Het was vandaag een dag met ups en downs. Van euforie naar bezorgde schrik. Mía kreeg vanmorgen te horen dat ze was aanvaard voor de job bij Volvo en in de vooravond moesten we naar de spoed met Charlie. De kleine peuter had een behoorlijke griep te pakken en was zo slap als een vod, huilde en jammerde constant en wij wilden geen risico's nemen. De wachtzaal op de spoedafdeling zit ei zo na vol. Gelukkig schuiven de patiënten vrij snel door. Het lijkt bij momenten wel een kermisattractie. Klak! Tsjjjj...: het geluid van de hydraulische pomp als de brede deuren met een zwaai open zwieren en er een bed of kar binnen of buiten rijdt. En achter je weer hetzelfde, klak! Tsjjj..., next level. We worden vrij snel geholpen door een verpleger die niet wil weten van een koortsthermometer onder Charlie's oksel, in de poep en nergens anders! Hij verdwijnt al na amper 1 minuut achter het gordijn dat hij met een stevige ruk dichtschuift. 37,9°, de koorts is al verminderd. Er heerst een gecontroleerde drukte op de spoedafdeling. Er zijn zes gescheiden ruimtes, elk afgesloten met een gordijn dat tot op dertig centimeter van de grond hangt. Een stokoude Turkse vrouw wordt in de sliet rechtover ons binnengerold. Haar ganse achterban huppelt er achteraan. Het personeel moet één van hen voortdurend aanmanen om niet voortdurend rond te lopen. Door een kier zie ik de oude, echt stokoude vrouw, half weggezakt in het bed, buisjes in beide neusgaten en in haar opengevallen, tandeloze mond. In de box ernaast huilt een kind onophoudelijk. Een verpleger gaat er binnen en ik zie nog net hoe het kind al een hospitaalkleedje heeft aangekregen. Mía en ik kijken elkaar bang aan. Straks moet Charlie hier ook blijven omdat hij een of ander virus heeft opgelopen en, en..., en... bezorgde ouders. De afdeling hier zit vol met bezorgde mensen. Iedereen wil dat hij het eerst wordt geholpen. Op de gang hoor ik hoe een verpleegster haar stem een klein beetje verheft :"Er zijn hier nog zieke mensen, mijnheer, en die wachten hier allemaal op de dokter. Gaat u maar terug, wij komen naar u, u moet niet steeds naar ons komen"! Twee verpleegsters schuifelen bij ons binnen, nemen bloed en verdwijnen even zwijgzaam als ze gekomen zijn. Het duurde amper honderd seconden. En nu wachten... wachten, en nog eens wachten. Charlie ligt op mij en ademt zwaar. Af en toe jammert hij zachtjes. Hij is doodmoe maar heeft waarschijnlijk spierpijn als gevolg van z'n griep en kan de slaap niet vatten. Ik probeer een ietwat comfortabele houding te vinden op het smalle ziekenhuisbed en na een halfuur slaapt hij. Op de gang is het plots drukker geworden. Mía schuift het gordijn wat opzij en we zien fluororanje jassen van de hulpdiensten. Er worden patiënten van het ene bed naar het andere overgeheveld, baxters en slangetjes raken in de war, een oude man die wordt opgenomen weigert pertinent z'n pet af te zetten en zijn dochter, ook al de vijftig voorbij, excuseert zich hiervoor wel honderd keer. Er wordt gelachen op de gang, twee boxen verder huilt een klein meisje. Na anderhalf uur wachten komt een dokter ons zeggen dat er niets ernstigs aan de hand is met Charlie. Gewoon een stevige griep. Oef!...
De buschauffeur was zo vriendelijk om toch nog te stoppen en me te laten instappen. Eigenlijk had ik hem nét gemist, de bus. Een dof-warme lucht blaast onophoudelijk doorheen het voertuig en de weinige reizigers hebben allemaal een maandagochtend-gezicht. Aan de Zuid stap ik over op tram 21. Hier hangt niet zo'n warme lucht maar de gezichten staan evenveel op maandagochtend. Ik ben een gelukkig man, ik kreeg gisteren van mijn allerliefste het schitterend fotoboek van Lieve Blancquaert kado. Overal in de stad prijken grote affiches. Ik vraag me al de ganse tijd af hoe wokkels smaken.
Op aanraden, of was het aandringen, van een goede vriend start ik vanaf vandaag terug met een project. Ik zal vanaf nu elke dag een foto nemen en publiceren via dit blog. Makkelijk, lijkt het, gewoon elke dag ergens een plaatje schieten en 's avonds eventjes snel het beeldje uploaden en hup! Klaar is Kees! Ja, toch?... Ik deed dit al eens in 1993, toen nog niet met digitale technologie maar met Polaroids. Elke dag één foto en dit welgeteld één jaar lang. Wat begon als een leuk ideetje werd al snel een verschrikking. Ik kon de deur niet meer uit zonder m'n polaroid camera en God, welk was nu precies het goeie moment van de dag? Het gebeurde dat ik om negen uur 's ochtends m'n foto al had maar het gebeurde meer dan eens dat ik twijfelde en dat ik dacht 'misschien kom ik straks nog wel wat beters tegen' en dat ik net voor middernacht nog ijlings de nacht indook om alsnog mijn 'foto-van-de-dag te nemen'. Want ik wou niet afwijken van m'n basis-idee om maar één foto per dag te nemen, goed of slecht, niet zeuren, geen gesjoemel. Ik heb de serie uiteindelijk feilloos kunnen afwerken. De reeks polaroids zit nu veilig opgeborgen en ik hoop er ooit eens te kunnen mee uitpakken, een expositie misschien. Je kunt ze trouwens alle 365, want 1993 was geen schrikkeljaar, bewonderen op mijn website http://www.x-itvideo.be
Vanaf vandaag, 6 februari is mijn verjaardag, ga ik dit experiment nog eens overdoen. Niet meer met polaroids maar met zowel digitale als met analoge foto's. Fotografie is ondertussen heel bepalend geworden in mijn leven en dagelijks bevries ik momenten. Beelden die er voor zorgen dat we morgen, overmorgen, volgend jaar, binnen honderd of duizend jaar nog kunnen zien hoe het er nu, in 2011 aan toe gaat. Beelden uit mijn directe omgeving, beelden van dingen die ik ervaar. Het toont, één jaar lang hoe ik naar de dingen, het leven rond mij kijk. Dit keer beperk ik mezelf niet tot het nemen van één foto. Het kunnen er meer zijn, maar minstens en zeker één. Welkom, dit wordt weer "Eén jaar uit het leven van"
Zevenduizendzeshonderd en zeven! 7607 foto's zitten er in m'n fotobestand van het afgelopen jaar. Ik schrik er zelf eventjes van. Dit is mijn overzicht van 2010:
Op 15 januari 2010 rijd ik op de middag in de mistige grensstreek tussen Kortrijk en Noord-Frankrijk. Dit stukje België is mij totaal onbekend. Een zekere tristesse sluipt iedere foto binnen en nu, bijna een jaar later, als ik naar de foto kijk, voel ik nog de bekrompen, klamme ijlheid van dat moment.
23 februari: Charlie is 6 maanden jong en verbaast dagelijks iedereen met zijn opmerkelijke ogen. Het is een opmerkelijk kind en het is een plezier om er foto's van te nemen.
Zondag 7 maart: Tulpen van de Kouter.
Zondag 11 april: Ik ga nogmaals in de Noordfranse grensstreek op zoek naar een geschikte locatie om er opnames te maken voor G.I.B. Langs een kleine landweg kom ik deze kapel tegen. Vandaag vind ik de exacte plaats niet meer terug. Het is ergens in Zwalm, langs de Frans Kouter. (merci Wim!)
