Afgelopen nacht werd ik tweemaal wakker. De eerste keer vond ik amper
de kracht om op te staan. De kamer en het bed voelden leeg aan en door het
kleine dakvenster gleed maanlicht op het voeteind van het bed. Buiten was het
gestopt met regenen en de hemel was helder. De Grote Beer zat pal voor mij en
links in de verte aan de horizon zag ik de gloed van een stad, ik vermoedde
Calais. De tweede keer huppelde ik als een oude bok naar het toilet beneden. De
vloer was zo verdomd koud dat ik me haastte om terug onder de warme dekens te
verdwijnen. Op exact het zelfde uur als de ochtend daarvoor werd ik voor de
derde keer wakker. En toen ik de gordijnen openschoof begon de zon net als een
grote oranje fluorschijf aan haar klim. Eén minuut later was het licht al zo
fel dat er van de oranjekleur niet veel meer overbleef. Maar het weer zag er
stralend uit en ik wou zo snel mogelijk naar buiten. Ik reed helemaal tot aan
Cap Blanc-Nez en doorkruiste het golvende landschap op zoek naar plekjes. Het
was heerlijk om de frisse zeelucht te voelen en te rijden langs verlaten
weggetjes. Voorbij Escalles krijg ik boven op een heuvel een mooi uitzicht over
Calais dat baadt in een grijze , dikke nevel die alle contouren omfloerst en,
hoe danig ik ook mijn ogen inspan, ik krijg geen scherp beeld van de einder.
De parking van Cap Blanc-Nez is zo goed als leeg. Ik wandel naar boven
tot bij het uitkijkpunt rond het monument en net als ik terug weg wil gaan
komen er toeristen drupsgewijs naar boven. Een ouder koppel dat meteen naar de
balustrade
vooraan loopt, richting Engeland kijkt, ziet dat dat niet te zien is en maakt meteen
rechtsomkeer richting parking. Toch maar even blijven kijken wat hier nog
allemaal naar boven komt. Drie vrouwen, laat-middelbare leeftijd, mooi op een
lijntje achter elkaar. Ze zwijgen geen seconde. In kneuterig Engels en met veel
oohs en ahs. De middelste, pikzwart haar en een knalrood jasje, voert het
commando en weet de andere twee te vertellen dat ze absoluut de Flame moeten
zien. Oh yes, youve got to see that for sure, the flame, where is the flame?
Ze loodst haar gezelschap helemaal rond het monument en kijkt op iedere hoek
verwonderd alsof de geroeste ankers die er nu liggen op elk ogenblik vuur
zullen vatten. De oudste van de drie loopt al minutenlang met haar mobilofoon
tegen haar oor gedrukt en zegt geen woord. Plots doet ze haar vriendinnen teken
om te zwijgen. Ze heeft blijkbaar verbinding met Engeland.
How is the weather in Kent ?, roept ze. I cant hear you...
Ja, als ze zo blijft roepen horen ze het straks in Kent wel, de Engelse
kust is amper veertig kilometer verderop. En dat weet ik omdat er hier boven
een mooie gedenkplaat is aangebracht op de plaats waar het toen almachtige
Duitse leger een gigantisch kanon had gebouwd, het Lindeman-project. Fotos
tonen hoe een kanon met een loop van twintig meter lengte projectielen van ruim
één ton probleemloos naar de overkant tot in Kent kon keilen.
Het is bijna middag en ik rijd terug naar beneden, tot aan het strand
van Escalles. De zee is ver teruggetrokken en trosjes toeristen lopen af en
aan. Naast de parking staat al zo lang ik deze plek ken een frituur. Ik kan het
niet laten. Een kleintje met mayonaise en een merguez. De jonge mensen die voor
mij iets bestelden wilden, naast zout, ook azijn op hun frieten... En toen ik
mijn bestelling deed vroeg de frietmadam: Vous êtes Belge ? Zij kent je
nationaliteit aan de saus die je bestelt. En de mensen voor mij, waar kwamen
die vandaan ?, vroeg ik. Anglais. En ze schatert het uit. Ici, vous oubliez
votre boisson ! Typisch voor mij. Ik verorber mn maaltijd beneden tussen de
rotsen en wandel dan tot aan de vloedlijn. Een oude, graatmagere hond snuffelt
aan mn been en blijft staan. Ik streel hem voorzichtig en het dier geniet er
van. Ik zie rondom mij nergens iemand die bij het dier hoort en probeer hem uit
te leggen dat het zo wel voldoende is. Hij blijft staan. Dan duikt er zo maar
uit het niets een meisje van zes à zeven jaar op dat zegt : Il sappelle Sam,
il est masculin et il a quatorze ans ! Ik wil ze samen op de foto maar Sam komt
telkens naar me toe. Ik leg haar uit dat ik geen foto kan nemen als ze Sam niet
bij haar houdt. Het lukt uiteindelijk en ze huppelt naar met toe en kijkt eerst
nieuwsgierig naar de achterkant van mijn toestel en dan verwonderd naar mij.
