Best wel interessant, zon collectief ontslag. Ge leert vooral de mensen goed kennen, zoals ik de afgelopen twee weken mocht merken. Als zelfverklaarde pseudo-antropo- en socioloog leun ik op zulke momenten graag een beetje achterover en sla mijn al dan niet dierbare collegas gade. Ziehier enkele bevindingen.
De afslanking van ons departement liet zich al lang geleden aankondigen. Niet officieel, maar via kleine en grote dingetjes die veranderden. Hoewel de bazerij altijd deed alsof zijn neus bloedde, wist zelfs de niet zo oplettende wel beter. Toch blies de aankondiging enkele weken geleden nog een heleboel drones omver. De collectieve shocktoestand waarin nagenoeg het hele departement verkeerde uitte zich inhoudsloos en licht hysterisch gekakel, veel geëcho en nog veel meer gespeculeer. Hoewel niet in shock, heb ik mezelf op dat geëcho en gespeculeer ook betrapt. Nu niet meer. Anderen verkeren echter nog altijd in shock, ze vreten zich op van nervositeit.
De situatie wil dat een groot aantal mensen de laan uitgestuurd zal worden, maar een aantal moet blijven. Het is nog niet bekend gemaakt wie op welke lijst staat. Dat zorgt voor roekeloze uitspraken en tegenstrijdige taferelen. Een meisje dat redelijk rustig bleef doorwerken terwijl anderen het wat lieten hangen, kreeg onmiddellijk de roddel achter zich dat ze er alles aan deed om toch maar te kunnen blijven. De vooroordelen die bij haar nationaliteit horen versterkten die achterklap nog. Maar wat blijkt: tegen mij persoonlijk heeft ze vandaag nog gezegd dat ze hoopt bij de vertrekkers te zitten. Luidop hopen de meesten bij de vertrekkers te zitten, vanwege de gunstigere ontslagpremie, en velen laten verstaan dat ze op dit departement niet meer zouden willen werken nadat meer dan de helft buitengegooid is.
Intussen startte iemand op Facebook een fangroep voor ons departement, waarvan toch al wat mensen zich lid hebben gemaakt. Daarbij ook mensen die overdag roepen dat ze er niet willen blijven werken.
De lageren van de bazerij spelen het sluw en slim. Eentje van hen loopt s morgens vroeg rond met een begripvol gezicht en aanhoort het oninteressante geweeklaag van de evolutionair wat achtergebleven collegas. Resultaat: die evolutionair achtergebleven collegas vinden hem zowaar sympathiek of meer nog, de man is zelf een slachtoffer van de hele zaak. Nochtans heeft hij meegewerkt aan de voorbereiding en wist hij al maanden wat de bazerij van plan was.
Maar niet alleen de bazerij trekt een dubbel gezicht. Een aantal ex-collegas die waren doorgestoten naar andere departementen, sommigen niet langer dan 4 maanden geleden, lieten zichzelf deel uitmaken van het back-up plan dat de bazerij had uitgewerkt indien ons departement het werk zou neerleggen. Naar eigen zeggen werden ze door de bazerij verplicht te zwijgen (zij wisten enkele weken voor ons wat ons te wachten stond) en moesten ze daartoe een document ondertekenen. Niet één heeft geweigerd dat document te ondertekenen, allen hebben gezwegen. Eentje van hen had zelfs nog vriendinnen op ons departement, maar blijkbaar was die vriendschap het wel waard om opgeofferd te worden. Sommigen hadden nadien nog het lef om zich ook toe te voegen aan die Facebook-groep. Ik schreef toch dat mensen raar reageren!
De op één na vreemdste reactie kwam van de op enkelen na oudste collega, cru gezegd een oen eerste klas. Braaf, maar simpel. Die vond de tijd om teksten van beroemde liedjes lichtjes te ajusteren om er zo een tekst van te maken die bij de situatie past. Die aangepaste tekst kreeg iedereen in zijn digitale postbus. Simpel, zoals ik al zei, maar wel onschuldig.
De stomste reactie kwam evenwel van zo ongeveer de ouderdomsdeken, een verzuurde augurk. Het zit namelijk zo dat ons bedrijf in handen is van een Allemaanse mastodont. Nu moogt ge eens 1 keer raden welk verwijt Duitsers sinds pakweg 60 jaar nogal gratuit krijgen. Hint: ge kunt het ook bij de Chinees krijgen. Volgens de ongeveer ouderdomsdeken zat het bij alle Germanen in het bloed. Ouderdomsdeken is duidelijk één van de mensen die nog in shock verkeren.
Ik zou er nog veel meer over kunnen schrijven en misschien doe ik dat ook later, maar nu niet want dit stukje is al oninteressant genoeg.
1 ding misschien nog: als ik sommige mensen bezig hoor, dan ben ik blij dat ik ben wie ik ben en niet ben zoals die sommige mensen.
20-10-2009 om 20:48
geschreven door Jordi Puixants
We kennen ze allemaal: van die mensen die twintig, dertig of honderd jaar een bepaalde handeling helemaal manueel (ambachtelijk) stellen, dan plots een geavanceerd speeltje krijgen of kopen dat al die handenarbeid kan (!) vervangen en de volgende dag zijn ze al compleet vergeten hoe de handeling manueel moet gedaan worden. Denken we maar aan de avonturiers die zich tot voor kort in de meest onontwarbare verkeerskluwens en andere onbekende terreinen stortten en die de tegenwoordigheid van geest hadden om tegelijkertijd het verkeer op en de borden langs de weg in de gaten te houden, ondertussen luisterend naar een leuk programma op de radio en denkend aan lekker eten. Wel, geef ze een gps en de volgende dag kunnen ze geen verkeersborden meer interpreteren. Denken we ook maar aan mijn vrouw die, ondanks een goed stel hersenen, voor een eenvoudige optelsom als 15+34+8+23 naar een rekenmachientje grijpt. Die goede hersenen blijken simpelweg niet meer in staat om een eenvoudige rekenoefening als dusdanig te interpreteren, ze weet totaal niet meer hoe ze er al hoofdrekenend zou moeten aan beginnen.
Denken we ook maar aan mij, debiel der debielen. Een klein half jaar geleden gooide ik wat geld door deuren en vensters en in ruil kreeg ik een leuke kooi van Faraday op wieltjes. Wat een gemak, zeg, want tot die dag maakte ik elke verplaatsing per tram, trein, bus, voet of bisiklet. En kijk waar ik me deze week op betrapte. Ik had les om 10 op het klokje en die les grijpt plaats aan het andere eind der stad en om daar te geraken moet ik langs nogal wat file-uitlokkende verkeerspunten zoals daar zijn Ribaucourt, Rogier et al. Op andere dagen had ik daar al meer dan een half uur verloren, terwijl de totale rit in feite niet langer dan een dik kwartier zou mogen duren. Ook deze keer leek het me zo te zullen vergaan, want al gauw stond ik stapvoets te niksen in die uitzichtloze situatie die we een verkeersopstopping noemen. Plots begon in mijn dunbegroeide bovenkamer echter een en ander te ratelen en te stomen en te donderen en werd de volgende vraag geprojecteerd op mijn inwendig scherm: wat zit ik hier te doen, met de metro was ik er al tien keer geweest? Waarlijk, het schaamrood steeg me naar de wangen toen ik besefte wat een oppervlakkige kloot ik aan het wezen was. Amper enkele maanden in het bezit van een koets en al niet meer in staat om aan alternatieven te denken om ergens te geraken. Gewoon, boef, zonder nadenken de auto in en we zien wel. Sjonge jonge, dat viel me toch tegen van mezelf. Nu ja, ik heb niet geaarzeld daar in die file en heb onmiddellijk rechtsomkeert gemaakt, er was nog tijd genoeg. Auto thuis geparkeerd, dan vlug de metro in en hipipipoera, twintig minuutjes later zat ik al aan een koffie verkeerd te lebberen in de kantine van de universitaajt.
Hopelijk heb ik nu mijn les geleerd. Enkele dagen later had ik alleszins al de reflex om opnieuw voluit voor de metro te gaan, op voorhand genietend van dat zalige laat-je-rijden-gevoel.
Trouwens, ik heb me al op meer debiliteiten betrapt sinds ik zelf het gaspedaal induw. Die files waar ik al heb in staan neuspeuteren, die doen me altijd denken: er zijn te veel verkeerslichten, te kort op elkaar en bovendien niet op elkaar afgesteld (dat is waar), daardoor gaat het hier niet vooruit. Of anders: het is niet lang genoeg groen (altijd voor de kant waar ik vandaan kom), daardoor dat het hier opstropt. Op 1 plaats is dat ook zo, daar is het amper 20 seconden groen. Als je dan weet dat sommigen pas na 5 seconden (gemiddelde normale reactiesnelheid: 600 milliseconden) vertrekken, dan begrijp je dat er niet veel autos meekunnen. Andere: de mensen kunnen niet rijden, sommigen springen van het ene vak naar het andere, anderen weten niet wat voorsorteren is en nog anderen reageren veel te laat wanneer het groen wordt. Maar al bij al zijn die gedachten mis, natuurlijk. Er zijn gewoon te veel autos. Metros zijn er daarentegen nooit te veel.
Les van de dag: Rijdt ge tussen allemaal slakken, kunt ge beter de mollekestrein pakken.