14 mei: Parijs.
20 juni: Op weg naar Tsjechië. Charlie's eerste bezoek aan zijn grootouders.
2 juli: Ergens midden Tsjechië. Met een knipoog naar een foto van Michiel Hendryckx.
17 augustus: Amsterdam, in de buurt van het Centraal station.
3 september: Sinds Mía's moeder en zuster in Gent zijn wordt er heel wat gewinkeld. Dit is de roltrap van de C&A in de Veldstraat. Een winkeljuffrouw komt me al vrij snel zeggen dat het hier verboden is om foto's te nemen. Tja,...
27 oktober: Opera Gent.
13 november: Tijdens een privé-feestje in de' Knock-out' in Knokke treedt een zigeunertrio op. De man met de contrabas verstond aanvankelijk niet waarom ik de lens maar half op hem richtte en niet op de rest van het gezelschap. Hij besefte niet dat ik hem samen met een échte celebrity op de foto wou.
6 december: Mijn sinterklaasgeschenk: Jean-Luc Dehaene in een meesterlijke pose!
Heb je er wel eens aan gedacht wat er gebeurt als je achterstevoren zou leven? Lijkt me veel leuker. Om te beginnen sta je op uit de dood, een spectaculair begin...
Als je uit de kist stapt word je verwelkomt door je familie en beste vrienden,die hoef je dus niet meer uit te zoeken... en ze hebben allemaal een bloemetje meegenomen.
Dan mag je een jaar of 20 lekker doen waar je zin in hebt, kaarten, tuinieren,af en toe een uitstapje aan halve prijs,iedere dag een paar borrels en elke maand kassa kassa...pensioen.
Op een dag staat er ineens een vent voor je deur met een gouden horloge.Die biedt je meteen een goed betaalde job.
Naarmate de jaren voorbijgaan,krijg je ook steeds meer zin om te werken,je voelt je ook steeds beter, je kan zoveel roken als je wil, want je longen worden steeds schoner.Je kan drinken wat je wil, de katers worden steeds kleiner.Je raakt je buik kwijt zonder dat je er iets voor hoeft te doen.
In het begin heb je maar 1 keer sex per jaar, maar op 't laatst 10 keer per week.
Op een gegeven moment moet je naar school maar je weet alles al, dus je doet geen flikker.
En de laatste jaren van je leven kan je lekker in de zandbak spelen,zeuren en ambetant zijn, en je kan snoepen wat je maar wil want al je tanden ben je toch weer kwijt.
Dan nog een paar maanden aan een vrouwenborst sabbelen,nog 9 maanden in de warme moederschoot,en daarna verdwijn je in één allesverzwelgend, gelukzalig orgasme!
Het is 31 oktober en het regent. Mooi weer zou vandaag ongepast zijn. Om exact 10u klikt de voordeur achter mij in het slot en ik stap over de natte kasseien langs de Antoniuskaai naar de bakker. De rij wachtenden is lang, zoals altijd op zondag en rond dit uur. Het is ook een kleine bakkerij en er is meer ruimte voor taarten en gebak dan voor klanten.
"De volgende alstublieft!"
Een franssprekend echtpaar geraakt het niet eens over hun bestelling. Bovenop vier baguettes en een resem koffiekoeken willen ze, net als de winkeljuffrouw heeft afgerekend, nog iets. Hij wil nog een extra koek 'au chocolat' en zij wil 'croissant aux amandes'. De lomperik voor mij kijkt geïrriteerd om. Ik zie hem in plat Gents denken: "Onnoezele Frangskiljons!" Hij ziet er uit als een overjaarse hooligan, beige regenjas, blauwe trainingsbroek met witte bies en grote witte sportschoenen. Onder zijn witte neus staat een stevige vaalgrijze snor en hij perst z'n lippen stevig op elkaar. Zijn één hand in de zak van z'n regenjas, in de andere hand een grote, blauwe shopping-bag van slagerij Antonius in Ledeberg.
"De volgende alstublieft!" Gelukkig voor mij bestelt de gewone juffrouw m'n voorhanger, ik word besteld door een knappe jonge Turkse. Misschien niet echt knap maar ze heeft iets speciaals, iets Oosters, iets exotisch. En dit mag toch wel even op zo'n druilerige dag.
"Ik had graag een abdijbrood, niet gesneden, drie croissants en een afspraak".
"Niet gesneden?"
"Neen, niet gesneden".
"Drie croissants, en ?"
"En een afspraak", zeg ik.
Ze houdt de witte zak met de croissants open en kijkt eerst mij verwonderd aan en dan heel even vluchtig naar de rij wachtenden. Niemand merkte iets op, ze lezen allemaal het Zondagsblad. Het meisje kijkt me nog altijd sprakeloos aan en haalt dan snel met haar vrije hand even door haar gitzwarte haar. Onder de dikke laag make-up stijgt ondertussen van uit haar hals een vurig rood.
Ik kijk kinwrijvend naar de taartjes in de koeltoog, alsof ik maar niet kan beslissen of het kersen, banaan of aardbeien gaan worden, of marsepein.
"Ja, dat is alles", zeg ik plots zelfzeker en ik kijk haar straal recht in de ogen. Wat een prachtige diepzwarte kijkers! Maar ze schudt heel even haar hoofd alsof ze wakker schiet na een kort en onverwacht slaapje. Ze is duidelijk uit haar evenwicht en haar fijne hand zwaait kleine cirkeltjes boven de toetsen van de kassa. Ze moet uiteindelijk twee keer het bedrag intikken en corrigeren alvorens ze mij met een licht haperende stem kan zeggen dat het vijf euro veertien is. Ik voel haar blik nu branden op mijn muts, want ik buig het hoofd om de muntjes in mijn geldbeugel te herkennen. Ik kijk niet op.
"Wilt u een zakje?", probeert ze nog.
"Ah neen, een klein broodje, drie croissants en een afspraak, dat zal wel gaan", en ik draai me om en wurm mij een weg tussen de krantenlezers. Het regent nog altijd op de Antoniuskaai en ik stap stevig door. Na honderd meter durf ik even achterom kijken. Neen, ze is niet gevolgd, gelukkig maar want ik ben een gelukkig getrouwde vijftiger met een kersvers zoontje van één jaar. Maar m'n vlegelstreken ben ik nog niet verleerd, gelukkig maar.
"Hallo?" "Ja, k' ben te kik hé" "Ah ja, wat nieuws?" M'n ex belt. "Ik heb hier een overlijdensbericht ontvangen". "Ja,... en,...?", aarzel ik. "Uwen ouden baas, Anseeuw is overleden". Ik hoor de rest al niet meer. Nog iets van -dat ze mij de brief zal doorsturen en of ik haar kaartje van medeleven wil meenemen- want, "Jij zal wel zeker naar de begrafenis gaan hé".
Zaterdagmorgen. Het regent zachtjes als ik op de motor zit, richting Beernem. De begrafenis is om 10:30u en ik zal, zoals altijd, niet te vroeg zijn. Vooral niet als ik, eens in Beernem, constateer dat ik niet weet in welke kerk de uitvaartdienst plaatsvindt en ik, natuurlijk, eerst bij de verkeerde kerk sta te blinken. Maar uiteindelijk kom ik toch nog op tijd bij de juiste kerk.
