Er zijn van die cliché-verhalekes die iedereen wel kent, maar waar eigenlijk maar weinig mensen echt bij stilstaan. Cliché-verhalekes hebben tevens niet zelden een moraliserend karakter en heden ten dage is het absoluut niet cool om mensen tot wat reflectie te willen bewegen. Zaag vormt één van de vriendelijkere replieken die de cliché-verhalekes verteller dan krijgt. De vertellers van cliché-verhalekes houden dan maar hun klep, want zelfs zij willen graag cool gevonden worden. Er is echter één uitzondering en dat ben ik. Mij kan het gestolen worden wat plebs van me denkt en daarom is wat nu volgt een cliché-verhaleke.
De meesten onder ons hebben vast wel ergens een blauwe bic met kliksysteem. Wel, ik nodig die meesten onder ons uit om eens stil te staan bij wat er allemaal in zon blauwe bic, waarvan we er op ons leven tientallen gebruiken, zit. En dan heb ik het niet over de letterlijke componenten, maar over the story behind. Ik zeg: in een blauwe bic zit de ganse geschiedenis van het heelal. Ik ben er zeker van dat enkelen nu al zuchten en mij bezien als zon Indische goeroe met een rode stip op zijn kop, een suikerspin als baard en haar, een pamper rond zijn lenden en op een spijkerbed. En toch. Ik zeg: in een blauwe bic zit de ganse geschiedenis van het heelal.
Lezer, sta me toe dat ik u even meeneem naar het verhaal achter de blauwe bic. De blauwe bic lag te koop in een winkel. Dat is logisch, maar niet vanzelfsprekend. De winkel wordt uitgebaat door de winkelier. De winkelier heeft de blauwe bicjes laten brengen vanuit een magazijn of misschien recht vanuit de fabriek. In de bicfabriek wordt de bic gemaakt, wellicht in een proces begeleid door verschillende mensen, maar laten we voor het gemak aannemen dat 1 arbeider de hele bic maakt. Die arbeider heeft, om die bic te kunnen maken, het volgende nodig: plastic, inkt, karton (voor de doosjes), een gebouw, electricteit, machines, een auto (om naar de winkels te brengen), benzine, een opleiding, misschien een bril, kleren, brood en koffie. Ik neem er even het brood uit, dat komt van de bakker. De bakker heeft nodig: meel, water, oven met bijhorend materiaal, electriciteit, een bakkerijwinkel, een opleiding, een wagen, benzine, kleren, brood en koffie, broodzakken, een snijmachine, een telefoon om bestellingen aan te nemen, familie of werknemers om in de winkel te staan als hij aan het bakken is. Ik neem er even het meel uit, dat komt van de boerderij. De boer heeft nodig: land, zaad, een tractor of misschien een paard, een pikdorser, een opslagplaats voor oogst, een vrachtwagen voor transport of anders een telefoon om een transportfirma te contacteren, kleren die vuil mogen worden, electriciteit en water, koffie en brood. Ik neem er even het land uit, dat erfde de boer misschien van zijn ouders. Dat is niet vanzelfsprekend: belangrijk was dat zij zelf konden kiezen om boer te zijn. De ouders hadden niet nodig: oorlog, ziekten, pech, natuurrampen of gewoon te veel regen of te veel zon. Ik haal er oorlog uit. Nagenoeg elke oorlog had net zo goed anders kunnen verlopen, niet alleen in die zin dat de tegenstander had kunnen winnen, maar evenzeer dat andere mensen hadden kunnen sneuvelen en overleven. Dat maakt veel verschil. Ik haal er ook de natuur uit. De mens is vermoedelijk ooit begonnen als een eencellige. Imagine de voorwaarden waaraan moet voldaan zijn om tot de miljardencelligen te evolueren die we vandaag zijn. Er bestaan vandaag beestjes die nog altijd eencelligen zijn, het leven had dus helemaal anders kunnen zijn. Ik neem er leven uit. Hoe dat ontstaan is, weet nog niemand met zekerheid. Maar wat we wel met zekerheid kunnen zeggen, is dat er op zijn minst een universum moest zijn eer er zoiets als een Aarde kon ontstaan met alles wat daaruit voortgekomen is.
