Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Wereldgeschiedenis
Model figurines
01-08-2015
Voorstelling
Modelbouw... Ik heb het hier nu niet over treintjes, autos', vliegtuigen, maar we maken een reis door de geschiedenis aan de hand van gemodelleerde miniatuur figuren (al dan niet in plastic, resine of lood) en dito taferelen (diorama's).
Ook wordt er uitgebreid aandacht besteed aan diverse gebeurtenissen en belangrijke personaliteiten.
Modelbouw... . Ik verkeerde een beetje in de dualiteit tussen: "hoe modelbouw ik het mooist", en "hoe modelbouw ik het liefst".
Zelf heb ik - zoals vele anderen - ook stilgestaan bij deze vraag.
Het heeft toen wat tijd gekost om mezelf te positioneren in deze tweestrijd.
Mijn mening is dat figuur-modelbouw onafhankelijk is van de techniek, technologie of gebruikt materiaal, zolang het model reëel is, en niet virtueel blijft als een ongrijpbaar computerontwerp.
Het moet tastbaar zijn, een fysieke creatie. Hoe men tot het resultaat komt is in feite eender.
Tegenwoordig kan met hulp van computer en/of fotografie (etsen, laseren, 3D-printen,...) veel fijnere en mooiere dingen maken dan met de hand, vooral wanneer het erg klein en fijn werken wordt.
En ik bewonder de modelbouwers die deze techniek onder de knie krijgen en dit gebruiken om tot hun creaties te komen.
Maar ik hou het voorlopig op gezellig vingerwerk. Daar vind ik nog het meeste plezier in.
Ik haal nooit de kwaliteit van boven aangehaalde technieken, maar dat stoort me niet echt.
Ik zoek om met traditionele technieken de impressie, indruk en uitstraling weer te geven van het kleinere model, door veel in detail te gaan.
Wat ik hier breng is zonder meer modelbouw van hoog niveau.
Deze blog is tot stand gekomen dank zij onderstaande kunstenaars :
Anders Heinz, Artist prservation, Bob Sarnowski, Calvin Tan, John Long, Keith Rocco, Kreston Peckham, Lou Masses, Maurizio Brunno, Pete Culos, Pete herrerra, Rick Reeves, Stephen Mallia,
Military Miniature Society of Illinois, Patrick Kirk, Marion & Alan Ball,
Third Reich in Ruins, Official Oktoberfes, Rick Steves, The Travel Channel, The Artist Preservation Group
Ben Jakobsen, Bob Letterman, Dani Serrano, Detlev Kaczmarec, Diego Jos Jiménez Molina, Ernesto Reyes, Federico Sangregorio, Fernando Ruiz, Galeria de Autor, Gary Dombrowski - Historical Paintings,
Garie Sim, Glenn Bartolotti, Jaume Ortiz, Jim Johnston, Jose Luis Muñoz Bataller, Julian Yap, Kim Man Jin, Krisztián Bódi, Laurent Borget, Lee Sang Eon, Luc Klinkers, Marcin Skrzypek,
Marijn Van Gils, Markus Lack, Matt Springer, Matt Wellhouser, Matt Yate, Pablo Roig, Pepa Saavedra, Pepe Gallardo, Pete Herrer, Pongsatorn Kanthaboon, Radosław Pituch, Richard Knorrek, Rick Lawler,
Robert Doepp, Roman Navarro, Rubén González, Samuel Pérez, Scott Caple , Sheperd Pain , Terry Ashley, Young Won Jin, Guy Vandendriessche.
De modelbouwdozen zijn van :
Herpa, Hasegawa, Academy, BBurago, Protech, Faller, Preiser, Trix, Proxon, Artesania, Latina, Minichamps, Badger, Scalextric, Mehano, Dub City, Jada Toys,
Ixomodels, BB Guns, Hät, Maisto, Corgi, Align, Dragon Models, Futaba, Kyosho, Nikko, Revell, Tamiya, Traxxas , Carrera, Fleischmann, Italeri, Märklin, Reely, Robbe, Team C Racing
De modelbouwers hebben dit bereikt met koppig doorzetten, fijnzinnig gevoel voor detail en de wil om grenzen te verzetten om aan hun eigen hoge eisen te voldoen.
Resultaat : figurine- en diorama-modelbouw van de hoogste plank.
Tyrannosaurus behoort tot de groep van de Tyrannosauridae en leefde ongeveer zeventig tot vijfenzestig miljoen jaar geleden, tijdens het late Krijt, in het westelijk deel van het huidige Noord-Amerika.
Het eerste fossiel van Tyrannosaurus werd ontdekt in 1874. In 1905 werd de typesoort van het geslacht benoemd : Tyrannosaurus rex, de "koning van de tiransauriërs".
Er zijn later nog andere soorten binnen het geslacht benoemd, maar meestal wordt T. rex als de enige echte soort gezien.
De laatste jaren zijn tientallen skeletten van T. rex gevonden, zodat wetenschappers een goed beeld kregen van hoe het dier er uitzag.
Tyrannosaurus was een reusachtige vleeseter, die tot veertien meter lang en acht ton zwaar kon worden.
Hij liep op sterke, hoge achterpoten waarbij de horizontale, brede romp in evenwicht gehouden werd door een korte, zware staart. De voorpoten waren heel klein.
De prooi werd aangevallen met de grote, zwaargebouwde kop. Uitgerust met lange tanden en zware spieren konden de kaken een enorme bijtkracht uitoefenen.
Tyrannosaurus joeg op grote plantenetende dinosauriërs, waarvan sommige, zoals Triceratops en Ankylosaurus, zich goed wisten te verdedigen zodat ze snel met enkele krachtige beten uitgeschakeld moesten worden.
T. rex was warmbloedig en ademde met behulp van luchtzakken die voortdurend verse lucht in één richting door de longen persten.
Hoewel de volwassen dieren schubben hadden, bezaten de jongen waarschijnlijk een primitief verenkleed om warm te blijven.
Tyrannosaurus kon vrij snel stappen, maar de geleerden zijn het er niet over eens of hij gezien zijn hoge gewicht ook kon rennen.
De meesten denken dat hij wel een echt roofdier was en geen aaseter, zoals soms wordt gesteld.
Tyrannosaurus is de bekendste van alle dinosauriërs geworden doordat hij in boeken werd voorgesteld als het grootste landroofdier uit de wereldgeschiedenis.
De in 1915 ontdekte Spinosaurus uit Egypte is echter aanzienlijk groter.
In 1889 kreeg het geslacht van de beroemde professor Othniel Charles Marsh zijn naam, die "driehoorngezicht" betekent.
De eerstbenoemde typesoort is Triceratops horridus. Later werden er veel meer fossielen van opgegraven die allemaal een beetje in vorm verschilden.
Marsh en andere geleerden zouden daarvoor nog eens zestien soorten benoemen. Tegenwoordig denken de wetenschappers dat het bij de meeste hiervan niet om aparte soorten gaat.
Misschien is alleen T. horridus echt. Het kan zijn dat er nog een tweede soort was: T. prorsus.
Door de vele vondsten is de bouw van het dier goed bekend. Triceratops was erg groot. Hij kon negen meter lang, drie meter hoog en dertien ton zwaar worden.
Hij had een enorme kop, een korte stevige nek, een gedrongen smalle romp en een korte staart die een beetje afhing maar niet over de grond sleepte.
De huid was bedekt met schubben waarvan de kleur onbekend is. Het lichaam rustte op vier poten die zeer zwaar gespierd waren.
De stand van de achterpoten was recht. De voorpoten stonden meer gespreid met de ellebogen iets naar buiten gericht. De binnenste vingers en tenen droegen kleine hoefvormige nagels.
De kop was langwerpig. Op de achterkant van de schedel groeide een breed beenschild dat tot over de nek en schouders liep.
Boven de ogen stonden twee lange hoorns. Een derde, kortere, hoorn was op de neus geplaatst. De smalle snuit droeg een scherpe hoornsnavel.
Daarmee rukte Triceratops struiken uit de grond die door scherpe rijen kleine tanden in stukken geknipt werden. Die werden meteen doorgeslikt en in de grote buikholte verder verteerd.
De geleerden zijn het er niet over eens waartoe het nekschild en de hoorns dienden.
Ze kunnen gebruikt zijn om zich te verdedigen tegen de gigantische Tyrannosaurus rex, het belangrijkste roofdier dat in het leefgebied van Triceratops voorkwam.
Die mogelijkheid heeft Triceratops tot een van de bekendste dinosauriërs bij het grote publiek gemaakt.
Maar sommige wetenschappers denken dat er alleen onderling mee gevochten werd, om te bepalen wie het sterkst was.
Anderen geloven dat ze slechts bedoeld waren om mee te pronken of om de verschillende soorten uit elkaar te houden.
In het gebied in Noord-Amerika waar hij leefde, behoorde Triceratops tot de talrijkste gewervelde planteneters.
Hij werd vermoedelijk 66 miljoen jaar geleden aan het eind van het Krijt uitgeroeid door de inslag van een grote meteoriet.
Daarmee was Triceratops een van de laatste grote dinosauriërs.
Stegosaurus leefde 150 miljoen jaar geleden tijdens het Late Jura in Noord-Amerika en is met negen meter lengte de grootste bekende stegosauriër.
Het eerste fossiel van Stegosaurus werd ontdekt in 1877. Het geslacht kreeg datzelfde jaar van de beroemde professor Marsh zijn naam, die "daksauriër" betekent.
Er werden later nog veel meer fossielen van Stegosaurus gevonden. Vaak werden die als aparte soorten gezien, ook als hun skelet maar weinig anders was.
In totaal zijn er zo veertien soorten benoemd binnen het geslacht. Welke soorten daarvan echt zijn, is erg omstreden.
Tegenwoordig wordt geen enkele door alle wetenschappers als geldig beschouwd, zelfs niet de typesoortStegosaurus armatus.
Stegosaurus is een van de bekendste dinosauriërs wegens zijn opvallende uiterlijk. Hij had lange rechte achterpoten en korte sterke voorpoten.
Door de rechte benen was hij niet in staat te rennen. Anders dan oude afbeeldingen laten zien, hield hij zijn staart hoog in de lucht.
Aan het uiteinde van die staart stonden twee paar lange stekels. Daarmee kon hij zich verdedigen tegen roofdieren, waar hij niet voor kon weglopen.
Hij werd extra beschermd door kleine beenplaatjes op zijn hals. Op zijn rug stond een rij van zeventien grote puntige beenplaten die om en om geplaatst waren tot het einde van de staart.
De geleerden zijn het er niet over eens waartoe die platen dienden. Misschien beschermden ze de rug tegen een aanval maar het kan ook zijn dat ze door het dier gebruikt werden om af te koelen of om indruk mee te maken op roofdieren en soortgenoten.
Stegosaurus had een kleine langgerekte kop met een snavel en kleine tanden aan het einde van een slanke nek.
Daarmee rukte hij stukken plant af die ongekauwd werden ingeslikt om in de enorme buikholte door bacteriën verteerd te worden.
Omdat de nek niet zo heel lang was, ging het dier wellicht soms op zijn achterpoten staan om hogere takken of zaden te bereiken.
Maar volgens de meeste wetenschappers at hij meestal de lage planten die verspreid in het droge landschap stonden waar hij leefde.
huidige Noord-Amerika. Hij was meer in het bijzonder een lid van de groep van de Hadrosauridae, die tegenwoordig als een klade geïnterpreteerd wordt, ondanks een uitgang die naar de taxonomische rang van familie verwijst.
Hij kon acht tot tien meter lang worden en 3500 tot 4000 kilo wegen. Het was een herbivoor en er wordt verondersteld dat hij in kuddes, op vlaktes in de buurt van water leefde.
Deze laatste soorten zijn gevonden in New Mexico en Utah. P. cyrtocristatus is wellicht slechts de juveniele vorm van P. tubicen.
Kam
Schedel van Parasaurolophus
Een tijd werd verondersteld dat de grote gekromde kam die hij op zijn kop draagt, een soort snorkel was, en dat het dier ook in het water geleefd zou hebben.
Van deze theorie is men echter afgestapt. De kam had immers geen neusgaten op de top, en analyse van de inhoud van gefossiliseerde magen toonde aan dat deze voornamelijk landplanten bevatten.
Nu wordt wel aangenomen dat de holle kam van maximaal 1,80 meter lang, die een verlenging van de luchtwegen bevat, diende om een kenmerkend geluid voort te brengen ten behoeve van de communicatie, waardoor het mogelijk een geluid als een
We springen nu een grote stap voorwaarts (enkele tientallen miljoenen jaren) en belanden in de oertijd waar de eerste 'aap-mensen' rondliepen...