17-10-2009 om 19:16
geschreven door Jordi Puixants
Vraaggesprekken met als inzet een nieuwe arbeidsplaats zijn altijd zeer leerrijk. Dat zijn ze omdat de ondervraagde er bij weigering geen echte lessen kan uit trekken met het oog op toekomstige vraaggesprekken met als inzet een nieuwe arbeidsplaats. Want hoewel vraaggesprekken bol staan van de clichés, is het toch bijzonder moeilijk om met een uitgekiend antwoordenpalet de kortste weg te plaveien richting aanwerving. Ik duid.
Het overkwam mijn beste vriend anderhalf jaar geleden dat hij zijn kandidatuur indiende voor een mooie plaats als team manager bij een grote frisdrankfabrikant. Hoewel mijn beste vriend nog maar recent zelf een soort team leader was geworden in zijn bedrijf, lukte het hem toch om na 4 vraaggesprekken als enige door te stoten naar de laatste ronde. Face to face met de VP van die frisdrankbrouwer liet hij het door vermoeidheid echter wat hangen en het feestje ging niet door. De terugkoppeling die hij kreeg was dat hij volgens de VP onvoldoende persoonlijkheid had, wat voor stuurloosheid zou kunnen zorgen bij roerig water.
Het overkwam mijn beste vriend dat hij vorige week werd uitgenodigd voor een vraaggesprek met als inzet een arbeidsplaats bij een ander bedrijf, eentje dat internet en tv aanbiedt. De terugkoppeling van anderhalf jaar geleden indachtig plus een groter pakket ervaring trok hij richting gesprek, vastbesloten zich als een sterke persoonlijkheid te laten uitschijnen. Tijdens dat vraaggesprek al schudde mijn beste vriend inwendig het hoofd bij het aanhoren van zijn eigen cliché-onzin en bij de gedachte dat hij ooit zijn eigen baas zou worden. Na afloop was hij echter niet ontevreden. Bij de frisdrankenmaker zou dit gesprek hem gegarandeerd de positie hebben opgeleverd. De internet- en tv-aanbieder dacht er anders over. De terugkoppeling kwam er op neer dat mijn vriends manier van communiceren te direct was, de internet- en tv-aanbieder zocht "constructievere" ploegbazen. Het was niet meteen duidelijk of die te directe communicatie zijn toekomstige onder- of bovengeschikten betrof. Anyway, de tegenstrijdigheid werd mijn vriend alras duidelijk: de strategie die bij de ene met een + zou zijn geëindigd, stuitte bij de andere op weerstand. Misschien komt er ooit een derde vraaggesprek, maar mijn vriend weet nu niet meer welke toon hij moet aanslaan.
Zelf weet ik het ook niet, maar het kan me dan ook niet schelen. Ik heb een brief gekregen van Pop-oog de Selorman. Ben geslaagd voor de mailboxproef. Maar net: twaalf op twintig, dat is gelijk aan het vereiste minimum. Dat betekent mogelijk dat er geen 300 kandidaten dat minimum hadden, want alleen de 300 besten mogen verder. Of anders: misschien hadden nog 300 anderen het minimum, maar minstens eentje heeft langer aan de proef gewerkt dan ik. Even goed hebben de 299 andere geselecteerden ook twaalf, maar waren ze gewoon wat sneller. In elk geval word ik eerstdaags uitgenodigd voor de volgende proef, wat dat wordt weet ik niet. Misschien moeten we in een uur tijd zo veel mogelijk appelen plukken of achterstevoren de trappen van het Brugse Belfort oplopen, een eitje naar beneden gooien, zijwaarts de trappen weer af en dan het eitje opvangen voor het op de grond kapot valt. Allemaal speculatie, natuurlijk, en bijgevolg van geen enkele weirde.
Goed bijkomend nieuws is dat mijn beste vriendin gisteren het huurcontract heeft getekend van haar nieuw appartement. Volgende week krijgt ze de huissleutels en een weekje later zou ze verhuisd moeten zijn. Van zon dingen wordt een snukkel als ik best wel goed gezind. Was ik een koning, ik liet terstond uit vreugde een dozijn slaven terechtstellen. Maar ik ben geen koning, dus drink ik maar gewoon een taske koffie.
Les van de dag: wie niet bezit een flink pak slaven, moet over zijn vreugde een blogske schraven.
12-10-2009 om 18:40
geschreven door Jordi Puixants
Begin deze week kreeg ik leuk nieuws. Ten laatste op vrijdag 23 oktober krijgen mijn vrouw en ik de sleutels van onze nieuwe woonst. Dat wordt een historisch moment in mijn huidige leven, een kleine week later wellicht al gevolgd door een volgend historisch moment, namelijk de intrek. Het zal niet de eerste keer dat mijn vrouw en ik sponde, tafel en dak delen, maar wel de eerste keer dat één van beiden de volgende ochtend niet terug naar zijn eigen stal moet. Ik kijk er naar uit.
Die 23ste en die 28ste oktober, want dat is de dag des intreks, vormen het voorlopige hoogtepunt van drie jaar genegenheid, verliefdheid en geduld. Ik ga geen cliché-verhaleke afsteken over de pieken en de dalen van de afgelopen drie jaar, dat ligt allemaal al lang achter ons en komt sowieso nooit meer terug. In elk geval hebben die 3 jaren bij mijn vrouw en mezelf geleid tot voldoende vertrouwen om een flink stuk van onze vrijheid in te leveren ten faveure van den andere. Dat is een niet te onderschatten stap, want hoe je het ook draait of keert: 2 mensen die een koppel vormen zijn over het algemeen géén familie van elkaar, zij zijn vreemden in die zin dat niks hen bindt en hoeveel mensen zijn er bereid om toe te geven op hun vrijheden, gewoonten, onhebbelijkheden en dies meer ten faveure van ne vreemden andere? Vreemde in de betekenis van niet-verwant.
Welke vorm die zelfgekozen vrijheidsbeperking voor mij zal aannemen, kan ik nog niet zeggen. Maar ik vrees wel een beetje voor mijn strak georganiseerde materiële chaos. Volgens mij ga ik vanaf de 28ste van de 8ste maand van de Romeinse kalenden (klemtoon op de eerste e, die geen schwa is) niks meer terugvinden en dat gewoon doordat alles op zijn plaats zal liggen. Tot nu toe was het zo dat de chaos zich in de buitenwereld bevond en de orde in mijn hoofd, maar binnenkort dreigt het net andersom te worden. Dat wordt even wennen. Aangezien de man altijd de gemakkelijkste is in een relatie, zal ik zelf geen grote eisen stellen. Met een stapeltje Rode Ridders ben ik al content.
Met occasionele schuchterheid ga ik evenwel onmiddellijk komaf maken, daar zal geen nacht overgaan. Mijn vrouw is bij deze geïnformeerd dat ze niet verbaasd moet opkijken indien ze al die eerste avond in ons nieuwe, knusse huisje een optater van jewelste krijgt. Die directheid zal ogenblikkelijk voor een erg ontspannen sfeertje zorgen en zo weet mijn vrouw ineens dat ze zich niet hoeft te schromen of in te houden bij het snurken.
De taakverdeling zal moeten overeengekomen worden, al zal ik weinig bezwaar uiten tegen de klassieke verdeling man-jagen en vrouw-bessen plukken. Wie er dan de kroketten moet rollen, is me nog niet helemaal duidelijk. Ik vraag me trouwens af welk type kaboutertjes we gaan krijgen bij ons nieuwe huisje. Brussel kennende zullen het wel erg luie zijn. Mijn katten kennende zullen die kaboutertjes overigens snel opgeknabbeld worden. Zal je zien dat we weer al het poetswerk zelf zullen mogen doen.
Ik kijk er alleszins enorm naar uit mijn liefste te ergeren met mijn voortdurende aanwezigheid in voor- en achtergrond. Volgens mij gaan we een fantastisch avontuur tegemoet waaraan we later met een warm gevoel zullen terugdenken. Indien het allemaal goed gaat, is alles mogelijk, zijn alle opties open. Indien het slecht gaat ook eigenlijk. Alleszins, we weten waar we beginnen, maar niet waar we zullen eindigen. Klinkt misschien vreemd, maar hopelijk eindigt het met het overlijden van minstens 1 van ons beiden.
Er staan ons waarlijk mooie tijden te wachten.
Begin deze week ook minder leuk nieuws gehad. Eind dit jaar zijn we wellicht allebei ons werk kwijt. Maar dát, vind ik, is in het licht van al het andere een onbeduidend detail.
08-10-2009 om 20:39
geschreven door Jordi Puixants
Ik ken een vrouw, een andere dan de mijne, van wie ik telkens weer denk als ik ze zie: heremejee, wat een heerlijk lichaam. Het gebeurt al eens dat ik naast haar sta en nagenoeg iedere keer betrap ik mezelf midden in een aangename, zweverige ervaring die zich het beste laat uitdrukken met de woorden sjongejonge. Ik vermoed dat we allemaal wel mensen kennen die in min of meerdere mate zijn samengesteld uit onderdelen waartegen we geen verweer hebben. Soms is dat lichamelijk, soms karakterieel, soms een beetje van beide, heel soms veel van beide.