De begrafenisplechtigheid is sober. Net als de kerk. een modern bouwwerk met hoge, brede, witgeschilderde muren zonder versieringen. In het midden, achter het altaar hangt een groot kruisbeeld en door de verlichting vallen achteraan op de halfronde muur twee schaduwen. Eén beeld, drie kruisen. Een perfecte drievuldigheid. Ik sta helemaal achterin en door de galm in de kerk versta ik nauwelijks iets van wat er vooraan wordt verteld. Ik zie z'n kinderen die iets voorlezen en ik vang af en toe wel een flard op van wat ze zeggen. Mijn gedachten dwalen naar 1975. En ik zie mezelf naar voor stappen, achter het katheder gaan staan en uit m'n binnenzak haal ik de tekst die ik onderweg naar hier heb geschreven. Iedereen kijkt wat verwonderd op, een licht gemompel golft door de kerk.
De Meester, en zo noem ik Diederik, mijn Meester, want hij was tenslotte zes jaar lang mijn leermeester in optiek geweest, hij vindt dus dat deze dienst heel keurig is, met een Requiem en een Gregoriaans koor, een familielid op gitaar en dan nog wat voordragen uit zijn eigen werk, allemaal heel mooi, maar de priester heeft het daarnet nog gezegd : de Meester was vooral iemand die hield van humor, en dat missen we hier. Hij was inderdaad altijd te vinden voor een humoristische noot. En ik heb wat afgelachen met de Meester. Hij hield ervan om te spelen met taal. Om vliegensvlug woorden om te keren en letters door elkaar te gooien zodat de meest hilarische zinsconstructies ontstonden. Na enkele jaren hadden wij een eigen taal ontwikkeld en gebeurde het meermaals dat we in het kleine atelier achter de winkel zo hard moesten lachen dat de tranen over ons wangen rolden. Hij wist ook perfect hoe ver hij kon gaan bij klanten. Hij wist dat, toen hij bezig was met een klant vooraan in de winkel, ik achteraan hen via een spiegel in de gaten kon houden en hij was voortdurend bezig om via kleine signalen, een minuscuul gebaar of een grimas, mij aan het lachen te brengen. Zonder weliswaar zijn beroepsernst te verliezen. Want dat was hij wel, eerlijk en professioneel. Hilarisch was die keer toen een oud ventje het atelier binnen schoffelde en vroeg hoe lang hij daar nog moest zitten wachten op die stoel. We keken verwonderd naar elkaar en begrepen eerst niet wat er gebeurde. Waar kwam dat ventje vandaan en wat zei hij nu? De Meester herinnerde zich plots dat hij die ochtend iemand op de refractiestoel had laten plaatsnemen voor een ogentest. Die ogentests gebeurden in een kleine kamer tussen de winkelruimte en het atelier. Maar toen zijn er verschillende klanten binnengekomen en de Meester was de oude man gewoon vergeten. Meer dan twee uur heeft de man daar stil zitten wachten! Of die keer dat het nieuwe keukenhulpje voor het eerst zeetong moest bakken en ze bloemsuiker in plaats van bloem had gebruikt. Gekaramelliseerde zeetong, wekenlang plezier hebben we daarmee gehad! En de gloriedagen van 'Den Barcelona', heerlijke tijden waren het! Diederik's vader was een fervente duivenmelker en hij deed regelmatig mee aan prijsvluchten. Eén keer per jaar moest alles wijken voor die ene, belangrijke vlucht. De duiven werden de vrijdag gedropt in Barcelona en konden onmogelijk tegen 's avonds terug in België zijn, ze moesten ergens overnachten. Die bewuste zaterdag was de Meester niet in zijn winkel te houden. Hij volgde de race van minuut tot minuut en de Anseeuws hadden blijkbaar één goeie lange-afstandsvlieger want op een bepaald moment, nog een hele poos voor de middag dook die bewuste duif al het kot binnen en het bleek dat het diertje héél vroeg was! Het jaar daarop deed Sylvester, zo heette die duif, het nog eens maar toen vergiste vader Anseeuw zich en stopte de ring in een verkeerde klok zodat ze de 'constateur' moesten openbreken en ze zo kostbare tijd verspilden. Hilarische tijden waren het.
En hij had het plan om volgend jaar zijn stagiairs van toen eens allemaal uit te nodigen om bij een gezellig diner verhalen op te dissen. We zullen het zeker doen, volgend jaar, dan zal het vijftig jaar Optiek Anseeuw zijn, maar het zal zonder jou zijn, Meester. Het ga je goed op je verre reis, ik denk met plezier en respect terug aan onze tijd samen. En bedankt! bedankt voor je wijsheid en je humor.
Rond tien uur ga ik binnen. Vooraan is een café en enkele trosjes tuig liggen her en der verspreid in versleten fauteuils of hangen slordig rond tafels vol lege bierflesjes en allerhande rommel. Ik noem ze tuig omdat ze er zo uitzien. De meesten zijn wel aardige kids maar ze zien er verfomfaaid uit: versleten kledij, afgedragen schoenen, en, als er bij de jongens überhaupt al haar op hun schedel staat is, dat meestal zo'n warboel dat zelfs kraaien er niet willen in wonen. Mijn ogen moeten even wennen aan de duisternis en na enkele seconden zie ik contouren in alle hoeken van het café. Ze kijken even verbaasd op, zo van 'Wat-doet-die-hier?' maar een fractie later kijkt niemand meer naar mij om. Ik probeer er uit te zien alsof ik hier dagelijks over de vloer kom en ga op het einde van de toog staan. Niemand kijkt op. Verder naar achter klinkt rauwe live muziek ; een losgeslagen drummer die ramt als een dolgedraaide hyperkinetische lunatic, een zanger die primaire schreeuwen als een bezetene z'n strot uitperst en dan nog wat vervormde warmoes-geluiden, waarschijnlijk afkomstig van één of twee elektrische gitaren, dat laatste kan ik niet duidelijk onderscheiden. Als de hel bestaat ben ik er nu binnen. De vloer is vochtig en de ganse ruimte voelt klam aan. Bij een wankel tafeltje naast de dubbele deur naar de grote ruimte waar de optredens zijn, zit een aardig meisje. Ze rolt een sigaret en kijkt niet op. Met haar spitse tong tast ze traagjes het vloeitje af en met haar fijne vingers plooit ze in één sierlijke beweging de gomlaag naar onder. Op de tafel plakt met zwarte gaffa-tape een tekening van een weirde kop met daaronder de naam van de twee groepen die vanavond optreden en daarnaast kleeft nog een briefje dat vermeldt dat je zelf mag bepalen hoeveel entreegeld je wil betalen, bij voorkeur een bedrag tussen twee en drie euro. Een jongen die ik vroeger wel eens tegenkwam in het gezelschap van mijn oudste zoon komt op me toegestapt en geeft me een klinkende zoen op m'n wang. Het is Gijs, een uitgeweken Hollander, en hij is een goeie vriend van mijn oudste zoon. Alsof het nog niet genoeg was neemt Gijs me nóg eens beet en geeft nog twee smakkerds. Dit is dus het biotoop van mijn oudste kids. Een uiterst schaarse verlichting laat toe om hier en daar op de muren een fragment fraaie graffiti te ontwaren. Ik voel me een absolute indringer in deze wereld en ik probeer me dan ook zo onopvallend mogelijk tussen de aanwezigen te bewegen, niet evident als je de vijftig al gepasseerd bent. Het publiek, een handvol jongeren ergens tussen de zestien en zesentwintig, kijkt amper op als ik passeer. Jens leunt verveeld tegen de muur en staat achter een kleine mengtafel. We drinken een Leffe, uiteraard uit het flesje. Hij geeft me meer en meer de indruk dat hij het zo allemaal wel een beetje gehad heeft. Praten wordt moeilijk nu, de band vliegt er met een kletsende drum een krijsende gitaarrif meteen stevig in. Tijmen staat ergens vooraan tussen heen en weer slingerende gasten die door drank en dope al lang de grens van een normale motoriek hebben overschreden. Tijmen slingert niet heen en weer. Hij houdt zich wat opzij en ik zie een tevreden grijns op z'n gezicht. Ik heb begrepen dat hij dit bandje hier heeft binnengehaald. Gelukkig heb ik mijn oorbeschermers in en het is alsof ik hierdoor in een capsule zit, het geeft me zelfs een beetje het gevoel dat ik minder zichtbaar ben. De scherpe walm van wiet heerst alom en vermengd met de wakke, klamme geur van een leegstaand pand én de underground aanblik die dit ganse tafereel biedt, krijg ik het gevoel te vertoeven in een irreële wereld, een toestand die het midden houdt tussen een nachtmerrie, een ondergronds gekkenhuis en de hel. Op het kleine podium staat nu een Amerikaans trio. Ik kan ze appreciëren. Het gaat er wel luid en heftig aan toe maar er zit een lijn in, Nirvana-achtige korte songs, recht-voor-de raap en gedreven rechtdoor, niet achterom kijken, vooruit! De zanger kondigt het volgend nummer aan:"This song is one to play with your pants down'", en bij de eerste lap die hij op z'n snaren geeft zakt z'n broek tot op z'n enkels. En zo speelt hij de rest van de set. Ik houd het vrij snel voor bekeken, er is te weinig licht voor foto's en de Leffe smaakt me niet. Terug op straat kan ik de oordoppen uitnemen, zalig! Ik trek mijn kraag recht en ga naar huis. Het begint te regenen. Ah, als zij maar gelukkig zijn...
