Ik had een onrustige nacht. Ik twijfelde
voortdurend of ik voor dag en dauw zou opstaan en ergens post vatten om bij een
opkomende zon nevel- en mistslierten in een glooiend dal te gaan fotograferen. Nog
voor de zon enig teken van licht gaf gluurde ik door het venster van de
slaapkamer. Pfff, veel te vroeg, en bovendien, er zat overal vrij veel
bewolking. Ik voelde ook dat de wind nu uit een totaal andere richting kwam en
vond het veel te koud. Tien over acht werd ik wakker. De wind was in kracht
toegenomen en zo ver ik kon kijken zag alles grijs. Ik had geen zin om buiten te komen en
bovendien had ik nog heel wat schrijfwerk voor de boeg. Een lekker ontbijt kon
alles goedmaken. Als je hier s morgens vers brood wou hebben hoefde je enkel de avond
voordien je bestelling op een briefje te noteren en dit samen met wat geld in
een speciaal daarvoor gemaakte zak op de boerderij in de brievenbus te
deponeren en tegen 's ochtends zes uur vond je dan de zak terug op de voorbank van de auto
die geparkeerd staat op de grote binnenhof van de boerderij. Magico! En hoe herken je de zak die bij jou hoort?
Want er zijn hier een paar Gîtes en iedereen hanteert hetzelfde principe.
Wel, zei mevrouw Delattre, Zo! en ze houdt de broodzak ostentatief naast de
overgordijnen. Chaque Gîte à son couleur. Ze was blijkbaar zelf zeer
opgetogen over deze eenvoudige, doch spitsvondige oplossing maar ik dacht er
meteen het mijne van. Als daar s morgens vroeg drie à vier zakken in een
ietwat verschillend bontgekleurd bloemenmotief bij elkaar staan weet ik zeker dat ik niet meer weet welke zak van mij is! Ik kan natuurlijk in alle zakken kijken en
constateren dat iedereen een baguette en twee croissants eet, of ik zou ook één van de overgordijnen meenemen en vergelijken. Deze morgen was het eenvoudig, er stond slechts één zak, mijn zak. Ik prepareerde mij een heerlijk
ontbijt en schreef tot een stuk in de namiddag aan mijn scenario.
15:00u. Tijd voor een wandeling. De wind
wordt alsmaar krachtiger en als ik goed en wel vijfhonderd meter ver ben begint
het zachtjes te regenen. De wind duwt me nu vooruit en de regen wordt heviger.
Wat verderop staat een huis te koop en er hangen ook nog bordjes 'Te Huur'. Even navragen
kan geen kwaad. Ik bel aan en een man met lang, grijs haar dat achteraan
slordig vastzit met een eenvoudig elastiekje, laat me binnen. Vijf minuten
later sta ik al weer buiten. Hij verkoopt voor 700.000 en huren kost 500 per
week. Daag! Au revoir! Ikstap met
stevige tred terug naar mijn huisje. Ik heb de wind en de regen op kop en in
geen tijd is mijn regenvest doorweekt. Korte maar stevige wandeling. De wind
beukt in de struiken naast het huis en het ziet er niet naar uit dat dit weer
rap zal veranderen. De storm zal de ganse nacht duren.
De zon priemde deze morgen opdringerig door
de dunne spleet van het Velux rolgordijntje. Het is de eerste morgen van mijn
verblijf dat ze zo hardnekkig en enthousiast te keer gaat. Pierre is ook al
uitgelaten vandaag. Van zodra ik de zonovergoten badkamer binnenkom springt
Pierre van de spiegel naar de wastafel en terug, via mn verwarde haardos
eventjes op mijn rechteroor en gaat dan afwachtend zitten wriemelen tussen de
tandpasta en mijn scheermes. Bij het begin van mijn verblijf, nu vier dagen
terug, heb ik een deal gesloten met Pierre. Dat was toen Pierre nog niet maar
soit, dat komt straks. Toen ik een paar uur helemaal alleen in de gîte was kwam
een vlieg me voortdurend lastig vallen. Ik heb, toen ik de kans zag om ze met
één welgemikte mep plat te slaan, gezegd: Oké vriend, laten we elkaar
respecteren, als je mij niet voortdurend treitert met nerveus rond mn hoofd te
vliegen en te pas en te onpas op mn armen of neus of whatever gaat zitten dan
mag je gerust blijven leven, ik heb respect voor alles wat leeft en het huis is
groot genoeg. Dat was zondagmorgen. De dag daarop was ik op het kerkhof van
Wissant en op dinsdagmorgen heb ik de vlieg s morgens aan de ontbijttafel
Pierre genoemd, naar de kleine jongen van amper 9 dagen jong. Misschien komt het omdat ik
hier voortdurend alleen ben en ik iemand wil om tegen te praten, of ik word
langzaam seniel, maar praten tegen vliegen zal toch veel mensen de wenkbrauwen
doen fronsen. Maar goed, Ik heb te doen met Pierre. En met zijn moeder. Vooral
als je zelf op je tweeënvijftigste nog een gezonde peuter van één jaar hebt
rondlopen dan ga je toch even nadenken over het leven. Bijgevolg respecteer ik
elke vorm van leven en heb ik de vlieg Pierre gedoopt en zal ik ze niet zomaar
doodmeppen.