In het geval van deze vrouw gaat het vooral over lichamelijke onderdelen, meer bepaald boven de gordel. Zij is zeker geen fotomodel, zelfs niet bijna. Maar ze heeft iets. Ze heeft iets dat me elke keer weer met een zeker schok uit mijn mentale evenwicht weet te brengen, iets dat me verhindert om honderd ten honderd geconcentreerd te zijn in haar buurt, iets dat me ertoe drijft nog eens te kijken, stiekem uiteraard, en nog eens en nog eens. Dan wil ik graag dat ze dicht in mijn buurt is en indien niet, dan zoek ik zelf wel een reden om wat naderbij te gaan. En werkelijk, zonder overslaan, elke keer weer denk ik, als een bliksem die inslaat: wauw. En: wat zou ik jou graag eens willen zien met wat minder aan. Of: wat zou ik jou graag eens willen voelen daar en daar en daar. Het is onvoorstelbaar wat een inwendig effect de subjectief-perfecte samenstelling kan hebben. Dat gevoel gaat veel verder dan de oppervlakkige wat een lekker stuk-gedachte die ik honderden keren per dag denk, waarbij ik tijdens het denken van die gedachte al niet goed meer weet wat er nu zo lekker was aan dat stuk, tenzij het om kriekentaart gaat, uiteraard. Het is een gevoel met weerhaken, die een klein wondje achterlaten en dat kleine wondje blijft eeuwig een gevoelige plek.
De sjongejonge-vrouw heeft totaal geen besef van mijn stiekeme onevenwicht en ik moet toegeven dat ik het zelf ook wel eens vergeet wanneer ik haar een poosje niet van dichtbij heb gezien. De plotse vaststelling dat ik het weer eens vergeten was, betekent vaak een even grote schok als het wauw-moment. Het toont wel aan dat ik niet verliefd ben en van ontrouw is dan ook geen sprake. Ik zal nooit het initiatief nemen om van die vrouw gedaan te krijgen wat ik stilletjes loop te denken. Ze zou het me trouwens niet toestaan, een gedachte die ik tegelijk terecht en jammer vind. Ik zoek of verzamel ook geen fotos van de vrouw en ik maak haar niet het hof. Ik hou haar wel te vriend, het genieterige geniepige daaraan is dat de vrouw helemaal niet weet of zou kunnen raden waarom. Zij denkt wellicht dat ik haar leuk vind en dat is ook zo, maar ik ben me ervan bewust dat dat leuk-vinden enorm vergemakkelijkt wordt door die onderdelen waartegen ik geen weerstand heb.
En nu heb ik spijt. Want ooit komt de dag dat gisteren de laatste keer was dat ik de vrouw zag. Onvermijdelijk arriveren we ooit op het punt waarop onze beider levenspaden in een totaal verschillende richting zullen lopen. En dus heb ik spijt. Een beetje spijt omdat ik dat prachtige lichaam nooit meer zal zien en heel veel spijt omdat ik nu al weet dat ik de vrouw en haar lichaam zal vergeten, meer nog: ik zal het niet eens missen. En dat vind ik nu, nu ik het nog besef, werkelijk doodjammer.
Les van de dag: Ook al denk ik vaak wauw, toch vergeet ik haar gauw.
08-10-2009 om 00:18
geschreven door Jordi Puixants
China. Er is veel China op tv de laatste tijd, want de Volksrepubliek vierde haar 60ste verjaardag, net als Urbanus. Gisteren zag ik op tv een interessante, zij het simpele reportage waarin Martine Tanghe als reporter op reis gaat door China. Martine ging in de omgeving van de stad Chonking op zoek naar antwoorden op vragen over vrije meningsuiting en ook op zoek naar het ware China. Chonking is volgens de website van Een een stad van 35 miljoen inwoners, zo ongeveer de grootste ter wereld dus. Martine bezocht niet alleen Chonking, maar voer ook even naar een bamboedorpje, werd live geïnterviewd door de staats-tv, werd later nog een keer uitgenodigd bij een lokalere omroep en gaf tussendoor haar bedenkingen. Martine Tanghe komt bij mij over als een erg verstandige dame, maar bij de reportage van gisteren had ik zelf toch ook enkele bedenkingen.
Om te beginnen duurde de ontdekkingsreis door China maar 6 dagen . Zes dagen, in die tijd lukt het de geoefende antropoloog of socioloog misschien om een klaar beeld van landen als Liechtenstein of Luxemburg te krijgen, maar het zou me sterk verbazen indien iemand al na zes dagen hetzelfde kan zeggen over een land met 1 miljard inwoners.
Daarnaast viel het me nogal op dat ons Martine rondreisde zonder bagage. Op een gegeven ogenblik nam ze aan de oever van een rivier voor enkele dagen afscheid van haar gids en schrijfster Lulu Wang, waarna we Martine in een klein bootje zagen plaatsnemen. De enige bagage die ze bij zich had, was een camera waarmee ze een reportage in de reportage zou maken. Het zal wel anders geweest zijn, maar de reportage suggereerde een verblijf in een Chinees boerendorp zonder proper onderbroeken of papieren zakdoekjes. Ik waan me net in een avonturenfilm, zei Martine op een bepaald ogenblik in het bootje. Jaja, maar op avontuur neem je op zijn minst eten en drinken mee en een zweep.
Maar goed, dat zijn details. Leuker werd het toen Martine in Chonking een internetcafé binnenstapte om te testen of de censuur door de Chinese overheid echt zo effectief is en hoe de lokale Chinezen daarover denken. We konden zien hoe Google inderdaad webpaginas met mogelijk ongewenste informatie blokkeert, Martine probeerde het nochtans in verschillende talen. Maar dan, triomf triomf! China en Google hebben geen blokkering gezet op het Nederlands. In de taal van Vondel bleek alle stoute informatie gewoon beschikbaar. Hoera hoera, de censuur is toch niet 100% waterdicht. Waarlijk goed nieuws voor alle Nederlands-begrijpende Chintokken in Chonking.
Dan de vraag hoe de lokale Chang Ping over die censuur denkt. Martine vroeg een jong kereltje, dat gewoon World of Warcraft aan het spelen was, om eens Tian An Men 1989 in te voeren in Google. Dat leverde een heleboel links op, maar al die links eindigden op page could not be displayed in het Chinoes. Leuk om zien was dat het kereltje absoluut niet begreep waar Martine en Lulu naartoe wilden met hun vragen. Ten eerste heeft hij wellicht helemaal geen besef van de mogelijke internetcensuur, hetgeen bleek uit zijn antwoord toen hij zei te denken dat de webpaginas gewoon niet werkten. Ten tweede woont hij in Chonking, en dat ligt op 2000km van Peking. Aan een Chonkinger vragen wat er zich 20 jaar geleden afspeelde in Peking, is hetzelfde als aan iemand uit Cartagena in Spanje vragen wat er zich toen in Brussel heeft afgespeeld. Die mens weet dat niet en het kan hem niet schelen ook.
Dat vond Martine frappant: de desinteresse voor persvrijheid enzo bij de modale Chinees. Materialisme rules, blijkbaar. Ze hoopte dat het zou veranderen in de toekomst. Hope again, Martine! Hier verzamelde ze toch wel de misvattingen op een hoopje. 1) geen volk ter wereld is geïnteresseerd in vrijheden van welke aard ook zolang er eten en levensgemak is. Het is nogal naïef om te denken dat alle mensen ter Aarde streven naar open informatie, vrijheid van meningsuiting en dies meer. Ook bij ons bestaat die wil niet, mensen slikken alles wat hen ingelepeld wordt zolang ze maar kunnen kiezen in de winkel. 2) censuur bestaat ook bij ons. Onze berichtgeving is gekleurd, gefilterd, mainstream, eenzijdig, ongenuanceerd, kleuterachtig (zeker op kleuterzender Een), cliché, gemakzuchtig. In ruil voor al die leugens hebben we het materialisme gekregen: volle winkels vol gadgets allerhande. Ok, ons internet is open. Maar elke aap weet dat het internet een onbetrouwbare bron is waarop elke debiel zijn standpunten kan posten als ware het nieuwsfeiten. Sowieso worden ook bij ons de geschiedenisboeken geschreven door de overwinnaars en machthebbers 3) hoeveel mensen bij ons hebben blijvende interesse voor gebeurtenissen uit het verleden op 2000km van hier? Er is de overdreven Westerse obsessie met WO II, maar als alles goed gaat, ebt ook dat stilaan wel weg. Waarom van een Chinees hopen wat hier niet eens bestaat?
Wat Martine op het einde concludeerde, is dat iedereen met een beetje gezag in China het vooral heeft over stabiliteit. Dat lijkt me normaal in zon groot land, in feite is het normaal in elk land. Was ik de baas, dan zou mijn eerste zorg ook stabiliteit zijn. Dat is immers wat ik met mijn onderdanen gemeen heb: zij willen rust en eten en een dak. Ik wil rust, dus zorg ik voor het eten en dat dak, maar meer moet het echt niet zijn.
De conclusie die Martine niet trok, is dat de Chinezen in de reportage er niet ongelukkig uitzagen. Ze waren, en dat hoeft toch ook niet te verbazen, nogal gewoontjes en al bij al even banaal als wij.
Allez ja, in feite had Martine helemaal geen conclusies moeten trekken. Zes dagen, een paar steden en een bamboedorp. Op een bevolking van 1 miljard kan je dat nauwelijks representatief noemen.
Mijn conclusie is de volgende: ik vind het jammer voor Martine Tanghe, want ik mag haar wel, maar haar reportage van gisteren was te simplistisch en toonde alleen maar aan hoe weinig verschil er is tussen China en Vlaanderen wanneer het gaat om volkse volgzaamheid. Hoewel mooi in beeld gebracht, paste ze perfect in de mainstream braindead filosofie van debiliteitenzender Een.