De neanderthaler (Homo neanderthalensis, ook wel Homo sapiens neanderthalensis) is een uitgestorven mensensoort.
In een periode van honderdduizenden jaren ontwikkelde ze zich geleidelijk aan uit Homo heidelbergensis.
Vondsten van skeletdelen van neanderthalers komen voor in Europa, het Midden-Oosten en Centraal-Azië tot aan de Altaj. Uit Afrika en Oost-Azië zijn geen vondsten bekend.
Maar de toen wereldvermaarde anatoom Rudolf Virchow oordeelde er anders over en beweerde dat het schedeldak afkomstig was van een recente mensenschedel, die echter pathologisch misvormd was en derhalve wel toebehoord kon hebben aan "een
idioot". Virchow was gekant tegen de interpretatie van de neanderthaler als prehistorische mens.
Tot aan zijn dood wilde hij de vondst uit het Neandertal niet aanvaarden als bewijs voor het bestaan van andere mensensoorten in het verleden.
De vindplaats in Engis
Het eerste neanderthalerskelet werd, achteraf beschouwd, ontdekt door Schmerling in Engis te Luik in 1829.
Zelfs hele geraamtes van deze voorhistorische mens werden ontdekt en op grond van 100 vondsten werd het mogelijk een betrouwbaar beeld te verkrijgen van Homo neanderthalensis of de 'Neanderthalmens' die niet groter was dan 1,60 m, maar volkomen
rechtop liep en niet gebogen zoals te zien is op oudere afbeeldingen ontworpen volgens de vondst van de "bejaarde van La-Chapelle-aux-Saints".
Tegenwoordig zijn botten van ongeveer 400 individuen bekend.
Dit is begrijpelijk omdat Darwin hoe dan ook de oorsprong van de mens niet in dat werk behandelde. In 1864 lieten twee vrienden hem een neanderthalerschedel zien.
In The Descent of Man (1871) noemt Darwin de neanderthaler één keer: "Nevertheless, it must be admitted that some skulls of very high antiquity, such as the famous one of Neanderthal, are well developed and capacious".
Darwin accepteert dus dat de schedel van de neanderthaler relatief groot is (zonder afmetingen of datering te geven), maar daarmee past deze vondst niet zo goed in zijn betoog dat 'primitieve' mensen kleinere schedels en hersenen dan de moderne mens gehad
zouden moeten hebben. Geplaatst in de context van zijn tijd is het niet verwonderlijk dat Darwin in 1859 niets over de Neanderthalvondst schreef, omdat het toen de enige vondst was en er zeer tegenstrijdige interpretaties gegeven werden.
De neanderthaler ontwikkelde zich rond 200.000 jaar geleden uit Homo heidelbergensis.
Overgangsvormen zoals de steinheim-mens, meestal gezien als Europese varianten van Homo heidelbergensis, worden ook wel als "proto-neanderthaler" beschouwd.
De eerste onomstreden vondsten van skeletresten die de klassieke neanderthalerkarakteristieken vertonen dateren van 180.000 en 176.000 jaar geleden.
Vondsten uit die tijd, midden in het Saalien, zijn weliswaar zeer zeldzaam, maar dit betekent niet dat er al niet eerder neanderthalers hebben rondgelopen.
Pas zo rond 130.000 jaar geleden, tegen het einde van het Saalien en tijdens het voorlaatste interglaciaal, het Eemien (van 128.000 tot 116.000 jaar geleden), worden de vondsten talrijker.
Een belangrijke vondst die van rond de 130.000 jaar geleden dateert werd in 1899 in de nabijheid van de Kroatische stad Krapina gedaan.
In Europa verdween de neanderthaler ongeveer 32-34.000 jaar geleden.
Aan de zuidelijke randen van het Iberisch schiereiland, waaronder Gibraltar, wist de neanderthaler zich mogelijk nog enige duizenden jaren langer te handhaven.
Dat Gibraltar de laatste plek was waar neanderthalers zich konden handhaven wordt echter betwijfeld door andere archeologen.
Zij vermoeden dat de vondsten eerder het gevolg zijn van het zeer intensieve archeologische onderzoek dat de Engelsen op een zo klein oppervlak verrichten.
In Byzovaja in de republiek Komi heeft een team van wetenschappers onder leiding van Ludovic Slimak de meest recente vindplaats van de neanderthaler gevonden.
Tot circa 26.000-20.000 jaar geleden moeten neanderthalers in deze streek hebben gewoond. Het is niet alleen de jongste, maar ook het noordelijkst gelegen leefgebied van de neanderthaler.
Byzovaja bevindt zich op dezelfde breedtegraad als IJsland.
Algemeen wordt aangenomen dat zij niet de directe voorouders van de moderne mens zijn, hoewel recent onderzoek aantoont dat ze genetisch wel bijgedragen hebben.
De neanderthalers leefden enige tijd gelijktijdig met de cro-magnonmens, die geldt als eerste anatomisch moderne mens en dienovereenkomstig wordt aangeduid als Homo sapiens sapiens.
Door de meeste geleerden wordt aangenomen dat de moderne mens ongeveer 200.000 jaar geleden in Afrika onafhankelijk van de neanderthaler uit een andere Afrikaanse ondersoort van Homo heidelbergensis is ontstaan.
In de tijd rond 1200 v.Chr. was het gehele oostelijke Middellandse Zeegebied in grote beroering geraakt.
Omdat veel steden in vlammen opgingen, wordt dit de brandcatastrofe genoemd.
In de ijzertijd, die hierop volgde, viel het Rijk van de Hettieten uiteen in verschillende onafhankelijke stadstaten, waarvan sommige tot ongeveer 700 v.Chr. bleven bestaan.
Het Hettitisch Koninkrijk of in ieder geval zijn kernregio, stond bekend als het land Hatti in het Hettitisch.
De Hettieten moeten echter niet verward worden met de Hattiërs, een veel ouder volk dat dezelfde regio voor hen tot aan het 2e millennium v.Chr. bewoonde en dat geen Indo-Europese taal sprak, maar het Hattisch.
Verder worden de Hettieten die in de Bijbel worden vernoemd eerder Neo-Hettieten genoemd.
Zij waren de erfgenamen die na de val van het Hettitisch Koninkrijk in Anatolië vanaf 1200 v.Chr. Syrië in handen hadden.
Zij hadden weinig gemeen met hun voorgangers en spraken Luwisch.
Het Oude Koninkrijk, in de bronstijd gecentreerd rond Hattusa, beleefde haar hoogtepunt in de 16e eeuw v.Chr., en slaagde er op enig moment zelfs in om Babylon te plunderen, maar maakte geen aanstalten om daar te regeren.
In plaats daarvan kozen zij ervoor om de macht over te dragen aan de Kassitische bondgenoten die er vervolgens 400 jaar zouden heersen.
Tijdens de 15e eeuw v.Chr. beleefde het Hettitische rijk een donkere periode, om weer te verrijzen onder de heerschappij van Tudhaliya I vanaf ca. 1400 v.Chr.
Onder Suppiluliuma I en Mursili II strekte het rijk zich uit tot bijna geheel Anatolië en delen van Syrië en Kanaän, waardoor rond 1300 v.Chr. de Hettieten grensden aan de Egyptische invloedssfeer, met als gevolg de bekende slag bij Kadesh in 1274 v.Chr..
Burgeroorlogen en rivaliserende aanspraken op de troon, in combinatie met de externe bedreigingen, waaronder mogelijkerwijs ook de dreiging van de zogenaamde Zeevolken, verzwakten de Hettieten.
(Hittieten mishandelen hun Cananieten-krijgsgevangenen)
Rond 1160 v.Chr. stortte het rijk in elkaar. Archeologische opgravingen geven aan dat de hoofdstad Hattusa niet werd vernietigd, maar in de 13de eeuw is verlaten.
Een mozaïek van kleine staatjes, los van de centrale regering en bevrijd van vreemde garnizoenen, wordt zich bewust van hun onafhankelijkheid.
"Neo-Hettitische" stadstaten, ondergeschikt aan Assyrisch gezag, kunnen zich nog tot ca. 700 v.Chr. voortgesleept hebben.
Overblijfselen van deze talen drongen door tot in Perzische tijden en werden uiteindelijk uitgeroeid door de verspreiding van het Hellenisme.
Het Hettitisch spijkerschrift is dat van de 3e Dynastie van Ur: dit hebben zij alleen in Syrië kunnen vinden, wat aantoont dat zij of een aantal van hen in dit land hebben gewoond en er de tijd hadden de schrijfkunst te leren.
Hettitische religie en mythologie stond onder invloed van de Mesopotamische mythologie, welke in de loop van de geschiedenis steeds groter werd.
In vroegere tijden konden nog wel Indo-Europese elementen gezien worden, bijvoorbeeld Tarhunt de god van de donder, en zijn conflict met de slang Illuyankas.
In hun teksten zijn aanwijzingen te vinden dat de Hettieten Indra, Mithra en Varuna vereerden.
Zij voerden berggoden en stormgoden in. In de geschriften van een van de eerste Hettitische koningen, Koning Annita, wordt de stormgod Taru als hoogste godheid vermeld.
Gurney maakt echter uit de teksten van Boghazkoy op dat 'in Arinna de opperste godheid klaarblijkelijk de Zonnegodin Wurusemu was, wier gemaal, de weergod Taru, slechts de tweede plaats bezette'.
Sommige teksten beschrijven rituelen voor deze Zonnegodin, waaruit blijkt dat de koningin ook hogepriesteres was voor de Godin.
Gurney merkt verder op dat de Arische koningen de eerdere Hattische heiligdommen aanvankelijk in stand hielden, ' terwijl ze voor zichzelf het ambt van opperhogepriester van de streek opeisten '.
Er is ook een mythe van het verslaan van de draak. Koning Mursilis II vermeldt de viering van de stormgod in verschillende steden.
In een brief verwijst hij tevens naar het grootste feest van vergelijkbare omvang in de hoofdstad Hattusas. Dit ging door in het mausoleum van de Godin Lilwanis.
Daar werd een strijd geëvoceerd tussen de stormgod en de draak Illuyankas.
Een jongeman Hupisayas had met de Godin Inara geslapen en verwierf daardoor voldoende kracht om de stormgod te helpen bij het verslaan van de draak.
Dit verhaal is analoog aan dat van Tiamat, de symbolisatie van de kracht van de Godin die door Marduk werd van de macht verdrongen.
Het Hettitisch woord tarh betekent verovering. In het Sanskriet waaraan deze taal verwant is, betekent tura zoveel als machtige of kracht. (In India was Turashah een epitheton voor Indra).
Het woord tauros en toros betekent stier. Het centrale gebergte in Anatolië heet de Taurus, met als hoogste top de Toros.
Het woord kan ook in verband staan met bergen zoals Hor, Hur of Hara.
Zoals boven vermeld is de term "Hettieten" een exoniem, afkomstig van de Hebreeuwse bijbelHeth, gekozen vanwege de overeenkomst met de naam "Hatti",
en tevens vanwege het feit dat de Bijbelse Hettieten naar verluidt een grote mogendheid was die "in de bergen" en "noordwaarts" van Kanaan lag.
Aangezien, volgens de Documentaire hypothese, de Hebreeuwse bijbel lang na de val van het Hettitische rijk geschreven is, nemen enkele wetenschappers aan dat de bijbelse aanduidingen verwijzen naar Neo-Hettitische Luwische stadstaten.
Deze Neo-Hettieten, die vanaf 1200 v.Chr. noordelijk Syrië in handen hadden, na de val van het grote Hettitische Rijk in Anatolië, hadden weinig gemeen met deze laatsten en spraken zelfs een andere taal, het Luwisch, in plaats van Akkadisch.
Zij worden een 40-tal keren in de Bijbel vernoemd.
De kleinzoon van Abraham, Esau huwde een Hettitische. En Abraham zelf kocht van de Hettiet Efron een stuk land met een grot erop, waar hij later werd begraven.
Voor verwijzingen naar de Hettieten in de bijbel zie onder andere: Gen. 10:15; 15:19-21; 23:3-20; 26:34; 36:1-3; Num. 13:29; Jozua 1:2-4; 3:10; 1 Kon. 11:1; 2 Kon.7:6-7; 2 Kron. 1:17; Ezek. 16:3.
Tijdlijn
circa 1750 - 1400 v.Chr. - Oude Rijk - (Hattusa wordt de hoofdstad over de verschillende, aanvankelijk onafhankelijke, stadstaten in centraal Anatolië)
1400 - circa 1180 v.Chr. - Grootrijkstijd - (beginnend met Tudhaliya; Suppiluliumas I verovert Syrië en Muwatallis valt Egyptenaren aan (Kadesh))
Nota bene: De literatuur geeft twee verschillende indelingen. De eerste indeling is die zoals hierboven: een oud rijk, gevolgd door de grootrijkstijd.
