Volgens de mythologie is Naxos het eiland van Bacchus en Ariadne.
Het eiland werd bewoond door Bacchus, de god van de wijn, in de tijd dat Theseus het eiland aandeed op zijn terugreis van het eiland Kreta.
Op Kreta had Ariadne, de dochter van koning Minos, Theseus geholpen om de Minotaurus te doden en natuurlijk nam Theseus haar met zich mee.
Hij liet haar echter achter op Naxos en daar ontfermde de God van de wijn, Bacchus, zich over de bedrogen koningsdochter en nam haar tot zijn vrouw.
Naxos was al bewoond voor het eind van de Protocycladische Tijd, dat wil zeggen al voor 2.000 v.Chr. en het heeft een gewichtige rol gespeeld in de ontwikkeling van de Cycladische cultuur.
De bloeiperiode van het eiland valt in de 7de en 6de eeuw v.Chr.
Naxos was in die tijd oppermachtig binnen de Cydaden en zowel handel als kunst (in het bijzonder de beeldhouwkunst) namen er een hoge vlucht.
Bewijzen van de Naxische beeldhouwkunst zijn er over heel Griekenland te vinden;
we volstaan hier met het noemen van de marmeren sfinx in Delfi, een geschenk van Naxos, en de beroemde Leeuwen, het Huis en de Stoa van Naxos op Delos.
In 490 v.Chr. werd Naxos verwoest door het overmachtige leger der Perzen, die toen hun veldtocht tegen de Grieken waren begonnen.
In 479 v.Chr. nam Naxos deel aan de slag bij Plataeae waar de Perzen door de gezamenlijke Griekse steden werden verslagen.
Hierna oefende vele jaren de stadstaat Athene er de heerschappij uit. In 338 v.Chr. werd het door de Macedoniërs ingenomen en later (in 166 v.Chr.) door de Romeinen.
Hierna volgden de lange jaren van het Byzantijnse Keizerrijk, een periode waarin vele kerken op het eiland werden gebouwd.
Er zijn enkele zeer waardevolle onder en sommige van die kerken behoren tot de oudste die in het hele Balkangebied bewaard zijn gebleven.
Sikauyavatish, tegenwoordig: Ziwiye, was een fort aan de zuidelijke oever van het meer van Urmia in het noordwesten van Iran.
De aanleiding tot het gevecht was de dood van de Perzische koning Cambyses II.
Toen Cambyses in Egypte was werd zijn broer Bardia, (Grieks: Smerdis), die zijn zaken waarnam, gedood door Gaumata.
Deze deed zich voor als Bardia. Hierop haastte Cambyses zich terug naar Perzië, maar stierf voordat hij zijn thuisland bereikte.
Dat het hierbij om zelfmoord ging is niet bewezen.
Prins Darius verdreef hierop Gaumata naar het bergachtige gebied van de Meden en doodde hem na een gevecht bij Sikayauvatish.
Hierna werd Darius zelf koning van het Perzische Rijk.
Er zijn historici, die menen dat de verhalen van Herodotos en Darius een legitimatie achteraf waren voor de machtsovername van Darius.
In werkelijkheid zou zijn optreden een opstand tegen Bardia zijn geweest en was Gaumata nooit koning geworden.
Darius kon op deze manier aannemelijk maken dat hij de troon niet had geroofd, maar er alleen voor had gezorgd, dat die weer terugkwam in het geslacht van de Achaemeniden.
Van dat geslacht was hij maar een ondergeschikte prins.
Nadat Cyrus zijn grootvader Astyages, koning der Meden en tevens schoonbroer van Croesus, had onttroond besloot de Lydische koning om het Perzische rijk aan te vallen.
Voor hij zijn campagne startte vroeg hij volgens Herodotus raad aan het Orakel van Delphi, waarop de priesteres hem zei: een groot rijk zal ten onder gaan.
Gerustgesteld door die voorspelling begon hij aan zijn offensief, en hij verwoestte de vesting Pteria, nabij de rivier de Halys in Centraal-Anatolië.
Cyrus leverde vervolgens op de vlakte nabij de stad slag met Croesus.
De Lydische cavalerie bleek een taaie tegenstander, maar het Perzische leger wist wel de opmars van de Lydiërs tot staan te brengen.
Croesus ontbond zijn leger, maar Cyrus achtervolgde hem en belegerde Sardes, de hoofdstad van Lydië.
Hij nam Croesus gevangen en maakte van Lydië een provincie van het Perzische rijk.
De Slag bij Qarqar (of Karkar) werd uitgevochten in 853 v.Chr. toen de krijgsmacht van Assyrië, geleid door koning Salmanasser III oog in oog kwam te staan
met de krijgsmacht van een alliantie van 12 koningen bij Qarqar, geleid door Hadadezer (of Ben-Hadad II) van Damascus.
Deze slag is bijzonder door het grote aantal strijders, meer dan enig veldslag voordien, en door de eerste vermelding van een aantal volkeren in de geschreven historie (zoals de Arabieren).
Volgens de, later opgerichte, inscriptie van Salmanasser was hij begonnen aan zijn jaarlijkse campagne met zijn vertrek uit Ninive op de 14de dag van Aiaru.
Hij stak zowel de Tigris als de Eufraat over zonder incidenten en ontving onderweg overgave en tribuut van verscheidene steden, inclusief die van Aleppo.
Eenmaal voorbij Aleppo ging hij de confrontatie aan met troepen van Iruleni, koning van Hamath, die hij prompt versloeg; als vergelding plunderde hij zowel het paleis als de steden in Iruleni's koninkrijk.
Na de plundering van Qarqar kwam hij tegenover de geallieerde strijdmachten te staan bij de Orontes rivier.
Salmanasser's inscriptie beschrijft in aanzienlijk detail de strijdkrachten van zijn opponent Hadadezer:
Hadadezer zelf commandeerde 1200 strijdwagens, 1200 cavaleristen en 20.000 soldaten;
Iruleni commandeerde 700 strijdwagens, 700 cavaleristen en 10.000 soldaten;
Salmanasser pochte dat zijn troepen 14.000 slachtoffers had toegebracht aan het geallieerde leger en talloze strijdwagens en paarden buitgemaakt had.