Bij dit stralend weer wil ik kost wat kost
motorrijden. Boulogne, dat wordt vandaag mijn bestemming. En wel omdat ik
gisterenavond mn fotoboek over Opaal heb getoond aan de eigenaar van de Gîte,
die hier toevallig langskwam, Hij keek met belangstelling naar de fotos en bij
de foto van het café met de ronde boog vroeg hij waar dat beeld genomen was.
Het onderschrift vermeldt Boulogne sur mer, 07-12-06. Hij noemt een paar cafés
op maar ik herinner me niet dat ik ooit de naam van de kroeg heb gezien. Hij
twijfelt als het uberhaupt wel een café in Boulogne is. De man kent ze
misschien allemaal, hij ziet er niet bepaald een café-bezoeker uit, maar schijn
bedriegt, zeggen ze. Afijn, reden genoeg om vandaag de de zaak grondiger te onderzoeken
en het café te gaan opzoeken. Van bij het binnenrijden van Boulogne zie ik al
dat dit niet de stad is waar het café zou moeten zijn. Toen ik vier jaar
geleden de foto nam hadden we oesters gekocht op een vismarkt en zijn we toen
vluchtend voor de regen halsoverkop een café binnen getuimeld. Ik rijd nu door
het centrum, richting Le Touquet. De volgende plaats is Etaples. En hier krijg
ik wél een déja vu! De vismarkt, de viskraampjes, het is er allemaal nog,
en,... jawel, het café. De cafébazin komt juist buiten met emmer en dweil en ik
herken haar meteen. Ik vraag of het café open is, Bien sûr! klinkt het
opgewekt en ze laat me passeren. Ze ziet er zelfs jonger uit dan 4 jaar
geleden. Misschien doet de zon van vandaag er wat aan, het was toen begin
december, de donkere dagen voor Kerstmis en het was barslecht weer. Alle
stoelen staan omgekeerd op de tafels en het kleine vrouwtje dweilt het ganse
café met een ongekende precisie. Ik leg haar kort uit dat ik hier vier jaar
geleden een foto had genomen en ik niet meer wist waar het precies was. Ze
glimlacht gevleid om de aandacht en brengt me een koffie. Het café is niet
veranderd in die tijd. De halfopen schelp tussen de twee tapkranen, de grote
verlichte cocktail, de gekleurde neonverlichting in boogvorm, de typisch Franse
kickertafel en de flipperkast, alles is er nog. Alleen de kerstversiering is
verdwenen. Ik vraag haar of ik terug fotos mag nemen. Ze zegt ja. En meteen
schiet ik een eerste beeld. Ze schrikt, Toch niet als ik aan t kuisen ben! en
ik ben zelf verrast door mijn vrijpostigheid. Ik ga terug zitten op de lange
bank en houd haar nauwlettend in het oog. Ik vind toch dat dit een paar mooie
beelden kan opleveren. Klik, klik, ze merkt het niet eens, of ze speelt het
perfect. Ze blijft maar heen en weer lopen met emmer en trekker. Voor ze buiten
gaat netjes de dweil neervleien, muiltjes uit en ander schoeisel aan, buiten
wat water op het voetpad, schoentjes afvegen, binnengaan, terug muiltjes aan,
vers water halen en terug van voor af aan. Ik geniet. Er komt een man in het
deurgat staan en hij kijkt wat onbehulpzaam rond. Het duurt even alvorens ze
komt opdagen. Ze geeft de man een kleine, gele bassin, ze wisselen een voor mij
onverstaanbaar Frans en ze gaat achter haar toog en belt. Het duurt een
eeuwigheid voor iemand aan de andere kant opneemt. De man grabbelt ondertussen
in een grote zak. Ik hoor het klokkende klik-klak-geluid van schaaldieren.
