ik spreek ze niet tegen. Wie zich laat
meeslepen door zijn woede, verliest de controle over zijn eigen
woorden en zijn verstand en daarmee finaal ook over het gesprek.
Ruzie maken is een kunst.
Begin deze week heb ik me kwaad
gemaakt. Het gebeurde tijdens een vergadering met onze
krolletjesbaas. Niet dat ik heb geroepen, wat anderen daarover ook
mogen beweren. Evenmin heb ik gescholden, op een halve keer na toen
ik de bazerij een groepje amateurs noemde. Maar ik was wel wat
opgefokt en daardoor klonk mijn stem te luid en af en toe zelfs wat
schril. Ik had ook moeite om de anderen te laten uitspreken en dat is
niet fatsoenlijk.
Nochtans had ik me voorgenomen om niet
kwaad te worden. Mijn betrachting was om op elk moment de kalmte te
bewaren en om onze krolletjesbaas kordaat, maar rustig van repliek te
dienen. Ik had de vergadering zoals steeds goed voorbereid en was
klaar voor een lekker potje vergaderlijke oorlog, iets wat in dit
Vlaamse land vol lakeien veel te weinig voorkomt. De goede
voorbereiding heeft gebaat, maar er was zeker ruimte voor
verbetering. Mijn replieken waren kordaat, mijn redeneringen
waterdicht, de conclusies door niemand weerlegd. Maar de kalmte was
ik dus al gauw een beetje kwijt en daarvan had ik onmiddellijk een
heel klein beetje spijt.
En toch heb ik de intellectuele strijd
gewonnen. De krolletjesbaas was ook voorbereid, maar mist jammer voor
hem het verstand om ad hoc en stante pede een sluitende redenering te
maken. In zijn hoofd stak een cd-tje met maar 1 liedje en
geconfronteerd met onder meer mijn antwoorden, lukte het hem niet om
wat anders te verzinnen dan voor de zoveelste keer op play te
drukken. Ik daarentegen was wel kwaad, maar mijn verstand was op geen
enkel moment niet koel. Nog tijdens de vergadering herwon ik
overigens grotendeels mijn kalmte. Dat mijn stem geregeld toch wat
luider werd, vind ik zelf niet zo erg, wetend dat mijn replieken zo
overkwamen als donderslagen terwijl mijn ogen vuur bliksemden. De
krolletjesbaas was zenuwachtig, zo zag ik aan het stukje hemd onder
zijn armen, en verliet na 2 uur de vergadering met een smoesje.
Vandaag zag ik dat in het verslag van
de vergadering met geen woord gerept wordt over de discussie.
12-07-2009 om 18:43
geschreven door Jordi Puixants