Hij beschrijft de schade die hij toegediend had aan zijn opponenten in gruwelijke details.
Echter, de inscripties van koningen uit de periode geven nooit nederlagen toe en claimen soms zelfs overwinningen van voorvaders of voorgangers .
Zelfs als Salmanasser een duidelijke overwinning behaald had in Qarqar, dan nog maakte dit niet een snelle verdere verovering van Syrië door Assyrië mogelijk.
Assyrische bronnen maken duidelijk dat Salmanasser nog meerdere campagnes in de regio uitvoerde in de volgende decennia, waarbij hij nog zes keer de strijd aanbond met Hadadezer,
die nog minstens twee maal gesteund werd door Iruleni van Hamath. Salmanassers opponenten hielden vast aan hun troon na deze veldslag:
Hadadezer was koning van Damascus zeker tot 841 v.Chr., terwijl Achab koning van Israël was tot ca. 850 v.Chr..
De Trojaanse Oorlog is het onderwerp geweest van enkele werken in de literatuur, waarvan het eposIlias van de schrijver Homerus verreweg het beroemdste is.
Een hoofdpersoon van de Ilias Odysseus (of Ulysses) komt ook voor in Homerus' andere epos, de Odyssee.
Deze oorlog is ook onderwerp geweest van andere klassieke werken, echter alle jonger dan het werk van Homerus.
Op het huwelijk van Peleus en Thetis zijn alle goden aan het feesten. Eén is er echter niet uitgenodigd: Eris, godin van twist en tweedracht.
Wie wil er immers dat er op zijn huwelijksfeest ruzie ontstaat? Eris is woest omdat ze niet is uitgenodigd en ze verzint een plan:
ze schrijft op een gouden appel 'voor de mooiste' (της καλλιστης - tès kallistès) en ze gooit de appel de feestzaal binnen.
Natuurlijk vinden zowel Hera, Athena als Aphrodite zichzelf de mooiste en Eris' plan lukt: er ontstaat geruzie.
Zeus wordt om raad gevraagd, maar die wil zich liever niet uitspreken over deze netelige kwestie. Hij stelt voor om de Trojaanse prins Paris te laten oordelen.
De drie godinnen komen bijeen om Paris te laten beoordelen wie van hen de mooiste is. Op uiterlijk is het zeer moeilijk voor Paris om te bepalen wie nu uiteindelijk de mooiste godin is.
Om de uiteindelijke beslissing kracht bij te zetten, besluiten de drie godinnen om Paris, door middel van extra giften en beloften, ervan te overtuigen om de godin met het meest aanlokkelijke aanbod te verkiezen tot mooiste godin.
Hera, de echtgenote van Zeus, belooft Paris onmetelijke macht wanneer hij voor haar als de mooiste kiest.
Pallas Athena belooft Paris onnoemelijke wijsheid en Aphrodite belooft Paris ultieme liefde in de vorm van de mooiste vrouw op aarde, Helena van Sparta, die reeds beloofd was aan een groot Grieks leider, de AtreïdeMenelaos.
Paris kiest uiteindelijk voor Aphrodite als mooiste godin omdat zij hem de mooiste vrouw op aarde had beloofd.
Nadat Paris gekozen heeft de appel aan Aphrodite te geven, heeft hij de vijandelijkheid van Hera en Pallas Athena. Hij had nu één godin blij gemaakt, maar de twee anderen haatten hem nu.
Dit zou tot rampzalige gevolgen voor Troje leiden.
De schaking van Helena
Paris en Helena huwen
Belofte maakt schuld en Paris vindt dat het wel tijd wordt om zijn beloning te gaan halen. Hij stapt dus met een aantal makkers in zijn boot om Helena te gaan halen.
Deze was toen al getrouwd met Menelaos, dus moest Paris haar ontvoeren. Toen Paris eenmaal aankwam bij Menelaos, werd hij gastvrij ontvangen en mocht zo lang blijven als hij wilde.
Helena werd gauw verliefd op Paris en samen voeren ze terug naar Troje. Wanneer Menelaos de verdwijning van zijn vrouw ontdekt zit die al ver weg, in de Trojaanse paleizen.
Menelaos voelt zich beledigd en zint op wraak.
Oorlog
Menelaos gaat naar zijn broer Agamemnon en legt alles uit.
Door een eed waren allen die destijds naar de hand van de schone Helena dongen verplicht diegene te verdedigen tegen elkeen die met hem zou twisten.
Ze besluiten vervolgens om alle Grieken samen te roepen op het eilandje Aulis, om vandaaruit ten oorlog te trekken tegen de Trojanen.
Agamemnon zal de vloot aanvoeren. Onder de helden bevinden zich veel van hen die naar de hand van Helena dongen.
De personen spreken nog steeds tot de verbeelding: de bijna onkwetsbare Achilles, zijn goede vriend en neef Patroklos, de oude en wijze Nestor, de beresterke Ajax,
de vriend van Herakles Philoctetes met boog en pijlen van Herakles, de slimme en listige Odysseus, de zienerKalchas, de dappere Diomedes en uiteraard Menelaos zelf.
In Aulis aangekomen zien de Grieken zich eerst nog genoodzaakt Agamemnons dochter Iphigeneia te offeren omdat een gunstige wind uitblijft.
Volgens sommige verhalen redt Artemis haar echter door een hert in Iphigineia's plaats te leggen omdat ze op het laatste moment medelijden krijgt met het meisje.
Paris en Menelaos
Menelaos en Paris vechten
Als de Grieken bij Troje arriveren, besluiten ze na enige gevechten dat ze het beste een tweestrijd tussen Paris en Menelaos kunnen houden.
Hektor en Odysseus zetten hiervoor een strijdperk uit. Als Paris wint blijft Helena in Troje en gaan de Grieken terug naar huis, als Menelaos wint gaat Helena weer terug mee naar Griekenland.
