Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
Wereldgeschiedenis
Model figurines
04-08-2015
Oertijd met de Neanderthaler
We springen nu een grote stap voorwaarts (enkele tientallen miljoenen jaren) en belanden in de oertijd waar de eerste 'aap-mensen' rondliepen...
De neanderthaler (Homo neanderthalensis, ook wel Homo sapiens neanderthalensis) is een uitgestorven mensensoort.
In een periode van honderdduizenden jaren ontwikkelde ze zich geleidelijk aan uit Homo heidelbergensis.
Vondsten van skeletdelen van neanderthalers komen voor in Europa, het Midden-Oosten en Centraal-Azië tot aan de Altaj. Uit Afrika en Oost-Azië zijn geen vondsten bekend.
Maar de toen wereldvermaarde anatoom Rudolf Virchow oordeelde er anders over en beweerde dat het schedeldak afkomstig was van een recente mensenschedel, die echter pathologisch misvormd was en derhalve wel toebehoord kon hebben aan "een
idioot". Virchow was gekant tegen de interpretatie van de neanderthaler als prehistorische mens.
Tot aan zijn dood wilde hij de vondst uit het Neandertal niet aanvaarden als bewijs voor het bestaan van andere mensensoorten in het verleden.
De vindplaats in Engis
Het eerste neanderthalerskelet werd, achteraf beschouwd, ontdekt door Schmerling in Engis te Luik in 1829.
Zelfs hele geraamtes van deze voorhistorische mens werden ontdekt en op grond van 100 vondsten werd het mogelijk een betrouwbaar beeld te verkrijgen van Homo neanderthalensis of de 'Neanderthalmens' die niet groter was dan 1,60 m, maar volkomen
rechtop liep en niet gebogen zoals te zien is op oudere afbeeldingen ontworpen volgens de vondst van de "bejaarde van La-Chapelle-aux-Saints".
Tegenwoordig zijn botten van ongeveer 400 individuen bekend.
Dit is begrijpelijk omdat Darwin hoe dan ook de oorsprong van de mens niet in dat werk behandelde. In 1864 lieten twee vrienden hem een neanderthalerschedel zien.
In The Descent of Man (1871) noemt Darwin de neanderthaler één keer: "Nevertheless, it must be admitted that some skulls of very high antiquity, such as the famous one of Neanderthal, are well developed and capacious".
Darwin accepteert dus dat de schedel van de neanderthaler relatief groot is (zonder afmetingen of datering te geven), maar daarmee past deze vondst niet zo goed in zijn betoog dat 'primitieve' mensen kleinere schedels en hersenen dan de moderne mens gehad
zouden moeten hebben. Geplaatst in de context van zijn tijd is het niet verwonderlijk dat Darwin in 1859 niets over de Neanderthalvondst schreef, omdat het toen de enige vondst was en er zeer tegenstrijdige interpretaties gegeven werden.
De neanderthaler ontwikkelde zich rond 200.000 jaar geleden uit Homo heidelbergensis.
Overgangsvormen zoals de steinheim-mens, meestal gezien als Europese varianten van Homo heidelbergensis, worden ook wel als "proto-neanderthaler" beschouwd.
De eerste onomstreden vondsten van skeletresten die de klassieke neanderthalerkarakteristieken vertonen dateren van 180.000 en 176.000 jaar geleden.
Vondsten uit die tijd, midden in het Saalien, zijn weliswaar zeer zeldzaam, maar dit betekent niet dat er al niet eerder neanderthalers hebben rondgelopen.
Pas zo rond 130.000 jaar geleden, tegen het einde van het Saalien en tijdens het voorlaatste interglaciaal, het Eemien (van 128.000 tot 116.000 jaar geleden), worden de vondsten talrijker.
Een belangrijke vondst die van rond de 130.000 jaar geleden dateert werd in 1899 in de nabijheid van de Kroatische stad Krapina gedaan.
In Europa verdween de neanderthaler ongeveer 32-34.000 jaar geleden.