Ik ga niet moraliserend doen en zeggen dat we onze blauwe bic voortaan met meer respect moeten behandelen. Wat ik wil duidelijk maken is dat het bijna onvoorstelbaar is hoeveel voorwaarden moeten vervuld zijn opdat zoiets banaals als een blauwe bic tot onze beschikking kan worden gesteld. Hier nam ik er alleen de fabriek, de bakker, de boer, de ouders, de oorlog en de natuur uit. Het netwerk is echter veel groter, denk maar aan de metser, de loodgieter, de uitvinders en bouwers van stoommachine, electriciteit, schrift, papier, inkt, benzine, klinken, glas, wielen, vuur enzovoort, allemaal noodzakelijkheden om zon bic te kunnen maken.
Awel, hé, ik vind dat fascinerend en cool.
02-10-2009 om 18:43
geschreven door Jordi Puixants
Vooroordelen. Ze getuigen van weinig fatsoen, ze verraden een onterechte veralgemening, ze suggereren bekrompenheid en bijna altijd ook een woord dat eindigt op isme. Er zijn mensen die denken dat vrouwen dommer zijn dan mannen, dat noemen we seksisme. Er zijn mensen denken dat negers dommer zijn dan blanken, dat noemen we racisme. Dan ben ik er, die beide voorgaanden denkt, dat noemt men een jorisme.
Het is schier onmogelijk vooroordelen te bestrijden, want meestal zitten ze diep. Dat komt doordat mensen de neiging hebben om bevestiging te zoeken van hun opvattingen en alles wat ermee in strijd is, onbewust wegfilteren of minimaliseren. Interessant.
Onlangs maakte ik zelf iemand het slachtoffer van een vooroordeel. Het zit namelijk zo dat ik een hele poos geleden een lekkend kraantje had in de badkamer. Dat kraantje, hoe hard ik het ook dichtdraaide, bleef maar druppelen of lopen, dag en nacht. Ik verloor veel warm water op die manier, wat me deed huiveren bij de gedachte aan de gasrekening. Om dat druppelende kraantje toch het zwijgen te kunnen opleggen, heb ik dan maar de stopkraan onder de wasbak dichtgedraaid. Blijkbaar met iets te veel fors, want toen ik het nadien weer wilde opendraaien, lukte dat niet. Het draaidingetje draaide zot, ik had de boel dus geforceerd. Gedurende enkele maanden heb ik dat zo gelaten.
Maar nu was het moment gekomen dat ik uit dit appartement zou wegtrekken en contractueel en moreel ben ik verplicht om de boel in werkende staat achter te laten. Er waren intussen trouwens complicaties opgetreden die als voornaamste resultaat hadden dat ik zonder warm water kwam te zitten. Zodoende zodus besloot ik me te wenden tot een vakman. Ik twijfelde. Dit is Brussel en Brussel staat niet gekend voor zijn Nederlandstalige loodgieters. Terwijl ik in de gouden gids grasduinde, vroeg ik me af of ik zou kiezen voor de kortstbijzijnde gelijkwelketalige loodgieter of dat ik misschien ineens voor de verder afliggende Nederlandstalige uit Vlaams-Brabant zou gaan. Ik stelde vast dat in mij het vooroordeel leeft dat een Nederlandstalige op alle vlakken bekwamer is dan een Brusselse anderstalige.
Foei, zei ik tegen mezelf. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat een Vlaamse loodgieter beter is dan een Franstalige en ik stapte enthousiast de loodgieterij hier om de hoek binnen. Tistezeggen, dat was de bedoeling. De deur was op slot, een jonge mevrouw kwam opendoen. Het loodgieterskantoor was in strijd met de rookwetgeving, maar dat zag ik door de vingers. Ik vroeg of de jonge (lelijke) mevrouw Nederlands begreep en ze gaf met het nogal contradictorische antwoord non. Kunnen antwoorden op een vraag die je niet begrijpt, het is een gave die ik niet heb.
Blijkbaar had iedereen in Brussel problemen met zijn waterhuishouding, want de loodgieter kon pas over 2,5 weken komen. Ok, dacht ik terwijl ik vocht tegen mijn vooroordeel. 2,5 weken later bleef ik thuis van de lessen om de bekwame Franstalige loodgieter te ontvangen. Maar rara, hij heeft niet omgezien, zoals wij dat zeggen. Nou, om het beschaafd uit te drukken, ik was in mijn wiek geschoten.