Als het gevecht is begonnen blijkt Menelaos veel sterker dan Paris en als Paris op het punt staat door Menelaos te worden gedood,
ontstaat er ineens een dichte nevel (gemaakt door Aphrodite) en verdwijnt Paris van het strijdtoneel naar zijn slaapkamer.
Er is dus geen winnaar uit het gevecht gekomen en de oorlog gaat door.
Achilles en Hektor
Achilles is zonder enige twijfel de sterkste Griekse held. Zijn moeder Thetis heeft hem als baby in de rivier de Styx ondergedompeld, zodat hij onkwetsbaar is geworden.
Enkel op de plaats waar ze hem vasthield, aan zijn hiel, is hij zwak. Als hij daar geraakt wordt, zal hij sterven.
Niemand kent Achilles' geheim echter. Na 10 jaar oorlog om Troje zijn de Grieken nog geen stap dichter bij de overwinning.
De Trojaanse helden vechten dapper: in de hoofdrol zien we vooral Hektor, de zoon van koning Priamus.
Paris, die eigenlijk verantwoordelijk is voor de oorlog, zit liever thuis, bij Helena.
Achilles doet niet meer mee
Achilles en Briseis in een 17e-eeuwse illusratie van Wenceslas Hollar
De pest is uitgebroken bij de Grieken. Men vraagt de zienerKalchas wat er gedaan moet worden.
Trillend op zijn benen zegt Kalchas dat de aanvoerder, Agamemnon, de oorzaak is van de pestepidemie.
Apollo is boos op hem, omdat hij Chryseis, de dochter van één van de priesters tot zijn slavin heeft gemaakt.
De Grieken vinden allemaal dat Agamemnon het meisje moet teruggeven aan haar vader om Apollo weer gunstig te stemmen.
Na lang aarzelen stemt Agamemnon daarmee in, maar hij wil er wel iets voor in de plaats. Hij wil Briseis, de knappe slavin van Achilles.
Achilles is woest, scheldt Agamemnon uit en daagt hem zelfs uit voor een gevecht.
Uiteindelijk geeft hij Briseis aan Agamemnon, maar hij is zo beledigd en beschaamd, dat hij weigert nog verder te vechten.
Trojanen aan de winnende hand
De pestepidemie bij de Grieken stopt, en de strijd met de Trojanen breekt weer los als nooit tevoren. Hoe dapper de Grieken ook vechten, ze blijken Achilles niet te kunnen missen.
Ze worden meer en meer teruggedrongen naar hun eigen legerkamp. De Trojanen dreigen zelfs het kamp en de schepen van de Grieken in brand te steken.
De Grieken begrijpen dat het zo niet langer kan en Agamemnon besluit Briseis dan toch maar terug te gaan brengen naar Achilles.
Zijn pogingen zijn vergeefs: Achilles is zo diep gekwetst dat hij blijft weigeren mee te vechten. Hij wil naar huis.
Patroklos' dood en Achilles' terugkeer
Achilles' soldaten en zijn vriend Patroklos zien de Trojanen dichter- en dichterbij komen. Patroklos vraagt Achilles of hijzelf dan tenminste toch mag gaan meevechten.
Eventueel met de wapenrusting van Achilles aan, zodat de Trojanen denken dat Achilles zelf terug is. Achilles geeft Patroklos daarvoor toestemming.
Patroklos is dolblij en trekt meteen ten strijde. Het plan lukt: de Trojanen denken inderdaad dat Achilles zelf terug is, en ze wijken terug tot achter hun stadsmuren.
Maar dan valt de helm af van Patroklos. Hector ziet het meteen. Hector schreeuwt 'verrader' en met behulp van Apollo doodt hij Patroklos en rooft diens wapenuitrusting.
Wanneer Achilles op de hoogte wordt gesteld van Patroklos' dood, is hij onmiddellijk bereid om weer mee te doen. Hij wil wraak nemen op Hektor.
Hephaistos zelf smeedt voor hem een nieuwe wapenuitrusting, en Achilles trekt ten strijde.
Hij gaat tekeer als een leeuw en maakt de Skamandrosrivier rood van het bloed van de Trojanen die hij doodt. Dan komt hij plots voor Hektor te staan.
In een geweldig gevecht doodt hij Hektor, maar nog is zijn woede niet gekoeld.
Hij hangt Hektors lijk achter zijn strijdwagen en dagelijks rijdt Achilles met zijn strijdwagen rond, met erachter het lijk van Hektor.
Het lijk blijft verder echter onbeschadigd door interventie van god Hermes (boodschapper en god van reizigers).
Ontzet zien de Trojanen dit tafereel aan vanaf de muren van hun stad. Koning Priamus, Hektors vader, kan dit niet meer aanzien.
Op een nacht gaat hij, beschermd door Hermes naar het Griekse kamp en vraagt Achilles om het lijk van zijn zoon los te kopen.
Achilles stemt aanvankelijk met tegenzin toe en de Trojanen begraven Hektor waardig.
Achilles' dood
Na Hektors begrafenis bleven de Grieken aan de winnende hand.
Achilles had bijna de stadspoorten van Troje geopend, toen Paris hem, geholpen door Apollo, met een pijl trof in zijn hiel, waarna de held stierf.
Er brak een strijd los om het lijk van Achilles, maar Ajax en Odysseus verdedigden hem. Uiteindelijk zou de meer charismatische en welbespraakter Odysseus Achilles' wapens krijgen.
Ajax kon dit niet verkroppen en in zijn woede ging hij in het donker zijn kamp uit om alle Griekse leiders neer te slaan.
Dit deed hij, maar zijn verstand was vertroebeld door de godin Athena, en toen zijn verstand weer terugkwam bleek hij enkel een kudde schapen te hebben geslacht.
Zijn overpeinzingen hierover leidden ertoe dat hij liever zelfmoord pleegde dan in schaamte verder te leven.
Dagenlang rouwden de Grieken, tot Nestor hen weer tot orde riep waarna de strijd werd hervat.
