Nul uur drieëndertig, het is dus al maandag vandaag. Het is na halféén en ik kan nu pas de foto's van gisteren plaatsen, trouwens, voor mij is 'gisteren' alsof het nog vandaag was, als je begrijpt wat ik bedoel. Neen, waarschijnlijk niet maar laat maar zitten, het maakt eigenlijk allemaal niet zo veel uit. Het is eigenlijk evident dat ik de foto van 'vandaag' pas 's avonds laat on-line zet en de meeste bezoekers van dit blog of van mijn website hem pas de volgende dag zien. Soit. Het begon gisteren allemaal op weg naar Sint-Laureins. Een waterzon, een handvol schuchtere wolken en twee eenzame bomen langs de expressweg. En even later, als de zon net voor ze verdwijnt nog vluchtig een gouden glinstering op het Leopoldskanaal schildert, een paar rasechte dorpsfiguren op hun vertrouwde stek aan de brug.
Geen wereldschokkende gebeurtenis maar ik vind het toch wel straf dat Kris, al zo lang ik hem ken en dat is toch al ongeveer twintig jaar, dagelijks met zijn kleine motor op en af rijdt van Gent naar Brussel en terug, om er te werken bij Panasonic. Ik herinner me ook heel levendig hoe Kris enkele jaren geleden een depressie nabij was toen z'n rode Honda voor zijn deur was gepikt. Enkele dagen later werd z'n lieveling gelukkig teruggevonden. Nooit een droeviger mens gezien als Kris toen.
Het regent. Op weg naar de bakker houdt een man mij tegen.
"Menier, numéro 15 Géé, waar es daddieverans?", "De Sent-Antoniuskaue, daddes toch hier, woar?"
"Euh,..."
We staan vlakbij de 'Brug der Keizerlijke Geneugten" en de beeldhouwwerken van Walter De Buck. Daar rechtover is de Sint-Antoniushof
Ik loods hem naar blok G en ga mee binnen.
"'k Moe op numéro 15 Géé zijn, bij iefra Jeannette!"
Ik zoek het naamplaatje van juffrouw Jeannette en toon hem waar de bel is Hij duwt op naamplaatjes en bellen, en verontschuldigt zich ondertussen voortdurend.
De stem van Jeannette weerklinkt luid door de parlofoon en de man springt als een salamander tegen de muur om alles goed te kunnen horen.
Ik weet niet waarom of hoe het komt maar tussen mijn woning en de kinderopvang, pakweg amper duizend meter, kwam ik vandaag twee broeken tegen. Gewoon op de stoep, zonder aanleiding, zonder meer... Twee broeken. Hier en daar staan enkele hopen groothuisvuil maar deze broeken lagen niet eens in de buurt ervan. Er zijn van die dagen en dit is er één van. Deze morgen vertrok mijn teerbeminde voor haar eerste werkdag en, eerlijk gezegd, ze zag er allesbehalve opgewekt uit toen ze in de lift stapte. "Welnee, ik ben niet zenuwachtig", zei ze. De liftdeur schoof dicht en weg was ze. Ik wist dat haar hart harder bonsde dan normaal en dat er toch enige vorm van nervositeit te bespeuren was. Als je zeven jaar onafgebroken, dag en nacht bij elkaar leeft dan herken je die symptomen wel.
Het is morgen Mía's eerste werkdag en alle mogelijke kuren worden zorgvuldig afgewerkt. Manicure, pedicure, ontharing, hoofdhaar wassen, enz.... Ik geniet stilletjes van zo veel zorgvuldigheid. We drinken samen een glas rosé in de badkamer.
De man op de 'Hipstamatic'-foto is Uzgur, uitbater van een pasta-restaurant in Gent. Er hangen momenteel in zijn restaurant een reeks zwartwit foto's van mij.