05-10-2009 om 11:34
geschreven door Jordi Puixants
Er zijn van die cliché-verhalekes die iedereen wel kent, maar waar eigenlijk maar weinig mensen echt bij stilstaan. Cliché-verhalekes hebben tevens niet zelden een moraliserend karakter en heden ten dage is het absoluut niet cool om mensen tot wat reflectie te willen bewegen. Zaag vormt één van de vriendelijkere replieken die de cliché-verhalekes verteller dan krijgt. De vertellers van cliché-verhalekes houden dan maar hun klep, want zelfs zij willen graag cool gevonden worden. Er is echter één uitzondering en dat ben ik. Mij kan het gestolen worden wat plebs van me denkt en daarom is wat nu volgt een cliché-verhaleke.
De meesten onder ons hebben vast wel ergens een blauwe bic met kliksysteem. Wel, ik nodig die meesten onder ons uit om eens stil te staan bij wat er allemaal in zon blauwe bic, waarvan we er op ons leven tientallen gebruiken, zit. En dan heb ik het niet over de letterlijke componenten, maar over the story behind. Ik zeg: in een blauwe bic zit de ganse geschiedenis van het heelal. Ik ben er zeker van dat enkelen nu al zuchten en mij bezien als zon Indische goeroe met een rode stip op zijn kop, een suikerspin als baard en haar, een pamper rond zijn lenden en op een spijkerbed. En toch. Ik zeg: in een blauwe bic zit de ganse geschiedenis van het heelal.
Lezer, sta me toe dat ik u even meeneem naar het verhaal achter de blauwe bic. De blauwe bic lag te koop in een winkel. Dat is logisch, maar niet vanzelfsprekend. De winkel wordt uitgebaat door de winkelier. De winkelier heeft de blauwe bicjes laten brengen vanuit een magazijn of misschien recht vanuit de fabriek. In de bicfabriek wordt de bic gemaakt, wellicht in een proces begeleid door verschillende mensen, maar laten we voor het gemak aannemen dat 1 arbeider de hele bic maakt. Die arbeider heeft, om die bic te kunnen maken, het volgende nodig: plastic, inkt, karton (voor de doosjes), een gebouw, electricteit, machines, een auto (om naar de winkels te brengen), benzine, een opleiding, misschien een bril, kleren, brood en koffie. Ik neem er even het brood uit, dat komt van de bakker. De bakker heeft nodig: meel, water, oven met bijhorend materiaal, electriciteit, een bakkerijwinkel, een opleiding, een wagen, benzine, kleren, brood en koffie, broodzakken, een snijmachine, een telefoon om bestellingen aan te nemen, familie of werknemers om in de winkel te staan als hij aan het bakken is. Ik neem er even het meel uit, dat komt van de boerderij. De boer heeft nodig: land, zaad, een tractor of misschien een paard, een pikdorser, een opslagplaats voor oogst, een vrachtwagen voor transport of anders een telefoon om een transportfirma te contacteren, kleren die vuil mogen worden, electriciteit en water, koffie en brood. Ik neem er even het land uit, dat erfde de boer misschien van zijn ouders. Dat is niet vanzelfsprekend: belangrijk was dat zij zelf konden kiezen om boer te zijn. De ouders hadden niet nodig: oorlog, ziekten, pech, natuurrampen of gewoon te veel regen of te veel zon. Ik haal er oorlog uit. Nagenoeg elke oorlog had net zo goed anders kunnen verlopen, niet alleen in die zin dat de tegenstander had kunnen winnen, maar evenzeer dat andere mensen hadden kunnen sneuvelen en overleven. Dat maakt veel verschil. Ik haal er ook de natuur uit. De mens is vermoedelijk ooit begonnen als een eencellige. Imagine de voorwaarden waaraan moet voldaan zijn om tot de miljardencelligen te evolueren die we vandaag zijn. Er bestaan vandaag beestjes die nog altijd eencelligen zijn, het leven had dus helemaal anders kunnen zijn. Ik neem er leven uit. Hoe dat ontstaan is, weet nog niemand met zekerheid. Maar wat we wel met zekerheid kunnen zeggen, is dat er op zijn minst een universum moest zijn eer er zoiets als een Aarde kon ontstaan met alles wat daaruit voortgekomen is.
Ik ga niet moraliserend doen en zeggen dat we onze blauwe bic voortaan met meer respect moeten behandelen. Wat ik wil duidelijk maken is dat het bijna onvoorstelbaar is hoeveel voorwaarden moeten vervuld zijn opdat zoiets banaals als een blauwe bic tot onze beschikking kan worden gesteld. Hier nam ik er alleen de fabriek, de bakker, de boer, de ouders, de oorlog en de natuur uit. Het netwerk is echter veel groter, denk maar aan de metser, de loodgieter, de uitvinders en bouwers van stoommachine, electriciteit, schrift, papier, inkt, benzine, klinken, glas, wielen, vuur enzovoort, allemaal noodzakelijkheden om zon bic te kunnen maken.
Awel, hé, ik vind dat fascinerend en cool.
02-10-2009 om 18:43
geschreven door Jordi Puixants
Vooroordelen. Ze getuigen van weinig fatsoen, ze verraden een onterechte veralgemening, ze suggereren bekrompenheid en bijna altijd ook een woord dat eindigt op isme. Er zijn mensen die denken dat vrouwen dommer zijn dan mannen, dat noemen we seksisme. Er zijn mensen denken dat negers dommer zijn dan blanken, dat noemen we racisme. Dan ben ik er, die beide voorgaanden denkt, dat noemt men een jorisme.
Het is schier onmogelijk vooroordelen te bestrijden, want meestal zitten ze diep. Dat komt doordat mensen de neiging hebben om bevestiging te zoeken van hun opvattingen en alles wat ermee in strijd is, onbewust wegfilteren of minimaliseren. Interessant.
Onlangs maakte ik zelf iemand het slachtoffer van een vooroordeel. Het zit namelijk zo dat ik een hele poos geleden een lekkend kraantje had in de badkamer. Dat kraantje, hoe hard ik het ook dichtdraaide, bleef maar druppelen of lopen, dag en nacht. Ik verloor veel warm water op die manier, wat me deed huiveren bij de gedachte aan de gasrekening. Om dat druppelende kraantje toch het zwijgen te kunnen opleggen, heb ik dan maar de stopkraan onder de wasbak dichtgedraaid. Blijkbaar met iets te veel fors, want toen ik het nadien weer wilde opendraaien, lukte dat niet. Het draaidingetje draaide zot, ik had de boel dus geforceerd. Gedurende enkele maanden heb ik dat zo gelaten.
Maar nu was het moment gekomen dat ik uit dit appartement zou wegtrekken en contractueel en moreel ben ik verplicht om de boel in werkende staat achter te laten. Er waren intussen trouwens complicaties opgetreden die als voornaamste resultaat hadden dat ik zonder warm water kwam te zitten. Zodoende zodus besloot ik me te wenden tot een vakman. Ik twijfelde. Dit is Brussel en Brussel staat niet gekend voor zijn Nederlandstalige loodgieters. Terwijl ik in de gouden gids grasduinde, vroeg ik me af of ik zou kiezen voor de kortstbijzijnde gelijkwelketalige loodgieter of dat ik misschien ineens voor de verder afliggende Nederlandstalige uit Vlaams-Brabant zou gaan. Ik stelde vast dat in mij het vooroordeel leeft dat een Nederlandstalige op alle vlakken bekwamer is dan een Brusselse anderstalige.
Foei, zei ik tegen mezelf. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat een Vlaamse loodgieter beter is dan een Franstalige en ik stapte enthousiast de loodgieterij hier om de hoek binnen. Tistezeggen, dat was de bedoeling. De deur was op slot, een jonge mevrouw kwam opendoen. Het loodgieterskantoor was in strijd met de rookwetgeving, maar dat zag ik door de vingers. Ik vroeg of de jonge (lelijke) mevrouw Nederlands begreep en ze gaf met het nogal contradictorische antwoord non. Kunnen antwoorden op een vraag die je niet begrijpt, het is een gave die ik niet heb.
Blijkbaar had iedereen in Brussel problemen met zijn waterhuishouding, want de loodgieter kon pas over 2,5 weken komen. Ok, dacht ik terwijl ik vocht tegen mijn vooroordeel. 2,5 weken later bleef ik thuis van de lessen om de bekwame Franstalige loodgieter te ontvangen. Maar rara, hij heeft niet omgezien, zoals wij dat zeggen. Nou, om het beschaafd uit te drukken, ik was in mijn wiek geschoten.
De dag nadien snuffelde ik alweer door de begraste duinen van de gouden gids en deze keer heb ik niet geaarzeld, het zou ne Vlaming worden. En rara, minder dan een week later stond de vriendelijk lachende Peter hier, een kwartiertje later was het karweitje gepiept en stroomde er weer warm water door alle leidingen van mijn hoofdkwartier. Behalve puik werk, leverde Peter ook een totaal andere indruk af: netjes, opgekuist, kordaat en joviaal. Niks sigarettengeur. Alle clichés over Vlamingen en Franstaligen die ik al jaren op rationele manier tracht te bevechten, werden spijtig genoeg helemaal bevestigd.
Les van de dag: al is een vooroordeel nog zo slecht, als het gaat om een Franstalige zijn ze toch terecht.
01-10-2009 om 12:53
geschreven door Jordi Puixants
Uitstapjes. Geen betere manier om je medemensen wat beter te leren kennen dan met een uitstapje. Zeker voor mij, die zich pas onlangs had aangesloten bij een clubje gelijkgezinden met toch wat meningsverschillen. Aangezien ik wel eens wilde peilen hoeveel minderwaardig de overige clubleden zijn ten opzichte van mezelve, besloot ik me in te schrijven voor een uitstapje toen zich daar de gelegenheid toe deed. Dat uitstapje kreeg dan vorige zaterdag zijn beslag.
