Het is 31 oktober en het regent. Mooi weer zou vandaag ongepast zijn. Om exact 10u klikt de voordeur achter mij in het slot en ik stap over de natte kasseien langs de Antoniuskaai naar de bakker. De rij wachtenden is lang, zoals altijd op zondag en rond dit uur. Het is ook een kleine bakkerij en er is meer ruimte voor taarten en gebak dan voor klanten.
"De volgende alstublieft!"
Een franssprekend echtpaar geraakt het niet eens over hun bestelling. Bovenop vier baguettes en een resem koffiekoeken willen ze, net als de winkeljuffrouw heeft afgerekend, nog iets. Hij wil nog een extra koek 'au chocolat' en zij wil 'croissant aux amandes'. De lomperik voor mij kijkt geïrriteerd om. Ik zie hem in plat Gents denken: "Onnoezele Frangskiljons!" Hij ziet er uit als een overjaarse hooligan, beige regenjas, blauwe trainingsbroek met witte bies en grote witte sportschoenen. Onder zijn witte neus staat een stevige vaalgrijze snor en hij perst z'n lippen stevig op elkaar. Zijn één hand in de zak van z'n regenjas, in de andere hand een grote, blauwe shopping-bag van slagerij Antonius in Ledeberg.
"De volgende alstublieft!" Gelukkig voor mij bestelt de gewone juffrouw m'n voorhanger, ik word besteld door een knappe jonge Turkse. Misschien niet echt knap maar ze heeft iets speciaals, iets Oosters, iets exotisch. En dit mag toch wel even op zo'n druilerige dag.
"Ik had graag een abdijbrood, niet gesneden, drie croissants en een afspraak".
"Niet gesneden?"
"Neen, niet gesneden".
"Drie croissants, en ?"
"En een afspraak", zeg ik.
Ze houdt de witte zak met de croissants open en kijkt eerst mij verwonderd aan en dan heel even vluchtig naar de rij wachtenden. Niemand merkte iets op, ze lezen allemaal het Zondagsblad. Het meisje kijkt me nog altijd sprakeloos aan en haalt dan snel met haar vrije hand even door haar gitzwarte haar. Onder de dikke laag make-up stijgt ondertussen van uit haar hals een vurig rood.
Ik kijk kinwrijvend naar de taartjes in de koeltoog, alsof ik maar niet kan beslissen of het kersen, banaan of aardbeien gaan worden, of marsepein.
"Ja, dat is alles", zeg ik plots zelfzeker en ik kijk haar straal recht in de ogen. Wat een prachtige diepzwarte kijkers! Maar ze schudt heel even haar hoofd alsof ze wakker schiet na een kort en onverwacht slaapje. Ze is duidelijk uit haar evenwicht en haar fijne hand zwaait kleine cirkeltjes boven de toetsen van de kassa. Ze moet uiteindelijk twee keer het bedrag intikken en corrigeren alvorens ze mij met een licht haperende stem kan zeggen dat het vijf euro veertien is. Ik voel haar blik nu branden op mijn muts, want ik buig het hoofd om de muntjes in mijn geldbeugel te herkennen. Ik kijk niet op.
"Wilt u een zakje?", probeert ze nog.
"Ah neen, een klein broodje, drie croissants en een afspraak, dat zal wel gaan", en ik draai me om en wurm mij een weg tussen de krantenlezers. Het regent nog altijd op de Antoniuskaai en ik stap stevig door. Na honderd meter durf ik even achterom kijken. Neen, ze is niet gevolgd, gelukkig maar want ik ben een gelukkig getrouwde vijftiger met een kersvers zoontje van één jaar. Maar m'n vlegelstreken ben ik nog niet verleerd, gelukkig maar.
"Hallo?" "Ja, k' ben te kik hé" "Ah ja, wat nieuws?" M'n ex belt. "Ik heb hier een overlijdensbericht ontvangen". "Ja,... en,...?", aarzel ik. "Uwen ouden baas, Anseeuw is overleden". Ik hoor de rest al niet meer. Nog iets van -dat ze mij de brief zal doorsturen en of ik haar kaartje van medeleven wil meenemen- want, "Jij zal wel zeker naar de begrafenis gaan hé".
Zaterdagmorgen. Het regent zachtjes als ik op de motor zit, richting Beernem. De begrafenis is om 10:30u en ik zal, zoals altijd, niet te vroeg zijn. Vooral niet als ik, eens in Beernem, constateer dat ik niet weet in welke kerk de uitvaartdienst plaatsvindt en ik, natuurlijk, eerst bij de verkeerde kerk sta te blinken. Maar uiteindelijk kom ik toch nog op tijd bij de juiste kerk.