Deze indeling lijkt zich met name te betrekken op de politieke en legislatieve situatie. Zo spreken de wetsteksten over een situatie "nu" en een situatie "vroeger".
Bovendien blijken er ook enkele taalkundige verschillen te zijn in de teksten van beide periodes; een Oud- en een Jong Hettitische taalperiode.
Echter, uit de verdere ontwikkeling van de hettitiologie is ook nog een Middelhettitische taalfase gebleken - waarvan de ontwikkeling wellicht in de hand is gewerkt door het gebrek aan macht aan het eind van het Oude Rijk - , zodat sinds ca. 1960 ook een
driedeling bestaat parallel aan de taal- en schriftfases: een Oudhettitische, een Middelhettitische en een Jonghettitische periode.
Het gevolg van deze verschillende indelingen op verschillende soorten argumenten is dat er nu ook een synchronisatie van beide indelingen gewenst zou kunnen zijn, met als gevolg dat men soms spreekt van het 'late oude rijk' en van de 'vroege grootrijkstijd'
Het Assyrische leger was goed geïntegreerd in de rest van het rijk en kon steunen op de economische ruggengraat van het rijk, die werd gevormd door de steden Nimrud, Ninive en natuurlijk ook Assur.
Relief van het Assyrische leger dat een stad belegerd (Ninive).
Het was Tiglat-Pileser III die de grote hervorming doorvoerde in het leger die haar voor meer dan driehonderd jaar het machtigste ter wereld zou maken.
Hij zou de staat rond een stand leger opbouwen en de administratie van het rijk koppelen aan die van het leger.
Voortaan draaide alles in het Assyrische rijk om het leger en enkel het leger.
De Assyriërs hadden al rond 1000 v.Chr. ingezien dat wapens, strijdwagens en wapenrustingen uit ijzer veel beter waren en Tiglat-Pileser zou dan ook voor zorgen
dat de wapens constant vernieuwd werden en zijn manschappen er zeer goed met leerden omgaan.
Het merendeel van het leger bestond uit speerwerpers, die - hoewel ze trager waren dan cavalerie - sneller vooruit gingen dan andere infanteristen uit hun tijd en zo een belangrijk element waren in de Assyrische oorlogsvoering.
De Assyrische boogschutters waren véél beter georganiseerd dan hun tegenstanders boogschutters. Met hun sterkere bogen konden ze hun pijlen met ijzeren punt
met grote precisie afschieten op de vijandige linies en zo verwarring zaaien alvorens de cavalerie erop lost te laten.
Het hoeft ook niet te verbazen dat de Assyrische strijdwagens voorzien waren van pijlenkokers om boogschutters op strijdwagens van pijlen te voorzien.
Hoewel de cavalerie slechts een klein deel van het leger uitmaakte waren zij de best getrainde eenheid én inzetbaar voor ingewikkeldere manoeuvres.
Ook op het gebied van vestigingsbouw en belegeringswerken konden de Assyriërs buigen op een lange traditie.
Vanop houten torens konden de Assyrische boogschutters hun dodelijke projectielen afschieten op de verdedigers op de muren.
Door de efficiëntie die de intensieve trainingen van de verschillende eenheden opleverden, kon het Assyrische leger zich vlot over eender welk terrein verplaatsen, wat mede een van hun sterke punten vormde.
Daarnaast maakten de Assyrische troepen gebruik van terreur die ze zaaiden bij hun doortocht.
Het was ook onder Tiglat-Pileser III dat de eerste hulptroepen afkomstig uit andere volkeren werden ingezet, die onder Sargon II een belangrijk deel van het leger zouden gaan uitmaken.
Zij traden in sommige gevallen op in een soort alliantieverband en zorgden voor heel wat politieke onrust.
Pas in Egypte onder de late 19e dynastie en meer in het bijzonder in het achtste regeringsjaar van Ramses III werd hen een halt toegeroepen.
De Egyptische farao Merneptah verwijst expliciet naar hen met de term "de vreemde-naties (of 'volkeren') van de zee" (Egyptisch: nȝ ḫȝt.w n pȝ ym) in zijn grote Karnakinscriptie.
Hoewel sommige geleerden menen dat ze Cyprus, Hatti en de Levant binnenvielen, blijft deze hypothese omstreden.
Er zijn theorieën die een verandering in de oorlogsvoering toeschrijven aan de Zeevolken.
Deze zou hebben geleid tot een ware omwenteling met grote politieke gevolgen.
Veel rijken en stadstaten aan de oost- en zuidkust van de Middellandse zee, die tot dan toe hun macht gebouwd hadden op een kern van elite-strijdwagentroepen, bleken niet opgewassen tegen een nieuw soort infanterie met langere zwaarden.
Een té grote focus op een wapenwedloop als oorzaak verwaarloost echter ook het tactische voordeel van asymmetrische oorlogvoering en de duidelijke voordelen die een ad hoc georganiseerde maritieme oorlogvoering daarbij kan hebben.
Zoals veel rond de zeevolken onduidelijk is, is ook omstreden in hoeverre zij bijdroegen aan de neergang aan het einde van de Late Bronstijd, dan wel dat ook zij daar een slachtoffer van waren.
De Slag bij Kadesh (soms ook als Kadesj, Qadesh of Quadesh gespeld) ook wel Kinza genoemd - te identificeren met het huidige Tell Nebi Mend aan de rivier Orontes in Syrië - vond plaats bij Kadesh
tussen de legers van Egypte onder leiding van Ramses II (1290 1224 v. Chr.) en de Hettitische strijdmachten onder leiding van Muwatalli II en werd nabij die rivier uitgevochten in het jaar 1274 v.Chr.
De Slag bij Kadesh was de militaire climax in de spanning tussen het Egyptische en het Hettitische rijk, in een conflict dat al jaren sleepte.
Beide machten troffen elkaar in de grensgebieden van hun rijken, het huidige Syrië.
De Hettieten waren naar Syrië afgezakt om Amurru, een voormalige vazal die naar de Egyptische kant was overgelopen, terug onder Hettitisch gezag te plaatsen.
De Hettieten bivakkeerden in Carchemish en waren woest op de Egyptenaren vanwege dat verraad.
De Egyptenaren zelf deden er alles aan om de controle over hun nieuwe vazal te behouden en rukten massaal uit om het land te beschermen.
Het was waarschijnlijk de grootste strijdwagenslag ooit, er werden ongeveer 5000 voertuigen ingezet.
De Hettitische koning Muwatalli II plaatste zijn troepen achter de grote heuvel bij Kadesh.
Hij kon een beroep doen op vele van zijn bondgenoten, onder wie Rimisharrinaa, de koning van Aleppo.
Ramses II voelde zich veilig nabij Kadesh want hij dacht dat het Hettitische leger nog in Aleppo zat,
maar kwam de waarheid pas te weten toen zijn verkenners twee Hettitische soldaten gevangennamen.
Ramses zond onmiddellijk koeriers naar de Ptah- en Seth-divisie (in het Egyptische leger kregen de divisies namen van goden),
die zich nog steeds aan de verkeerde kant van de rivier Orontes bevonden en maande hen hem snel te hulp te komen.
Maar voordat Ramses zijn divisies bijeen kon krijgen, reden ongeveer 2000 strijdwagens van Muwatalli's strijdmacht in op het centrum van de Ra- en Amon-divisie
en sloegen aan het plunderden in de Egyptische colonne.
De Hettieten, in (voorbarige) overwinningsroes en afgeleid door alle buit die er te halen viel, werden op hun beurt echter overvallen door de haastig ontboden Ptah- en Seth-divisie,
die zodoende Ramses van de ondergang wisten te redden.
De Egyptenaren moesten nu terugtrekken.
Ramses zelf kon ternauwernood ontsnappen aan gevangenschap, mede door versterkingen die door Amurru gestuurd waren om de farao te assisteren en die de Hettieten konden terugdringen.
Door de gewonnen tijd konden de Egyptenaren zich hergroeperen en de strijdwagens van de Hettieten bijna omsingelen,
maar die slaagden erin om zich over de Orontes terug te trekken en zich terug bij de rest van hun leger te voegen.
Omdat Muwatalli geen gebruik maakte van de inzet van de reserve-eenheden op het moment dat de Farao Ramses nog niet in slagorde opgesteld stond
(nadat de Ra-divisie verslagen was en de Amon-divisie in chaos verkeerde) verspeelde hij het tactisch overwicht.
Het inzetten van de reserves van Muwatalli veel later in de slag, dit met het oogmerk om tactisch verlies goed te maken in plaats van strategisch voordeel uit te buiten,
wordt gezien als een klassieke strategische fout.
De niet gebonden Ptah- en Seth-divisie van Ramses hebben gebruikgemaakt van deze gelegenheid en forceerden een status quo waarop de dag erop besloten werd de strijd te staken.
Beide kampen noemden deze slag een overwinning, maar Ramses' troepen hadden veruit de meeste slachtoffers en waren er niet in geslaagd om meer grondgebied in te nemen.
Kadesh en Amurru werden door de Hettieten hernomen.
Dit verlies van prestige zorgde voor een reeks van opstanden in het Egyptische Rijk, waardoor Ramses zich niet meer op het grensconflict kon concentreren.
En in 1259, in het 21ste jaar van de heerschappij van Ramses II, 15 jaar na de slag, werd het eerste paritaire vredesverdrag ter wereld (voor zover bekend althans) gesloten tussen Ramses II
en Hattusili III (indirecte opvolger van Muwatalli II).
Van dat verdrag bestaan drie versies: een Oud-/Middelegyptische, een Akkadische en een Hettitische variant.
Overigens is een reproductie van het vredesverdrag heden ten dage te vinden in het gebouw van de Verenigde Naties in New York.
Nog eens 13 jaar later, in 1246 v.Chr. stuurden Hattusili III en zijn vrouw Puduheba een van hun dochters naar Egypte om in het huwelijk te treden met Ramses II,
opdat de goede relaties tussen de beide dynastieën daarmee verzekerd zouden zijn.
Put is Hebreeuws voor Libië. Volgens de Joodse historicus Flavius Josephus was Put de stichter van Libië en lag er in Noord-Afrika ook een gelijknamige rivier, ook naar Put vernoemd.
Plinius de Oudere schrijft over een rivier genaamd Phuth; volgens zijn verslag zou deze in het huidige Marokko hebben gelegen.
Een Libische connectie zou eveneens zijn afgeleid uit Nahum 3:9, waarin staat dat Put en Libiërs Egypte te hulp schoten. [2]
In de bijbel worden de nakomelingen van Put krijgers genoemd en zijn ze de bondgenoot van Mizraïm.
De Filistijnen stichtten vijf onafhankelijke stadstaten, die een soort stedenbond vormden (pentapolis).
Gedurende de twaalfde en elfde eeuw v.Chr. hadden de Filistijnen de hegemonie in het gebied, maar in de eeuwen daarna werd hun macht steeds meer ingeperkt.
Tijdens de neo-Assyrische periode (ca. 800-626 v.Chr.) beleefden de Filistijnse steden opnieuw een periode van bloei.
Na de verovering door de Babyloniërs in 604 v.Chr. zijn de Filistijnen geleidelijk opgegaan in omliggende volken.
Dankzij opgravingen in Filistijnse plaatsen wordt er steeds meer bekend over de Filistijnse cultuur.
Van belang is met name het Filistijns aardewerk, dat zich door kunstige patronen onderscheidt van Kanaänitisch aardewerk uit deze periode en dat vaak wordt gebruikt om Filistijnse archeologische vondsten te kunnen dateren.
Uit de archeologische gegevens blijkt dat de cultuur van de Filistijnen zich in de twaalfde en elfde eeuw sterk onderscheidt van die van de andere volken in de levant,
maar dat er vanaf de tiende eeuw steeds meer sprake is van culturele assimilatie aan omliggende culturen.
Dit blijkt op gebieden als voeding of taal en schrift, maar ook op het gebied van de godsdienst.
Daarnaast worden de Filistijnen vermeld in Egyptische, Assyrische en Babylonische bronnen.
Ook uit enkele meer recent gevonden Filistijnse inscripties kunnen gegevens worden afgeleid met betrekking tot de Filistijnen.
Herkomst van naar de filistijnen gaan
Wanneer iets kapot of onherstelbaar is beschadigd kun je dat in het Nederlands uitdrukken door op te merken dat het naar de filistijnen is.
Deze uitdrukking heeft te maken met een volk dat onder meer beschreven wordt in het oude testament van de Bijbel en bestaat zodoende al eeuwen in de Nederlandse taal.
Van oorsprong waren de Filistijnen een zogenaamd zeevolk. Al in de 13e eeuw voor Christus wordt er door de Egyptenaren over dit volk gesproken.