De dag nadien snuffelde ik alweer door de begraste duinen van de gouden gids en deze keer heb ik niet geaarzeld, het zou ne Vlaming worden. En rara, minder dan een week later stond de vriendelijk lachende Peter hier, een kwartiertje later was het karweitje gepiept en stroomde er weer warm water door alle leidingen van mijn hoofdkwartier. Behalve puik werk, leverde Peter ook een totaal andere indruk af: netjes, opgekuist, kordaat en joviaal. Niks sigarettengeur. Alle clichés over Vlamingen en Franstaligen die ik al jaren op rationele manier tracht te bevechten, werden spijtig genoeg helemaal bevestigd.
Les van de dag: al is een vooroordeel nog zo slecht, als het gaat om een Franstalige zijn ze toch terecht.
01-10-2009 om 12:53
geschreven door Jordi Puixants
Uitstapjes. Geen betere manier om je medemensen wat beter te leren kennen dan met een uitstapje. Zeker voor mij, die zich pas onlangs had aangesloten bij een clubje gelijkgezinden met toch wat meningsverschillen. Aangezien ik wel eens wilde peilen hoeveel minderwaardig de overige clubleden zijn ten opzichte van mezelve, besloot ik me in te schrijven voor een uitstapje toen zich daar de gelegenheid toe deed. Dat uitstapje kreeg dan vorige zaterdag zijn beslag.
Ik moet zeggen: het uitstapje heeft een schat aan informatie opgeleverd. Behalve een inzicht in de hiërarchische orde, kreeg ik een mooi beeld van de verschillende karakters. Ook werd een aantal clichés bevestigd, dat heeft altijd een geruststellend effect.
Zo vond ik het erg geruststellend om te zien dat er rokers op de bus zaten. Rokers verraden zich altijd. Immers, zodra ze in de smiezen hebben dat de bus ergens langer dan 5 minuten moet stilstaan, doen zij een letterlijk uitstapje uit de bus om een sigaretje op te steken. Dat zal wellicht nooit veranderen.
Daarnaast had ik het genoegen kennis te maken met de clubleden die zich al voor elke editie van het uitstapje hebben ingeschreven, maar die als puntje bij paaltje komt dik tegen hun goesting meegaan en in feite aan geen enkele activiteit deelnemen. Ik had het onmiddellijk door toen ik s voormiddags kort voor het afgesproken uur op de picknickplaats toekwam na een bezoekje aan een museumbunker en ik moest vaststellen desondanks niet de eerste te zijn. Twee rare vogels zaten al aan een tafeltje, het mannetje met een biertje, het vrouwtje met iets dat ik niet meer weet. Het was het mannetje dat werkelijk de ganse dag niets anders heeft gedaan dan te zoeken naar een terrasje om er met zijn gelijkgezinde poep te kunnen zitten. En intussen aan mij maar vertellen dat hij al vaak meegeweest was en hoe mooi de uitstap vorig jaar wel was. Jaja...
De buschauffeur was zoals een buschauffeur moet zijn: een ongemanierde pummel op wie alle oudere vrouwen (50+) voor één dag verliefd worden, maar aan wie de rest zich toch wat stoort.
Behalve clichés zaten er ook enkele merkwaardige en/of interessante figuren op de busreisbus. Zo leek de man die het allemaal had georganiseerd in mijn ogen sprekend op graaf Gwijde van Dampierre en dat niet alleen wat zijn uiterlijk betreft, maar eveneens qua houding en manier van praten. Dat was mooi en paste goed bij de symboliek van ons uitstapje. Er was ook een raar kereltje dat zo leek overgestraald te zijn uit het pre-cro-magnon tijdperk, qua uiterlijk een soort Holle Bolle Gijs, qua binnenbedrading waarlijk een ruitenwisser. Onmogelijk er een gesprek mee aan te knopen, hij viel stil na elke zin. Ik kon elke keer bijna de klik horen van de ruitenwisser op interval. Daarnaast hadden we een soort broeder Tuck, een sandalenmens met een baard die ontspringt in zijn oren en eindigt aan zijn navel. Broeder Tuck had aanvankelijk, voor de eerste uitwisseling van woorden, enige indruk op me gemaakt (door de broeder Tuck associatie wellicht), maar dat viel weg toen ik zag dat hij zijn speeksel niet helemaal in bedwang had en sprak als een flauw flebbeke. Week is de juiste aanduiding voor broeder Tuck. Naast broeder Tuck zat op de bus een oude knar die er maar niet genoeg van kreeg iedereen te besprenkelen met zijn schijnbaar oneindige algemene kennis. Ik was zijn slachtoffer op de terugreis. Onderwerp: cowboyfilms. Typisch voor die oude mensen: terwijl het jong geweld al halfweg het uitstapje snakt naar rust, zijn de oude knarren onvermoeibaar. Ergens vond ik dat wel cool.