De begrafenisplechtigheid is sober. Net als de kerk. een modern bouwwerk met hoge, brede, witgeschilderde muren zonder versieringen. In het midden, achter het altaar hangt een groot kruisbeeld en door de verlichting vallen achteraan op de halfronde muur twee schaduwen. Eén beeld, drie kruisen. Een perfecte drievuldigheid. Ik sta helemaal achterin en door de galm in de kerk versta ik nauwelijks iets van wat er vooraan wordt verteld. Ik zie z'n kinderen die iets voorlezen en ik vang af en toe wel een flard op van wat ze zeggen. Mijn gedachten dwalen naar 1975. En ik zie mezelf naar voor stappen, achter het katheder gaan staan en uit m'n binnenzak haal ik de tekst die ik onderweg naar hier heb geschreven. Iedereen kijkt wat verwonderd op, een licht gemompel golft door de kerk.
De Meester, en zo noem ik Diederik, mijn Meester, want hij was tenslotte zes jaar lang mijn leermeester in optiek geweest, hij vindt dus dat deze dienst heel keurig is, met een Requiem en een Gregoriaans koor, een familielid op gitaar en dan nog wat voordragen uit zijn eigen werk, allemaal heel mooi, maar de priester heeft het daarnet nog gezegd : de Meester was vooral iemand die hield van humor, en dat missen we hier. Hij was inderdaad altijd te vinden voor een humoristische noot. En ik heb wat afgelachen met de Meester. Hij hield ervan om te spelen met taal. Om vliegensvlug woorden om te keren en letters door elkaar te gooien zodat de meest hilarische zinsconstructies ontstonden. Na enkele jaren hadden wij een eigen taal ontwikkeld en gebeurde het meermaals dat we in het kleine atelier achter de winkel zo hard moesten lachen dat de tranen over ons wangen rolden. Hij wist ook perfect hoe ver hij kon gaan bij klanten. Hij wist dat, toen hij bezig was met een klant vooraan in de winkel, ik achteraan hen via een spiegel in de gaten kon houden en hij was voortdurend bezig om via kleine signalen, een minuscuul gebaar of een grimas, mij aan het lachen te brengen. Zonder weliswaar zijn beroepsernst te verliezen. Want dat was hij wel, eerlijk en professioneel. Hilarisch was die keer toen een oud ventje het atelier binnen schoffelde en vroeg hoe lang hij daar nog moest zitten wachten op die stoel. We keken verwonderd naar elkaar en begrepen eerst niet wat er gebeurde. Waar kwam dat ventje vandaan en wat zei hij nu? De Meester herinnerde zich plots dat hij die ochtend iemand op de refractiestoel had laten plaatsnemen voor een ogentest. Die ogentests gebeurden in een kleine kamer tussen de winkelruimte en het atelier. Maar toen zijn er verschillende klanten binnengekomen en de Meester was de oude man gewoon vergeten. Meer dan twee uur heeft de man daar stil zitten wachten! Of die keer dat het nieuwe keukenhulpje voor het eerst zeetong moest bakken en ze bloemsuiker in plaats van bloem had gebruikt. Gekaramelliseerde zeetong, wekenlang plezier hebben we daarmee gehad! En de gloriedagen van 'Den Barcelona', heerlijke tijden waren het! Diederik's vader was een fervente duivenmelker en hij deed regelmatig mee aan prijsvluchten. Eén keer per jaar moest alles wijken voor die ene, belangrijke vlucht. De duiven werden de vrijdag gedropt in Barcelona en konden onmogelijk tegen 's avonds terug in België zijn, ze moesten ergens overnachten. Die bewuste zaterdag was de Meester niet in zijn winkel te houden. Hij volgde de race van minuut tot minuut en de Anseeuws hadden blijkbaar één goeie lange-afstandsvlieger want op een bepaald moment, nog een hele poos voor de middag dook die bewuste duif al het kot binnen en het bleek dat het diertje héél vroeg was! Het jaar daarop deed Sylvester, zo heette die duif, het nog eens maar toen vergiste vader Anseeuw zich en stopte de ring in een verkeerde klok zodat ze de 'constateur' moesten openbreken en ze zo kostbare tijd verspilden. Hilarische tijden waren het.
En hij had het plan om volgend jaar zijn stagiairs van toen eens allemaal uit te nodigen om bij een gezellig diner verhalen op te dissen. We zullen het zeker doen, volgend jaar, dan zal het vijftig jaar Optiek Anseeuw zijn, maar het zal zonder jou zijn, Meester. Het ga je goed op je verre reis, ik denk met plezier en respect terug aan onze tijd samen. En bedankt! bedankt voor je wijsheid en je humor.