De oorsprong van de Filistijnen is niet helemaal duidelijk.
Vermoedelijk stamden ze af van Minoïsche of Myceense Grieken. In de 12e en 11e eeuw voor Christus hadden de Filistijnen veel macht in het tegenwoordige Israël.
De Israëliers voerden dan ook geregeld oorlogen met de Filistijnen en deze worden in de Bijbel dan ook beschreven als tegenstanders van het Israëlische volk.
Filistijnen in de Nederlandse taal
Het is zeker dat de uitdrukking naar de filistijnen gaan te maken heeft met deze vijanden van de Israëliers.
Hoe het woord in het Nederlands de huidige betekenis heeft gekregen is echter niet helemaal bekend.
Er bestaan verschillende theorieën over. Eén theorie gaat er vanuit dat filistijnen door de manier waarop het gebruikt werd in de Bijbel een synoniem is geworden voor ongelovigen.
De Filistijnen die in de Bijbel beschreven werden hadden immers een ander geloof dan de Israëlieten.
De uitdrukking is dan te verklaren doordat ongelovig als negatief werd gezien. Naar de filistijnen gaan betekent dan dus naar de ongelovigen gaan.
Simson
Een andere theorie suggereert dat de uitdrukking te maken heeft met de Bijbelse figuur Simson (ook wel bekend als Samson).
Deze man beschikte over een bijzonder grote kracht en wordt in de Bijbel beschreven als een belangrijke vechter voor het volk van de Israëlieten.
Hij vocht tegen de Filistijnen en versloeg in zijn eentje duizend Filistijnen, met een ezelskaak.
Zijn bijzondere kracht hing echter samen met de lengte van zijn haren.
Hij had lang haar en zou zijn krachten verliezen wanneer zijn haar werd afgeknipt.
Delila
Simson trouwde met een Filistijnse vrouw, Delila, en dit betekende zijn ondergang.
Zij kwam er achter dat Simson zijn krachten zou verliezen wanneer zijn haren afgeknipt werden en liet dit door een aantal mannen doen terwijl Simson lag te slapen.
Zo verloor Simson zijn enorme krachten door een huwelijk met een Filistijnse.
Hier zou de uitdrukking dat iets naar de filistijnen is ook vandaan kunnen komen.
De Shardana of Sherden worden in Egyptische bronnen genoemd als een van de Zeevolken die de Nijldelta en Noordelijk Egypte binnendrongen rond 1220 v.Chr.
Zij kwamen met hun hele gezin en al hun hebben en houden toe. Sardinië was waarschijnlijk hun land van herkomst.
Het meest voor zich sprekende is dan toch wel het bijbelse Egyptische leger
Het Oud-Egyptische leger was van het Oude Rijk - en vermoedelijk zelfs vroeger - tot de inval van de Hyksos in Neder-Egypte een leger van dienstplichtige boeren en ambachtslieden geleid door de elkaar onderling rivaliserende Egyptische edellieden.
Vanaf het Oude Rijk nam het Oud-Egyptische leger ook huurlingen in dienst, waarvoor ze zelfs verdragen afsluiten met buitenlandse leiders om aan huurlingen te komen.
De meeste Egyptenaren in het Oude Rijk durfden geen buitenlandse expedities aan omdat ze vreesden in het buitenland te sneuvelen en niet de nodige begrafenisrites te krijgen.
Daarom werden buitenlandse huurlingen ingehuurd om te vechten in het buitenland.
Het leger moest vooral burgeroorlogen uitvechten en trok soms ook op tegen het zuidelijk gelegen Nubië.
De wapens van dit Egyptische leger was behoorlijk primitief en weinig efficiënt, maar de Egyptenaren vochten maar zelden tegen andere tegenstanders dan Egyptenaren.
Daarnaast waren er echter wel elite-eenheden zoals de paleiswacht, de grenswacht en begeleiders van vrachtschepen, die beter op de strijd voorbereid waren.
Nadat de Hyksos verdreven waren en het Nieuwe Rijk gesticht werd, werd het Oud-Egyptische leger grondig hervormd op gebied van bewapening en indeling.
Deze evolutie begon al onder de Thebaanse zeventiende en achttiende dynastieën.
Omdat men langere veldtochten ondernam werd een leger van dienstplichtigen onpraktisch en werd een beroepsleger ingericht.
De edelen werden aangesteld als officieren in strijdwagens die in dichte formatie met de farao onder hun rangen ten strijde reden.
Er waren genietroepen met zware schilden die stormrammen en stormladders gebruikten, en na de verovering van Nubië ook Kushitische stoottroepen en Nubische boogschutters.
Doordat het leger niet langer meer op de oude sociale structuren gebaseerd was, kon men voortaan carrière maken zoals blijkt uit de openlijke dankbetuigingen aan het adres van sommige soldaten in inscripties.
Uit de rangen van het leger kwamen zelfs farao's zoals Horemheb en Ramses I, terwijl anderen zich lieten omringen door oud-soldaten wiens loyaliteit zekerder was dan die van de oude adel.
Atlantic begon de productie van speelgoedsoldaatjes eind jaren 1960 en had een grote populariteit in begin '70 met de H0 schaal en 1:32 plastic speelgoed soldaat serie " Soldati d'Italia " ( " Italiaanse soldaten "). Op basis van dit succes begon het bedrijf series uit de Tweede Wereldoorlog en andere historische periodes uit te geven, waaronder het Wilde Westen, het Romeinse Rijk, Grieken en het oude Egypte. De speelgoed soldaatjeslijn H0 wordt aangevuld met een uitgebreide reeks voertuigen , van tanks tot zware bommenwerpers, alsmede gebouwen ( bijvoorbeeld een miniatuur Colosseum en een Egyptische tempel.
Atlantic stopte met creëren van nieuwe lijnen in 1978 en bracht goedkopere herdrukken van zijn klassieke lijnen ( meestal in schaal 1:32 ) van slechter materiaal en goedkopere verpakkingen. In 1984 stopte alle productie. Naar verluidt zijn de meeste Atlantic mallen verkocht aan een Iraakse speelgoed bedrijf en later zoekgeraakt of vernietigd in de Eerste Golfoorlog Een paar modellen werden verworven door bordspel- en speelgoedfabrikant Nexus Editrice , Deze begon in 1998 met het leveren van kwaliteitsheruitgaven ( vooral voor de verzamelaarsmarkt) "Atlantic Wars" op basis van Atlantic speelgoedsoldaatjes . Nexus is momenteel eigenaar van het merk Atlantic en logo.
Onder het Oude Egypte, ook wel faraonisch Egypte genoemd, wordt doorgaans verstaan de beschaving of beschavingen in Egypte tussen circa 3300 v.Chr. en 332 v.Chr.
Sommigen stellen dat rond 3300 v.Chr. Egypte werd verenigd tot één staat.
Volgens anderen zou pas koning Narmer rond 3100 v.Chr. heel huidig Egypte onder zijn macht hebben verenigd, en de stad Memphis hebben gesticht, die vermoedelijk zijn hoofdstad werd.
Weer anderen stellen dat koning Menes (3032-3000 v.Chr.) als eerste Egypte in één rijk verenigde. De hoofdstad of steden zouden tot 332 v.Chr. vaak van plaats veranderen.
Historici hebben de 27 eeuwen vanaf Menes (3032 v.Chr.) verdeeld in periodes, verwijzend naar het feit dat Egypte soms verenigd was in één rijk (Vroeg-dynastieke Periode, Oude Rijk, Middenrijk, enz.)
en Tussenperiodes waarin dit niet het geval was:
Dynastie 0, ook wel Naqada III genoemd (zie Pre-dynastieke periode (Naqada)), (ca. 3300-3032 v.Chr.)
Vroeg-dynastieke Periode (ca. 3032-2639 v.Chr.) = 1e - 3e Dynastie
Oude Rijk (ca. 2639-2216 v.Chr.) = 4e - 6e Dynastie
Eerste tussenperiode (ca. 2216-2040 v.Chr.) = 7e - 10e Dynastie
Middenrijk (ca. 2040-1793 v.Chr.) = 11e - 12e Dynastie
Tweede Tussenperiode (ca. 1793-1550 v.Chr.) = 13e - 17e Dynastie
Nieuwe Rijk (ca. 1550-1070 v.Chr.) = 18e - 20e Dynastie
Derde Tussenperiode (ca. 1070-712 v.Chr.) = 21e - 24e Dynastie
Late periode (712-332 v.Chr.) = 25e - 31e Dynastie
De officiële geschiedenis van het Oude Egypte begon toen Egypte een verenigde staat werd, ergens rond 3300 v.Chr.
Archeologisch bewijsmateriaal wijst er niettemin op dat ontwikkelde culturen in het Nijldal al veel eerder bestonden, tot 8000 jaar voor Chr.
De lijst van farao's vanaf die pre-dynastieke periode (3000 jaar voor Chr.) tot aan Grieks-Romeinse tijd 300 na Chr. is dan ook zeer uitgebreid...
Nefertari (Nefertari Merenmoet) (ca. 1300-1250 v.Chr.) was de vrouw van farao Ramses II, die als zijn evenknie de zeer invloedrijke functie met de titel van Godsvrouw van Amon bekleedde.
Dit is de opperpriesteres die de dagelijkse rituelen in de tempel samen met de farao uitvoerde, en aan het hoofd daarvan stond.
Haar volledige naam is Nefertari Merenmoet. Deze toevoeging betekent geliefd door Moet, wat ook naar haar functie verwijst.
Ze trouwde op dertienjarige leeftijd met de toen vijftienjarige Ramses, nog voordat hij de troon besteeg.
Ze bleef zijn favoriete vrouw en een belangrijk raadgeefster tijdens zijn lange regeerperiode. Mede daarom wordt zij in Aboe Simbel even groot als haar man afgebeeld.
Toch heeft niet een van haar kinderen (ze had waarschijnlijk vier zonen en twee dochters), maar Merenptah, de zoon van Ramses' tweede vrouw Isisnofret, Ramses opgevolgd.
Na haar dood werd Isisnofret Ramses' belangrijkste vrouw.
Haar graftombe is gevonden in de Vallei der Koninginnen en is ontdekt door Ernesto Schiaperlli in 1904.
In de jaren 80 werd het graf volledig gerestaureerd en het wordt gezien als het mooiste graf van de Vallei der Koninginnen.
Het bezoek aan de tombe is onderworpen aan zeer strenge regels.
Zo mogen er een maximaal aantal mensen per dag naar binnen en mogen er maar een beperkt aantal tegelijk binnen zijn.
Ook moet er pauze zijn tussen de groepen, zodat het condens kan worden afgevoerd.
Nefertiti (ook wel Nefertete, Nofretete) was koningin van de 18e Dynastie van Egypte
en heerste als Grote koninklijke vrouwe aan de zijde van Achnaton, de farao die over Egypte regeerde aan het begin van het Nieuwe Rijk, van 1352 v.Chr. tot 1338 v.Chr., tijdens de Amarna periode.
Haar naam Nefertiti betekent De mooie is gekomen.
Nefertiti dankt een groot deel van haar bekendheid aan haar buste die bewaard wordt in het Neues Museum in Berlijn
Haar afkomst is niet met zekerheid vastgesteld.
Een hypothese zegt dat zij een dochter zou geweest zijn van Ay die na Toetankhamon vier jaar als farao zou geregeerd hebben maar daarvoor diverse hoge functies had bij zijn voorgangers.
Volgens sommigen zou hij een broer of halfbroer geweest zijn van Tiye, de Grote koninklijke vrouwe in de 18e Dynastie van Egypte aan de zijde van farao Amenhotep III
Volgens andere hypotheses was zij Tadukhipa een Hurritische prinses uit het koninkrijk Mitanni, de dochter van Tushratta.
Maar deze hypothese wordt door vele onderzoekers als weinig waarschijnlijk afgedaan.
Deze hypothese was gebaseerd op de naam van de koningin, die er op zou wijzen dat ze uit het buitenland was aangekomen,
maar Nefertiti is wel degelijk een Egyptische naam zoals werd bevestigd door de Franse Egyptoloog Jean Yoyotte die specificeert dat het een van de namen van de godin Hathor is.
Ramses II of Ramses de Grote (ca. 1300 v.Chr. - 1213 v.Chr.) was de derde farao van de 19e dynastie uit de Egyptische Oudheid.
Ramses II wordt wel beschouwd als de grootste farao aller tijden. Hij was een groot veldheer en bouwer.
Hij liet onder andere Aboe Simbel en het Ramesseum bouwen en breidde ook verschillende andere tempels uit.
Bovendien liet hij een nieuwe hoofdstad in de Nijldelta bouwen om zo eerder te kunnen reageren op een Hettitische aanval.