Ik moet zeggen: het uitstapje heeft een schat aan informatie opgeleverd. Behalve een inzicht in de hiërarchische orde, kreeg ik een mooi beeld van de verschillende karakters. Ook werd een aantal clichés bevestigd, dat heeft altijd een geruststellend effect.
Zo vond ik het erg geruststellend om te zien dat er rokers op de bus zaten. Rokers verraden zich altijd. Immers, zodra ze in de smiezen hebben dat de bus ergens langer dan 5 minuten moet stilstaan, doen zij een letterlijk uitstapje uit de bus om een sigaretje op te steken. Dat zal wellicht nooit veranderen.
Daarnaast had ik het genoegen kennis te maken met de clubleden die zich al voor elke editie van het uitstapje hebben ingeschreven, maar die als puntje bij paaltje komt dik tegen hun goesting meegaan en in feite aan geen enkele activiteit deelnemen. Ik had het onmiddellijk door toen ik s voormiddags kort voor het afgesproken uur op de picknickplaats toekwam na een bezoekje aan een museumbunker en ik moest vaststellen desondanks niet de eerste te zijn. Twee rare vogels zaten al aan een tafeltje, het mannetje met een biertje, het vrouwtje met iets dat ik niet meer weet. Het was het mannetje dat werkelijk de ganse dag niets anders heeft gedaan dan te zoeken naar een terrasje om er met zijn gelijkgezinde poep te kunnen zitten. En intussen aan mij maar vertellen dat hij al vaak meegeweest was en hoe mooi de uitstap vorig jaar wel was. Jaja...
De buschauffeur was zoals een buschauffeur moet zijn: een ongemanierde pummel op wie alle oudere vrouwen (50+) voor één dag verliefd worden, maar aan wie de rest zich toch wat stoort.
Behalve clichés zaten er ook enkele merkwaardige en/of interessante figuren op de busreisbus. Zo leek de man die het allemaal had georganiseerd in mijn ogen sprekend op graaf Gwijde van Dampierre en dat niet alleen wat zijn uiterlijk betreft, maar eveneens qua houding en manier van praten. Dat was mooi en paste goed bij de symboliek van ons uitstapje. Er was ook een raar kereltje dat zo leek overgestraald te zijn uit het pre-cro-magnon tijdperk, qua uiterlijk een soort Holle Bolle Gijs, qua binnenbedrading waarlijk een ruitenwisser. Onmogelijk er een gesprek mee aan te knopen, hij viel stil na elke zin. Ik kon elke keer bijna de klik horen van de ruitenwisser op interval. Daarnaast hadden we een soort broeder Tuck, een sandalenmens met een baard die ontspringt in zijn oren en eindigt aan zijn navel. Broeder Tuck had aanvankelijk, voor de eerste uitwisseling van woorden, enige indruk op me gemaakt (door de broeder Tuck associatie wellicht), maar dat viel weg toen ik zag dat hij zijn speeksel niet helemaal in bedwang had en sprak als een flauw flebbeke. Week is de juiste aanduiding voor broeder Tuck. Naast broeder Tuck zat op de bus een oude knar die er maar niet genoeg van kreeg iedereen te besprenkelen met zijn schijnbaar oneindige algemene kennis. Ik was zijn slachtoffer op de terugreis. Onderwerp: cowboyfilms. Typisch voor die oude mensen: terwijl het jong geweld al halfweg het uitstapje snakt naar rust, zijn de oude knarren onvermoeibaar. Ergens vond ik dat wel cool.
Vermeldenswaardig is nog het vrouwtje waarvan ik niet meer weet wat ze zat te drinken naast het mannetje dat alles tegen zijn zin deed. Waarlijk, zelden zag ik een groter watje, zowel letterlijk als figuurlijk. Vriendelijk, dat wel, maar als er iets is waar ik de vliegende snoeshanen van krijg, dan zijn het mensen die alles bijvallen wat anderen zeggen en doen. Van dit vrouwtje, dat dan nog keek als een halfgeplukte struisvogel, krijgt waarschijnlijk nooit iemand te horen wat ze werkelijk denkt, gesteld dat ze werkelijk denkt. Zonder er een oordeel over te vellen, kan ik zeggen dat Holle Bolle Gijs, het struisvogelvrouwtje en haar drinkpartner mij menig maal inwendig de wenkbrauwen deden fronsen over hun toegevoegde waarde aan ons clubje gelijkgezinden met meningsverschillen.
Mensen zijn hard in hun oordeel. Dat bleek des avonds aan de dis, alwaar ons enkele heerlijke, lokale bereidingen werden voorgeschoteld door de kastelein. Een grote groep kan onmogelijk aan één tafel en het is dán dat mensen zich laten kennen. Ondanks het feit dat dit mijn eerste uitstapje was, werd ik door de elite van de club uitgenodigd bij hen te komen zitten. Daar heb ik geen nee tegen gezegd en ik heb er evenmin spijt van gehad. De drie mensen die ik hierboven uitvoerig heb beschreven, werden bij de tafelindeling letterlijk het etiket opgekleefd dat ik hen zelf al enigszins beschroomd had toegekend: marginaal, met hun drietjes aan 1 tafel van vier, geen kat die zich met hen heeft ingelaten.
Alvorens we ons bestek en onze tanden zetten in het lekkere eten, luisterden we naar de redevoeringen van leden van een lokaal clubje met dezelfde gezindheid als de onze. Treffend hoe mensen van onze gezindheid er telkens zo middeleeuws kunnen uitzien. De eerste redevoering werd gehouden door andermaal iemand met een graafachtig voorkomen. De tweede redevoering kwam van een lokaal iemand die duidelijk onze spraak zelfs niet passief machtig is en die daardoor voor zijn beurt sprak, iets wat in stilte werd gedoogd, maar wat aan zijn krediet achteraf geen goed heeft gedaan zoals ik kon horen aan de commentaren (daar is een stuk af). Die tweede man leek overigens sprekend op Oberon, de dwergenkoning: kaal en met een Leopold-II-baardje en met van die dwingende, bezeten smidsogen. De derde redevoering werd van een papiertje afgelezen door een jonge lokale frêle met (zoals iemand achteraf gevat opmerkte) een diep inzicht, die onze spraak tot ieders verbazing zeer goed beheerste. De jonge frêle zette zich nadien nog even bij ons, alwaar wij veel beter konden genieten van dat inzicht. Terwijl ik dit schrijf kom ik tot de vaststelling dat ik haar naam ben vergeten.
Nadat we al die zever hadden aanhoord, kwam een ander cliché naar boven: slechts weinigen aten met smaak van het opgediende, koude gerecht. Zelf heb ik mijn buikje met veel plezier rondgegeten, maar ik zag menig bord nog halfvol terug naar de keuken verdwijnen. Zo gaat dat met uitstapjes naar den vreemde: ze maken dat mensen liefst zo rap mogelijk weer thuis zijn.
Al bij al was het een leuk uitstapje, ik heb me goed geamuseerd en ben zelfs wat slimmer geworden (weet nu alles over cowboyfilms). Leukst om te zien was evenwel de vaststelling dat ik tussen al die rare kwieten perfect op mijn plaats zit.
30-09-2009 om 12:54
geschreven door Jordi Puixants
Vandaag een testje wezen doen. Dat testje was het rechtstreekse gevolg van een kandidaatstelling mijnentwege voor een openstaande functie bij de overheid. Een week ofzo na de kandidaatstelling mijnentwege kreeg ik een oproepbrief overheidswege waarin ik werd gesommeerd me aan te melden op de voorgeschreven datum en dat in het gezelschap van de oproepbrief, mijn identiteitskaart en een blauwe of zwarte balpen. Zo gezegd, zo gedaan. Na mijn metalen kooi van Faraday op wieltjes te hebben gestationeerd op drie mijl van het opgegeven adres, begaf ik me gewapend met de gevraagde attributen naar de testlaboratoria van Pop-oog de Selorman. Nou moe, ik was duidelijk niet de enige. Met honderden tegelijk werden we samengeduwd in een wachtzaal met tien stoeltjes. Ik was goed op tijd en zette me op een stoeltje teneinde mijn rivalen en concurrenten goed te kunnen monsteren. Sjonge, wat je daar bij elkaar ziet aan pluimage! Om te beginnen waren er, zoals te verwachten was, bedroevend weinig mooie mensen. Ik moet zo ongeveer de enige geweest zijn. Daarnaast waren er bijzonder veel mensen bij wie je de twee laatste woorden van de officiële Latijnse benaming van onze diersoort nooit zou vermoeden. Homo ja, maar de rest? Meer gefocust kon ik zien zitten: de obligate bureauknecht die zeer zeker op het VB stemt, die erg gehecht is aan lokale kerktoren en voetbalclub, in de kantine derwelke hij zich elke zondag lazarus zuipt; ook de dikzakken en meisjesjongens (jongens die op meisjes lijken); ook nog mensen die je er zou van verdenken dat ze toch stilaan aan hun pensioen mogen beginnen peinzen. Met enige arrogantie zou ik kunnen zeggen dat er in die wachtzaal vooral één grote vormeloze massa banaliteit bij elkaar gepakt stond en zat. Ah ja, voor ik het vergeet: als 1 der laatste kwam een dame binnengewandeld wiens borsten net iets te duidelijk nep waren, de stevigheid en de hoogte ervan contrasteerden als wit en zwart met de rest van haar eroderende verschijning. Kortom, ik zat daar goed op mijn plaats.