Mossels? Allo, Françoise,... en dan versta ik er weer geen woord van. Non?
oké en ze haakt in. Ze betaalt de man, ik vermoed 1 euro, en hij vertrekt. Ik
ben nieuwsgierig en voor dat ze met het bassin in haar privé vertrek verdwijnt
ga ik kijken. Ze toont me het gele kuipje. Cocques, zegt ze, Tu veux?
Euh... non, merci! en ze verdwijnt er mee naar achter. Als ze terugkomt valt
het me meteen op dat ze haar lippen rood heeft gemaakt. En niet zon klein
beetje! Knalrood! Ik besef dat ze mij duidelijk maakt dat er nu wél een foto
mag genomen worden. Ze poseert zonder problemen en ze toont me fier haar heel
lange, gelakte nagels. Ze haalt er zelfs haar fotoalbum bij en toont me fotos
waar haar nagels in alle mogelijke kleuren gelakt zijn. Een fier besje! Zij
heet Danielle Errant.
Ik hield me vandaag
vooral bezig met lezen en schrijven. Vanmorgen ben ik heel even in een
warenhuis in Ambleteuse water, lucifers en lip-balsem gaan halen. Maar de rest
van de dag, was ik bezig met schrijven. Het scenario van God in België moet
deze week definitief vorm krijgen. En ik denk dat de beslissing om hierheen te
komen, in afzondering, een goeie beslissing was. Het ongestoord kunnen werken
is absoluut noodzakelijk. Ik waardeer hierbij dan ook heel erg mijn allerliefste
Mísa die mij die vrijheid gaf. Meer nog, ze stopte ongezien een bijzonder leuke
attentie in mijn valies: drie rode theelichtjes en een schattig briefje. Ze
zorgde er ook voor dat ik de ganse week verse soep en spaghetti en rijst kon
eten! Het is pas woensdag en ik ben het nog niet beu...
Rond vier uur in de
namiddag moet ik er toch even uit. De zon gooit hier en daar witte vlekken op
de zacht glooiende hellingen en een frisse zeewind snijdt dunne schijven lucht
die ik op de motor achter me aan meezuig tot aan Audresselles. De zee is terug
aan haar opmars bezig en de golven hebben blonde schuimkoppen. De zon probeert
dapper om doorheen de grijsblauwe wolkenmassa door te priemen en af en toe
zorgt dit voor heel kortstondige momenten van een zalig soort licht. De huizen
met uitzicht op zee zijn allemaal potdicht. Het ganse dorp heeft iets van een
spookdorp. Gesloten rolluiken, verlaten straatjes, geen autos, geen mensen.
Alleen het geluid van de zee en de wind wat verderop. Onafgebroken rollen golven
klotsend tussen de grote rotsblokken. Meeuwen balanceren tegen de wind in en
duiken dan onverwacht naar beneden. Ze krijsen onophoudelijk. Links van mij zie
ik in de verte de klip van Cap Gris-Nez en rechts van mij het fort van
Ambleteuse. Nog verder zie ik al een deel van het drukke havengedeelte van
Boulogne. Ik ben alleen op het strand nu. Soms gebeurt het dat je op zon
moment overmand wordt door een gevoel van nietigheid. Dit had ik nu niet,
integendeel. Ik genoot met volle teugen van water, lucht en wind. De mens is
werkelijk het enige, levende wezen dat alles kan en mag doen. Hij beschikt over
de gave om de natuur te gebruiken of te misbruiken. De mens beslist zelf over
de toekomst van deze planeet. Alles in het leven is evenwicht, alles. Als je de
balans in evenwicht houdt is alles oké. Je kunt het symbool van de balans
toepassen op alles wat je doet. Mensen hebben twee kanten. Het is dus
belangrijk dat die twee kanten in evenwicht zijn. Als iedereen nu eens begint
bij zichzelf om alles in evenwicht te krijgen, dan komt de rest toch vanzelf
goed, ja?...