Aan de zuidelijke randen van het Iberisch schiereiland, waaronder Gibraltar, wist de neanderthaler zich mogelijk nog enige duizenden jaren langer te handhaven.
Dat Gibraltar de laatste plek was waar neanderthalers zich konden handhaven wordt echter betwijfeld door andere archeologen.
Zij vermoeden dat de vondsten eerder het gevolg zijn van het zeer intensieve archeologische onderzoek dat de Engelsen op een zo klein oppervlak verrichten.
In Byzovaja in de republiek Komi heeft een team van wetenschappers onder leiding van Ludovic Slimak de meest recente vindplaats van de neanderthaler gevonden.
Tot circa 26.000-20.000 jaar geleden moeten neanderthalers in deze streek hebben gewoond. Het is niet alleen de jongste, maar ook het noordelijkst gelegen leefgebied van de neanderthaler.
Byzovaja bevindt zich op dezelfde breedtegraad als IJsland.
Algemeen wordt aangenomen dat zij niet de directe voorouders van de moderne mens zijn, hoewel recent onderzoek aantoont dat ze genetisch wel bijgedragen hebben.
De neanderthalers leefden enige tijd gelijktijdig met de cro-magnonmens, die geldt als eerste anatomisch moderne mens en dienovereenkomstig wordt aangeduid als Homo sapiens sapiens.
Door de meeste geleerden wordt aangenomen dat de moderne mens ongeveer 200.000 jaar geleden in Afrika onafhankelijk van de neanderthaler uit een andere Afrikaanse ondersoort van Homo heidelbergensis is ontstaan.
In de tijd rond 1200 v.Chr. was het gehele oostelijke Middellandse Zeegebied in grote beroering geraakt.
Omdat veel steden in vlammen opgingen, wordt dit de brandcatastrofe genoemd.
In de ijzertijd, die hierop volgde, viel het Rijk van de Hettieten uiteen in verschillende onafhankelijke stadstaten, waarvan sommige tot ongeveer 700 v.Chr. bleven bestaan.
Het Hettitisch Koninkrijk of in ieder geval zijn kernregio, stond bekend als het land Hatti in het Hettitisch.
De Hettieten moeten echter niet verward worden met de Hattiërs, een veel ouder volk dat dezelfde regio voor hen tot aan het 2e millennium v.Chr. bewoonde en dat geen Indo-Europese taal sprak, maar het Hattisch.
Verder worden de Hettieten die in de Bijbel worden vernoemd eerder Neo-Hettieten genoemd.
Zij waren de erfgenamen die na de val van het Hettitisch Koninkrijk in Anatolië vanaf 1200 v.Chr. Syrië in handen hadden.
Zij hadden weinig gemeen met hun voorgangers en spraken Luwisch.
Het Oude Koninkrijk, in de bronstijd gecentreerd rond Hattusa, beleefde haar hoogtepunt in de 16e eeuw v.Chr., en slaagde er op enig moment zelfs in om Babylon te plunderen, maar maakte geen aanstalten om daar te regeren.
In plaats daarvan kozen zij ervoor om de macht over te dragen aan de Kassitische bondgenoten die er vervolgens 400 jaar zouden heersen.
Tijdens de 15e eeuw v.Chr. beleefde het Hettitische rijk een donkere periode, om weer te verrijzen onder de heerschappij van Tudhaliya I vanaf ca. 1400 v.Chr.
Onder Suppiluliuma I en Mursili II strekte het rijk zich uit tot bijna geheel Anatolië en delen van Syrië en Kanaän, waardoor rond 1300 v.Chr. de Hettieten grensden aan de Egyptische invloedssfeer, met als gevolg de bekende slag bij Kadesh in 1274 v.Chr..
Burgeroorlogen en rivaliserende aanspraken op de troon, in combinatie met de externe bedreigingen, waaronder mogelijkerwijs ook de dreiging van de zogenaamde Zeevolken, verzwakten de Hettieten.
(Hittieten mishandelen hun Cananieten-krijgsgevangenen)
Rond 1160 v.Chr. stortte het rijk in elkaar. Archeologische opgravingen geven aan dat de hoofdstad Hattusa niet werd vernietigd, maar in de 13de eeuw is verlaten.