Nadat iedereen zich had geïnstalleerd in een reusachtige zaal vol computers, werden de spelregels voorgelezen door een jonge vrouw met evenveel interesse en inlevingsvermogen als mijn boekenkast zou gedaan hebben. Die jonge vrouw las de instructies voor met de microfoon in de hand en toch vroeg ze nog of men haar achteraan in de zaal kon verstaan. Alsof men achter in de zaal had kunnen antwoorden indien men haar daar niet verstond. Nadat het startsein was gegeven, stapte de neppe dame het als eerste alweer af. Door haar verstevigde ijdelheid kon ze mogelijk het scherm niet meer lezen, laat staan het toetsenbord beroeren. Tot mijn verbazing ging ze voor het naar buiten gaan nog net niet iedereen groeten. Het blijft toch een vreemd gezicht: die mensen die niet te verlegen zijn om toe te geven dat ze zelfs te stom zijn om de instructies van de voorbeeldoefening in stilte te lezen. Al is het even goed mogelijk dat ze gewoon kwam om een Selorstempel op haar oproepbrief te krijgen ten bewijze van haar oprechte inspanning tot het vinden van degelijk werk.
Ik had weer eens geluk. De computers zijn zo opgesteld dat iedereen met zijn gezicht naar een concurrent zit. Haha, wat was ik blij toen ik recht tegenover mij het alleraardigste snoetje van een bruin getinte Afro-dite zag. Ik was op slag in de hartstochtelijke ban, zij natuurlijk totaal niet. Op een geel blaadje papier moesten we wat gegevens noteren, onder meer het nummer van onze pc. Hoewel de fantasieloze jonge vrouw door haar micro had gezegd dat we dat nummer kon vinden op de fluosticker op onze tafels, schreef de aap naast mij toch een nummer over dat op zijn pc was gekleefd. Een simpele overschrijfvraag en dan al een mis antwoord, dat noem ik een gemiste start.
De test zelf was wel een uitdaging, zij het nogal onnozel. We kregen de inbox van een e-mailaccount vol e-mails en we moesten onze planning maken, ons organiseren. Kunst daarbij was om de juiste prioriteiten te stellen en om zo volledig mogelijk te zijn. Totaal niet realistisch, maar als schiftingsproef kan het er wel mee door, denk ik. Hoe ik het er van af heb gebracht, weet ik niet. Niet zo heel slecht, denk ik. De eerste driehonderd mogen naar de tweede ronde.
Na twee uur stond ik alweer buiten. Ik repte me naar Faraday, kwam onderweg op het Barricadenplein nog langs twee nog mooiere, jonge verschijningen dan de Afro-dite van de test. Ik besloot hen niet te verleiden en maar goed ook, want was ik twee minuten later bij Faraday toegekomen, dan had ik in plaats van dit stukje tekst te schrijven, een parkeerboete mogen betalen.
Leve Pop-oog de Selorman, toet toet.
23-09-2009 om 17:16
geschreven door Jordi Puixants
Gisteren heb ik me nog eens op universitaire gronden gewaagd. Het was lang geleden, bijna 3 maanden. Dat is mijn eigen schuld, daar ik mijn inschrijvingsgeld niet ten volle heb benut te wijten aan onoordeelkundig gespreide inspanningen met als gevolg een niet langer vereiste opkomstplicht in de zomermaanden zoals we juli en augustus plegen te noemen.
Het nieuwe academiejaar begon alvast met een niet te onderschatten nieuwe uitdaging. Een van de verschillen met het vorige jaar is dat ik vanaf nu een aantal verplaatsingen richting campus zal maken met de automobiel. Om op het universitaire territorium te geraken dient de kandidaat-indringer zijn nummerplaat te registreren, een act die ik onlijn heb voltrokken. Tussen de digitale daad en de tastbare realiteit ligt evenwel een zee van onzekerheid. De avonturier in mij liet zich niet van de wijs brengen en draaide onvervaard de oprijstrook van de unief in. Daar werd ik opgewacht door paaltjes en een rood verkeerslicht. Beseffende dat het wellicht nogal onnozel moet hebben geleken, zette ik toch mijn sympathiekste gezicht op. Onnozel gezicht of niet, mijn aanpak wierp vruchten af: een van de paaltjes begon van verlegenheid de grond in te zakken, het kaboutertje achter het rode licht tuimelde met zijn kaars naar beneden en verlichtte gelijk het groene glas. Ikke binnen, hoera! Mijn eerste test met onderscheiding afgelegd.
Die 3 maanden afwezigheid hebben een zekere verafstandelijking teweeggebracht, een soort vertrouwde ontwenning. Om terug een beetje in de sfeer te komen, om mijn plaats te hervinden, zette ik mijn zintuigen open op zoek naar herkenbare punten en meer nog naar bekende snuffels. De herkenbare punten kwamen snel, de gebouwen en gangen van vorig jaar zijn nog even lelijk. De bekende snuffel liet langer op zich wachten. Veel snuffels gezien, maar niet zo gauw eentje die me bekend voorkwam. Geen medestudent, geen professor, geen vogel die me groette. Lonely in the crowd. Toch ben ik niet als een vreemde van de campus gevlied. Ik overwoog de steven alweer huiswaarts te wenden, maar besloot eerst tijd te maken voor een hartverwarmertje. Het magische moment kwam daar uiteindelijk toch, uit een onverwachte, maar bijzonder aangename hoek. De eerste bekende snuffel die ik dit jaar zag op de universiteitscampus, de snoet en de glimlach die me helemaal deden thuiskomen, waren die van de koffiemevrouw in de kantine.
Toen ik vijf minuutjes later van mijn verkeerde koffie zat te slurpen en de bedrijvige atmosfeer rond mij bekeek, voelde het al alsof ik nooit was weggeweest.
Les van de dag: voor ge hem smeert, drink uw koffie verkeerd.
16-09-2009 om 10:04
geschreven door Jordi Puixants
Dinsdagmiddag. Ik zit in de wagen, de radio staat aan. Ik sta stil voor het rode verkeerslicht op een tweevaksbaan. Ik sta op het rechtervak, naast mij is een grasperk en daarnaast een andere straat die parallel loopt aan de mijne. Aan het einde van de parallelle straat zie ik een verkeersbord dat een bepaalde richting aanwijst. Dáár had ik moeten zijn, in die parallelle straat, zodat ik rechtsaf kon slaan in de richting van mijn bestemming. Uiteraard sta ik op de verkeerde weg, van hier kan ik niet naar rechts. Ik kijk het groene verkeersbord licht verwijtend aan, maar dat kijkt nauwelijks terug met een aan arrogantie grenzende onverschilligheid, zijn neus naar rechts. Vervloekte borden die veel te laat geplaatst staan, ik moet nu wel rechtdoor.
Dinsdagochtend. Ik zit in de wagen, de radio staat aan, het regent niet. Ik sta stil voor het rode verkeerslicht op een veelvaksbaan. Ik sta op het linkervak. Dat is zo omdat mijn gps me opdroeg dat te doen. Hou links aan, maar op het schermpje zie ik dat ik eigenlijk rechtdoor had gemoeten. Onmogelijk om dit nu nog te corrigeren, ik ben omsingeld door andere autos die verkeerd zijn. Ik kan niet anders dan links af te slaan, recht in een lange laan met wel vijf rijvakken. Mijn gps schiet in een kramp en herhaalt voortdurend binnen 100m, sla rechts af. Sla rechts af. Nog steeds onmogelijk, ik zit op het uiterst linkse vak en de verkeersdrukte laat me niet toe om zelfs maar één vak op te schuiven. Ik krijg zin om in plaats van rechts mijn gps af te slaan. Mijn gps geeft mij het gevoel een rij-onbekwame oen te zijn, wat wellicht klopt, maar dat hoeft niet zo onder mijn neus gewreven te worden. Door de communicatiestoornis tussen mezelf en mijn gps (niet toevallig een vrouwenstem) rij ik in een totaal verkeerde richting die ik pas kilometers verderop enigszins kan goedmaken, door tunnels en langs onbeminde huizen. Ik moest wel rechtdoor.
Dinsdagavond. Ik zit in de wagen, de radio staat uit, een CDtje speelt Roxy Music. Ik sta stil voor het rode verkeerslicht, omdat stilstaan voor het groene tegen onze maatschappelijke conventies is. Ik ben op mijn gemak (nochtans zonder papier). In de straat rechts van mij staat het huis met daarbinnen mijn appartement. De gps steekt ver weg, nergens een verkeersbord. Mijn uur van wraak is echter gekomen, deze keer hebben ze mij niet liggen. Het kaboutertje achter het rode verkeerslicht dondert met zijn kaars naar beneden tot achter het groene glas. Met een luide lach vol zoete, wraakzuchtige voldoening rijd ik rechtdoor, haha!, recht tegen een kapelleke.
Welke les hebben we vandaag geleerd: wilt ge altijd rechtdoor, kijk dan naar voor.
15-09-2009 om 23:48
geschreven door Jordi Puixants
Wie zijn broekske laat zakken, vergeet best niet een boekske mee te pakken. Deze oude Keltische wijsheid wordt anno 2009 nog traditiegetrouw toegepast door de mannelijke bevolking van dit land. De man en zijn boekske, ze vormen een onafscheidelijk duo wanneer het erover gaat om op het gemak te zijn. Het is bijna niet te verwoorden hoe sterk de correlatie is tussen het op het gemak lezen van een boekske en het effectief voelen verminderen van druk, meer bepaald de neerwaartse. Onwelriekende zaken die hem hinderen in zijn dagelijkse bezigheden vallen als stenen in het water wanneer een man op het gemak zijn boekske of krant kan lezen.