Het kan ook moeilijk anders, Charlie zal in het komende jaar meermaals het onderwerp van mijn dagelijkse foto zijn. Hij kent ondertussen de camera al redelijk goed en hij begint zelfs een beetje te acteren. voor diegenen die het nog niet gezien hadden, en voor diegenen die het óg eens willen zien, dit is de link naar de nep-commercial die ik enkele maanden geleden maakte en waarin Charlie voortreffelijk de hoofdrol speelt : http://www.vimeo.com/19786519 Vandaag proefde hij voor het eerst tartaarsaus en maakte daarbij zo'n grappige grimassen dat dit uiteraard mijn foto van vandaag werd.
Ofwel hebben ze per ongeluk veel te veel dakpannen besteld,
ofwel vinden ze dakpannen gewoon het einde,
ofwel heeft hun architect hen goed liggen,
ofwel doet hij in dakpannen,
of,...
"Weet ge wat, Mariette, er staat hier dat dees pannen goed isoleren, het water goed buiten houden, dat er praktisch geen onderhoud aan is en dat het redelijk goeiekoop is, we gaan dat overal placeren, der zijn dan geen discussies nie meer over hoe dan de voegen moet'n zijn, donker of bleek. En, we gaan iet hen dadden' ander nie jét!"
De Gentenaars kunnen niet meer wachten!... Elke gelegenheid om feest te vieren en een try-out van de Gentse-Feesten te organiseren wordt in deze stad gretig aangenomen en in no-time wordt er op Sint-Jacobs een podium neergepoot, worden er tapkranen en eettenten geïnstalleerd en worden studenten opgetrommeld. Het is al na tien uur en volop volle maan als ik op stap ga. Er is geen kat te bespeuren en mijn stappen klinken hol op de hobbelige straatstenen. Voorbij het Gravenkasteel wordt het drukker op straat en de eerste tekenen van dronkenschap melden zich; vier opgeschoten slungels keilen onder luid gejoel lege bierblikken in het water. "Foto mijnheer, foto!" Ik heb dovemansoren en duw m'n kin wat dieper in de kraag van mijn bodywarmer. Voorbij de Vrijdagmarkt hoor ik al hoe een schreeuwerige stem de massa probeert mee te krijgen. Overal slingeren lege blikjes en versplinterde plastic bekers. Ik zie het echt niet zitten om mij tussen de massa te begeven en blijf wat op afstand. En eigenlijk hoef ik al niet verder meer te gaan. Ik ben naar hier gekomen om mijn foto-van-de-dag te nemen en voilà, hier is hij! De burgemeester én een enthousiaste Belg in één beeld. Ik wandel nog even verder en vlak voor de Vlasmarkt passeert het stadshoofd mij en als ik het hem vraag poseert hij met plezier. Politiemensen kijken van op afstand en verwelkomen hun baas met een overdreven vriendelijkheid. De massa volk staat hier heel dicht op mekaar geplakt en het is moeilijk om je er een weg doorheen te banen. Een vriend belt me op en we spreken af op een rustiger plaats, ver van het volksfeest. Het is kwart vóór middernacht. Anderhalf uur later passeer ik weer voorbij de Vlasmarkt en Sint-Jacobs en de menigte is flink uitgedund. Er valt hier niets meer te beleven en ik ga naar huis. Op de Vrijdagmarkt kom ik Walter De Buck tegen. Straal. "Ah, Walter, mag ik een foto nemen?" Hij blijft staan, wiebelt heen en weer, probeert zijn ogen wat wijder open te trekken, wat niet al te goed lukt, laat een ferme bierboer en zucht: "Nieje manneke, gij meugt da nie..." en hij duwt me opzij en stapt verder in de richting van Dulle Griet. Oké, da's duidelijk en trouwens, ik had mijn foto van vandaag al.
Ik zou vandaag absoluut géén Valentijn-foto nemen! Ik was amper vijf minuten op weg richting stad, stapte op de tram, ging zitten en... jawel!