Een mozaïek van kleine staatjes, los van de centrale regering en bevrijd van vreemde garnizoenen, wordt zich bewust van hun onafhankelijkheid.
"Neo-Hettitische" stadstaten, ondergeschikt aan Assyrisch gezag, kunnen zich nog tot ca. 700 v.Chr. voortgesleept hebben.
Overblijfselen van deze talen drongen door tot in Perzische tijden en werden uiteindelijk uitgeroeid door de verspreiding van het Hellenisme.
Het Hettitisch spijkerschrift is dat van de 3e Dynastie van Ur: dit hebben zij alleen in Syrië kunnen vinden, wat aantoont dat zij of een aantal van hen in dit land hebben gewoond en er de tijd hadden de schrijfkunst te leren.
Hettitische religie en mythologie stond onder invloed van de Mesopotamische mythologie, welke in de loop van de geschiedenis steeds groter werd.
In vroegere tijden konden nog wel Indo-Europese elementen gezien worden, bijvoorbeeld Tarhunt de god van de donder, en zijn conflict met de slang Illuyankas.
In hun teksten zijn aanwijzingen te vinden dat de Hettieten Indra, Mithra en Varuna vereerden.
Zij voerden berggoden en stormgoden in. In de geschriften van een van de eerste Hettitische koningen, Koning Annita, wordt de stormgod Taru als hoogste godheid vermeld.
Gurney maakt echter uit de teksten van Boghazkoy op dat 'in Arinna de opperste godheid klaarblijkelijk de Zonnegodin Wurusemu was, wier gemaal, de weergod Taru, slechts de tweede plaats bezette'.
Sommige teksten beschrijven rituelen voor deze Zonnegodin, waaruit blijkt dat de koningin ook hogepriesteres was voor de Godin.
Gurney merkt verder op dat de Arische koningen de eerdere Hattische heiligdommen aanvankelijk in stand hielden, ' terwijl ze voor zichzelf het ambt van opperhogepriester van de streek opeisten '.
Er is ook een mythe van het verslaan van de draak. Koning Mursilis II vermeldt de viering van de stormgod in verschillende steden.
In een brief verwijst hij tevens naar het grootste feest van vergelijkbare omvang in de hoofdstad Hattusas. Dit ging door in het mausoleum van de Godin Lilwanis.
Daar werd een strijd geëvoceerd tussen de stormgod en de draak Illuyankas.
Een jongeman Hupisayas had met de Godin Inara geslapen en verwierf daardoor voldoende kracht om de stormgod te helpen bij het verslaan van de draak.
Dit verhaal is analoog aan dat van Tiamat, de symbolisatie van de kracht van de Godin die door Marduk werd van de macht verdrongen.
Het Hettitisch woord tarh betekent verovering. In het Sanskriet waaraan deze taal verwant is, betekent tura zoveel als machtige of kracht. (In India was Turashah een epitheton voor Indra).
Het woord tauros en toros betekent stier. Het centrale gebergte in Anatolië heet de Taurus, met als hoogste top de Toros.
Het woord kan ook in verband staan met bergen zoals Hor, Hur of Hara.
Zoals boven vermeld is de term "Hettieten" een exoniem, afkomstig van de Hebreeuwse bijbelHeth, gekozen vanwege de overeenkomst met de naam "Hatti",
en tevens vanwege het feit dat de Bijbelse Hettieten naar verluidt een grote mogendheid was die "in de bergen" en "noordwaarts" van Kanaan lag.
Aangezien, volgens de Documentaire hypothese, de Hebreeuwse bijbel lang na de val van het Hettitische rijk geschreven is, nemen enkele wetenschappers aan dat de bijbelse aanduidingen verwijzen naar Neo-Hettitische Luwische stadstaten.
Deze Neo-Hettieten, die vanaf 1200 v.Chr. noordelijk Syrië in handen hadden, na de val van het grote Hettitische Rijk in Anatolië, hadden weinig gemeen met deze laatsten en spraken zelfs een andere taal, het Luwisch, in plaats van Akkadisch.