Ook Paris, de oorzaak van alle ellende, kwam ten val toen een pijl van Philoctetes hem doodde.
Philoctetes droeg immers de boog van de toen al legendarische Herakles.
Aeneas, een andere Trojaanse prins, doch geen zoon van Priamos, was nu de sterkste Trojaanse held, zodat de Grieken de stad nog steeds niet konden innemen.
Het Houten Paard
De Trojanen halen het paard in triomf de stad in
Na 10 jaar oorlog raadde de ziener Kalchas de Grieken aan om de stad met een list in te nemen, daar geweld blijkbaar geen oplossing bood.
De sluwe Odysseus kwam met het plan: de Grieken bouwden een metershoog houten paard waarin ze soldaten verstopten: Odyseuss zelf, Achilles' zoon Neoptolemus, Menelaos,
Diomedes, Thessandrus, Stenelus, Acamos, Thoas, Machaon, Epeos en vele anderen.
Het plan vereiste dat de Trojanen, in hun overwinningsroes het paard de stad in zouden slepen en zouden feesten, waarna ze kwetsbaar zouden zijn.
De Grieken braken hun kamp op en deden of ze terug naar huis gingen. In werkelijkheid lieten ze hun schepen echter voor anker gaan bij het eiland Tenedos.
Eén Griek was achtergebleven, Sinon. De Trojanen kwamen buiten de stad en stonden stomverbaasd rond het paard.
Hun ziener Laokoon waarschuwde dat het een list betrof. Hij werd echter, samen met zijn twee zoons Athenodorus en Polydorus, gewurgd door slangen die uit de zee kwamen.
De Trojanen zagen hierin een teken van de goden dat Laokoon onbetrouwbaar was.
Ze vonden ook Sinon, die hen vertelde dat hij was achtergelaten door de Grieken en dat de Grieken naar huis waren; het paard was een geschenk voor Pallas Athena.
Cassandra, de dochter van Priamus, voorspelde dat het slecht zou aflopen wanneer de Trojanen het paard de stad binnen zouden halen.
Zij faalde nooit in haar voorspellingen, maar omdat zij ooit de liefde van niemand minder dan Apollo had versmaad, was zij door hem vervloekt,
zodat zij nooit geloofd werd, dus luisterde ook nu niemand naar haar. Uitgelaten haalden de Trojanen het paard naar Troje en een feest barstte los.
Ondergang van Troje
De Trojanen lagen allemaal dronken te slapen en Sinon vond de tijd rijp om met een fakkel een teken te geven naar de schepen die even verderop lagen
en bevrijdde zijn makkers uit het paard; dezen openden de poorten van de stad.
De Trojanen, weliswaar in de meerderheid, hadden vanwege het verrassingseffect en de drank geen enkele kans en werden afgeslacht.
Ook koning Priamos werd door Achilles' zoon Neoptolemos gedood en Andromache, de weduwe van Hektor, werd door hem als buit meegevoerd naar zijn vaderstad Epirus.
Haar zoontje Astyanax werd van de stadsmuur van Troje geworpen.
Dit waren de 47 leiders van de Grieken, die een totaal van 1.202 schepen met zich mee brachten.
Toetanchamon of Toetankhamon was een farao van de 18e Dynastie van het Oude Egypte.
Hij heette oorspronkelijk Toetanchaton, later werd om politiek-religieuze redenen zijn naam veranderd in Toetanchamon, wat zoveel betekent als: "Levend evenbeeld van Amon".
Zijn troonnaam Nebcheperoere betekent: "Heer van de manifestaties van Ra".
Lange tijd werd gedacht dat Nefertiti zijn moeder was, maar dankzij recent DNA-onderzoek, gepubliceerd in het Journal of the American Medical Association,
is vast komen te staan dat Toetanchamon een zoon was van Achnaton en zijn zuster, een onbekende vrouw, wier mummie bekendstaat als KV35YL.
Toetanchamon was geen opvallende farao.
Zijn beroemdheid is vooral te danken aan het zeldzame feit dat zijn graf, toen het in 1922 door Howard Carter werd gevonden, vrijwel ongeschonden bleek te zijn.
Het voor een farao kleine graf bevatte meer dan 3500 kunstvoorwerpen die nog zeer intact waren.
Toetanchamon was gehuwd met zijn halfzuster Anchesenamon en was de opvolger van Achnaton, hoewel er tussen hen beiden mogelijk nog een farao geregeerd heeft (Smenchkare).
Toetanchamon was slechts negen jaar oud toen hij farao werd en ook nog erg jong toen hij stierf (19 jaar oud).
Hij groeide op in de stad Amarna. Aanvankelijk was zijn naam niet Toetanchamon maar Toetanchaton, naar de Egyptische god Aton,
een zonnegod die werd aanbeden nadat Achnaton een drastische wijziging in de godsdienst van het Egyptische rijk had doorgevoerd door een vorm van monotheïsme/monolatrie in te voeren.
Onder de regering van Toetanchamon keerde Egypte terug naar de traditionele religie; de verering van alle oude goden, vooral die van de oppergod Amon, werd in ere hersteld en Toetanchaton nam de naam Toetanchamon aan.
Lange tijd was niet helemaal duidelijk waarom hij zo jong gestorven is.
Op basis van tweedimensionale röntgenopnamen suggereerde een Brits team in de jaren zestig een schedelbreuk, wat de hypothese zou staven dat Toetanchamon was vermoord door een klap op het achterhoofd.
Latere onderzoeken spreken dit tegen en geven aan dat dit gat tijdens het mummificeren is ontstaan.
Het is wel duidelijk dat er in zijn tijd grote spanningen waren in Egypte, nadat het religieuze beleid van zijn voorganger Achnaton tot een grote chaos geleid had.
Bovendien waren er oorlogen, onder andere met de Nubiërs en de Hittieten.
Een paleisrevolutie viel ook niet uit te sluiten.
Een recente schouwing van Toetanchamons skelet heeft uitgewezen dat hij 19 was toen hij stierf en ongeveer 1,68 m lang.