Twee Pakistani's kwetterden er op los als een koppel pyrussen. De tram was nagenoeg leeg en enkel achter mij stond een mevrouw met het meest oranje jasje wat ik ooit zag. Ik vroeg me al jaren af of het glasraam van café de reisduif gestolen is of eerlijk gevonden of gekocht. Iedereen die wat vertrouwd is met de streek tussen Gent en Aalter en al boven de veertig is kent ongetwijfeld het ondertussen ter ziele gegane café de reisduif in Hansbeke. Het was een hilarisch estaminet, gekend en bekend bij arm en rijk, het was een bezienswaardigheid. Toen ik er de eerste keer kwam in 1977, leefde de oude moeder van Leon de cafébaas nog en het café puilde uit van het volk. Zoals elk weekend eigenlijk. Het kleine kamertje waar de toog stond -zonder tapkraan, alles uit het flesje- zat afgeladen vol, de rook was er te snijden en er heerste een kabaal van lallende dronken mannen, schuine moppen, bulderende lachsalvo's en rockmuziek. Voortdurend werden bakken bier van buiten gehaald en Leon wipte het ene kroonkurkje na het andere door het café. De kleine boomgaard vóór café de reisduif lag trouwens bezaaid met kroonkurken, duizenden! De moeder van Leon, een besje van een eind in de tachtig, zat naast de Leuvense stoof in het vertrek ernaast. Er was geen plaats meer in het café, zelfs niet om recht te staan, dus ging iedereen maar bij moeder aan de stoof zitten. Meestal viel ze rond tien uur al in slaap, ondanks het lawaai en de drukte. Schitterende tijden!
Vandaag een complete rustdag. Althans, als je het ziek zijn van Charlie onder de afdeling 'rust' catalogeert. De koorts, het huilen, alles was er weer, net zoals enkele dagen geleden. Dus werd het een zondag in de sofa. Heel even kon ik toch de nieuwe schoenen die ik gisteren kocht aanpassen en ze "terten", zoals mijn moeder zaliger het altijd zo mooi zei. Nieuwe schoenen moest je altijd "terten", er een poosje mee stappen om ze in te lopen, om ze gewoon te worden.
De kop is er af, de eerste week is voorbij, de voorbije zeven dagen zijn geschiedenis en ik begin er weer zin in te krijgen. Nog éénenvijftig weken te gaan, nog driehonderdachtenvijftig dagen en minstens zoveel foto's. Het viel me vandaag weer op hoeveel schroom ik soms heb om een foto te maken en hoe weinig van diezelfde schroom ik dan weer heb op andere momenten. Momenten dat ik niet nadenk maar gewoon doe. Op straat fotograferen blijft indringen in 's anders privacy. Eergisteren nog zat ik op de tram en bij een halte zie ik door het raam een jonge vader en z'n dochtertje zitten op de bank in de halte. Een prachtig beeld, en toch reageerde ik niet. M'n toestel rust op mijn knieën, ik hoefde maar even m'n arm op te heffen en klik! Het meisje kijkt naar iets wat ze ergens boven op de tram ziet en de vader kijkt kei-droevig, dromend voor zich uit. Een ijl moment, perfecter kon bijna niet. En toch drukte ik niet af. Bang dat de man verontwaardigd zou opstaan en me afblaffen "Dat doe je toch niet! Waarvoor moet dat dienen?!" Bang om binnen te dringen in hun wereld. Ik weet het niet... Van zodra de tram zich terug in beweging zet vervloekte ik mezelf wel duizend keer en wist ik dat ik iets moois had laten liggen. Het blijft me overkomen. Vandaag bleef het beeld van de man en zijn dochtertje mij nog steeds achtervolgen. Dàt moment komt nooit terug maar ik weet ook dat er nòg betere zullen komen.