Dit blog-gedoe is eigenlijk wel een geestig affaire. Geprikkeld door het aanstekelijk enthousiasme van LUCTOR ben ik deze 'witchmouse'-blog opgestart en waar het bij mij aanvankelijk eerder een uitlaatklep was om fotootjes te posten en zo de wereld rond te sturen geraakte ik ook meer en meer gebeten om verhalen en situaties recht uit het leven, onze dagelijkse en directe omgeving, neer te schrijven en via deze site te delen met de rest van de wereld. En door dit te doen voel ik me nu als iemand die een fles met daarin een rolletje papier en een boodschap met een ferme zwaai over de eerste golven de immens wijde oceaan inslingert en dan geduldig gaat zitten wachten op een reactie. Luctor leerde mij dat die grootse oceaan, het internet, de fles en haar inhoud, zijnde een stukje tekst en wat foto's, op plaatsen en bij mensen brengt waarvan je zelf het bestaan niet kende. Luctor toonde me dat de fles zo'n eigen, verrassend en boeiend leven gaat leiden zodat ik deze week niet aan de verleiding kon weerstaan om het zelf uit te proberen. En, beste Luctor, het werkt! Mijn eerste flessen dobberen nu op het wereldwijde net en het is niet te achterhalen welke route ze volgen. En, beste Luctor, laat mij duidelijk zijn, ik ambieer niet om te schrijven. Ik ben een fotograaf en schrijf wat aanvullende informatie bij de beelden. Ik bewonder enorm jou kunst om situaties zó te beschrijven dat er gewoonweg geen beelden nodig zijn om je als lezer perfect in de situatie in te leven. En, je laat ook altijd exact ruimte genoeg om de lezer zelf nog de kans te geven om zijn eigen fantasie te laten werken, zalig! Genoeg gelauwerd, smijt maar snel nog wat flessen met verhalen, ik doe het hier ook.
Mijn verhaal van vandaag is dit beeld van het body'tje van Charlie. Charlie zit momenteel 1500 km verder. Hij en zijn moeder vertrokken vorige zondag een beetje halsoverkop, zoals dat altijd het geval is bij Mía, naar haar moederland Tsjechië, of beter, de Tsjechische Republiek, zoals een vriend het alttijd omschrijft. De ganse week al staat het droogrek er met wasgoed dat niet op tijd droog was om mee te nemen. Ik liet er de was de ganse week hangen. Ik kon het gewoonweg niet opruimen. Het was voor mij een houvast aan mijn gezinnetje. Deze morgen ruimde ik dan toch alles op, alleen dit schattig body'tje moest blijven hangen. Een vorm van fetisjisme? Waarschijnlijk wel, Wikipedia vermeldt: "Een fetisj (Engels fetish, Frans fétiche, Portugees feitiço) is een natuurlijk voorwerp dat wordt verondersteld om bovennatuurlijke bevoegdheden te hebben, of in het bijzonder een ding dat door mensen is gecreëerd dat macht over mensen heeft." En Sigmund Freud maakte er dit van: "Een vorm van parafilie waarbij het voorwerp van affectie een levenloos voorwerp of een specifiek deel van een persoon is". Goed, ik ben blij dat ik een fetisjist ben, het brengt me dichter bij m'n vrouw en kind, en wat is daar verkeerd mee?
7:22u. De storm is voorbij, de oostelijke hemel trekt lilakleurige slierten die zachtjes uitdeinen in grijsblauwe lagen. De zon heeft deze ochtend niet eens de kans gekregen om, al was het heel even maar, doorheen het wolkendeken wat deugddoende zonnestralen te priemen. Naarmate de tijd vordert lichten hier en daar sommige stukken boven de einder wat meer op zodat de zachte boog die de zon volgt zichtbaar wordt. Vanuit mn raam zie ik nu hoe boven de kerktoren van Audinghen een bepaalde plek steeds groter wordt. Een opaalkleurig licht spreidt zich over de kleine huizenrij en het fenomeen duurt al bij al slechts één minuut. Dit is het dus, het opaallicht dat zo speciaal en alleen in deze streek te zien is. Het is niet te fotograferen, het is eerder een gewaarwording dan een louter visuele ervaring en bijgevolg niet vast te leggen op licht-gevoelige materie zoals pellicule of een digitale sensor. Maar ik ga het blijven proberen. Ik weet dat ik hier nog terugkom. Amper 170 km van huis en de meest rustgevende plaats die ik tot nog toe kon vinden. Sommige mensen zweren bij bossen, anderen trekken naar de bergen of rond meren of kreken. Ik verkies de zee maar dan niet de drukke stranden en badsteden. Geef mij maar een gehucht, want meer is het niet, zoals Cap Gris-Nez. Een handvol huizen, een vuurtoren en kilometers strand. Ik maal niet om wat wind en regen, er moet niet altijd zon zijn. Ik ben tevreden met dit hier. Dit geeft me rust en laadt me op. Rond de middag komt Mía m'n spullen halen. Het is een ontroerend en blij weerzien. Charlie is een wolk van een kind en, zoals het wolken eigen is, gaat hij regelmatig eens huilen. Vooral als hij noodgedwongen moet vastzitten in zijn kinderstoel, achterin de wagen. dan staat er geen maat op, hij huilt dan voortdurend. Maar nu, op het strand van Cap Blanc-Nez is hij weer het schattigste knulletje van de wereld en verzamelt hij, net zoals z'n oma, keien. Oma is verderop druk bezig en vult een plastic zak vol met ronde keien. Grote, kleine, witte, bonte,... alles gaat de zak in. Als ik haar boven bij de auto wil helpen om de zak in de koffer te zetten schrik ik mij een ongeluk. Heeft zij dit het ganse eind van beneden tot hier meegezeuld? Wel dertig kilo keien! En dat moet straks allemaal mee naar Tsjechië!
