We kennen ze allemaal: van die mensen die twintig, dertig of honderd jaar een bepaalde handeling helemaal manueel (ambachtelijk) stellen, dan plots een geavanceerd speeltje krijgen of kopen dat al die handenarbeid kan (!) vervangen en de volgende dag zijn ze al compleet vergeten hoe de handeling manueel moet gedaan worden. Denken we maar aan de avonturiers die zich tot voor kort in de meest onontwarbare verkeerskluwens en andere onbekende terreinen stortten en die de tegenwoordigheid van geest hadden om tegelijkertijd het verkeer op en de borden langs de weg in de gaten te houden, ondertussen luisterend naar een leuk programma op de radio en denkend aan lekker eten. Wel, geef ze een gps en de volgende dag kunnen ze geen verkeersborden meer interpreteren. Denken we ook maar aan mijn vrouw die, ondanks een goed stel hersenen, voor een eenvoudige optelsom als 15+34+8+23 naar een rekenmachientje grijpt. Die goede hersenen blijken simpelweg niet meer in staat om een eenvoudige rekenoefening als dusdanig te interpreteren, ze weet totaal niet meer hoe ze er al hoofdrekenend zou moeten aan beginnen.
Denken we ook maar aan mij, debiel der debielen. Een klein half jaar geleden gooide ik wat geld door deuren en vensters en in ruil kreeg ik een leuke kooi van Faraday op wieltjes. Wat een gemak, zeg, want tot die dag maakte ik elke verplaatsing per tram, trein, bus, voet of bisiklet. En kijk waar ik me deze week op betrapte. Ik had les om 10 op het klokje en die les grijpt plaats aan het andere eind der stad en om daar te geraken moet ik langs nogal wat file-uitlokkende verkeerspunten zoals daar zijn Ribaucourt, Rogier et al. Op andere dagen had ik daar al meer dan een half uur verloren, terwijl de totale rit in feite niet langer dan een dik kwartier zou mogen duren. Ook deze keer leek het me zo te zullen vergaan, want al gauw stond ik stapvoets te niksen in die uitzichtloze situatie die we een verkeersopstopping noemen. Plots begon in mijn dunbegroeide bovenkamer echter een en ander te ratelen en te stomen en te donderen en werd de volgende vraag geprojecteerd op mijn inwendig scherm: wat zit ik hier te doen, met de metro was ik er al tien keer geweest? Waarlijk, het schaamrood steeg me naar de wangen toen ik besefte wat een oppervlakkige kloot ik aan het wezen was. Amper enkele maanden in het bezit van een koets en al niet meer in staat om aan alternatieven te denken om ergens te geraken. Gewoon, boef, zonder nadenken de auto in en we zien wel. Sjonge jonge, dat viel me toch tegen van mezelf. Nu ja, ik heb niet geaarzeld daar in die file en heb onmiddellijk rechtsomkeert gemaakt, er was nog tijd genoeg. Auto thuis geparkeerd, dan vlug de metro in en hipipipoera, twintig minuutjes later zat ik al aan een koffie verkeerd te lebberen in de kantine van de universitaajt.
Hopelijk heb ik nu mijn les geleerd. Enkele dagen later had ik alleszins al de reflex om opnieuw voluit voor de metro te gaan, op voorhand genietend van dat zalige laat-je-rijden-gevoel.
Trouwens, ik heb me al op meer debiliteiten betrapt sinds ik zelf het gaspedaal induw. Die files waar ik al heb in staan neuspeuteren, die doen me altijd denken: er zijn te veel verkeerslichten, te kort op elkaar en bovendien niet op elkaar afgesteld (dat is waar), daardoor gaat het hier niet vooruit. Of anders: het is niet lang genoeg groen (altijd voor de kant waar ik vandaan kom), daardoor dat het hier opstropt. Op 1 plaats is dat ook zo, daar is het amper 20 seconden groen. Als je dan weet dat sommigen pas na 5 seconden (gemiddelde normale reactiesnelheid: 600 milliseconden) vertrekken, dan begrijp je dat er niet veel autos meekunnen. Andere: de mensen kunnen niet rijden, sommigen springen van het ene vak naar het andere, anderen weten niet wat voorsorteren is en nog anderen reageren veel te laat wanneer het groen wordt. Maar al bij al zijn die gedachten mis, natuurlijk. Er zijn gewoon te veel autos. Metros zijn er daarentegen nooit te veel.