Er zat 1 cm verschil tussen de lengte van zijn benen en hij had een ietwat scheve ruggengraat.
Daarnaast had hij een klompvoet en miste een teen aan de andere voet.
Hij liep met een stok, wat mede ondersteund wordt door de vondst van 170 stokken in zijn graf.
Hij leed ook aan een ontsteking in zijn knie, veroorzaakt door een breuk.
De breuk zou veroorzaakt kunnen zijn door een val van een strijdwagen, waarschijnlijk gedurende een jachtpartij, een geliefde bezigheid van de jonge farao.
In 2009 heeft men de mummie gescand.
Uit dit onderzoek is gebleken dat Toetanchamon naar alle waarschijnlijkheid gestorven is aan de gevolgen van de ontsteking in zijn knie, gecombineerd met malaria.
Ramses II of Ramses de Grote (ca. 1300 v.Chr. - 1213 v.Chr.) was de derde farao van de 19e dynastie uit de Egyptische Oudheid.
Ramses II wordt wel beschouwd als de grootste farao aller tijden. Hij was een groot veldheer en bouwer.
Hij liet onder andere Aboe Simbel en het Ramesseum bouwen en breidde ook verschillende andere tempels uit.
Bovendien liet hij een nieuwe hoofdstad in de Nijldelta bouwen om zo eerder te kunnen reageren op een Hettitische aanval.
Hij had vele vrouwen, waaronder Nefertari, die een van de mooiste graven in de Vallei der Koninginnen heeft. Zelf is Ramses begraven in de Vallei der Koningen (graf DK 7).
Zijn mummie bevindt zich heden ten dage in Caïro.
Op de leeftijd van veertien jaar werd hij tot co-regent benoemd.
Hij bereikte een zeer hoge leeftijd (waarschijnlijk negentig jaar) en vierde daardoor vele Sed-festivals.
Mogelijk was hij ook farao ten tijde van de Exodus.
Hij overleed na een regering van 66 jaar en 2 maanden en werd opgevolgd door zijn dertiende zoon Merenptah.
Nefertiti (ook wel Nefertete, Nofretete) was koningin van de 18e Dynastie van Egypte
en heerste als Grote koninklijke vrouwe aan de zijde van Achnaton, de farao die over Egypte regeerde aan het begin van het Nieuwe Rijk, van 1352 v.Chr. tot 1338 v.Chr., tijdens de Amarna periode.
Haar naam Nefertiti betekent De mooie is gekomen.
Nefertiti dankt een groot deel van haar bekendheid aan haar buste die bewaard wordt in het Neues Museum in Berlijn
Haar afkomst is niet met zekerheid vastgesteld.
Een hypothese zegt dat zij een dochter zou geweest zijn van Ay die na Toetankhamon vier jaar als farao zou geregeerd hebben maar daarvoor diverse hoge functies had bij zijn voorgangers.
Volgens sommigen zou hij een broer of halfbroer geweest zijn van Tiye, de Grote koninklijke vrouwe in de 18e Dynastie van Egypte aan de zijde van farao Amenhotep III
Volgens andere hypotheses was zij Tadukhipa een Hurritische prinses uit het koninkrijk Mitanni, de dochter van Tushratta.
Maar deze hypothese wordt door vele onderzoekers als weinig waarschijnlijk afgedaan.
Deze hypothese was gebaseerd op de naam van de koningin, die er op zou wijzen dat ze uit het buitenland was aangekomen,
maar Nefertiti is wel degelijk een Egyptische naam zoals werd bevestigd door de Franse Egyptoloog Jean Yoyotte die specificeert dat het een van de namen van de godin Hathor is.
Onder het Oude Egypte, ook wel faraonisch Egypte genoemd, wordt doorgaans verstaan de beschaving of beschavingen in Egypte tussen circa 3300 v.Chr. en 332 v.Chr.
Sommigen stellen dat rond 3300 v.Chr. Egypte werd verenigd tot één staat.
Volgens anderen zou pas koning Narmer rond 3100 v.Chr. heel huidig Egypte onder zijn macht hebben verenigd, en de stad Memphis hebben gesticht, die vermoedelijk zijn hoofdstad werd.
Weer anderen stellen dat koning Menes (3032-3000 v.Chr.) als eerste Egypte in één rijk verenigde. De hoofdstad of steden zouden tot 332 v.Chr. vaak van plaats veranderen.
Historici hebben de 27 eeuwen vanaf Menes (3032 v.Chr.) verdeeld in periodes, verwijzend naar het feit dat Egypte soms verenigd was in één rijk (Vroeg-dynastieke Periode, Oude Rijk, Middenrijk, enz.)
en Tussenperiodes waarin dit niet het geval was:
Dynastie 0, ook wel Naqada III genoemd (zie Pre-dynastieke periode (Naqada)), (ca. 3300-3032 v.Chr.)
Vroeg-dynastieke Periode (ca. 3032-2639 v.Chr.) = 1e - 3e Dynastie
Oude Rijk (ca. 2639-2216 v.Chr.) = 4e - 6e Dynastie
Eerste tussenperiode (ca. 2216-2040 v.Chr.) = 7e - 10e Dynastie
Middenrijk (ca. 2040-1793 v.Chr.) = 11e - 12e Dynastie
Tweede Tussenperiode (ca. 1793-1550 v.Chr.) = 13e - 17e Dynastie
Nieuwe Rijk (ca. 1550-1070 v.Chr.) = 18e - 20e Dynastie
Derde Tussenperiode (ca. 1070-712 v.Chr.) = 21e - 24e Dynastie
Late periode (712-332 v.Chr.) = 25e - 31e Dynastie
De officiële geschiedenis van het Oude Egypte begon toen Egypte een verenigde staat werd, ergens rond 3300 v.Chr.
Archeologisch bewijsmateriaal wijst er niettemin op dat ontwikkelde culturen in het Nijldal al veel eerder bestonden, tot 8000 jaar voor Chr.