Hij had vele vrouwen, waaronder Nefertari, die een van de mooiste graven in de Vallei der Koninginnen heeft. Zelf is Ramses begraven in de Vallei der Koningen (graf DK 7).
Zijn mummie bevindt zich heden ten dage in Caïro.
Op de leeftijd van veertien jaar werd hij tot co-regent benoemd.
Hij bereikte een zeer hoge leeftijd (waarschijnlijk negentig jaar) en vierde daardoor vele Sed-festivals.
Mogelijk was hij ook farao ten tijde van de Exodus.
Hij overleed na een regering van 66 jaar en 2 maanden en werd opgevolgd door zijn dertiende zoon Merenptah.
Toetanchamon of Toetankhamon was een farao van de 18e Dynastie van het Oude Egypte.
Hij heette oorspronkelijk Toetanchaton, later werd om politiek-religieuze redenen zijn naam veranderd in Toetanchamon, wat zoveel betekent als: "Levend evenbeeld van Amon".
Zijn troonnaam Nebcheperoere betekent: "Heer van de manifestaties van Ra".
Lange tijd werd gedacht dat Nefertiti zijn moeder was, maar dankzij recent DNA-onderzoek, gepubliceerd in het Journal of the American Medical Association,
is vast komen te staan dat Toetanchamon een zoon was van Achnaton en zijn zuster, een onbekende vrouw, wier mummie bekendstaat als KV35YL.
Toetanchamon was geen opvallende farao.
Zijn beroemdheid is vooral te danken aan het zeldzame feit dat zijn graf, toen het in 1922 door Howard Carter werd gevonden, vrijwel ongeschonden bleek te zijn.
Het voor een farao kleine graf bevatte meer dan 3500 kunstvoorwerpen die nog zeer intact waren.
Toetanchamon was gehuwd met zijn halfzuster Anchesenamon en was de opvolger van Achnaton, hoewel er tussen hen beiden mogelijk nog een farao geregeerd heeft (Smenchkare).
Toetanchamon was slechts negen jaar oud toen hij farao werd en ook nog erg jong toen hij stierf (19 jaar oud).
Hij groeide op in de stad Amarna. Aanvankelijk was zijn naam niet Toetanchamon maar Toetanchaton, naar de Egyptische god Aton,
een zonnegod die werd aanbeden nadat Achnaton een drastische wijziging in de godsdienst van het Egyptische rijk had doorgevoerd door een vorm van monotheïsme/monolatrie in te voeren.
Onder de regering van Toetanchamon keerde Egypte terug naar de traditionele religie; de verering van alle oude goden, vooral die van de oppergod Amon, werd in ere hersteld en Toetanchaton nam de naam Toetanchamon aan.
Lange tijd was niet helemaal duidelijk waarom hij zo jong gestorven is.
Op basis van tweedimensionale röntgenopnamen suggereerde een Brits team in de jaren zestig een schedelbreuk, wat de hypothese zou staven dat Toetanchamon was vermoord door een klap op het achterhoofd.
Latere onderzoeken spreken dit tegen en geven aan dat dit gat tijdens het mummificeren is ontstaan.
Het is wel duidelijk dat er in zijn tijd grote spanningen waren in Egypte, nadat het religieuze beleid van zijn voorganger Achnaton tot een grote chaos geleid had.
Bovendien waren er oorlogen, onder andere met de Nubiërs en de Hittieten.
Een paleisrevolutie viel ook niet uit te sluiten.
Een recente schouwing van Toetanchamons skelet heeft uitgewezen dat hij 19 was toen hij stierf en ongeveer 1,68 m lang.
Er zat 1 cm verschil tussen de lengte van zijn benen en hij had een ietwat scheve ruggengraat.
Daarnaast had hij een klompvoet en miste een teen aan de andere voet.
Hij liep met een stok, wat mede ondersteund wordt door de vondst van 170 stokken in zijn graf.
Hij leed ook aan een ontsteking in zijn knie, veroorzaakt door een breuk.
De breuk zou veroorzaakt kunnen zijn door een val van een strijdwagen, waarschijnlijk gedurende een jachtpartij, een geliefde bezigheid van de jonge farao.
In 2009 heeft men de mummie gescand.
Uit dit onderzoek is gebleken dat Toetanchamon naar alle waarschijnlijkheid gestorven is aan de gevolgen van de ontsteking in zijn knie, gecombineerd met malaria.
De Trojaanse Oorlog is het onderwerp geweest van enkele werken in de literatuur, waarvan het eposIlias van de schrijver Homerus verreweg het beroemdste is.
Een hoofdpersoon van de Ilias Odysseus (of Ulysses) komt ook voor in Homerus' andere epos, de Odyssee.
Deze oorlog is ook onderwerp geweest van andere klassieke werken, echter alle jonger dan het werk van Homerus.
Op het huwelijk van Peleus en Thetis zijn alle goden aan het feesten. Eén is er echter niet uitgenodigd: Eris, godin van twist en tweedracht.
Wie wil er immers dat er op zijn huwelijksfeest ruzie ontstaat? Eris is woest omdat ze niet is uitgenodigd en ze verzint een plan:
ze schrijft op een gouden appel 'voor de mooiste' (της καλλιστης - tès kallistès) en ze gooit de appel de feestzaal binnen.
Natuurlijk vinden zowel Hera, Athena als Aphrodite zichzelf de mooiste en Eris' plan lukt: er ontstaat geruzie.
Zeus wordt om raad gevraagd, maar die wil zich liever niet uitspreken over deze netelige kwestie. Hij stelt voor om de Trojaanse prins Paris te laten oordelen.
De drie godinnen komen bijeen om Paris te laten beoordelen wie van hen de mooiste is. Op uiterlijk is het zeer moeilijk voor Paris om te bepalen wie nu uiteindelijk de mooiste godin is.
Om de uiteindelijke beslissing kracht bij te zetten, besluiten de drie godinnen om Paris, door middel van extra giften en beloften, ervan te overtuigen om de godin met het meest aanlokkelijke aanbod te verkiezen tot mooiste godin.
Hera, de echtgenote van Zeus, belooft Paris onmetelijke macht wanneer hij voor haar als de mooiste kiest.
Pallas Athena belooft Paris onnoemelijke wijsheid en Aphrodite belooft Paris ultieme liefde in de vorm van de mooiste vrouw op aarde, Helena van Sparta, die reeds beloofd was aan een groot Grieks leider, de AtreïdeMenelaos.
Paris kiest uiteindelijk voor Aphrodite als mooiste godin omdat zij hem de mooiste vrouw op aarde had beloofd.
Nadat Paris gekozen heeft de appel aan Aphrodite te geven, heeft hij de vijandelijkheid van Hera en Pallas Athena. Hij had nu één godin blij gemaakt, maar de twee anderen haatten hem nu.
Dit zou tot rampzalige gevolgen voor Troje leiden.
De schaking van Helena
Paris en Helena huwen
Belofte maakt schuld en Paris vindt dat het wel tijd wordt om zijn beloning te gaan halen. Hij stapt dus met een aantal makkers in zijn boot om Helena te gaan halen.
Deze was toen al getrouwd met Menelaos, dus moest Paris haar ontvoeren. Toen Paris eenmaal aankwam bij Menelaos, werd hij gastvrij ontvangen en mocht zo lang blijven als hij wilde.
Helena werd gauw verliefd op Paris en samen voeren ze terug naar Troje. Wanneer Menelaos de verdwijning van zijn vrouw ontdekt zit die al ver weg, in de Trojaanse paleizen.
Menelaos voelt zich beledigd en zint op wraak.
Oorlog
Menelaos gaat naar zijn broer Agamemnon en legt alles uit.
Door een eed waren allen die destijds naar de hand van de schone Helena dongen verplicht diegene te verdedigen tegen elkeen die met hem zou twisten.
Ze besluiten vervolgens om alle Grieken samen te roepen op het eilandje Aulis, om vandaaruit ten oorlog te trekken tegen de Trojanen.
Agamemnon zal de vloot aanvoeren. Onder de helden bevinden zich veel van hen die naar de hand van Helena dongen.
De personen spreken nog steeds tot de verbeelding: de bijna onkwetsbare Achilles, zijn goede vriend en neef Patroklos, de oude en wijze Nestor, de beresterke Ajax,
de vriend van Herakles Philoctetes met boog en pijlen van Herakles, de slimme en listige Odysseus, de zienerKalchas, de dappere Diomedes en uiteraard Menelaos zelf.
In Aulis aangekomen zien de Grieken zich eerst nog genoodzaakt Agamemnons dochter Iphigeneia te offeren omdat een gunstige wind uitblijft.
Volgens sommige verhalen redt Artemis haar echter door een hert in Iphigineia's plaats te leggen omdat ze op het laatste moment medelijden krijgt met het meisje.
Paris en Menelaos
Menelaos en Paris vechten
Als de Grieken bij Troje arriveren, besluiten ze na enige gevechten dat ze het beste een tweestrijd tussen Paris en Menelaos kunnen houden.
Hektor en Odysseus zetten hiervoor een strijdperk uit. Als Paris wint blijft Helena in Troje en gaan de Grieken terug naar huis, als Menelaos wint gaat Helena weer terug mee naar Griekenland.
Als het gevecht is begonnen blijkt Menelaos veel sterker dan Paris en als Paris op het punt staat door Menelaos te worden gedood,
ontstaat er ineens een dichte nevel (gemaakt door Aphrodite) en verdwijnt Paris van het strijdtoneel naar zijn slaapkamer.
Er is dus geen winnaar uit het gevecht gekomen en de oorlog gaat door.
Achilles en Hektor
Achilles is zonder enige twijfel de sterkste Griekse held. Zijn moeder Thetis heeft hem als baby in de rivier de Styx ondergedompeld, zodat hij onkwetsbaar is geworden.
Enkel op de plaats waar ze hem vasthield, aan zijn hiel, is hij zwak. Als hij daar geraakt wordt, zal hij sterven.
Niemand kent Achilles' geheim echter. Na 10 jaar oorlog om Troje zijn de Grieken nog geen stap dichter bij de overwinning.
De Trojaanse helden vechten dapper: in de hoofdrol zien we vooral Hektor, de zoon van koning Priamus.
Paris, die eigenlijk verantwoordelijk is voor de oorlog, zit liever thuis, bij Helena.
Achilles doet niet meer mee
Achilles en Briseis in een 17e-eeuwse illusratie van Wenceslas Hollar
De pest is uitgebroken bij de Grieken. Men vraagt de zienerKalchas wat er gedaan moet worden.
Trillend op zijn benen zegt Kalchas dat de aanvoerder, Agamemnon, de oorzaak is van de pestepidemie.
Apollo is boos op hem, omdat hij Chryseis, de dochter van één van de priesters tot zijn slavin heeft gemaakt.
De Grieken vinden allemaal dat Agamemnon het meisje moet teruggeven aan haar vader om Apollo weer gunstig te stemmen.
Na lang aarzelen stemt Agamemnon daarmee in, maar hij wil er wel iets voor in de plaats. Hij wil Briseis, de knappe slavin van Achilles.
Achilles is woest, scheldt Agamemnon uit en daagt hem zelfs uit voor een gevecht.
Uiteindelijk geeft hij Briseis aan Agamemnon, maar hij is zo beledigd en beschaamd, dat hij weigert nog verder te vechten.
Trojanen aan de winnende hand
De pestepidemie bij de Grieken stopt, en de strijd met de Trojanen breekt weer los als nooit tevoren. Hoe dapper de Grieken ook vechten, ze blijken Achilles niet te kunnen missen.
Ze worden meer en meer teruggedrongen naar hun eigen legerkamp. De Trojanen dreigen zelfs het kamp en de schepen van de Grieken in brand te steken.
De Grieken begrijpen dat het zo niet langer kan en Agamemnon besluit Briseis dan toch maar terug te gaan brengen naar Achilles.
Zijn pogingen zijn vergeefs: Achilles is zo diep gekwetst dat hij blijft weigeren mee te vechten. Hij wil naar huis.
Patroklos' dood en Achilles' terugkeer
Achilles' soldaten en zijn vriend Patroklos zien de Trojanen dichter- en dichterbij komen. Patroklos vraagt Achilles of hijzelf dan tenminste toch mag gaan meevechten.
Eventueel met de wapenrusting van Achilles aan, zodat de Trojanen denken dat Achilles zelf terug is. Achilles geeft Patroklos daarvoor toestemming.
Patroklos is dolblij en trekt meteen ten strijde. Het plan lukt: de Trojanen denken inderdaad dat Achilles zelf terug is, en ze wijken terug tot achter hun stadsmuren.
Maar dan valt de helm af van Patroklos. Hector ziet het meteen. Hector schreeuwt 'verrader' en met behulp van Apollo doodt hij Patroklos en rooft diens wapenuitrusting.