Zonder boekske kan een man niet op het gemak zijn. Tijds- en andere druk zouden hem immers overhaast te werk doen gaan in een poging de nijpende problemen die hem bezighouden weg te werken en dat is niet goed, die aanpak laat onvermijdelijk zijn sporen na, sporen waarmee de man later alsnog wordt geconfronteerd. Zichzelf op het gemak stellen is voor een man een heus ritueel, waarin flink wat tijd kruipt. Het komt er op aan zichzelf in de juiste houding te zetten, dat is zeer belangrijk om vervelende gevolgen achteraf te vermijden. Het is tevens belangrijk de broek te laten zakken, stress zit soms in een klein hoekje. Vervolgens neemt de man het boekske of de krant ter hand, terwijl hij zich nog even verzet tegen de druk die langzamerhand naar een hoogtepunt klimt. Eens de man een interessant artikel heeft gevonden, treedt de algemene ontspanningsfase in. De sluizen van de weerstand gaan open, waarbij het er op aankomt attent te blijven teneinde te voorkomen dat het zaakje niet uit de hand loopt. Terwijl de man zijn aandacht richt op de inhoud van het boekje, vloeien de zorgen en de stressfactoren uit hem weg. De onwelriekendste zaken verdwijnen eerst, daarna komen de lichtere. Waar vrouwen de fout maken om dan veel te snel weer over te gaan tot de orde van dag, beseffen mannen goed dat het venijn altijd in de staart zit en dat het bijgevolg beter is wat meer tijd te nemen om zeker te zijn dat alle spoken uitgedreven zijn. Dat kan gemakkelijk een half uur duren. Bovendien heeft het geen zin om een artikel halfweg af te breken.
Eenmaal de geest uit de fles, treedt het ontstressingsritueel de reinigingsfase binnen. Hoewel daarvoor in principe de nodige instrumenten voor handen zijn, kan het gebeuren dat de man zich in de reinigingsfase andermaal moet wenden tot zijn boekske of krant. Deze keer gaat hij op zoek naar een artikel dat hij niet zo interessant vindt.
Wanneer hij uiteindelijk opstaat, zien we een herboren man, fris van geest, vrij van druk, met welriekende handen en slimmer geworden bovendien. Waarlijk een tevreden mens.
Kortom: zonder papier voelt een man zich nooit op het gemak.
15-09-2009 om 10:12
geschreven door Jordi Puixants
AUTO IN BRAND GESTOKEN. In de Jorezstraat in Anderlecht steken vandalen een wagen in brand. Een vijftal jongeren rijdt een auto op een hoop aarde in het midden van het plein tussen de Jorezstraat en de De Bruynestraat. Daarna steken ze de wagen met benzine in brand. Het is niet de eerste keer dat vandalen in de buurt te keer gaan. Volgens de burgemeester gaat het om initimidatiepogingen naar aanleiding van de renovatie van het plein. (einde artikel)
Een vreemd artikel. Zo vraag ik me af wat een vijftal is. Zijn er dat vier? Zes? Of precies vijf? De constructie een x-tal gebruiken we naar mijn oordeel wanneer we het over grote aantallen hebben die we zo 1-2-3 niet kunnen tellen. Nog in mijn oordeel begint dat bij een twintigtal, alles daaronder is wel eentweedrie te tellen. Een vijftal jongeren = ongeveer 5 jongeren, het kan ook iets meer of minder zijn. Vreemd.
Ook leuk om weten is dat het een wagen met benzine was, niet met diesel: Daarna staken ze de wagen met benzine in brand. Waar het blijkbaar onmogelijk was om exact te zijn over het aantal jongeren, was het voor de journalist (of politieman) alvast geen probleem om het type wagen te preciseren. Vreemd.
Maar wat me het meest frappeert en wat tegelijk de reden is waarom ik dit artikel heb gekopieerd, is het begrip jongeren. Iemand zei het onlangs op een forum en ik kan niet anders dan die persoon bijtreden: anno 2009 staat jongere qua betekenis gelijk met boef, meestal allochtoon. De rellen rond metrostation Ribaucourt en in Anderlecht van twee weken geleden waren ook veroorzaakt door jongeren. Journalisten lijken dit versmukkende woord te gebruiken om niet preciezer te moeten zeggen om wie het gaat, wanneer het gaat om de etnische achtergrond, maar ook wanneer het gaat om de leeftijd. Wat zijn de grenzen om iemand een jongere te noemen? Sommigen hanteren de go-pass leeftijd van 26 jaar als bovengrens, iemand van 27 is daar geen jongere meer. Politiek partijen hebben een veel hogere bovengrens voor hun jongerenafdelingen, dat gaat vaak tot een eind in de dertig.
Een heleboel mensen lijkt er trouwens al niet meer bij stil te staan dat ze het woord boef of herrieschopper vervangen door jongere, zoals te horen is in het filmpje in de link. De newspeak heeft een verzachtende omstandigheid in zich, suggereert een achtergrondverhaal van sociale achterstelling, onvoldoende kansen en een onverwerkte cultuurclash. De term jongeren pleit de vandalen dus al een beetje vrij.
De dag waarop iemand mijn kind een jongere noemt, weet ik dus hoe laat het is.
Een van de merkwaardige neveneffecten van de menselijke evolutie is dat wij naar de wereld hebben leren kijken met het oog van een buitenstaander. Al vele duizenden jaren turen we als observatoren naar maan en sterren, naar bomen en bloemen, naar leeuwen en mieren en veel meer. Al dat getuur heeft overigens flink wat vruchten afgeworpen, veel van onze huidige technologie en wetenschap is de beloning van lange en nauwkeurige observatie.
En toch is het bizar. Want het valt toch moeilijk te ontkennen dat we helemaal geen buitenstaanders zijn. Integendeel, wij maken onlosmakelijk deel uit van de wereld rond ons. Niet alleen van onze onmiddellijke omgeving trouwens, maar ook van de onmetelijke ruimte overal rond ons. En daardoor kan het niet anders dan dat wij invloed uitoefenen op die wereld en omgekeerd heeft de wereld invloed op ons.
Wat de Aarde betreft, we worden ons stilaan bewust van de invloed die wij mensen hebben op de algemene toestand ervan. De vergelijking van de mens met een allesverslindende bacterie die in een mum van tijd een habitat verovert en vernielt, is heus niet zo ver gezocht.
We zijn ons echter minder bewust van de invloed die we (kunnen) hebben op dingen die zich ver buiten ons gezichtsveld bevinden, dingen die op misschien enkele miljoenen lichtjaren van hier gebeuren of leven of hangen of wachten. Het is ook niet zo eenvoudig om in te beelden dat een slaande armbeweging van mij hier iemand anders op een verre wereld een warm oor zou kunnen bezorgen. En toch hebben we volgens mij invloed.
Ik heb de volgende metafoor. Het heelal is een grote bol ongebakken deeg met daarin miljarden rozijntjes. Al die rozijntjes bevinden zich ergens in het heelal en niet elk rozijntje heeft zich op elk ander rozijntje en weet dus niet van alle rozijntjes dat ze bestaan. Toch kan het zijn dat een rozijntje invloed uitoefent op een ander rozijntje dat zich helemaal aan de andere kant van het deegheelal bevindt. Stel dat een rozijntje in het alfakwadrant van het deeg onder invloed van een of andere kracht naar beneden begint te zakken. Het zakkende rozijntje trekt daarmee aan de structuur van het deegheelal zelf. Die trekking kan tot diep in het deeg merkbaar zijn. Het trekkende rozijntje is zich daarvan niet bewust, de rozijntjes die er de gevolgen van ondervinden verbinden wat hen overkomt evenmin met de val van dat ene rozijntje. En doordat het verre rozijntje de invloed ondervindt van het trekken van het heelal als gevolg van de val van het alfakwadrantrozijntje, zal het met zijn reactie ook een invloed gaan uitoefenen op andere rozijntjes in andere regios van het deeg. Zo gaat dat door en op die manier kunnen we ons voorstellen dat alles met elkaar verbonden is en bijgevolg dat alles op elkaar een invloed kan hebben of heeft, ook al kunnen we het niet zien.
Tis te zeggen: tot God beslist om het deeg in de oven te zetten, natuurlijk.
07-09-2009 om 11:18
geschreven door Jordi Puixants
De krolletjesbaas dankt zijn naam aan zijn verschijning. Wie naar hem kijkt terwijl hij in zijn transparante bureel zit te werken (?), ziet meestal niets anders dan de achterkant van een computerscherm waarboven enkele krolletjes komen piepen. De krolletjesbaas is er nog maar pas, 5 maanden ofzo, en lost ruw gezegd de schaapjesbaas af, die op haar beurt ook maar een jaartje de bazenstoel heeft warm gehouden, nadat de ronde baas betere oorden had opgezocht.
De krolletjesbaas heeft weinig inhoud en laat zich dus gemakkelijk kernachtig samenvatten in 10 puntjes:
de krolletjesbaas heeft geen telefoon of microfoon nodig, hij roept sowieso altijd, zelfs wanneer je op pakweg 30cm van hem af staat
de krolletjesbaas besteedt ongeveer 45% van zijn tijd aan ons, de rest gaat naar zijn vroegere werkgever
de krolletjesbaas voert ingrijpende veranderingen door zonder iemand in te lichten
de krolletjesbaas werkt liefst 's nachts
de krolletjesbaas is een vriendelijke baas
de krolletjesbaas laat zich zelden intimideren door formele situaties en krabt en peutert ongegeneerd aan allerlei lichaamsdelen, gelukkig alleen bij zichzelf
de krolletjesbaas schrijft nooit iets op
de krolletjesbaas is niet zo geïnteresseerd in ons werk
de krolletjesbaas draagt soms 3 dagen na elkaar dezelfde kleren en heeft geen pak
de krolletjesbaas weet het niet zo goed
De opdracht van de krolletjesbaas is eenvoudig: de boel een beetje draaiende houden tot het moment gekomen is om hem te sluiten.