Ik ging
gisterenavond om negen uur slapen. Om 22:30u was ik terug wakker. Ik kon de
slaap niet vatten. En bovendien hoorde ik ergens voortdurend water druppelen.
Drup, drup, drup, als een tikkende klok, zonder één pauze of onderbreking,
constant het vallen van druppels water. Ik concentreerde me op het geluid maar
kon niet achterhalen waar het vandaan kwam. In mijn kamer zat één klein
Velux-raam en ik had het gordijntje helemaal dichtgetrokken. Het was pikdonker
in de kamer. Als je niks ziet zou je normaal gezien beter moeten horen. Het
druppelen werd alleen maar luider. Drup, drup,drup,... Uiteindelijk ontdekte ik
dat er water lekte uit de overloop van de boiler, die naast de trap was
ingebouwd. Er komt s avonds meer druk op de waterleiding en het ding zat
hoogstwaarschijnlijk verstopt. Ik heb dan maar de deur van de slaapkamer
dichtgetrokken en mn hoofd diep in mn hoofdkussen geduwd.
Exact om 7:46u word
ik wakker. Exact hetzelfde uur als de dag ervoor en de ochtend daarvoor. Het
regent niet en hier en daar priemt zelfs wat zon door het doorgaans grijze
wolkendek. Ik houd het bij een summier ontbijt en trek er op uit om fotos te
nemen. Ik rijd naar het strand van Audresselles. De zee is nog ver
teruggetrokken het is hier altijd een beetje uitkijken als je op de glibberige
rotsblokken wandelt. De zee en de lucht erboven hebben eenzelfde grijze tint.
Ik ga tevergeefs op zoek naar wat tegenlicht. Zolang de zon verscholen blijft
achter het dik wolkenpak is er van structuur en diepte in mn beeld weinig
sprake. In de verte komt een man met een emmer aangewandeld. Ik richt mijn
toestel op de vloedlijn en ik hoor hoe hij achter mij is blijven staan. Als ik
me omdraai groet hij me en zegt: Vous prenez des photos? Hij steekt me zn
hand toe, Bonjour, en hij veegt met een zakdoek zn voorhoofd af. We praten
wat over de zee, het weer en ik verneem in een paar minuten tijd dat hij un
vrai Gitan is, dat hij vijfenzeventig is, dat hij ooit van 30 meter hoog viel
en zowat alles wat hij kon breken had gebroken, dat de dokters hem eigenlijk
hadden opgegeven en dat hij na meer dan zes jaar revalideren toch weer kon
stappen. Hij was 42 toen het gebeurde, had een gezin om voor te zorgen en zn
hele leven veranderde in één klap! Et voilà! Hij pakt zn emmer op en
verwittigd me nog dat de zee terug aan het opkomen is, dat ik moest opletten
bij vloed. Ik wandel nog wat verder en probeerde tevergeefs om een bende
meeuwen te verschalken. Ik stel mn camera in en hoopte dat ze zouden opvliegen
en voor een mooie reflectie zorgen in een grote plas zeewater maar ze bleven
laag boven het zilte zand scheren en strijken enkele tientallen meter verder
neer. Ik denk aan een man die van dertig meter hoog neersmakt.
Van Audresselles
terug naar Cap Gris-Nez op de motor. Het strand biedt niet veel interessants
maar ik ga te voet door de duinen richting Wissant. Aanvankelijk lijkt die
afstand makkelijk te overbruggen maar na de eerste duintop voel ik al het zweet
op mn rug. Het is ook helemaal niet koud en de regen blijft voorlopig
achterwege. De uitgestippelde wandelroute die ik volg slingert op en neer en
overal tieren braamstruiken weelderig. Ik vind niet echt mn goesting om mooie
fotos te maken en probeer in te schatten hoe ver en hoe lang ik nog moet
stappen om straks langs de vloedlijn te kunnen terugkeren zonder in de
problemen te komen door het opkomende water. Het uitzicht is af en toe heerlijk
en achter mij zie ik een horde wandelaars met Nordic-stokken afkomen. Ik
besluit om te wachten tot ze gepasseerd zijn. Het zijn kranige zestigers en als
ze passeren groeten ze allemaal beleefd met elk één bonjour en ik zeg vijftien
keer bonjour terug. Ze houden er een flink tempo in en in no time zijn ze uit
mijn gezichtsveld verdwenen, ik hoor nog even vaag hun stemmen maar dan is
alles weer stil en ben ik alleen. Niet lang, want er duiken een paar
achterblijvers op die voortdurend blijven staan om fotos te nemen alsof ze het
ganse gebied in kaart willen brengen. Als ook zij verdwenen zijn wordt het weer
rustig. Ik zie de rest van de groep al een heel eind verderop als een gekleurd
wormpje over een duintop wriemelen.