De lijst van farao's vanaf die pre-dynastieke periode (3000 jaar voor Chr.) tot aan Grieks-Romeinse tijd 300 na Chr. is dan ook zeer uitgebreid...
Nefertari (Nefertari Merenmoet) (ca. 1300-1250 v.Chr.) was de vrouw van farao Ramses II, die als zijn evenknie de zeer invloedrijke functie met de titel van Godsvrouw van Amon bekleedde.
Dit is de opperpriesteres die de dagelijkse rituelen in de tempel samen met de farao uitvoerde, en aan het hoofd daarvan stond.
Haar volledige naam is Nefertari Merenmoet. Deze toevoeging betekent geliefd door Moet, wat ook naar haar functie verwijst.
Ze trouwde op dertienjarige leeftijd met de toen vijftienjarige Ramses, nog voordat hij de troon besteeg.
Ze bleef zijn favoriete vrouw en een belangrijk raadgeefster tijdens zijn lange regeerperiode. Mede daarom wordt zij in Aboe Simbel even groot als haar man afgebeeld.
Toch heeft niet een van haar kinderen (ze had waarschijnlijk vier zonen en twee dochters), maar Merenptah, de zoon van Ramses' tweede vrouw Isisnofret, Ramses opgevolgd.
Na haar dood werd Isisnofret Ramses' belangrijkste vrouw.
Haar graftombe is gevonden in de Vallei der Koninginnen en is ontdekt door Ernesto Schiaperlli in 1904.
In de jaren 80 werd het graf volledig gerestaureerd en het wordt gezien als het mooiste graf van de Vallei der Koninginnen.
Het bezoek aan de tombe is onderworpen aan zeer strenge regels.
Zo mogen er een maximaal aantal mensen per dag naar binnen en mogen er maar een beperkt aantal tegelijk binnen zijn.
Ook moet er pauze zijn tussen de groepen, zodat het condens kan worden afgevoerd.
Het meest voor zich sprekende is dan toch wel het bijbelse Egyptische leger
Het Oud-Egyptische leger was van het Oude Rijk - en vermoedelijk zelfs vroeger - tot de inval van de Hyksos in Neder-Egypte een leger van dienstplichtige boeren en ambachtslieden geleid door de elkaar onderling rivaliserende Egyptische edellieden.
Vanaf het Oude Rijk nam het Oud-Egyptische leger ook huurlingen in dienst, waarvoor ze zelfs verdragen afsluiten met buitenlandse leiders om aan huurlingen te komen.
De meeste Egyptenaren in het Oude Rijk durfden geen buitenlandse expedities aan omdat ze vreesden in het buitenland te sneuvelen en niet de nodige begrafenisrites te krijgen.
Daarom werden buitenlandse huurlingen ingehuurd om te vechten in het buitenland.
Het leger moest vooral burgeroorlogen uitvechten en trok soms ook op tegen het zuidelijk gelegen Nubië.
De wapens van dit Egyptische leger was behoorlijk primitief en weinig efficiënt, maar de Egyptenaren vochten maar zelden tegen andere tegenstanders dan Egyptenaren.
Daarnaast waren er echter wel elite-eenheden zoals de paleiswacht, de grenswacht en begeleiders van vrachtschepen, die beter op de strijd voorbereid waren.
Nadat de Hyksos verdreven waren en het Nieuwe Rijk gesticht werd, werd het Oud-Egyptische leger grondig hervormd op gebied van bewapening en indeling.
Deze evolutie begon al onder de Thebaanse zeventiende en achttiende dynastieën.
Omdat men langere veldtochten ondernam werd een leger van dienstplichtigen onpraktisch en werd een beroepsleger ingericht.
De edelen werden aangesteld als officieren in strijdwagens die in dichte formatie met de farao onder hun rangen ten strijde reden.
Er waren genietroepen met zware schilden die stormrammen en stormladders gebruikten, en na de verovering van Nubië ook Kushitische stoottroepen en Nubische boogschutters.
Doordat het leger niet langer meer op de oude sociale structuren gebaseerd was, kon men voortaan carrière maken zoals blijkt uit de openlijke dankbetuigingen aan het adres van sommige soldaten in inscripties.
Uit de rangen van het leger kwamen zelfs farao's zoals Horemheb en Ramses I, terwijl anderen zich lieten omringen door oud-soldaten wiens loyaliteit zekerder was dan die van de oude adel.
Atlantic begon de productie van speelgoedsoldaatjes eind jaren 1960 en had een grote populariteit in begin '70 met de H0 schaal en 1:32 plastic speelgoed soldaat serie " Soldati d'Italia " ( " Italiaanse soldaten "). Op basis van dit succes begon het bedrijf series uit de Tweede Wereldoorlog en andere historische periodes uit te geven, waaronder het Wilde Westen, het Romeinse Rijk, Grieken en het oude Egypte. De speelgoed soldaatjeslijn H0 wordt aangevuld met een uitgebreide reeks voertuigen , van tanks tot zware bommenwerpers, alsmede gebouwen ( bijvoorbeeld een miniatuur Colosseum en een Egyptische tempel.
Atlantic stopte met creëren van nieuwe lijnen in 1978 en bracht goedkopere herdrukken van zijn klassieke lijnen ( meestal in schaal 1:32 ) van slechter materiaal en goedkopere verpakkingen. In 1984 stopte alle productie. Naar verluidt zijn de meeste Atlantic mallen verkocht aan een Iraakse speelgoed bedrijf en later zoekgeraakt of vernietigd in de Eerste Golfoorlog Een paar modellen werden verworven door bordspel- en speelgoedfabrikant Nexus Editrice , Deze begon in 1998 met het leveren van kwaliteitsheruitgaven ( vooral voor de verzamelaarsmarkt) "Atlantic Wars" op basis van Atlantic speelgoedsoldaatjes . Nexus is momenteel eigenaar van het merk Atlantic en logo.
De Shardana of Sherden worden in Egyptische bronnen genoemd als een van de Zeevolken die de Nijldelta en Noordelijk Egypte binnendrongen rond 1220 v.Chr.