Zij worden een 40-tal keren in de Bijbel vernoemd.
De kleinzoon van Abraham, Esau huwde een Hettitische. En Abraham zelf kocht van de Hettiet Efron een stuk land met een grot erop, waar hij later werd begraven.
Voor verwijzingen naar de Hettieten in de bijbel zie onder andere: Gen. 10:15; 15:19-21; 23:3-20; 26:34; 36:1-3; Num. 13:29; Jozua 1:2-4; 3:10; 1 Kon. 11:1; 2 Kon.7:6-7; 2 Kron. 1:17; Ezek. 16:3.
Tijdlijn
circa 1750 - 1400 v.Chr. - Oude Rijk - (Hattusa wordt de hoofdstad over de verschillende, aanvankelijk onafhankelijke, stadstaten in centraal Anatolië)
1400 - circa 1180 v.Chr. - Grootrijkstijd - (beginnend met Tudhaliya; Suppiluliumas I verovert Syrië en Muwatallis valt Egyptenaren aan (Kadesh))
Nota bene: De literatuur geeft twee verschillende indelingen. De eerste indeling is die zoals hierboven: een oud rijk, gevolgd door de grootrijkstijd.
Deze indeling lijkt zich met name te betrekken op de politieke en legislatieve situatie. Zo spreken de wetsteksten over een situatie "nu" en een situatie "vroeger".
Bovendien blijken er ook enkele taalkundige verschillen te zijn in de teksten van beide periodes; een Oud- en een Jong Hettitische taalperiode.
Echter, uit de verdere ontwikkeling van de hettitiologie is ook nog een Middelhettitische taalfase gebleken - waarvan de ontwikkeling wellicht in de hand is gewerkt door het gebrek aan macht aan het eind van het Oude Rijk - , zodat sinds ca. 1960 ook een
driedeling bestaat parallel aan de taal- en schriftfases: een Oudhettitische, een Middelhettitische en een Jonghettitische periode.
Het gevolg van deze verschillende indelingen op verschillende soorten argumenten is dat er nu ook een synchronisatie van beide indelingen gewenst zou kunnen zijn, met als gevolg dat men soms spreekt van het 'late oude rijk' en van de 'vroege grootrijkstijd'
Het Assyrische leger was goed geïntegreerd in de rest van het rijk en kon steunen op de economische ruggengraat van het rijk, die werd gevormd door de steden Nimrud, Ninive en natuurlijk ook Assur.
Relief van het Assyrische leger dat een stad belegerd (Ninive).
Het was Tiglat-Pileser III die de grote hervorming doorvoerde in het leger die haar voor meer dan driehonderd jaar het machtigste ter wereld zou maken.
Hij zou de staat rond een stand leger opbouwen en de administratie van het rijk koppelen aan die van het leger.
Voortaan draaide alles in het Assyrische rijk om het leger en enkel het leger.
De Assyriërs hadden al rond 1000 v.Chr. ingezien dat wapens, strijdwagens en wapenrustingen uit ijzer veel beter waren en Tiglat-Pileser zou dan ook voor zorgen
dat de wapens constant vernieuwd werden en zijn manschappen er zeer goed met leerden omgaan.
Het merendeel van het leger bestond uit speerwerpers, die - hoewel ze trager waren dan cavalerie - sneller vooruit gingen dan andere infanteristen uit hun tijd en zo een belangrijk element waren in de Assyrische oorlogsvoering.
De Assyrische boogschutters waren véél beter georganiseerd dan hun tegenstanders boogschutters. Met hun sterkere bogen konden ze hun pijlen met ijzeren punt
met grote precisie afschieten op de vijandige linies en zo verwarring zaaien alvorens de cavalerie erop lost te laten.
Het hoeft ook niet te verbazen dat de Assyrische strijdwagens voorzien waren van pijlenkokers om boogschutters op strijdwagens van pijlen te voorzien.