Vermeldenswaardig is nog het vrouwtje waarvan ik niet meer weet wat ze zat te drinken naast het mannetje dat alles tegen zijn zin deed. Waarlijk, zelden zag ik een groter watje, zowel letterlijk als figuurlijk. Vriendelijk, dat wel, maar als er iets is waar ik de vliegende snoeshanen van krijg, dan zijn het mensen die alles bijvallen wat anderen zeggen en doen. Van dit vrouwtje, dat dan nog keek als een halfgeplukte struisvogel, krijgt waarschijnlijk nooit iemand te horen wat ze werkelijk denkt, gesteld dat ze werkelijk denkt. Zonder er een oordeel over te vellen, kan ik zeggen dat Holle Bolle Gijs, het struisvogelvrouwtje en haar drinkpartner mij menig maal inwendig de wenkbrauwen deden fronsen over hun toegevoegde waarde aan ons clubje gelijkgezinden met meningsverschillen.
Mensen zijn hard in hun oordeel. Dat bleek des avonds aan de dis, alwaar ons enkele heerlijke, lokale bereidingen werden voorgeschoteld door de kastelein. Een grote groep kan onmogelijk aan één tafel en het is dán dat mensen zich laten kennen. Ondanks het feit dat dit mijn eerste uitstapje was, werd ik door de elite van de club uitgenodigd bij hen te komen zitten. Daar heb ik geen nee tegen gezegd en ik heb er evenmin spijt van gehad. De drie mensen die ik hierboven uitvoerig heb beschreven, werden bij de tafelindeling letterlijk het etiket opgekleefd dat ik hen zelf al enigszins beschroomd had toegekend: marginaal, met hun drietjes aan 1 tafel van vier, geen kat die zich met hen heeft ingelaten.
Alvorens we ons bestek en onze tanden zetten in het lekkere eten, luisterden we naar de redevoeringen van leden van een lokaal clubje met dezelfde gezindheid als de onze. Treffend hoe mensen van onze gezindheid er telkens zo middeleeuws kunnen uitzien. De eerste redevoering werd gehouden door andermaal iemand met een graafachtig voorkomen. De tweede redevoering kwam van een lokaal iemand die duidelijk onze spraak zelfs niet passief machtig is en die daardoor voor zijn beurt sprak, iets wat in stilte werd gedoogd, maar wat aan zijn krediet achteraf geen goed heeft gedaan zoals ik kon horen aan de commentaren (daar is een stuk af). Die tweede man leek overigens sprekend op Oberon, de dwergenkoning: kaal en met een Leopold-II-baardje en met van die dwingende, bezeten smidsogen. De derde redevoering werd van een papiertje afgelezen door een jonge lokale frêle met (zoals iemand achteraf gevat opmerkte) een diep inzicht, die onze spraak tot ieders verbazing zeer goed beheerste. De jonge frêle zette zich nadien nog even bij ons, alwaar wij veel beter konden genieten van dat inzicht. Terwijl ik dit schrijf kom ik tot de vaststelling dat ik haar naam ben vergeten.
Nadat we al die zever hadden aanhoord, kwam een ander cliché naar boven: slechts weinigen aten met smaak van het opgediende, koude gerecht. Zelf heb ik mijn buikje met veel plezier rondgegeten, maar ik zag menig bord nog halfvol terug naar de keuken verdwijnen. Zo gaat dat met uitstapjes naar den vreemde: ze maken dat mensen liefst zo rap mogelijk weer thuis zijn.
Al bij al was het een leuk uitstapje, ik heb me goed geamuseerd en ben zelfs wat slimmer geworden (weet nu alles over cowboyfilms). Leukst om te zien was evenwel de vaststelling dat ik tussen al die rare kwieten perfect op mijn plaats zit.
30-09-2009 om 12:54
geschreven door Jordi Puixants