Het was vandaag een dag met ups en downs. Van euforie naar bezorgde schrik. Mía kreeg vanmorgen te horen dat ze was aanvaard voor de job bij Volvo en in de vooravond moesten we naar de spoed met Charlie. De kleine peuter had een behoorlijke griep te pakken en was zo slap als een vod, huilde en jammerde constant en wij wilden geen risico's nemen. De wachtzaal op de spoedafdeling zit ei zo na vol. Gelukkig schuiven de patiënten vrij snel door. Het lijkt bij momenten wel een kermisattractie. Klak! Tsjjjj...: het geluid van de hydraulische pomp als de brede deuren met een zwaai open zwieren en er een bed of kar binnen of buiten rijdt. En achter je weer hetzelfde, klak! Tsjjj..., next level. We worden vrij snel geholpen door een verpleger die niet wil weten van een koortsthermometer onder Charlie's oksel, in de poep en nergens anders! Hij verdwijnt al na amper 1 minuut achter het gordijn dat hij met een stevige ruk dichtschuift. 37,9°, de koorts is al verminderd. Er heerst een gecontroleerde drukte op de spoedafdeling. Er zijn zes gescheiden ruimtes, elk afgesloten met een gordijn dat tot op dertig centimeter van de grond hangt. Een stokoude Turkse vrouw wordt in de sliet rechtover ons binnengerold. Haar ganse achterban huppelt er achteraan. Het personeel moet één van hen voortdurend aanmanen om niet voortdurend rond te lopen. Door een kier zie ik de oude, echt stokoude vrouw, half weggezakt in het bed, buisjes in beide neusgaten en in haar opengevallen, tandeloze mond. In de box ernaast huilt een kind onophoudelijk. Een verpleger gaat er binnen en ik zie nog net hoe het kind al een hospitaalkleedje heeft aangekregen. Mía en ik kijken elkaar bang aan. Straks moet Charlie hier ook blijven omdat hij een of ander virus heeft opgelopen en, en..., en... bezorgde ouders. De afdeling hier zit vol met bezorgde mensen. Iedereen wil dat hij het eerst wordt geholpen. Op de gang hoor ik hoe een verpleegster haar stem een klein beetje verheft :"Er zijn hier nog zieke mensen, mijnheer, en die wachten hier allemaal op de dokter. Gaat u maar terug, wij komen naar u, u moet niet steeds naar ons komen"! Twee verpleegsters schuifelen bij ons binnen, nemen bloed en verdwijnen even zwijgzaam als ze gekomen zijn. Het duurde amper honderd seconden. En nu wachten... wachten, en nog eens wachten. Charlie ligt op mij en ademt zwaar. Af en toe jammert hij zachtjes. Hij is doodmoe maar heeft waarschijnlijk spierpijn als gevolg van z'n griep en kan de slaap niet vatten. Ik probeer een ietwat comfortabele houding te vinden op het smalle ziekenhuisbed en na een halfuur slaapt hij. Op de gang is het plots drukker geworden. Mía schuift het gordijn wat opzij en we zien fluororanje jassen van de hulpdiensten. Er worden patiënten van het ene bed naar het andere overgeheveld, baxters en slangetjes raken in de war, een oude man die wordt opgenomen weigert pertinent z'n pet af te zetten en zijn dochter, ook al de vijftig voorbij, excuseert zich hiervoor wel honderd keer. Er wordt gelachen op de gang, twee boxen verder huilt een klein meisje. Na anderhalf uur wachten komt een dokter ons zeggen dat er niets ernstigs aan de hand is met Charlie. Gewoon een stevige griep. Oef!...
De buschauffeur was zo vriendelijk om toch nog te stoppen en me te laten instappen. Eigenlijk had ik hem nét gemist, de bus. Een dof-warme lucht blaast onophoudelijk doorheen het voertuig en de weinige reizigers hebben allemaal een maandagochtend-gezicht. Aan de Zuid stap ik over op tram 21. Hier hangt niet zo'n warme lucht maar de gezichten staan evenveel op maandagochtend. Ik ben een gelukkig man, ik kreeg gisteren van mijn allerliefste het schitterend fotoboek van Lieve Blancquaert kado. Overal in de stad prijken grote affiches. Ik vraag me al de ganse tijd af hoe wokkels smaken.