Wanneer Achilles op de hoogte wordt gesteld van Patroklos' dood, is hij onmiddellijk bereid om weer mee te doen. Hij wil wraak nemen op Hektor.
Hephaistos zelf smeedt voor hem een nieuwe wapenuitrusting, en Achilles trekt ten strijde.
Hij gaat tekeer als een leeuw en maakt de Skamandrosrivier rood van het bloed van de Trojanen die hij doodt. Dan komt hij plots voor Hektor te staan.
In een geweldig gevecht doodt hij Hektor, maar nog is zijn woede niet gekoeld.
Hij hangt Hektors lijk achter zijn strijdwagen en dagelijks rijdt Achilles met zijn strijdwagen rond, met erachter het lijk van Hektor.
Het lijk blijft verder echter onbeschadigd door interventie van god Hermes (boodschapper en god van reizigers).
Ontzet zien de Trojanen dit tafereel aan vanaf de muren van hun stad. Koning Priamus, Hektors vader, kan dit niet meer aanzien.
Op een nacht gaat hij, beschermd door Hermes naar het Griekse kamp en vraagt Achilles om het lijk van zijn zoon los te kopen.
Achilles stemt aanvankelijk met tegenzin toe en de Trojanen begraven Hektor waardig.
Achilles' dood
Na Hektors begrafenis bleven de Grieken aan de winnende hand.
Achilles had bijna de stadspoorten van Troje geopend, toen Paris hem, geholpen door Apollo, met een pijl trof in zijn hiel, waarna de held stierf.
Er brak een strijd los om het lijk van Achilles, maar Ajax en Odysseus verdedigden hem. Uiteindelijk zou de meer charismatische en welbespraakter Odysseus Achilles' wapens krijgen.
Ajax kon dit niet verkroppen en in zijn woede ging hij in het donker zijn kamp uit om alle Griekse leiders neer te slaan.
Dit deed hij, maar zijn verstand was vertroebeld door de godin Athena, en toen zijn verstand weer terugkwam bleek hij enkel een kudde schapen te hebben geslacht.
Zijn overpeinzingen hierover leidden ertoe dat hij liever zelfmoord pleegde dan in schaamte verder te leven.
Dagenlang rouwden de Grieken, tot Nestor hen weer tot orde riep waarna de strijd werd hervat.
Ook Paris, de oorzaak van alle ellende, kwam ten val toen een pijl van Philoctetes hem doodde.
Philoctetes droeg immers de boog van de toen al legendarische Herakles.
Aeneas, een andere Trojaanse prins, doch geen zoon van Priamos, was nu de sterkste Trojaanse held, zodat de Grieken de stad nog steeds niet konden innemen.
Het Houten Paard
De Trojanen halen het paard in triomf de stad in
Na 10 jaar oorlog raadde de ziener Kalchas de Grieken aan om de stad met een list in te nemen, daar geweld blijkbaar geen oplossing bood.
De sluwe Odysseus kwam met het plan: de Grieken bouwden een metershoog houten paard waarin ze soldaten verstopten: Odyseuss zelf, Achilles' zoon Neoptolemus, Menelaos,
Diomedes, Thessandrus, Stenelus, Acamos, Thoas, Machaon, Epeos en vele anderen.
Het plan vereiste dat de Trojanen, in hun overwinningsroes het paard de stad in zouden slepen en zouden feesten, waarna ze kwetsbaar zouden zijn.
De Grieken braken hun kamp op en deden of ze terug naar huis gingen. In werkelijkheid lieten ze hun schepen echter voor anker gaan bij het eiland Tenedos.
Eén Griek was achtergebleven, Sinon. De Trojanen kwamen buiten de stad en stonden stomverbaasd rond het paard.
Hun ziener Laokoon waarschuwde dat het een list betrof. Hij werd echter, samen met zijn twee zoons Athenodorus en Polydorus, gewurgd door slangen die uit de zee kwamen.
De Trojanen zagen hierin een teken van de goden dat Laokoon onbetrouwbaar was.
Ze vonden ook Sinon, die hen vertelde dat hij was achtergelaten door de Grieken en dat de Grieken naar huis waren; het paard was een geschenk voor Pallas Athena.
Cassandra, de dochter van Priamus, voorspelde dat het slecht zou aflopen wanneer de Trojanen het paard de stad binnen zouden halen.
Zij faalde nooit in haar voorspellingen, maar omdat zij ooit de liefde van niemand minder dan Apollo had versmaad, was zij door hem vervloekt,
zodat zij nooit geloofd werd, dus luisterde ook nu niemand naar haar. Uitgelaten haalden de Trojanen het paard naar Troje en een feest barstte los.
Ondergang van Troje
De Trojanen lagen allemaal dronken te slapen en Sinon vond de tijd rijp om met een fakkel een teken te geven naar de schepen die even verderop lagen
en bevrijdde zijn makkers uit het paard; dezen openden de poorten van de stad.
De Trojanen, weliswaar in de meerderheid, hadden vanwege het verrassingseffect en de drank geen enkele kans en werden afgeslacht.
Ook koning Priamos werd door Achilles' zoon Neoptolemos gedood en Andromache, de weduwe van Hektor, werd door hem als buit meegevoerd naar zijn vaderstad Epirus.
Haar zoontje Astyanax werd van de stadsmuur van Troje geworpen.
Dit waren de 47 leiders van de Grieken, die een totaal van 1.202 schepen met zich mee brachten.
De Slag bij Qarqar (of Karkar) werd uitgevochten in 853 v.Chr. toen de krijgsmacht van Assyrië, geleid door koning Salmanasser III oog in oog kwam te staan
met de krijgsmacht van een alliantie van 12 koningen bij Qarqar, geleid door Hadadezer (of Ben-Hadad II) van Damascus.
Deze slag is bijzonder door het grote aantal strijders, meer dan enig veldslag voordien, en door de eerste vermelding van een aantal volkeren in de geschreven historie (zoals de Arabieren).
Volgens de, later opgerichte, inscriptie van Salmanasser was hij begonnen aan zijn jaarlijkse campagne met zijn vertrek uit Ninive op de 14de dag van Aiaru.
Hij stak zowel de Tigris als de Eufraat over zonder incidenten en ontving onderweg overgave en tribuut van verscheidene steden, inclusief die van Aleppo.
Eenmaal voorbij Aleppo ging hij de confrontatie aan met troepen van Iruleni, koning van Hamath, die hij prompt versloeg; als vergelding plunderde hij zowel het paleis als de steden in Iruleni's koninkrijk.
Na de plundering van Qarqar kwam hij tegenover de geallieerde strijdmachten te staan bij de Orontes rivier.
Salmanasser's inscriptie beschrijft in aanzienlijk detail de strijdkrachten van zijn opponent Hadadezer:
Hadadezer zelf commandeerde 1200 strijdwagens, 1200 cavaleristen en 20.000 soldaten;
Iruleni commandeerde 700 strijdwagens, 700 cavaleristen en 10.000 soldaten;
Salmanasser pochte dat zijn troepen 14.000 slachtoffers had toegebracht aan het geallieerde leger en talloze strijdwagens en paarden buitgemaakt had.
Hij beschrijft de schade die hij toegediend had aan zijn opponenten in gruwelijke details.
Echter, de inscripties van koningen uit de periode geven nooit nederlagen toe en claimen soms zelfs overwinningen van voorvaders of voorgangers .
Zelfs als Salmanasser een duidelijke overwinning behaald had in Qarqar, dan nog maakte dit niet een snelle verdere verovering van Syrië door Assyrië mogelijk.
Assyrische bronnen maken duidelijk dat Salmanasser nog meerdere campagnes in de regio uitvoerde in de volgende decennia, waarbij hij nog zes keer de strijd aanbond met Hadadezer,
die nog minstens twee maal gesteund werd door Iruleni van Hamath. Salmanassers opponenten hielden vast aan hun troon na deze veldslag:
Hadadezer was koning van Damascus zeker tot 841 v.Chr., terwijl Achab koning van Israël was tot ca. 850 v.Chr..
Nadat Cyrus zijn grootvader Astyages, koning der Meden en tevens schoonbroer van Croesus, had onttroond besloot de Lydische koning om het Perzische rijk aan te vallen.
Voor hij zijn campagne startte vroeg hij volgens Herodotus raad aan het Orakel van Delphi, waarop de priesteres hem zei: een groot rijk zal ten onder gaan.
Gerustgesteld door die voorspelling begon hij aan zijn offensief, en hij verwoestte de vesting Pteria, nabij de rivier de Halys in Centraal-Anatolië.
Cyrus leverde vervolgens op de vlakte nabij de stad slag met Croesus.
De Lydische cavalerie bleek een taaie tegenstander, maar het Perzische leger wist wel de opmars van de Lydiërs tot staan te brengen.
Croesus ontbond zijn leger, maar Cyrus achtervolgde hem en belegerde Sardes, de hoofdstad van Lydië.
Hij nam Croesus gevangen en maakte van Lydië een provincie van het Perzische rijk.
Sikauyavatish, tegenwoordig: Ziwiye, was een fort aan de zuidelijke oever van het meer van Urmia in het noordwesten van Iran.
De aanleiding tot het gevecht was de dood van de Perzische koning Cambyses II.
Toen Cambyses in Egypte was werd zijn broer Bardia, (Grieks: Smerdis), die zijn zaken waarnam, gedood door Gaumata.
Deze deed zich voor als Bardia. Hierop haastte Cambyses zich terug naar Perzië, maar stierf voordat hij zijn thuisland bereikte.
Dat het hierbij om zelfmoord ging is niet bewezen.
Prins Darius verdreef hierop Gaumata naar het bergachtige gebied van de Meden en doodde hem na een gevecht bij Sikayauvatish.
Hierna werd Darius zelf koning van het Perzische Rijk.
Er zijn historici, die menen dat de verhalen van Herodotos en Darius een legitimatie achteraf waren voor de machtsovername van Darius.
In werkelijkheid zou zijn optreden een opstand tegen Bardia zijn geweest en was Gaumata nooit koning geworden.
Darius kon op deze manier aannemelijk maken dat hij de troon niet had geroofd, maar er alleen voor had gezorgd, dat die weer terugkwam in het geslacht van de Achaemeniden.
Van dat geslacht was hij maar een ondergeschikte prins.
Volgens de mythologie is Naxos het eiland van Bacchus en Ariadne.
Het eiland werd bewoond door Bacchus, de god van de wijn, in de tijd dat Theseus het eiland aandeed op zijn terugreis van het eiland Kreta.
Op Kreta had Ariadne, de dochter van koning Minos, Theseus geholpen om de Minotaurus te doden en natuurlijk nam Theseus haar met zich mee.
Hij liet haar echter achter op Naxos en daar ontfermde de God van de wijn, Bacchus, zich over de bedrogen koningsdochter en nam haar tot zijn vrouw.
Naxos was al bewoond voor het eind van de Protocycladische Tijd, dat wil zeggen al voor 2.000 v.Chr. en het heeft een gewichtige rol gespeeld in de ontwikkeling van de Cycladische cultuur.
De bloeiperiode van het eiland valt in de 7de en 6de eeuw v.Chr.
Naxos was in die tijd oppermachtig binnen de Cydaden en zowel handel als kunst (in het bijzonder de beeldhouwkunst) namen er een hoge vlucht.
Bewijzen van de Naxische beeldhouwkunst zijn er over heel Griekenland te vinden;
we volstaan hier met het noemen van de marmeren sfinx in Delfi, een geschenk van Naxos, en de beroemde Leeuwen, het Huis en de Stoa van Naxos op Delos.
In 490 v.Chr. werd Naxos verwoest door het overmachtige leger der Perzen, die toen hun veldtocht tegen de Grieken waren begonnen.
In 479 v.Chr. nam Naxos deel aan de slag bij Plataeae waar de Perzen door de gezamenlijke Griekse steden werden verslagen.
Hierna oefende vele jaren de stadstaat Athene er de heerschappij uit. In 338 v.Chr. werd het door de Macedoniërs ingenomen en later (in 166 v.Chr.) door de Romeinen.
Hierna volgden de lange jaren van het Byzantijnse Keizerrijk, een periode waarin vele kerken op het eiland werden gebouwd.
Er zijn enkele zeer waardevolle onder en sommige van die kerken behoren tot de oudste die in het hele Balkangebied bewaard zijn gebleven.
De Slag bij Marathon was de beslissende veldslag die de Eerste Perzische Oorlogbeëindigde en de eerste poging van de Perzen om de Griekse stadstaten bij het rijk te voegen.