Ik had een onrustige nacht. Ik twijfelde
voortdurend of ik voor dag en dauw zou opstaan en ergens post vatten om bij een
opkomende zon nevel- en mistslierten in een glooiend dal te gaan fotograferen. Nog
voor de zon enig teken van licht gaf gluurde ik door het venster van de
slaapkamer. Pfff, veel te vroeg, en bovendien, er zat overal vrij veel
bewolking. Ik voelde ook dat de wind nu uit een totaal andere richting kwam en
vond het veel te koud. Tien over acht werd ik wakker. De wind was in kracht
toegenomen en zo ver ik kon kijken zag alles grijs. Ik had geen zin om buiten te komen en
bovendien had ik nog heel wat schrijfwerk voor de boeg. Een lekker ontbijt kon
alles goedmaken. Als je hier s morgens vers brood wou hebben hoefde je enkel de avond
voordien je bestelling op een briefje te noteren en dit samen met wat geld in
een speciaal daarvoor gemaakte zak op de boerderij in de brievenbus te
deponeren en tegen 's ochtends zes uur vond je dan de zak terug op de voorbank van de auto
die geparkeerd staat op de grote binnenhof van de boerderij. Magico! En hoe herken je de zak die bij jou hoort?
Want er zijn hier een paar Gîtes en iedereen hanteert hetzelfde principe.
Wel, zei mevrouw Delattre, Zo! en ze houdt de broodzak ostentatief naast de
overgordijnen. Chaque Gîte à son couleur. Ze was blijkbaar zelf zeer
opgetogen over deze eenvoudige, doch spitsvondige oplossing maar ik dacht er
meteen het mijne van. Als daar s morgens vroeg drie à vier zakken in een
ietwat verschillend bontgekleurd bloemenmotief bij elkaar staan weet ik zeker dat ik niet meer weet welke zak van mij is! Ik kan natuurlijk in alle zakken kijken en
constateren dat iedereen een baguette en twee croissants eet, of ik zou ook één van de overgordijnen meenemen en vergelijken. Deze morgen was het eenvoudig, er stond slechts één zak, mijn zak. Ik prepareerde mij een heerlijk
ontbijt en schreef tot een stuk in de namiddag aan mijn scenario.
15:00u. Tijd voor een wandeling. De wind
wordt alsmaar krachtiger en als ik goed en wel vijfhonderd meter ver ben begint
het zachtjes te regenen. De wind duwt me nu vooruit en de regen wordt heviger.
Wat verderop staat een huis te koop en er hangen ook nog bordjes 'Te Huur'. Even navragen
kan geen kwaad. Ik bel aan en een man met lang, grijs haar dat achteraan
slordig vastzit met een eenvoudig elastiekje, laat me binnen. Vijf minuten
later sta ik al weer buiten. Hij verkoopt voor 700.000 en huren kost 500 per
week. Daag! Au revoir! Ikstap met
stevige tred terug naar mijn huisje. Ik heb de wind en de regen op kop en in
geen tijd is mijn regenvest doorweekt. Korte maar stevige wandeling. De wind
beukt in de struiken naast het huis en het ziet er niet naar uit dat dit weer
rap zal veranderen. De storm zal de ganse nacht duren.
De zon priemde deze morgen opdringerig door
de dunne spleet van het Velux rolgordijntje. Het is de eerste morgen van mijn
verblijf dat ze zo hardnekkig en enthousiast te keer gaat. Pierre is ook al
uitgelaten vandaag. Van zodra ik de zonovergoten badkamer binnenkom springt
Pierre van de spiegel naar de wastafel en terug, via mn verwarde haardos
eventjes op mijn rechteroor en gaat dan afwachtend zitten wriemelen tussen de
tandpasta en mijn scheermes. Bij het begin van mijn verblijf, nu vier dagen
terug, heb ik een deal gesloten met Pierre. Dat was toen Pierre nog niet maar
soit, dat komt straks. Toen ik een paar uur helemaal alleen in de gîte was kwam
een vlieg me voortdurend lastig vallen. Ik heb, toen ik de kans zag om ze met
één welgemikte mep plat te slaan, gezegd: Oké vriend, laten we elkaar
respecteren, als je mij niet voortdurend treitert met nerveus rond mn hoofd te
vliegen en te pas en te onpas op mn armen of neus of whatever gaat zitten dan
mag je gerust blijven leven, ik heb respect voor alles wat leeft en het huis is
groot genoeg. Dat was zondagmorgen. De dag daarop was ik op het kerkhof van
Wissant en op dinsdagmorgen heb ik de vlieg s morgens aan de ontbijttafel
Pierre genoemd, naar de kleine jongen van amper 9 dagen jong. Misschien komt het omdat ik
hier voortdurend alleen ben en ik iemand wil om tegen te praten, of ik word
langzaam seniel, maar praten tegen vliegen zal toch veel mensen de wenkbrauwen
doen fronsen. Maar goed, Ik heb te doen met Pierre. En met zijn moeder. Vooral
als je zelf op je tweeënvijftigste nog een gezonde peuter van één jaar hebt
rondlopen dan ga je toch even nadenken over het leven. Bijgevolg respecteer ik
elke vorm van leven en heb ik de vlieg Pierre gedoopt en zal ik ze niet zomaar
doodmeppen.
Bij dit stralend weer wil ik kost wat kost
motorrijden. Boulogne, dat wordt vandaag mijn bestemming. En wel omdat ik
gisterenavond mn fotoboek over Opaal heb getoond aan de eigenaar van de Gîte,
die hier toevallig langskwam, Hij keek met belangstelling naar de fotos en bij
de foto van het café met de ronde boog vroeg hij waar dat beeld genomen was.
Het onderschrift vermeldt Boulogne sur mer, 07-12-06. Hij noemt een paar cafés
op maar ik herinner me niet dat ik ooit de naam van de kroeg heb gezien. Hij
twijfelt als het uberhaupt wel een café in Boulogne is. De man kent ze
misschien allemaal, hij ziet er niet bepaald een café-bezoeker uit, maar schijn
bedriegt, zeggen ze. Afijn, reden genoeg om vandaag de de zaak grondiger te onderzoeken
en het café te gaan opzoeken. Van bij het binnenrijden van Boulogne zie ik al
dat dit niet de stad is waar het café zou moeten zijn. Toen ik vier jaar
geleden de foto nam hadden we oesters gekocht op een vismarkt en zijn we toen
vluchtend voor de regen halsoverkop een café binnen getuimeld. Ik rijd nu door
het centrum, richting Le Touquet. De volgende plaats is Etaples. En hier krijg
ik wél een déja vu! De vismarkt, de viskraampjes, het is er allemaal nog,
en,... jawel, het café. De cafébazin komt juist buiten met emmer en dweil en ik
herken haar meteen. Ik vraag of het café open is, Bien sûr! klinkt het
opgewekt en ze laat me passeren. Ze ziet er zelfs jonger uit dan 4 jaar
geleden. Misschien doet de zon van vandaag er wat aan, het was toen begin
december, de donkere dagen voor Kerstmis en het was barslecht weer. Alle
stoelen staan omgekeerd op de tafels en het kleine vrouwtje dweilt het ganse
café met een ongekende precisie. Ik leg haar kort uit dat ik hier vier jaar
geleden een foto had genomen en ik niet meer wist waar het precies was. Ze
glimlacht gevleid om de aandacht en brengt me een koffie. Het café is niet
veranderd in die tijd. De halfopen schelp tussen de twee tapkranen, de grote
verlichte cocktail, de gekleurde neonverlichting in boogvorm, de typisch Franse
kickertafel en de flipperkast, alles is er nog. Alleen de kerstversiering is
verdwenen. Ik vraag haar of ik terug fotos mag nemen. Ze zegt ja. En meteen
schiet ik een eerste beeld. Ze schrikt, Toch niet als ik aan t kuisen ben! en
ik ben zelf verrast door mijn vrijpostigheid. Ik ga terug zitten op de lange
bank en houd haar nauwlettend in het oog. Ik vind toch dat dit een paar mooie
beelden kan opleveren. Klik, klik, ze merkt het niet eens, of ze speelt het
perfect. Ze blijft maar heen en weer lopen met emmer en trekker. Voor ze buiten
gaat netjes de dweil neervleien, muiltjes uit en ander schoeisel aan, buiten
wat water op het voetpad, schoentjes afvegen, binnengaan, terug muiltjes aan,
vers water halen en terug van voor af aan. Ik geniet. Er komt een man in het
deurgat staan en hij kijkt wat onbehulpzaam rond. Het duurt even alvorens ze
komt opdagen. Ze geeft de man een kleine, gele bassin, ze wisselen een voor mij
onverstaanbaar Frans en ze gaat achter haar toog en belt. Het duurt een
eeuwigheid voor iemand aan de andere kant opneemt. De man grabbelt ondertussen
in een grote zak. Ik hoor het klokkende klik-klak-geluid van schaaldieren.