Zij kwamen met hun hele gezin en al hun hebben en houden toe. Sardinië was waarschijnlijk hun land van herkomst.
De Filistijnen stichtten vijf onafhankelijke stadstaten, die een soort stedenbond vormden (pentapolis).
Gedurende de twaalfde en elfde eeuw v.Chr. hadden de Filistijnen de hegemonie in het gebied, maar in de eeuwen daarna werd hun macht steeds meer ingeperkt.
Tijdens de neo-Assyrische periode (ca. 800-626 v.Chr.) beleefden de Filistijnse steden opnieuw een periode van bloei.
Na de verovering door de Babyloniërs in 604 v.Chr. zijn de Filistijnen geleidelijk opgegaan in omliggende volken.
Dankzij opgravingen in Filistijnse plaatsen wordt er steeds meer bekend over de Filistijnse cultuur.
Van belang is met name het Filistijns aardewerk, dat zich door kunstige patronen onderscheidt van Kanaänitisch aardewerk uit deze periode en dat vaak wordt gebruikt om Filistijnse archeologische vondsten te kunnen dateren.
Uit de archeologische gegevens blijkt dat de cultuur van de Filistijnen zich in de twaalfde en elfde eeuw sterk onderscheidt van die van de andere volken in de levant,
maar dat er vanaf de tiende eeuw steeds meer sprake is van culturele assimilatie aan omliggende culturen.
Dit blijkt op gebieden als voeding of taal en schrift, maar ook op het gebied van de godsdienst.
Daarnaast worden de Filistijnen vermeld in Egyptische, Assyrische en Babylonische bronnen.
Ook uit enkele meer recent gevonden Filistijnse inscripties kunnen gegevens worden afgeleid met betrekking tot de Filistijnen.
Herkomst van naar de filistijnen gaan
Wanneer iets kapot of onherstelbaar is beschadigd kun je dat in het Nederlands uitdrukken door op te merken dat het naar de filistijnen is.
Deze uitdrukking heeft te maken met een volk dat onder meer beschreven wordt in het oude testament van de Bijbel en bestaat zodoende al eeuwen in de Nederlandse taal.
Van oorsprong waren de Filistijnen een zogenaamd zeevolk. Al in de 13e eeuw voor Christus wordt er door de Egyptenaren over dit volk gesproken.
De oorsprong van de Filistijnen is niet helemaal duidelijk.
Vermoedelijk stamden ze af van Minoïsche of Myceense Grieken. In de 12e en 11e eeuw voor Christus hadden de Filistijnen veel macht in het tegenwoordige Israël.
De Israëliers voerden dan ook geregeld oorlogen met de Filistijnen en deze worden in de Bijbel dan ook beschreven als tegenstanders van het Israëlische volk.
Filistijnen in de Nederlandse taal
Het is zeker dat de uitdrukking naar de filistijnen gaan te maken heeft met deze vijanden van de Israëliers.
Hoe het woord in het Nederlands de huidige betekenis heeft gekregen is echter niet helemaal bekend.
Er bestaan verschillende theorieën over. Eén theorie gaat er vanuit dat filistijnen door de manier waarop het gebruikt werd in de Bijbel een synoniem is geworden voor ongelovigen.
De Filistijnen die in de Bijbel beschreven werden hadden immers een ander geloof dan de Israëlieten.
De uitdrukking is dan te verklaren doordat ongelovig als negatief werd gezien. Naar de filistijnen gaan betekent dan dus naar de ongelovigen gaan.
Simson
Een andere theorie suggereert dat de uitdrukking te maken heeft met de Bijbelse figuur Simson (ook wel bekend als Samson).
Deze man beschikte over een bijzonder grote kracht en wordt in de Bijbel beschreven als een belangrijke vechter voor het volk van de Israëlieten.
Hij vocht tegen de Filistijnen en versloeg in zijn eentje duizend Filistijnen, met een ezelskaak.
Zijn bijzondere kracht hing echter samen met de lengte van zijn haren.
Hij had lang haar en zou zijn krachten verliezen wanneer zijn haar werd afgeknipt.
Delila
Simson trouwde met een Filistijnse vrouw, Delila, en dit betekende zijn ondergang.
Zij kwam er achter dat Simson zijn krachten zou verliezen wanneer zijn haren afgeknipt werden en liet dit door een aantal mannen doen terwijl Simson lag te slapen.
Zo verloor Simson zijn enorme krachten door een huwelijk met een Filistijnse.
Hier zou de uitdrukking dat iets naar de filistijnen is ook vandaan kunnen komen.
Put is Hebreeuws voor Libië. Volgens de Joodse historicus Flavius Josephus was Put de stichter van Libië en lag er in Noord-Afrika ook een gelijknamige rivier, ook naar Put vernoemd.
Plinius de Oudere schrijft over een rivier genaamd Phuth; volgens zijn verslag zou deze in het huidige Marokko hebben gelegen.
Een Libische connectie zou eveneens zijn afgeleid uit Nahum 3:9, waarin staat dat Put en Libiërs Egypte te hulp schoten. [2]
In de bijbel worden de nakomelingen van Put krijgers genoemd en zijn ze de bondgenoot van Mizraïm.
De Slag bij Kadesh (soms ook als Kadesj, Qadesh of Quadesh gespeld) ook wel Kinza genoemd - te identificeren met het huidige Tell Nebi Mend aan de rivier Orontes in Syrië - vond plaats bij Kadesh
tussen de legers van Egypte onder leiding van Ramses II (1290 1224 v. Chr.) en de Hettitische strijdmachten onder leiding van Muwatalli II en werd nabij die rivier uitgevochten in het jaar 1274 v.Chr.
De Slag bij Kadesh was de militaire climax in de spanning tussen het Egyptische en het Hettitische rijk, in een conflict dat al jaren sleepte.
Beide machten troffen elkaar in de grensgebieden van hun rijken, het huidige Syrië.