In augustus490 v.Chr. landde een Perzisch expeditieleger op advies van Hippias aan de oostkust van Attica, ter hoogte van het dorp Marathon, op grote loopafstand van Athene. Onder de charismatische leiding van Miltiades wisten de Atheners deze poging te verijdelen. Volgens hoge ramingen verloren de Perzen 6000 à 7000 man. Daartegenover sneuvelden er "slechts" 192 Atheense strijders, wier stoffelijk overschot ter plaatse werd bijgezet in een nu nog bestaande grafheuvel.
Volgens een verhaal uit latere tijden bracht de ijlbode Phidippides het bericht van de Griekse overwinning in één ruk naar Athene, waar hij bij aankomst stierf van uitputting. Het is waarschijnlijk een legende. Toch werd bij de oprichting van de moderne Olympische Spelenter herinnering de Marathonloop ingevoerd. Historisch is wel dat de Atheense troepen onmiddellijk na de aftocht van de Perzen in ijltempo naar Athene terugkeerden, een geforceerde mars van een zevental uren. Ze kwamen op tijd aan om een tweede landingspoging te beletten van de Perzische vloot, die om Kaap Soenion gevaren was.
Cyrus II de Grote, een tolerante veroveraar die de Griekse kolonies had veroverd in het westen van Anatolië, liet deze veel onafhankelijkheid behouden mits ze zich vrijwillig onder het gezag schaarden van de Perzische satraap (gouverneur) van Sardis.
In 499 v.Chr. kwamen de Grieken in Ionië in opstand en werden versterkt door 25 schepen uit Athene en Eretria. De Griekse soldaten uit de schepen voegde zich bij de plunderende Ioniërs in het brandende Sardis - waarbij ook tempels verloren gingen, reden voor de Perzen om later de tempels op de Acropolis te verwoesten. Daar trokken zij zich terug. Darius de Eerste had met zijn leger de opstand in 494 v.Chr. neergeslagen. De deelname van Athene bij de opstand in Ionië en de plundering van Sardes had de relatie tussen de Grieken en de Perzen verslechterd.
Mardonius die in 492 v.Chr. Macedonië tot overgave dwong, wilde Griekenland binnenvallen, maar zijn vloot werd door een storm bij KaapAthos verwoest. Hij was gedwongen zich terug te trekken naar Azië. Op de weg terug werd hij diverse keren aangevallen door Thraciërs en verloor hij een groot deel van zijn leger.
In 491 v.Chr. stuurde Darius I diplomaten naar elke Griekse stad en eiste overgave. De eerste staat die zich overgaf was het Griekse eilandAegina dat kort daarna een vazal van Perzië werd. Athene beschuldigde de Aeginers van plannen om deel te nemen aan het Perzische leger in een oorlog tegen eigen volk. Kort daarna werd er oorlog verklaard met Sparta als de bondgenoot van Athene. Darius had gebruikgemaakt van de Aeginers als excuus om Griekenland binnen te vallen.
Dat gebeurde in 490 v.Chr. De Perzen wilden Athene verwoesten voordat zij een grote bedreiging voor hen werd. Het gevolg hiervan was de slag bij Marathon en een reeks veldslagen waarbij de Griekse falanx de veel talrijkere Perzen versloegen.
Voorbereiding van de slag
Bevelhebbers
Darius I afgebeeld op een Griekse vaas
Darius koos twee bevelhebbers: Datis, afkomstig uit Medië en zijn neef Artaphernes. VolgensHerodotus voerden ze het bevel over een wel erg groot leger waarvoor ze 600 triremen nodig hadden om het te vervoeren. Datis veroverde Eretria. Zelfverzekerd voer hij naar Marathon op de zuidkust van Attica, omdat de vlakte daar geschikt was voor zijn leger.
Athene maakte zijn hoplieten klaar. Athene had tien bevelhebbers (strategoi, onder wie Miltiades) die elkaar elke dag aflosten. De bevelhebbers stuurden Philippides naar Sparta en waarschijnlijk ook boodschappers naar andere steden om versterking. Herodotus beweert dat de Spartanen wilden helpen, maar volgens eigen traditie pas mochten vechten bij volle maan (9 september) na afloop van een plaatselijk festival. Volgens sommige moderne historici was er rond die tijd een opstand in Sparta waardoor ze niet konden uitrukken, wat ook vermeld wordt door Plato.
Troepensterkte
Volgens moderne historici was Datis' leger naar schatting 20.000 man groot waarvan 19.000 infanterie en 1000 cavalerie. Volgens Herodotus hadden de Perzen een leger van 26.000 man. De Grieken hadden ongeveer 10.000 hoplieten. De historici Simonides en Plutarchus schreven zelfs dat de Perzen over een leger van 20.000 tot 30.000 soldaten beschikten. Hoe de Perzen de cavalerie in het gevecht hebben gebruikt is onbekend. Twee Ionische overlopers kwamen de Atheense soldaten vertellen dat de cavalerie van de Perzen het gebied had verlaten. Wanneer en waarom is nog niet zeker, net zoals het Perzische gevechtsplan: daar wordt nog steeds over gedebatteerd. Sommige historici beweren zelfs dat het Perzische leger 20.000 tot 60.000 groot was.
Waarom zou Datis een grote vlakte als strijdperk kiezen voor een leger van 20.000 man of minder? Militiades maakte volgens Herodotus de Griekse linie even lang als die van de Perzen. Het front van de Griekse linie bestond uit ongeveer 1.625 man. Als de Perzen dezelfde dichtheid hadden als de Grieken zon 10 rijen sterk dan zouden de Perzen tegenover 16.000 Grieken staan, wat niet klopt volgens de bron. Uiteindelijk zou de formatie van de Perzen veel dieper en talrijker moeten zijn. Het kan niet uitgesloten worden dat de Perzen een groter leger hadden dan 20.000. Het door Herodotus geschatte aantal van ongeveer 26.000 Perzen is dan ook aannemelijk.
Vechten of terugtrekken?
De Griekse bevelhebbers overwogen een terugtrekking voor de Perzische overmacht, in afwachting op versterking van de Spartanen. Miltiades stemde voor een onmiddellijke aanval. Omdat de stemmen staakten overtuigde Miltiades Callimachus voor een aanval te stemmen. Het Atheense leger nam een goed verdedigbare positie in. Op de dag dat Miltiades bevel voerde, beval hij een aanval op het Perzische leger.[1]
De slag
Tactiek
De slagorde: de Grieken (blauw) omsingelen de Perzen (rood) langs de flanken
Een favoriete tactiek van de Perzen was de vijand verzwakken met salvos van pijlen om vervolgens met de cavalerie een charge op de gedesorganiseerde vijand uit te voeren. Maar de Grieken waren juist zwaar uitgerust en goed bestand tegen dit soort tactieken. Het Griekse ronde schild, de Hoplon, beschermde zowel de drager als de medesoldaat ernaast uitstekend en in formatie zelfs nog beter, terwijl de Perzische takabara en sparabara veel slechter waren uitgerust met smallere schilden van linnen, lappen stof en riet of soms hout die kansloos waren tegen de zware speren van de hoplieten.
Tijdens de Ionische opstand was de Atheense falanx ernstig verzwakt door pijlen van boogschutters. Voordat de hoplieten hen bereikten leden ze al grote verliezen, omdat ze langzaam moesten lopen om de formatie te behouden. Miltiades had al enkele confrontaties met de Perzen gehad in zijn campagne in Scythië rond 513 v.Chr.. Waarschijnlijk had hij zijn soldaten laten rennen om zo korter onder vuur van boogschutters te blijven. Mogelijk viel hierdoor de falanxformatie uit elkaar. Herodotus zegt echter dat de formatie niet gebroken werd bij de aanval. Deze lezing wordt ondersteund door de weinige doden die op dat punt van de strijd vielen.
Miltiades maakte de Atheense linie even lang als die van de Perzen, maar in het midden minder sterk. Volgens Herodotus was de linie een paar rijen diep met de flanken op volle sterkte, waarschijnlijk acht of meer rijen diep. Callimachus voerde het bevel over de rechtervleugel, een eervolle plaats in veel Griekse en later Hellenistische legers. De overige bevelhebbers namen plaats in de falanx op de frontlinie.
Atheense aanval
Een Korinthische helm met schedel gevonden te Marathon
De formaties werden gevormd en de voortekens van de offers waren gunstig. De Atheners kregen het signaal ten aanval en renden op de vijand af. De afstand tussen de twee legers was niet meer dan acht stadiën. Toen de Perzen de Atheners op zich af zagen rennen dachten ze dat ze gek waren omdat ze zagen hoe weinig er waren en dat ze geen ondersteuning hadden van cavalerie of boogschutters .
Acht stadiën is ongeveer 1,7 km. Reconstructies met acteurs in authentieke hopliet-uitrusting hebben aangetoond dat een dichte formatie van zware infanterie die afstand niet rennend kon afleggen bij het hete klimaat en onder pijlen van de Perzen. Waarschijnlijk renden ze langzaam tot ze binnen het bereik van Perzische boogschutters kwamen (ongeveer 250 meter). Daarna gingen ze pas voluit rennen.
Grieken waren in de Oudheid goed getraind en in zeer goede conditie. Rennend in uitrusting zouden ze er minder dan ongeveer vijf minuten over doen. In marstempo kostte het ongeveer tien minuten, lang genoeg voor de Perzen om te reageren. Dus kan men concluderen dat de Grieken niet gemarcheerd hebben.
Doorbraak
Hoewel Herodotus beweert dat de slag bij Marathon lang duurde, is het waarschijnlijker dat de Perzische flanken braken bij het eerste contact. Vooral omdat een linie van Sparabara niet opgewassen was tegen een falanx op volle snelheid van acht rijen diep.
Achter de Perzische linie stonden boogschutters zonder pantser of schilden. Zij waren niet getraind in man tegen man gevechten. Daarom renden deze boogschutters al snel terug naar hun schepen. In het midden stonden de Atheners onder zware druk. Hun linie was niet alleen dunner maar het terrein verstoorde hun formatie. Zo werd hun opmars vertraagd en werden ze langer blootgesteld aan Perzische pijlen. Ze stonden tegenover zwaar bewapende elite-eenheden en strijders afkomstig van sakabewapend met speer-achtige strijdbijlen. De Perzen braken in het midden door. Later stopten de Atheners en Plataeaeërs hun opmars op de vleugels en vielen de Perzen die door het midden braken in de flanken en achterkant aan.
Dit leidde tot een omsingeling tot een groot deel van het Perzische leger zich terugtrok. Later achtervolgden ze de Perzen - waarbij hun zware uitrusting nadelig was - tot op het strand waar nog gevochten werd. Daar veroverden de Grieken enkele schepen. Hierbij werden Callimachus en twee andere bevelhebbers gedood. In de slag kwamen er in totaal 6700 Perzen en 192 Grieken om.
De volgende dag kwamen de Spartanen op het slagveld aan. Ze hadden in drie dagen 220 kilometer gereisd. Sommige hedendaagse historici betwijfelen of ze die afstand zo snel afgelegd hadden. De Spartanen bewonderden de Atheense overwinning. Deze bewees dat de Perzen niet onverslaanbaar waren. Het inspireerde vele Grieken en veroorzaakte opstanden in onderworpen provincies.
Thucydides schrijft dat de Atheners de gesneuvelde soldaten van Marathon de bijzondere eer verleenden van een begrafenis ter plaatse in plaats van op de algemene begraafplaats in Athene.Simonides dichtte een grafschrift voor de grafheuvel van de Atheners:
Ελλήνων προμαχούντες Αθηναίοι Μαραθώνι
χρυσοφόρων Μήδων εστόρεσαν δύναμιν
(De Atheners verdedigden de Grieken in Marathon
en vernietigden de macht van de in goud geklede Meden)
Het graf werd in de jaren 80 van de negentiende eeuw opgegraven door Duitse archeologen. In een nabije geul vonden ze ook haastig begraven Perzen.
Conclusie
Marathon was een zware vernedering voor de Perzen. Het was de eerste keer dat Grieken de Perzen versloegen in een veldslag. Het is niet zeker of de centrale terugtrekking en omsingeling door de vleugels een bewuste tactiek van Miltiades was of een toeval dat hij volledig uitbuitte. Hij had veel ervaring met de Perzen en kende hun zwakheden. Daarom is het waarschijnlijker dat hij deze tactiek bewust gebruikte.
Kwaliteit was belangrijker dan kwantiteit. De Griekse hoplieten uit die tijd betaalden hun eigen uitrusting. Voor een groot deel kwamen zij uit de hoge en middenklasse. Ze waren mentaal en fysiek goed getraind, in tegenstelling tot de Perzische infanterie die vaak bestond uit de lagere klassen met slechtere uitrusting. De hoplieten vormden een zware infanterie, goed uitgerust en getraind in hevige aanval. De Perzische infanterie bestond voornamelijk uit lichte, slecht geoefende infanterie.