Les van de dag: Rijdt ge tussen allemaal slakken, kunt ge beter de mollekestrein pakken.
17-10-2009 om 19:16
geschreven door Jordi Puixants
Vraaggesprekken met als inzet een nieuwe arbeidsplaats zijn altijd zeer leerrijk. Dat zijn ze omdat de ondervraagde er bij weigering geen echte lessen kan uit trekken met het oog op toekomstige vraaggesprekken met als inzet een nieuwe arbeidsplaats. Want hoewel vraaggesprekken bol staan van de clichés, is het toch bijzonder moeilijk om met een uitgekiend antwoordenpalet de kortste weg te plaveien richting aanwerving. Ik duid.
Het overkwam mijn beste vriend anderhalf jaar geleden dat hij zijn kandidatuur indiende voor een mooie plaats als team manager bij een grote frisdrankfabrikant. Hoewel mijn beste vriend nog maar recent zelf een soort team leader was geworden in zijn bedrijf, lukte het hem toch om na 4 vraaggesprekken als enige door te stoten naar de laatste ronde. Face to face met de VP van die frisdrankbrouwer liet hij het door vermoeidheid echter wat hangen en het feestje ging niet door. De terugkoppeling die hij kreeg was dat hij volgens de VP onvoldoende persoonlijkheid had, wat voor stuurloosheid zou kunnen zorgen bij roerig water.
Het overkwam mijn beste vriend dat hij vorige week werd uitgenodigd voor een vraaggesprek met als inzet een arbeidsplaats bij een ander bedrijf, eentje dat internet en tv aanbiedt. De terugkoppeling van anderhalf jaar geleden indachtig plus een groter pakket ervaring trok hij richting gesprek, vastbesloten zich als een sterke persoonlijkheid te laten uitschijnen. Tijdens dat vraaggesprek al schudde mijn beste vriend inwendig het hoofd bij het aanhoren van zijn eigen cliché-onzin en bij de gedachte dat hij ooit zijn eigen baas zou worden. Na afloop was hij echter niet ontevreden. Bij de frisdrankenmaker zou dit gesprek hem gegarandeerd de positie hebben opgeleverd. De internet- en tv-aanbieder dacht er anders over. De terugkoppeling kwam er op neer dat mijn vriends manier van communiceren te direct was, de internet- en tv-aanbieder zocht "constructievere" ploegbazen. Het was niet meteen duidelijk of die te directe communicatie zijn toekomstige onder- of bovengeschikten betrof. Anyway, de tegenstrijdigheid werd mijn vriend alras duidelijk: de strategie die bij de ene met een + zou zijn geëindigd, stuitte bij de andere op weerstand. Misschien komt er ooit een derde vraaggesprek, maar mijn vriend weet nu niet meer welke toon hij moet aanslaan.
Zelf weet ik het ook niet, maar het kan me dan ook niet schelen. Ik heb een brief gekregen van Pop-oog de Selorman. Ben geslaagd voor de mailboxproef. Maar net: twaalf op twintig, dat is gelijk aan het vereiste minimum. Dat betekent mogelijk dat er geen 300 kandidaten dat minimum hadden, want alleen de 300 besten mogen verder. Of anders: misschien hadden nog 300 anderen het minimum, maar minstens eentje heeft langer aan de proef gewerkt dan ik. Even goed hebben de 299 andere geselecteerden ook twaalf, maar waren ze gewoon wat sneller. In elk geval word ik eerstdaags uitgenodigd voor de volgende proef, wat dat wordt weet ik niet. Misschien moeten we in een uur tijd zo veel mogelijk appelen plukken of achterstevoren de trappen van het Brugse Belfort oplopen, een eitje naar beneden gooien, zijwaarts de trappen weer af en dan het eitje opvangen voor het op de grond kapot valt. Allemaal speculatie, natuurlijk, en bijgevolg van geen enkele weirde.
Goed bijkomend nieuws is dat mijn beste vriendin gisteren het huurcontract heeft getekend van haar nieuw appartement. Volgende week krijgt ze de huissleutels en een weekje later zou ze verhuisd moeten zijn. Van zon dingen wordt een snukkel als ik best wel goed gezind. Was ik een koning, ik liet terstond uit vreugde een dozijn slaven terechtstellen. Maar ik ben geen koning, dus drink ik maar gewoon een taske koffie.
Les van de dag: wie niet bezit een flink pak slaven, moet over zijn vreugde een blogske schraven.
12-10-2009 om 18:40
geschreven door Jordi Puixants