Ik verlaat het pad
en daal af naar het strand. De zee is vrij kalm er varen heel in de verte een
paar grote schepen. Ik neem de tijd om wat fruit te eten en fotos te maken.
Een eind in zee zie ik plots iets zwart drijven, of nee, het verdwijnt weer en
steekt wat verder zn neus boven. Ik vermoed dat het een zeehond is maar de
afstand en de golven maken het net niet mogelijk om het dier duidelijk te
kunnen onderscheiden. Minutenlang kan ik het volgen maar dan is plots alles
verdwenen, ik zie hem niet terug. Een dof motorgeluid wordt luider en luider.
Ik zie helemaal geen boot of ander object en begrijp maar niet waar het vandaan
komt. Uiteindelijk zie ik een helikopter heel laag boven het water en heel
dicht bij de kustlijn in mijn richting komen. Ik probeer nog om snel mijn
camera te richten maar voor ik het besef raast het toestel vlak voor mn neus
voorbij en zie ik het nog net op het matglas verschijnen. De moeilijkheid met
het soort van fototoestel waar ik nu mee werk is dat het gene wat je in jde
zoeker ziet een spiegelbeeld is en dus verdraaid moeilijk om een bewegend
object te volgen.
De golven reiken
steeds verder en verder en het wordt tijd dat ik de lange wandeling terug maak.
Ik vermoed dat ik ergens vrij dicht bij Cap Gris-Nez ergens door de duinen
terug naar boven kan gaan maar ik wil wel eerst zo ver mogelijk langs de
waterlijn lopen.. Ik heb ooit gelezen dat opkomend zeewater zeer verraderlijk
kan zijn en snel als een galopperend paard. Dus zal de helikopter wel een of
ander kustwacht zijn die controle uitoefent om eventuele roekeloze wandelaars
op te sporen. Vlak voor de klif van Cap Gris-Nez kan ik inderdaad het strand
verlaten en via een steile klim terug naar boven. Een dunne streep zon aan de
horizon zorgt heel even voor een prachtig uitzicht. Dan schuift de grijze massa
alles weer dicht en verdwijnt de scheiding tussen water en wolken. Beneden zie
ik hoe een oudere man zijn knalgele, gestroomlijnde bootje achter in een auto
schuift en hoe hij in zijn zwarte thermopak achter het stuur kruipt en
vertrekt. De parking is verlaten, enkel nog mijn motor, het klotsen van de
golven en de wind.
Afgelopen nacht werd ik tweemaal wakker. De eerste keer vond ik amper
de kracht om op te staan. De kamer en het bed voelden leeg aan en door het
kleine dakvenster gleed maanlicht op het voeteind van het bed. Buiten was het
gestopt met regenen en de hemel was helder. De Grote Beer zat pal voor mij en
links in de verte aan de horizon zag ik de gloed van een stad, ik vermoedde
Calais. De tweede keer huppelde ik als een oude bok naar het toilet beneden. De
vloer was zo verdomd koud dat ik me haastte om terug onder de warme dekens te
verdwijnen. Op exact het zelfde uur als de ochtend daarvoor werd ik voor de
derde keer wakker. En toen ik de gordijnen openschoof begon de zon net als een
grote oranje fluorschijf aan haar klim. Eén minuut later was het licht al zo
fel dat er van de oranjekleur niet veel meer overbleef. Maar het weer zag er
stralend uit en ik wou zo snel mogelijk naar buiten. Ik reed helemaal tot aan
Cap Blanc-Nez en doorkruiste het golvende landschap op zoek naar plekjes. Het
was heerlijk om de frisse zeelucht te voelen en te rijden langs verlaten
weggetjes. Voorbij Escalles krijg ik boven op een heuvel een mooi uitzicht over
Calais dat baadt in een grijze , dikke nevel die alle contouren omfloerst en,
hoe danig ik ook mijn ogen inspan, ik krijg geen scherp beeld van de einder.