Voor ik iets kan zeggen huppelt ze weer weg en rent ze dan zo snel ze kan naar
haar ouders verderop. Laat maar, denk ik en ik richt me weer op de zee. Golven
rollen eindeloos, keer op keer, en spreiden telkens een schuimpatroon, als ware
het kant, op het strand. Ik ben al een heel eind ver als ik merk dat het water
snel opkomt en ik beslis om terug te keren vooraleer ik ingesloten geraak door
het wassende water. Ik rijd verder weg van de kust en stop bij een kerkhof.
Tegenover het kerkhof ligt een grote hoop bieten en ik zoek naar de gepaste
plaats om de bieten én het kerkhof in één beeld te krijgen. op dat moment belt
Jimmy mij met nieuws over de problemen met zijn knie. Ik ga rustig op een graf
zitten en luister geduldig. Ondertussen dwalen mijn ogen over het kerkhof dat
hier afgelegen, ver van de dorpskern ligt. Eén graf trekt mijn aandacht. Een
gigantische blok mauve-kleurig marmer. Zes namen er op. Bij elke naam staat een
geboortedatum en dan een streepje. Nog geen sterfdatum. De oudste is van 1936,
de jongste van 1960. Hun hotel voor de eeuwigheid is al geboekt. En vlakbij de
ingang valt me nog een grafschrift op. De inscriptie is half vergaan maar ik
kan nog net lezen dat hier een moeder ligt, Madame Tellier, pas 38 jaar,
overleden op 16 december 1936 en in hetzelfde graf haar zoontje, Pierre Tellier
slechts 9 dagen oud en overleden op 21 december 1936. Reken zelf maar eens, van
zon situatie word ik alvast heel stil.
Ik arriveerde gisteren namiddag. Mijn verblijfplaats voor één week is
een klein huisje vlakbij Cap Gris-Nez. Ik heb er al het nodige om comfortabel te
zijn: keuken, badkamer, toilet, woonkamer, een grote tafel, een bed. En er is
warm water. En het is er stil, heel stil...
Het raam voor mij geeft uitzicht op een geploegde akker. In de verte
zie ik de huizen van Audinghen. Jammer dat hier geen groot raam is geplaatst.
Ik heb voortdurend de neiging om mn hoofd links en rechts te bewegen om zo
langsheen de brede plastieken vensterboord te kijken. Want precies in het
midden van mijn blikveld maakt de weg een s-beweging en zie ik af en toe autos
af en aan rijden. Het is zondag vandaag en dagjestoeristen rijden af en aan.
Aanvankelijk slechts sporadisch maar tegen de middag wordt het alsmaar drukker.
Ondanks de wind en de regenbuien is deze plek drukbezocht. Vanuit Cap Gris-Nez
heb je heel dikwijls de kans om de Engelse kust te zien, de White Cliffs of
Dover.
Ik kleed me warm en trek er op uit, gewapend met mn analoge grootbeeld
fotocamera, mét zwart-wit filmpjes, Back-to-Basics. De wind op kop en een
fijne regen die onophoudelijk in mn gezicht striemt. Dit wordt niets, denk ik,
en ik volg een landwegel die naar de zee leidt. Vlakbij het water, bovenop een
hoge klif probeer ik een foto te maken van de kustlijn. De wind beukt nu
letterlijk op me in en het kost me grote moeite om de camera stil te houden,
zelfs op statief. Twee tellen later begint het hard te regenen en ik moet halsoverkop
vluchten naar een bunker in de buurt. De ingang is dichtgemetseld en ik zoek
schutting aan de zijkant tegen wind en regen. Tien minuten later schijnt de zon
weer en dikke pakken grijze wolken jagen koortsachtig landinwaarts. En weer
enkele minuten later regent het weer. Ik heb er genoeg van en wil terug naar
mijn huisje. Algauw blijkt dat ik op korte tijd toch heel wat afstand had
afgelegd. Ik volg nu de rijweg en heb voortdurend de indruk dat ik in een grote
boog rond mn bestemming loop. Mijn GPS, in wandel-modus, vindt geen
satellieten en is hier bijgevolg waardeloos. Aan de horizon, landinwaarts,
tekent de zon met haarscherpe contouren gigantische wolkenformaties in goudgele
kleuren. Dit is de Côte dOpale.
Ik ben zo moe dat ik rond twee uur boven op mn bed in slaap val. Buiten
hoor ik nog heel even hoe dikke, zware druppels op het dak roffelen maar dan
droom ik van onsamenhangende dingen. Twee uur later word ik versuft wakker. Het
is echt geen weer om buiten te lopen en ik heb absoluut geen inspiratie om mijn
scenario te schrijven. Ik orden mijn fotogerief en probeer wat te lezen. In de
late namiddag maak ik rijst klaar en ik besluit om nog een tochtje met de motor
te maken. Het regent nog wel maar ik moet er even uit. Ver rijd ik niet, het
wordt stilaan donker en overal schuiven grijze wolkendekens meer en meer naar
elkaar toe. Ze sluiten deze dag zorgvuldig dicht en dan gaan de sluizen weer
open. Ik ben net op tijd terug thuis om niet kleddernat te worden. Warme thee
en vroeg gaan slapen.