De Hettieten waren naar Syrië afgezakt om Amurru, een voormalige vazal die naar de Egyptische kant was overgelopen, terug onder Hettitisch gezag te plaatsen.
De Hettieten bivakkeerden in Carchemish en waren woest op de Egyptenaren vanwege dat verraad.
De Egyptenaren zelf deden er alles aan om de controle over hun nieuwe vazal te behouden en rukten massaal uit om het land te beschermen.
Het was waarschijnlijk de grootste strijdwagenslag ooit, er werden ongeveer 5000 voertuigen ingezet.
De Hettitische koning Muwatalli II plaatste zijn troepen achter de grote heuvel bij Kadesh.
Hij kon een beroep doen op vele van zijn bondgenoten, onder wie Rimisharrinaa, de koning van Aleppo.
Ramses II voelde zich veilig nabij Kadesh want hij dacht dat het Hettitische leger nog in Aleppo zat,
maar kwam de waarheid pas te weten toen zijn verkenners twee Hettitische soldaten gevangennamen.
Ramses zond onmiddellijk koeriers naar de Ptah- en Seth-divisie (in het Egyptische leger kregen de divisies namen van goden),
die zich nog steeds aan de verkeerde kant van de rivier Orontes bevonden en maande hen hem snel te hulp te komen.
Maar voordat Ramses zijn divisies bijeen kon krijgen, reden ongeveer 2000 strijdwagens van Muwatalli's strijdmacht in op het centrum van de Ra- en Amon-divisie
en sloegen aan het plunderden in de Egyptische colonne.
De Hettieten, in (voorbarige) overwinningsroes en afgeleid door alle buit die er te halen viel, werden op hun beurt echter overvallen door de haastig ontboden Ptah- en Seth-divisie,
die zodoende Ramses van de ondergang wisten te redden.
De Egyptenaren moesten nu terugtrekken.
Ramses zelf kon ternauwernood ontsnappen aan gevangenschap, mede door versterkingen die door Amurru gestuurd waren om de farao te assisteren en die de Hettieten konden terugdringen.
Door de gewonnen tijd konden de Egyptenaren zich hergroeperen en de strijdwagens van de Hettieten bijna omsingelen,
maar die slaagden erin om zich over de Orontes terug te trekken en zich terug bij de rest van hun leger te voegen.
Omdat Muwatalli geen gebruik maakte van de inzet van de reserve-eenheden op het moment dat de Farao Ramses nog niet in slagorde opgesteld stond
(nadat de Ra-divisie verslagen was en de Amon-divisie in chaos verkeerde) verspeelde hij het tactisch overwicht.
Het inzetten van de reserves van Muwatalli veel later in de slag, dit met het oogmerk om tactisch verlies goed te maken in plaats van strategisch voordeel uit te buiten,
wordt gezien als een klassieke strategische fout.
De niet gebonden Ptah- en Seth-divisie van Ramses hebben gebruikgemaakt van deze gelegenheid en forceerden een status quo waarop de dag erop besloten werd de strijd te staken.
Beide kampen noemden deze slag een overwinning, maar Ramses' troepen hadden veruit de meeste slachtoffers en waren er niet in geslaagd om meer grondgebied in te nemen.
Kadesh en Amurru werden door de Hettieten hernomen.
Dit verlies van prestige zorgde voor een reeks van opstanden in het Egyptische Rijk, waardoor Ramses zich niet meer op het grensconflict kon concentreren.
En in 1259, in het 21ste jaar van de heerschappij van Ramses II, 15 jaar na de slag, werd het eerste paritaire vredesverdrag ter wereld (voor zover bekend althans) gesloten tussen Ramses II
en Hattusili III (indirecte opvolger van Muwatalli II).
Van dat verdrag bestaan drie versies: een Oud-/Middelegyptische, een Akkadische en een Hettitische variant.
Overigens is een reproductie van het vredesverdrag heden ten dage te vinden in het gebouw van de Verenigde Naties in New York.
Nog eens 13 jaar later, in 1246 v.Chr. stuurden Hattusili III en zijn vrouw Puduheba een van hun dochters naar Egypte om in het huwelijk te treden met Ramses II,
opdat de goede relaties tussen de beide dynastieën daarmee verzekerd zouden zijn.
Zij traden in sommige gevallen op in een soort alliantieverband en zorgden voor heel wat politieke onrust.
Pas in Egypte onder de late 19e dynastie en meer in het bijzonder in het achtste regeringsjaar van Ramses III werd hen een halt toegeroepen.
De Egyptische farao Merneptah verwijst expliciet naar hen met de term "de vreemde-naties (of 'volkeren') van de zee" (Egyptisch: nȝ ḫȝt.w n pȝ ym) in zijn grote Karnakinscriptie.
Hoewel sommige geleerden menen dat ze Cyprus, Hatti en de Levant binnenvielen, blijft deze hypothese omstreden.
Er zijn theorieën die een verandering in de oorlogsvoering toeschrijven aan de Zeevolken.
Deze zou hebben geleid tot een ware omwenteling met grote politieke gevolgen.
Veel rijken en stadstaten aan de oost- en zuidkust van de Middellandse zee, die tot dan toe hun macht gebouwd hadden op een kern van elite-strijdwagentroepen, bleken niet opgewassen tegen een nieuw soort infanterie met langere zwaarden.
Een té grote focus op een wapenwedloop als oorzaak verwaarloost echter ook het tactische voordeel van asymmetrische oorlogvoering en de duidelijke voordelen die een ad hoc georganiseerde maritieme oorlogvoering daarbij kan hebben.
Zoals veel rond de zeevolken onduidelijk is, is ook omstreden in hoeverre zij bijdroegen aan de neergang aan het einde van de Late Bronstijd, dan wel dat ook zij daar een slachtoffer van waren.
Ik ben Guy
Ik ben een man en woon in Izegem () en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 04/06/1955 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: geschiedenis, uniformen, modelbouw.
Jarenlang aan 'plastic modeling' gedaan : figurines, helikopters, oorlogstaferelen in diorama,...