De door hem gekozen methode is ook eenvoudig: 100% apathie, tenzij het om borsten gaat.
In dat laatste kan ik hem nog volgen ook.
04-09-2009 om 11:35
geschreven door Jordi Puixants
De kansspelencommissie klaagt de VRT aan voor inbreuken op de wet op kansspelen. Aanleiding daarvoor zijn de reclamespotjes voor Unibet, een online gokbedrijf, die we dezer dagen kunnen horen op de radio. In België is gokken streng gereglementeerd en wettelijk sterk beperkt. Online gokken is tot nader order verboden en er reclame voor maken eveneens.
Een dikke week geleden liet de kansspelencommissie al van zich horen met het bericht dat voetbalclub Olympique Lyon vervolging riskeert vanwege zijn shirtsponsor, ook een gokbedrijf, Betclic. Daar zal al bij al niet veel van terecht komen, gok ik.
Straffer is toch de recentste overtreding, die van de VRT. Want de VRT is niet zomaar een bedrijf, het is een overheidsbedrijf. De Vlaamse overheid betaalt de openbare omroep met ons belastingsgeld, elke Vlaming is met andere woorden een beetje eigenaar. Echt merkwaardig om te zien hoe een overheidsinstantie zelf de wetten overtreedt. De kansspelcommissie, een federale overheidsinstelling, laat dus proces-verbaal opmaken tegen een andere overheidsinstelling. Die andere overheidsinstelling, de VRT, lijkt overigens niet gehaast zich te schikken naar de letter van de wet. Het nieuwsbericht dateert van gisteren, maar vanavond nog kon ik het reclamespotje met eigen oren beluisteren.
Twee dingen hierover:
ten eerste) we mogen hopelijk toch van onze overheden verwachten dat ze zich zelf aan de wet houden.
ten tweede) dit ruikt verdacht veel naar de manier waarop onze regeringen omspringen met sigaretten en tabak: de schijnheilige manier waarop de overheid miljoenen steekt in anti-rookcampagnes en rookverboden allerhande, maar intussen niet het lef heeft om roken simpelweg te verbieden. Logisch, want elk verkocht pakje sigaretten levert onze staatskas een pak centjes op. Dat er in het gokcircuit ook een pak geld rondgaat, hoeft geen betoog. Best wel lucratief dus, zeker als die reclame beginnen te maken.
Wel, dan stel ik voor dat de regering een duidelijk standpunt inneemt: ofwel illegaal en dus weren, ofwel legaliseren en dan ook reclame laten maken op de radio.
Wedden dat het iets tussenin wordt?
03-09-2009 om 20:20
geschreven door Jordi Puixants
Het is verbazingwekkend de schijnbaar onbenullige dingen waarover een mens kan struikelen.
Het is verbazingwekkend te struikelen over een schijnbaar onbenullig ding waarover je niet zo lang geleden als eens dreigde te struikelen, dat toen net hebt kunnen vermijden en er voor alle zekerheid een waarschuwingsbord bijgezet hebt.
Het waarschuwingsbord ten spijt, ben ik toch gestruikeld. Dat heeft me aan het denken gezet. Misschien is onbenullig toch niet het juiste etiket om op dat ding te kleven. Misschien moet ik wat meer gewicht toekennen aan het woordje schijnbaar. Misschien was de waarschuwing niet duidelijk genoeg.
Vraag is hoe ik kan vermijden om nog eens over dit schijnbaar onbenullige ding te struikelen. Misschien is het het beste om er uit de buurt te blijven, moet ik gewoon rechtstaan en weer doorgaan, in een rechte lijn weg van het schijnbaar onbenullige ding.
Dat het schijnbaar onbenullige ding voortaan maar anderen doet struikelen.
03-09-2009 om 11:02
geschreven door Jordi Puixants
Mijn vriendin kan haar zuchtgeweer nog eens bovenhalen, want deze blog gaat opnieuw over voetbal. Zij kan nu dus al stoppen met lezen als ze wil.
Ik ben jaloers op FC Barcelona en wilde dat ik in hun plaats was. Deze woorden stonden vandaag in enkele van de vele Spaanse sportkranten. Ze werden uitgesproken door Iker Casillas, de doelman van Real Madrid.
Ik bekijk meermaals per dag de websites van Marca, AS en Mundo Deportivo en de laatste maanden is me iets opgevallen. Regelmatig verschijnt er een kort of lang stukje met Casillas als protagonist en élke keer zingt die de lof van Reals aartsrivaal uit Barcelona. Elke keer doet Casillas positieve uitspraken over het dreamteam van Pep Guardiola. Soms gaat over bepaalde spelers (Etoo, Messi), soms over de manier van spelen en soms gewoon over het feit dat Barcelona momenteel op dit of dat vlak zoveel beter is dan Real Madrid.
Voor mij is het allang duidelijk: Casillas is een (stiekeme) supporter van Barcelona. Immers, waar het hart van vol is, loopt de mond van over. Hij is verliefd op de spelstijl, op de uitstraling, op het clubgevoel en op de gepaste trots die de Catalanen kenmerkt. Casillas zal het tijdens zijn spelerscarrière nooit met zoveel woorden toegeven, dat kan hij zich niet permitteren als clubicoon bij RM. Maar wie goed oplet, merkt het aan alles: interviews, maar ook aan zijn lichaamstaal tijdens wedstrijden.
Persoonlijk vind ik dat wel charmant.
bron foto: http://www.football-pictures.net
01-09-2009 om 23:04
geschreven door Jordi Puixants
De vreemdelingen passen zich nooit aan. Deze vaak met een zucht geuite klacht ontsnapt al eens aan de gedachtengang en soms ook mond van menig autochtoon. Sinds woensdag kreeg die klacht een nieuwe dimensie: ze geldt ook voor vreemdelingen van andere planeten, zoals blijkt uit het mysterieuze verhaal over de Mexicaanse alien (http://www.knack.be/kanaal/ondertussen/namen-aliens-wraak-op-mexicaanse-boer-/site72-section177-article38449.html).
De gelijkenis met Aardse illegalen is treffend. Of de toestand op de thuisplaneet schrijnend was, weten we niet, maar we zullen de brave donder het voordeel van de twijfel geven. Zoals vele illegalen die een grens willen oversteken, lukte het deze leden van een ongetwijfeld hoogtechnologische beschaving om door de fijne mazen van het rond de Aarde gespannen net van satellieten en radars en andere militaire speurmiddelen te glippen. Niemand heeft hen zien binnenkomen, niemand heeft gemerkt dat ze zich in Mexico hebben gevestigd.
Jammer genoeg voor de onaardse vreemdelingen loopt het dan mis.
Mexico. Een beetje google-werk had de aliens zeker geleerd dat het overgrote deel van de illegalen niet náár Mexico vlucht, maar er net vandaan wil, meer bepaald richting Verenigde Staten. Maar soit, ze zullen hun redenen wel gehad hebben om toch maar Mexico te kiezen.
Mexico²: van alle landen in de wereld, pakken ze net dat waar even later een dodelijke griep zal uitbreken.
De val. Hoe valt het te verklaren dat de illegale vertegenwoordigers van een beschaving die de onze ver vooruit is, zich nogal stommetjes laten vangen in een dierenval? In hunnen blote! Niks ultragesofistikeerde wapens, niks communicatie over de planeetgrenzen heen, zelfs geen SOS-signaal naar de thuisbasis. Gewoon stomweg blijven zitten tot de vijand hen vindt.
Hadden ze zich wat aangepast aan de Aardse zeden en gewoonten zoals die gebezigd worden in Mexico, het was allemaal niet waar geweest.
De boer die het beestje vond, heeft het met enige moeite verdronken. Die verdrinkingsdood heeft de boer zelf dan weer moeten betalen met het natuurelement dat recht tegenover water staat en dat is vuur. Wraak van pa en ma alien?, zo schrijven de media, die zelf beter wat andere vragen zouden stellen: waarom heeft de boer zelf dit leuke verhaal nooit verteld? We krijgen het pas 2 jaar na de feiten te lezen. Daar moet een reden voor zijn.
Het antwoord op de vraag is simpel: iemand heeft de boer gevraagd om hierover te zwijgen. De boer doet dat, maar bouwt een veiligheidsbuffer in, steekt alle bewijsmateriaal in een grote bruine omslag, geeft die aan zijn beste vriend en zegt: Als me ooit wat overkomt, doe dan de omslag open en stap ermee naar de pers. Dat laatste is nu onlangs gebeurd.
De vragen die een antwoord verdienen zijn nu: wie heeft de boer gevraagd te zwijgen, wie heeft hem na 2 jaar dan toch maar in brand gestoken (en waarom nu ineens?) en wie is de medeplichtige journalist die dit verhaal de wereld heeft ingestuurd met een ludieke wending (ipv met een serieuze bezorgdheid, niet over de alien (die duidelijk het product was van een duister experiment), maar over de dood van de boer)?
Een beetje onderzoeksjournalist zal het spoor naar de waarheid gemakkelijk kunnen volgen: volg de verbrande lichamen.
27-08-2009 om 10:21
geschreven door Jordi Puixants