Mossels? Allo, Françoise,... en dan versta ik er weer geen woord van. Non?
oké en ze haakt in. Ze betaalt de man, ik vermoed 1 euro, en hij vertrekt. Ik
ben nieuwsgierig en voor dat ze met het bassin in haar privé vertrek verdwijnt
ga ik kijken. Ze toont me het gele kuipje. Cocques, zegt ze, Tu veux?
Euh... non, merci! en ze verdwijnt er mee naar achter. Als ze terugkomt valt
het me meteen op dat ze haar lippen rood heeft gemaakt. En niet zon klein
beetje! Knalrood! Ik besef dat ze mij duidelijk maakt dat er nu wél een foto
mag genomen worden. Ze poseert zonder problemen en ze toont me fier haar heel
lange, gelakte nagels. Ze haalt er zelfs haar fotoalbum bij en toont me fotos
waar haar nagels in alle mogelijke kleuren gelakt zijn. Een fier besje! Zij
heet Danielle Errant.
Ik hield me vandaag
vooral bezig met lezen en schrijven. Vanmorgen ben ik heel even in een
warenhuis in Ambleteuse water, lucifers en lip-balsem gaan halen. Maar de rest
van de dag, was ik bezig met schrijven. Het scenario van God in België moet
deze week definitief vorm krijgen. En ik denk dat de beslissing om hierheen te
komen, in afzondering, een goeie beslissing was. Het ongestoord kunnen werken
is absoluut noodzakelijk. Ik waardeer hierbij dan ook heel erg mijn allerliefste
Mísa die mij die vrijheid gaf. Meer nog, ze stopte ongezien een bijzonder leuke
attentie in mijn valies: drie rode theelichtjes en een schattig briefje. Ze
zorgde er ook voor dat ik de ganse week verse soep en spaghetti en rijst kon
eten! Het is pas woensdag en ik ben het nog niet beu...
Rond vier uur in de
namiddag moet ik er toch even uit. De zon gooit hier en daar witte vlekken op
de zacht glooiende hellingen en een frisse zeewind snijdt dunne schijven lucht
die ik op de motor achter me aan meezuig tot aan Audresselles. De zee is terug
aan haar opmars bezig en de golven hebben blonde schuimkoppen. De zon probeert
dapper om doorheen de grijsblauwe wolkenmassa door te priemen en af en toe
zorgt dit voor heel kortstondige momenten van een zalig soort licht. De huizen
met uitzicht op zee zijn allemaal potdicht. Het ganse dorp heeft iets van een
spookdorp. Gesloten rolluiken, verlaten straatjes, geen autos, geen mensen.
Alleen het geluid van de zee en de wind wat verderop. Onafgebroken rollen golven
klotsend tussen de grote rotsblokken. Meeuwen balanceren tegen de wind in en
duiken dan onverwacht naar beneden. Ze krijsen onophoudelijk. Links van mij zie
ik in de verte de klip van Cap Gris-Nez en rechts van mij het fort van
Ambleteuse. Nog verder zie ik al een deel van het drukke havengedeelte van
Boulogne. Ik ben alleen op het strand nu. Soms gebeurt het dat je op zon
moment overmand wordt door een gevoel van nietigheid. Dit had ik nu niet,
integendeel. Ik genoot met volle teugen van water, lucht en wind. De mens is
werkelijk het enige, levende wezen dat alles kan en mag doen. Hij beschikt over
de gave om de natuur te gebruiken of te misbruiken. De mens beslist zelf over
de toekomst van deze planeet. Alles in het leven is evenwicht, alles. Als je de
balans in evenwicht houdt is alles oké. Je kunt het symbool van de balans
toepassen op alles wat je doet. Mensen hebben twee kanten. Het is dus
belangrijk dat die twee kanten in evenwicht zijn. Als iedereen nu eens begint
bij zichzelf om alles in evenwicht te krijgen, dan komt de rest toch vanzelf
goed, ja?...
Ik ging
gisterenavond om negen uur slapen. Om 22:30u was ik terug wakker. Ik kon de
slaap niet vatten. En bovendien hoorde ik ergens voortdurend water druppelen.
Drup, drup, drup, als een tikkende klok, zonder één pauze of onderbreking,
constant het vallen van druppels water. Ik concentreerde me op het geluid maar
kon niet achterhalen waar het vandaan kwam. In mijn kamer zat één klein
Velux-raam en ik had het gordijntje helemaal dichtgetrokken. Het was pikdonker
in de kamer. Als je niks ziet zou je normaal gezien beter moeten horen. Het
druppelen werd alleen maar luider. Drup, drup,drup,... Uiteindelijk ontdekte ik
dat er water lekte uit de overloop van de boiler, die naast de trap was
ingebouwd. Er komt s avonds meer druk op de waterleiding en het ding zat
hoogstwaarschijnlijk verstopt. Ik heb dan maar de deur van de slaapkamer
dichtgetrokken en mn hoofd diep in mn hoofdkussen geduwd.
Exact om 7:46u word
ik wakker. Exact hetzelfde uur als de dag ervoor en de ochtend daarvoor. Het
regent niet en hier en daar priemt zelfs wat zon door het doorgaans grijze
wolkendek. Ik houd het bij een summier ontbijt en trek er op uit om fotos te
nemen. Ik rijd naar het strand van Audresselles. De zee is nog ver
teruggetrokken het is hier altijd een beetje uitkijken als je op de glibberige
rotsblokken wandelt. De zee en de lucht erboven hebben eenzelfde grijze tint.