De Ionische opstand werd geleid door de Griekse aristocraten en trachtten daarvoor de steun te krijgen van de Grieken op het vasteland.
Sparta weigerde de opstand te steunen, maar Athene zond 20 schepen met soldaten, terwijl de stad Eretria op het eiland Euboea vijf schepen zond.
Deze hulp was echter meer een gebaar dan een serieuze veldtocht.
Na in 499 v.Chr. te hebben deelgenomen aan de verovering en verwoesting van Sardis, de Lydische hoofdstad, zeilden de Grieken huiswaarts,
waarna de Ioniërs de strijd alleen moesten voortzetten.
Hierna, toen de Perzische strijdkrachten eenmaal gemobiliseerd waren, werden de Ioniërs al spoedig verslagen.
De stad Milete werd als straf voor de leidende rol bij de opstand geplunderd en verwoest, terwijl de burgers werden vermoord, tot slaaf gemaakt, of gedeporteerd.
Bovendien besloot Darius I, de Perzische koning, dat de Grieken moesten worden gestraft voor hun interventie in Ionë.
Hij verzamelde een Perzische strijdmacht van 20.000 man en begon een strafexpeditie.
De zeeslag bij Lade, een eiland voor de kust van Milete, eindigde in een overwinning voor de Perzische vloot.
Het normale Perzische leger kende een eerste linie die uit ongeveer 40.000 man bestond.
Daarachter stond eenzelfde soort linie en vervolgens kwamen de boogschutters.
De ruiters werden altijd aan de flanken van en achter de linies geplaatst.
De bewapening van een Perzische soldaat bestond uit een speer en een boog.
Met de boog kon van grote afstand pijlen worden afgeschoten.
De commandanten van de divisies konden worden herkend aan hun speer, die met goud was belegd.
De normale soldaten hadden speren met zilveren speerpunten.
Herodotus beschrijft de Onsterfelijken als de meest gevreesde legereenheid van het Perzische leger, bestaande uit precies 10.000 zwaar bewapende manschappen.
Als één van deze soldaten gedood of ziek werd, werd deze meteen vervangen.
Zo telde het aantal manschappen altijd 10.000, vandaar de naam "Onsterfelijken".
De Onsterfelijken speelden een belangrijke rol tijdens de verovering van Babylon door Cyrus II de Grote,
was Valerianus I pas in 260 in staat Sjapoer uit Syrië te verdrijven maar bij Edessa viel de keizer, die met een kleine delegatie voor onderhandelingen was gekomen, levend in handen van Sjapoer.
De 65-jarige Valerianus onderging gedurende weken of maanden de verschrikkelijkste vernederingen voor hij uiteindelijk werd terechtgesteld en als opgezette trofee in het koninklijk paleis werd tentoongesteld.
Na zijn morele overwinning viel Sjapoer, Syrië opnieuw binnen maar ditmaal werd hij verslagen door Callistus "Ballista",
prefect aangesteld door Gallienus, zoon en opvolger van Valerianus.
Het zich terugtrekkende Perzische leger werd opnieuw en in de rug aangevallen door Odaenathus, koning van Palmyra,
De historische Slag bij Himera vond plaats in 480 v.Chr.
Toen Terillus, tiran van de stad Himera (op Sicilië) kort voor 480 v.Chr. werd verdreven door Theroon van Akragas, riep hij de hulp in van de Carthagers om zijn troon te heroveren.
Deze kwamen hem te hulp met een grote troepenmacht, maar vóór Himera wisten Gelo van Syracuse en Theroon van Akragas hen een verpletterende nederlaag toe te brengen.
Die laatste, verbannen uit zijn stad, smeede daarvoor een alliantie met Carthago, via zijn schoonzoon, Anaxilas, de tiran van Rhegium.
Theron belegerde en bezette met zijn troepen Himera, maar werd toen zelf belegerd door het Carthaagse leger, geassisteerd door Terillus.
In 480 voor Chr. won Theron, met de steun van zijn schoonzoon Gelo, de Slag bij Himera, tegen de Carthagers en hun bondgenoten.
Tijdens de heerschappij van Theron, vormde Acragas samen met Syracuse en Selinunte een soort triumviraat dat heerste over Grieks Sicilië.
Theron stierf in 473 voor Chr., en werd opgevolgd door zijn zoon Thrasydaeus, voordat die verslagen werd door Gelos broer en opvolger, Hiero I van Syracuse.
Na die nederlaag, kwam Acragas onder de controle van Syracuse.
De oud-Griekse dichter Pindarus schreef twee Olympische oden (2&3) ter ere van Theron, beide voor diens overwinning in het wagenrennen op de Olympische Spelen.
Ook een andere Griekse dichter, Simonides verbleef aan het hof van Theron.
Het was een keerpunt van de oorlog waarmee de Perzische opmars gestuit werd.
De Atheense generaal Themistocles kon ondanks de grote Perzische overmacht de Griekse bondgenoten overtuigen de strijd nogmaals aan te gaan na de onbesliste Slag bij Artemisium.
De Perzen stonden onder druk vanwege de naderende winter die het moeilijk zou maken het invasieleger te bevoorraden.
besloot men met de vloot een omtrekkende beweging te maken en de dreiging van de Griekse vloot te elimineren, ondanks waarschuwingen van koningin Artemisia van Carië,
die bepleitte om de Griekse vloot in toom te houden met een klein deel van de Perzische vloot, terwijl de rest troepen zou kunnen aanvoeren.
Door de beperkte manoeuvreerruimte in de zeestraat werkte de numerieke overmacht van de Perzen in hun nadeel en de Grieken wisten minstens 200 schepen te veroveren.
Slechts een klein eskader wist zich zonder verliezen door vaardigheid en tegenwoordigheid van geest te redden 5 schepen onder bevel van admiraal-koningin Artemisia.
In het nauw gedreven door de Grieken viel zij een Perzisch schip aan. De Grieken hielden haar daardoor voor een bondgenoot en lieten haar gaan.
De sluwheid van de koningin was Xerxes' enige succes. Xerxes trok zich daarop terug en liet zijn veldheer Mardonius achter.
Deze werd het jaar daarop beslissend verslagen in de Slag bij Plataeae.
Een andere grote veldslag, de slag bij Mycale aan de kust van Klein-Azië, beëindigde de Tweede Perzische Oorlog in het voordeel van de Grieken.
Herodotus verbindt in zijn Historiën de slag bij Salamis sterk met de Slag bij Himera, die op dezelfde dag zou hebben plaatsgevonden, en waar de Carthagers verslagen werden door Syracuse. Tegenwoordig wordt dit als een veel lokalere gebeurtenis gezien.
De Slag bij Mycale was een van de twee belangrijke veldslagen die het einde inluidden van de Perzische invasie van Griekenland, tijdens de Perzische Oorlogen.
De veldslag vond plaats op of nabij 27 augustus479 v.Chr. op de hellingen van de berg Mycale, in het vasteland van Ionië tegenover het eiland Samos.
Mycale resulteerde in de vernietiging van de hoofdmacht van de Perzen in Ionië, evenals hun vloot in de Middellandse Zee.
De slag bij Plataeae op dezelfde dag op het Griekse vasteland was tevens een overwinning voor de Grieken, en de Perzen waren gedwongen
om zowel Griekenland als Ionië te verlaten en verder het binnenland in te trekken, hetgeen de facto het einde van Perzische overheersing betekende.
De veldslag heeft bekendheid verkregen door de geschriften van Herodotus van Halicarnassus.
In het voorjaar van 479 v.Chr. begonnen verschillende Ionische steden een revolte tegen hun Perzische overheersers.
Dit verliep alles behalve succesvol, en spoedig waren zij gedwongen om de hulp in te roepen van het Griekse vasteland.
Een ontmoeting werd bijeen geroepen in Athene en de ambassadeurs van meerdere Ionische steden, Athene en Sparta ontmoetten elkaar vroeg in de zomer.
De ontmoeting maakte weinig indruk op de commandant van de Perzische strijdmacht in Thessalië, Mardonius, dus stelde hij een ultimatum aan Athene met de eis om neutraal te blijven.
Toen zij weigerden keerden de Spartanen huiswaarts om zich voor te bereiden op oorlog.
Ondertussen bereikten Mardonius' troepen Athene, maar de burgers hadden zich al teruggetrokken naar het nabij gelegen eiland Salamis.
In de veronderstelling dat de Atheners zich spoedig zouden overgeven stuurde Mardonius wederom vredesvoorwaarden, maar weer werden deze geweigerd.
Terwijl de Spartanen zich voorbereidden op oorlog, met uiteindelijk een troepenmacht van 5000 man aangevuld met 35.000 geallieerden,
arriveerde een delegatie uit Samos in Sparta met de vraag om ondersteuning.
De Griekse vloot van 110 schepen hees de zeilen en vertrok vanuit Delos onder het commando van koning Leotychidas II van Sparta.
Toen de Perzen hoorden van de Griekse aantocht, besloten ze om hen op het land tegemoet te treden.
Zij zeilden naar het nabijgelegen schiereiland van Mycale, ten oosten van de stad, en vormden een blokkade met behulp van een aantal van hun schepen,
terwijl ze de rest op het strand sleepten.
Toen de Griekse vloot arriveerde en Samos verlaten aantroffen, begonnen ze een achtervolging in de veronderstelling dat de Perzen op de vlucht waren geslagen.
De Grieken stuitten op de Perzen, die zich al in gevechtsformatie op het strand opgesteld hadden.
Leotychidas schreeuwde naar de Ioniërs in het Perzische kamp:
"Mannen van Ionië - gij die mij kunt horen - dat gij acht moge slaan op wat ik zeg; voorwaar de Perzen zullen geen woord verstaan die ik uit. Zodra wij in gevecht samenkomen, voor alles, herinner u de Vrijheid - en vervolgens, onthoudt ons wachtwoord, welke is Hebe. Als er iemand is die mij niet kan horen, laat die welke horen mijn woorden kenbaar maken aan de anderen." (Herod. 9.98)
Zich min of meer realiserend wat er aan de hand was, ontwapenden de Perzen de Samoërs en stuurden hun vijand, de Milesiërs om de wegen naar de achterhoede te bewaken.
Ondertussen losten de Grieken hun schepen en namen positie op voor het gevecht.
Als gebruikelijk namen de Spartanen de rechterflank voor hun rekening, met de Atheners op de linkerflank.
De Atheners, al lopend op het strand, vonden een scepter van een heraut en dachten dat dit een goddelijk teken was, duidend op een overwinning van de Grieken op het Griekse vasteland.
Vervolgens vielen zij alleen aan, en na een kort gevecht werden de Perzen, geleid door Artaÿntes, gedwongen tot de terugtocht naar hun fort dat zij verder in het binnenland hadden gebouwd.
De Atheners achtervolgden hen en namen het fort ook in.
De Perzische overlevenden vluchtten, alleen maar om tot de ontdekking te komen dat hun Milesische achterhoede zich ook tegen hun gekeerd had, en de weinige overlevenden bereikten uiteindelijk Sardis.
Toen de Spartanen arriveerden, was het Perzische kamp al leeggeroofd en hun gestrande schepen vernietigd.
Op de terugtocht naar Samos bespraken ze hun volgende stappen.
De Spartanen stelden voor om de steden van de Ionische Grieken te evacueren en de bevolking naar het Griekse vasteland te brengen,
aangezien zij het niet de moeite waard achtten om de Ioniërs elke keer weer tegen aanvallen te verdedigen.
De Atheners echter maakten bezwaar tegen het verlies van hun kolonies en accepteerden de Ionische Grieken in een liga tegen Perzië.
Met de nederlaag van de Perzen keerden de Spartanen terug naar het vasteland en gingen over tot de orde van de dag.
De Ionische steden waren nu echter in een liga met Athene, in feite vorm gevend aan wat niet anders geïnterpreteerd kan worden als een Atheens Rijk.
Voorheen schatplichtig aan Sparta, begon Athene nu in toenemende mate een vorm van onafhankelijkheid op te eisen, uiteindelijk leidend tot de uitbraak van de Peloponnesische Oorlog.
Toen Cumae in in dat jaar bedreigd werd door een grote Etruskische vloot stuurde ze een delegatie naar Syracuse om hulp te vragen.
Hiëro I van Syracuse ging hiermee akkoord en tijdens de zeeslag die volgde wisten de steden de vloot van de Etrusken te verslaan waarmee het gevaar voor Cumae geweken was.
Ik ben Guy
Ik ben een man en woon in Izegem () en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 04/06/1955 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: geschiedenis, uniformen, modelbouw.
Jarenlang aan 'plastic modeling' gedaan : figurines, helikopters, oorlogstaferelen in diorama,...