De parking van Cap Blanc-Nez is zo goed als leeg. Ik wandel naar boven
tot bij het uitkijkpunt rond het monument en net als ik terug weg wil gaan
komen er toeristen drupsgewijs naar boven. Een ouder koppel dat meteen naar de
balustrade
vooraan loopt, richting Engeland kijkt, ziet dat dat niet te zien is en maakt meteen
rechtsomkeer richting parking. Toch maar even blijven kijken wat hier nog
allemaal naar boven komt. Drie vrouwen, laat-middelbare leeftijd, mooi op een
lijntje achter elkaar. Ze zwijgen geen seconde. In kneuterig Engels en met veel
oohs en ahs. De middelste, pikzwart haar en een knalrood jasje, voert het
commando en weet de andere twee te vertellen dat ze absoluut de Flame moeten
zien. Oh yes, youve got to see that for sure, the flame, where is the flame?
Ze loodst haar gezelschap helemaal rond het monument en kijkt op iedere hoek
verwonderd alsof de geroeste ankers die er nu liggen op elk ogenblik vuur
zullen vatten. De oudste van de drie loopt al minutenlang met haar mobilofoon
tegen haar oor gedrukt en zegt geen woord. Plots doet ze haar vriendinnen teken
om te zwijgen. Ze heeft blijkbaar verbinding met Engeland.
How is the weather in Kent ?, roept ze. I cant hear you...
Ja, als ze zo blijft roepen horen ze het straks in Kent wel, de Engelse
kust is amper veertig kilometer verderop. En dat weet ik omdat er hier boven
een mooie gedenkplaat is aangebracht op de plaats waar het toen almachtige
Duitse leger een gigantisch kanon had gebouwd, het Lindeman-project. Fotos
tonen hoe een kanon met een loop van twintig meter lengte projectielen van ruim
één ton probleemloos naar de overkant tot in Kent kon keilen.
Het is bijna middag en ik rijd terug naar beneden, tot aan het strand
van Escalles. De zee is ver teruggetrokken en trosjes toeristen lopen af en
aan. Naast de parking staat al zo lang ik deze plek ken een frituur. Ik kan het
niet laten. Een kleintje met mayonaise en een merguez. De jonge mensen die voor
mij iets bestelden wilden, naast zout, ook azijn op hun frieten... En toen ik
mijn bestelling deed vroeg de frietmadam: Vous êtes Belge ? Zij kent je
nationaliteit aan de saus die je bestelt. En de mensen voor mij, waar kwamen
die vandaan ?, vroeg ik. Anglais. En ze schatert het uit. Ici, vous oubliez
votre boisson ! Typisch voor mij. Ik verorber mn maaltijd beneden tussen de
rotsen en wandel dan tot aan de vloedlijn. Een oude, graatmagere hond snuffelt
aan mn been en blijft staan. Ik streel hem voorzichtig en het dier geniet er
van. Ik zie rondom mij nergens iemand die bij het dier hoort en probeer hem uit
te leggen dat het zo wel voldoende is. Hij blijft staan. Dan duikt er zo maar
uit het niets een meisje van zes à zeven jaar op dat zegt : Il sappelle Sam,
il est masculin et il a quatorze ans ! Ik wil ze samen op de foto maar Sam komt
telkens naar me toe. Ik leg haar uit dat ik geen foto kan nemen als ze Sam niet
bij haar houdt. Het lukt uiteindelijk en ze huppelt naar met toe en kijkt eerst
nieuwsgierig naar de achterkant van mijn toestel en dan verwonderd naar mij.
Voor ik iets kan zeggen huppelt ze weer weg en rent ze dan zo snel ze kan naar
haar ouders verderop. Laat maar, denk ik en ik richt me weer op de zee. Golven
rollen eindeloos, keer op keer, en spreiden telkens een schuimpatroon, als ware
het kant, op het strand. Ik ben al een heel eind ver als ik merk dat het water
snel opkomt en ik beslis om terug te keren vooraleer ik ingesloten geraak door
het wassende water. Ik rijd verder weg van de kust en stop bij een kerkhof.