Ik ga tevergeefs op zoek naar wat tegenlicht. Zolang de zon verscholen blijft
achter het dik wolkenpak is er van structuur en diepte in mn beeld weinig
sprake. In de verte komt een man met een emmer aangewandeld. Ik richt mijn
toestel op de vloedlijn en ik hoor hoe hij achter mij is blijven staan. Als ik
me omdraai groet hij me en zegt: Vous prenez des photos? Hij steekt me zn
hand toe, Bonjour, en hij veegt met een zakdoek zn voorhoofd af. We praten
wat over de zee, het weer en ik verneem in een paar minuten tijd dat hij un
vrai Gitan is, dat hij vijfenzeventig is, dat hij ooit van 30 meter hoog viel
en zowat alles wat hij kon breken had gebroken, dat de dokters hem eigenlijk
hadden opgegeven en dat hij na meer dan zes jaar revalideren toch weer kon
stappen. Hij was 42 toen het gebeurde, had een gezin om voor te zorgen en zn
hele leven veranderde in één klap! Et voilà! Hij pakt zn emmer op en
verwittigd me nog dat de zee terug aan het opkomen is, dat ik moest opletten
bij vloed. Ik wandel nog wat verder en probeerde tevergeefs om een bende
meeuwen te verschalken. Ik stel mn camera in en hoopte dat ze zouden opvliegen
en voor een mooie reflectie zorgen in een grote plas zeewater maar ze bleven
laag boven het zilte zand scheren en strijken enkele tientallen meter verder
neer. Ik denk aan een man die van dertig meter hoog neersmakt.
Van Audresselles
terug naar Cap Gris-Nez op de motor. Het strand biedt niet veel interessants
maar ik ga te voet door de duinen richting Wissant. Aanvankelijk lijkt die
afstand makkelijk te overbruggen maar na de eerste duintop voel ik al het zweet
op mn rug. Het is ook helemaal niet koud en de regen blijft voorlopig
achterwege. De uitgestippelde wandelroute die ik volg slingert op en neer en
overal tieren braamstruiken weelderig. Ik vind niet echt mn goesting om mooie
fotos te maken en probeer in te schatten hoe ver en hoe lang ik nog moet
stappen om straks langs de vloedlijn te kunnen terugkeren zonder in de
problemen te komen door het opkomende water. Het uitzicht is af en toe heerlijk
en achter mij zie ik een horde wandelaars met Nordic-stokken afkomen. Ik
besluit om te wachten tot ze gepasseerd zijn. Het zijn kranige zestigers en als
ze passeren groeten ze allemaal beleefd met elk één bonjour en ik zeg vijftien
keer bonjour terug. Ze houden er een flink tempo in en in no time zijn ze uit
mijn gezichtsveld verdwenen, ik hoor nog even vaag hun stemmen maar dan is
alles weer stil en ben ik alleen. Niet lang, want er duiken een paar
achterblijvers op die voortdurend blijven staan om fotos te nemen alsof ze het
ganse gebied in kaart willen brengen. Als ook zij verdwenen zijn wordt het weer
rustig. Ik zie de rest van de groep al een heel eind verderop als een gekleurd
wormpje over een duintop wriemelen.
Ik verlaat het pad
en daal af naar het strand. De zee is vrij kalm er varen heel in de verte een
paar grote schepen. Ik neem de tijd om wat fruit te eten en fotos te maken.
Een eind in zee zie ik plots iets zwart drijven, of nee, het verdwijnt weer en
steekt wat verder zn neus boven. Ik vermoed dat het een zeehond is maar de
afstand en de golven maken het net niet mogelijk om het dier duidelijk te
kunnen onderscheiden. Minutenlang kan ik het volgen maar dan is plots alles
verdwenen, ik zie hem niet terug. Een dof motorgeluid wordt luider en luider.
Ik zie helemaal geen boot of ander object en begrijp maar niet waar het vandaan
komt. Uiteindelijk zie ik een helikopter heel laag boven het water en heel
dicht bij de kustlijn in mijn richting komen. Ik probeer nog om snel mijn
camera te richten maar voor ik het besef raast het toestel vlak voor mn neus
voorbij en zie ik het nog net op het matglas verschijnen. De moeilijkheid met
het soort van fototoestel waar ik nu mee werk is dat het gene wat je in jde
zoeker ziet een spiegelbeeld is en dus verdraaid moeilijk om een bewegend
object te volgen.
De golven reiken
steeds verder en verder en het wordt tijd dat ik de lange wandeling terug maak.
Ik vermoed dat ik ergens vrij dicht bij Cap Gris-Nez ergens door de duinen
terug naar boven kan gaan maar ik wil wel eerst zo ver mogelijk langs de
waterlijn lopen.. Ik heb ooit gelezen dat opkomend zeewater zeer verraderlijk
kan zijn en snel als een galopperend paard. Dus zal de helikopter wel een of
ander kustwacht zijn die controle uitoefent om eventuele roekeloze wandelaars
op te sporen. Vlak voor de klif van Cap Gris-Nez kan ik inderdaad het strand
verlaten en via een steile klim terug naar boven. Een dunne streep zon aan de
horizon zorgt heel even voor een prachtig uitzicht. Dan schuift de grijze massa
alles weer dicht en verdwijnt de scheiding tussen water en wolken. Beneden zie
ik hoe een oudere man zijn knalgele, gestroomlijnde bootje achter in een auto
schuift en hoe hij in zijn zwarte thermopak achter het stuur kruipt en
vertrekt. De parking is verlaten, enkel nog mijn motor, het klotsen van de
golven en de wind.
Afgelopen nacht werd ik tweemaal wakker. De eerste keer vond ik amper
de kracht om op te staan. De kamer en het bed voelden leeg aan en door het
kleine dakvenster gleed maanlicht op het voeteind van het bed. Buiten was het
gestopt met regenen en de hemel was helder. De Grote Beer zat pal voor mij en
links in de verte aan de horizon zag ik de gloed van een stad, ik vermoedde
Calais. De tweede keer huppelde ik als een oude bok naar het toilet beneden. De
vloer was zo verdomd koud dat ik me haastte om terug onder de warme dekens te
verdwijnen. Op exact het zelfde uur als de ochtend daarvoor werd ik voor de
derde keer wakker. En toen ik de gordijnen openschoof begon de zon net als een
grote oranje fluorschijf aan haar klim. Eén minuut later was het licht al zo
fel dat er van de oranjekleur niet veel meer overbleef. Maar het weer zag er
stralend uit en ik wou zo snel mogelijk naar buiten. Ik reed helemaal tot aan
Cap Blanc-Nez en doorkruiste het golvende landschap op zoek naar plekjes. Het
was heerlijk om de frisse zeelucht te voelen en te rijden langs verlaten
weggetjes. Voorbij Escalles krijg ik boven op een heuvel een mooi uitzicht over
Calais dat baadt in een grijze , dikke nevel die alle contouren omfloerst en,
hoe danig ik ook mijn ogen inspan, ik krijg geen scherp beeld van de einder.
De parking van Cap Blanc-Nez is zo goed als leeg. Ik wandel naar boven
tot bij het uitkijkpunt rond het monument en net als ik terug weg wil gaan
komen er toeristen drupsgewijs naar boven. Een ouder koppel dat meteen naar de
balustrade
vooraan loopt, richting Engeland kijkt, ziet dat dat niet te zien is en maakt meteen
rechtsomkeer richting parking. Toch maar even blijven kijken wat hier nog
allemaal naar boven komt. Drie vrouwen, laat-middelbare leeftijd, mooi op een
lijntje achter elkaar. Ze zwijgen geen seconde. In kneuterig Engels en met veel
oohs en ahs. De middelste, pikzwart haar en een knalrood jasje, voert het
commando en weet de andere twee te vertellen dat ze absoluut de Flame moeten
zien. Oh yes, youve got to see that for sure, the flame, where is the flame?
Ze loodst haar gezelschap helemaal rond het monument en kijkt op iedere hoek
verwonderd alsof de geroeste ankers die er nu liggen op elk ogenblik vuur
zullen vatten. De oudste van de drie loopt al minutenlang met haar mobilofoon
tegen haar oor gedrukt en zegt geen woord. Plots doet ze haar vriendinnen teken
om te zwijgen. Ze heeft blijkbaar verbinding met Engeland.
How is the weather in Kent ?, roept ze. I cant hear you...
Ja, als ze zo blijft roepen horen ze het straks in Kent wel, de Engelse
kust is amper veertig kilometer verderop. En dat weet ik omdat er hier boven
een mooie gedenkplaat is aangebracht op de plaats waar het toen almachtige
Duitse leger een gigantisch kanon had gebouwd, het Lindeman-project. Fotos
tonen hoe een kanon met een loop van twintig meter lengte projectielen van ruim
één ton probleemloos naar de overkant tot in Kent kon keilen.
Het is bijna middag en ik rijd terug naar beneden, tot aan het strand
van Escalles. De zee is ver teruggetrokken en trosjes toeristen lopen af en
aan. Naast de parking staat al zo lang ik deze plek ken een frituur. Ik kan het
niet laten. Een kleintje met mayonaise en een merguez. De jonge mensen die voor
mij iets bestelden wilden, naast zout, ook azijn op hun frieten... En toen ik
mijn bestelling deed vroeg de frietmadam: Vous êtes Belge ? Zij kent je
nationaliteit aan de saus die je bestelt. En de mensen voor mij, waar kwamen
die vandaan ?, vroeg ik. Anglais. En ze schatert het uit. Ici, vous oubliez
votre boisson ! Typisch voor mij. Ik verorber mn maaltijd beneden tussen de
rotsen en wandel dan tot aan de vloedlijn. Een oude, graatmagere hond snuffelt
aan mn been en blijft staan. Ik streel hem voorzichtig en het dier geniet er
van. Ik zie rondom mij nergens iemand die bij het dier hoort en probeer hem uit
te leggen dat het zo wel voldoende is. Hij blijft staan. Dan duikt er zo maar
uit het niets een meisje van zes à zeven jaar op dat zegt : Il sappelle Sam,
il est masculin et il a quatorze ans ! Ik wil ze samen op de foto maar Sam komt
telkens naar me toe. Ik leg haar uit dat ik geen foto kan nemen als ze Sam niet
bij haar houdt. Het lukt uiteindelijk en ze huppelt naar met toe en kijkt eerst
nieuwsgierig naar de achterkant van mijn toestel en dan verwonderd naar mij.
Voor ik iets kan zeggen huppelt ze weer weg en rent ze dan zo snel ze kan naar
haar ouders verderop. Laat maar, denk ik en ik richt me weer op de zee. Golven
rollen eindeloos, keer op keer, en spreiden telkens een schuimpatroon, als ware
het kant, op het strand. Ik ben al een heel eind ver als ik merk dat het water
snel opkomt en ik beslis om terug te keren vooraleer ik ingesloten geraak door
het wassende water. Ik rijd verder weg van de kust en stop bij een kerkhof.
Tegenover het kerkhof ligt een grote hoop bieten en ik zoek naar de gepaste
plaats om de bieten én het kerkhof in één beeld te krijgen. op dat moment belt
Jimmy mij met nieuws over de problemen met zijn knie. Ik ga rustig op een graf
zitten en luister geduldig. Ondertussen dwalen mijn ogen over het kerkhof dat
hier afgelegen, ver van de dorpskern ligt. Eén graf trekt mijn aandacht. Een
gigantische blok mauve-kleurig marmer. Zes namen er op. Bij elke naam staat een
geboortedatum en dan een streepje. Nog geen sterfdatum. De oudste is van 1936,
de jongste van 1960. Hun hotel voor de eeuwigheid is al geboekt. En vlakbij de
ingang valt me nog een grafschrift op. De inscriptie is half vergaan maar ik
kan nog net lezen dat hier een moeder ligt, Madame Tellier, pas 38 jaar,
overleden op 16 december 1936 en in hetzelfde graf haar zoontje, Pierre Tellier
slechts 9 dagen oud en overleden op 21 december 1936. Reken zelf maar eens, van
zon situatie word ik alvast heel stil.
Ik arriveerde gisteren namiddag. Mijn verblijfplaats voor één week is
een klein huisje vlakbij Cap Gris-Nez. Ik heb er al het nodige om comfortabel te
zijn: keuken, badkamer, toilet, woonkamer, een grote tafel, een bed. En er is
warm water. En het is er stil, heel stil...
Het raam voor mij geeft uitzicht op een geploegde akker. In de verte
zie ik de huizen van Audinghen. Jammer dat hier geen groot raam is geplaatst.
Ik heb voortdurend de neiging om mn hoofd links en rechts te bewegen om zo
langsheen de brede plastieken vensterboord te kijken. Want precies in het
midden van mijn blikveld maakt de weg een s-beweging en zie ik af en toe autos
af en aan rijden. Het is zondag vandaag en dagjestoeristen rijden af en aan.
Aanvankelijk slechts sporadisch maar tegen de middag wordt het alsmaar drukker.
Ondanks de wind en de regenbuien is deze plek drukbezocht. Vanuit Cap Gris-Nez
heb je heel dikwijls de kans om de Engelse kust te zien, de White Cliffs of
Dover.
Ik kleed me warm en trek er op uit, gewapend met mn analoge grootbeeld
fotocamera, mét zwart-wit filmpjes, Back-to-Basics. De wind op kop en een
fijne regen die onophoudelijk in mn gezicht striemt. Dit wordt niets, denk ik,
en ik volg een landwegel die naar de zee leidt. Vlakbij het water, bovenop een
hoge klif probeer ik een foto te maken van de kustlijn. De wind beukt nu
letterlijk op me in en het kost me grote moeite om de camera stil te houden,
zelfs op statief. Twee tellen later begint het hard te regenen en ik moet halsoverkop
vluchten naar een bunker in de buurt. De ingang is dichtgemetseld en ik zoek
schutting aan de zijkant tegen wind en regen. Tien minuten later schijnt de zon
weer en dikke pakken grijze wolken jagen koortsachtig landinwaarts. En weer
enkele minuten later regent het weer. Ik heb er genoeg van en wil terug naar
mijn huisje. Algauw blijkt dat ik op korte tijd toch heel wat afstand had
afgelegd. Ik volg nu de rijweg en heb voortdurend de indruk dat ik in een grote
boog rond mn bestemming loop. Mijn GPS, in wandel-modus, vindt geen
satellieten en is hier bijgevolg waardeloos. Aan de horizon, landinwaarts,
tekent de zon met haarscherpe contouren gigantische wolkenformaties in goudgele
kleuren. Dit is de Côte dOpale.
Ik ben zo moe dat ik rond twee uur boven op mn bed in slaap val. Buiten
hoor ik nog heel even hoe dikke, zware druppels op het dak roffelen maar dan
droom ik van onsamenhangende dingen. Twee uur later word ik versuft wakker. Het
is echt geen weer om buiten te lopen en ik heb absoluut geen inspiratie om mijn
scenario te schrijven. Ik orden mijn fotogerief en probeer wat te lezen. In de
late namiddag maak ik rijst klaar en ik besluit om nog een tochtje met de motor
te maken. Het regent nog wel maar ik moet er even uit. Ver rijd ik niet, het
wordt stilaan donker en overal schuiven grijze wolkendekens meer en meer naar
elkaar toe. Ze sluiten deze dag zorgvuldig dicht en dan gaan de sluizen weer
open. Ik ben net op tijd terug thuis om niet kleddernat te worden. Warme thee
en vroeg gaan slapen.