Tegenover het kerkhof ligt een grote hoop bieten en ik zoek naar de gepaste
plaats om de bieten én het kerkhof in één beeld te krijgen. op dat moment belt
Jimmy mij met nieuws over de problemen met zijn knie. Ik ga rustig op een graf
zitten en luister geduldig. Ondertussen dwalen mijn ogen over het kerkhof dat
hier afgelegen, ver van de dorpskern ligt. Eén graf trekt mijn aandacht. Een
gigantische blok mauve-kleurig marmer. Zes namen er op. Bij elke naam staat een
geboortedatum en dan een streepje. Nog geen sterfdatum. De oudste is van 1936,
de jongste van 1960. Hun hotel voor de eeuwigheid is al geboekt. En vlakbij de
ingang valt me nog een grafschrift op. De inscriptie is half vergaan maar ik
kan nog net lezen dat hier een moeder ligt, Madame Tellier, pas 38 jaar,
overleden op 16 december 1936 en in hetzelfde graf haar zoontje, Pierre Tellier
slechts 9 dagen oud en overleden op 21 december 1936. Reken zelf maar eens, van
zon situatie word ik alvast heel stil.
Ik arriveerde gisteren namiddag. Mijn verblijfplaats voor één week is
een klein huisje vlakbij Cap Gris-Nez. Ik heb er al het nodige om comfortabel te
zijn: keuken, badkamer, toilet, woonkamer, een grote tafel, een bed. En er is
warm water. En het is er stil, heel stil...
Het raam voor mij geeft uitzicht op een geploegde akker. In de verte
zie ik de huizen van Audinghen. Jammer dat hier geen groot raam is geplaatst.
Ik heb voortdurend de neiging om mn hoofd links en rechts te bewegen om zo
langsheen de brede plastieken vensterboord te kijken. Want precies in het
midden van mijn blikveld maakt de weg een s-beweging en zie ik af en toe autos
af en aan rijden. Het is zondag vandaag en dagjestoeristen rijden af en aan.
Aanvankelijk slechts sporadisch maar tegen de middag wordt het alsmaar drukker.
Ondanks de wind en de regenbuien is deze plek drukbezocht. Vanuit Cap Gris-Nez
heb je heel dikwijls de kans om de Engelse kust te zien, de White Cliffs of
Dover.
Ik kleed me warm en trek er op uit, gewapend met mn analoge grootbeeld
fotocamera, mét zwart-wit filmpjes, Back-to-Basics. De wind op kop en een
fijne regen die onophoudelijk in mn gezicht striemt. Dit wordt niets, denk ik,
en ik volg een landwegel die naar de zee leidt. Vlakbij het water, bovenop een
hoge klif probeer ik een foto te maken van de kustlijn. De wind beukt nu
letterlijk op me in en het kost me grote moeite om de camera stil te houden,
zelfs op statief. Twee tellen later begint het hard te regenen en ik moet halsoverkop
vluchten naar een bunker in de buurt. De ingang is dichtgemetseld en ik zoek
schutting aan de zijkant tegen wind en regen. Tien minuten later schijnt de zon
weer en dikke pakken grijze wolken jagen koortsachtig landinwaarts. En weer
enkele minuten later regent het weer. Ik heb er genoeg van en wil terug naar
mijn huisje. Algauw blijkt dat ik op korte tijd toch heel wat afstand had
afgelegd. Ik volg nu de rijweg en heb voortdurend de indruk dat ik in een grote
boog rond mn bestemming loop. Mijn GPS, in wandel-modus, vindt geen
satellieten en is hier bijgevolg waardeloos. Aan de horizon, landinwaarts,
tekent de zon met haarscherpe contouren gigantische wolkenformaties in goudgele
kleuren. Dit is de Côte dOpale.
Ik ben zo moe dat ik rond twee uur boven op mn bed in slaap val. Buiten
hoor ik nog heel even hoe dikke, zware druppels op het dak roffelen maar dan
droom ik van onsamenhangende dingen. Twee uur later word ik versuft wakker. Het
is echt geen weer om buiten te lopen en ik heb absoluut geen inspiratie om mijn
scenario te schrijven. Ik orden mijn fotogerief en probeer wat te lezen. In de
late namiddag maak ik rijst klaar en ik besluit om nog een tochtje met de motor
te maken. Het regent nog wel maar ik moet er even uit. Ver rijd ik niet, het
wordt stilaan donker en overal schuiven grijze wolkendekens meer en meer naar
elkaar toe. Ze sluiten deze dag zorgvuldig dicht en dan gaan de sluizen weer
open. Ik ben net op tijd terug thuis om niet kleddernat te worden. Warme thee
en vroeg gaan slapen.