Hoewel de cavalerie slechts een klein deel van het leger uitmaakte waren zij de best getrainde eenheid én inzetbaar voor ingewikkeldere manoeuvres.
Ook op het gebied van vestigingsbouw en belegeringswerken konden de Assyriërs buigen op een lange traditie.
Vanop houten torens konden de Assyrische boogschutters hun dodelijke projectielen afschieten op de verdedigers op de muren.
Door de efficiëntie die de intensieve trainingen van de verschillende eenheden opleverden, kon het Assyrische leger zich vlot over eender welk terrein verplaatsen, wat mede een van hun sterke punten vormde.
Daarnaast maakten de Assyrische troepen gebruik van terreur die ze zaaiden bij hun doortocht.
Het was ook onder Tiglat-Pileser III dat de eerste hulptroepen afkomstig uit andere volkeren werden ingezet, die onder Sargon II een belangrijk deel van het leger zouden gaan uitmaken.
Zij traden in sommige gevallen op in een soort alliantieverband en zorgden voor heel wat politieke onrust.
Pas in Egypte onder de late 19e dynastie en meer in het bijzonder in het achtste regeringsjaar van Ramses III werd hen een halt toegeroepen.
De Egyptische farao Merneptah verwijst expliciet naar hen met de term "de vreemde-naties (of 'volkeren') van de zee" (Egyptisch: nȝ ḫȝt.w n pȝ ym) in zijn grote Karnakinscriptie.
Hoewel sommige geleerden menen dat ze Cyprus, Hatti en de Levant binnenvielen, blijft deze hypothese omstreden.
Er zijn theorieën die een verandering in de oorlogsvoering toeschrijven aan de Zeevolken.
Deze zou hebben geleid tot een ware omwenteling met grote politieke gevolgen.
Veel rijken en stadstaten aan de oost- en zuidkust van de Middellandse zee, die tot dan toe hun macht gebouwd hadden op een kern van elite-strijdwagentroepen, bleken niet opgewassen tegen een nieuw soort infanterie met langere zwaarden.
Een té grote focus op een wapenwedloop als oorzaak verwaarloost echter ook het tactische voordeel van asymmetrische oorlogvoering en de duidelijke voordelen die een ad hoc georganiseerde maritieme oorlogvoering daarbij kan hebben.
Zoals veel rond de zeevolken onduidelijk is, is ook omstreden in hoeverre zij bijdroegen aan de neergang aan het einde van de Late Bronstijd, dan wel dat ook zij daar een slachtoffer van waren.
De Slag bij Kadesh (soms ook als Kadesj, Qadesh of Quadesh gespeld) ook wel Kinza genoemd - te identificeren met het huidige Tell Nebi Mend aan de rivier Orontes in Syrië - vond plaats bij Kadesh
tussen de legers van Egypte onder leiding van Ramses II (1290 1224 v. Chr.) en de Hettitische strijdmachten onder leiding van Muwatalli II en werd nabij die rivier uitgevochten in het jaar 1274 v.Chr.
De Slag bij Kadesh was de militaire climax in de spanning tussen het Egyptische en het Hettitische rijk, in een conflict dat al jaren sleepte.
Beide machten troffen elkaar in de grensgebieden van hun rijken, het huidige Syrië.
De Hettieten waren naar Syrië afgezakt om Amurru, een voormalige vazal die naar de Egyptische kant was overgelopen, terug onder Hettitisch gezag te plaatsen.
De Hettieten bivakkeerden in Carchemish en waren woest op de Egyptenaren vanwege dat verraad.
De Egyptenaren zelf deden er alles aan om de controle over hun nieuwe vazal te behouden en rukten massaal uit om het land te beschermen.
Het was waarschijnlijk de grootste strijdwagenslag ooit, er werden ongeveer 5000 voertuigen ingezet.
De Hettitische koning Muwatalli II plaatste zijn troepen achter de grote heuvel bij Kadesh.
Hij kon een beroep doen op vele van zijn bondgenoten, onder wie Rimisharrinaa, de koning van Aleppo.
Ramses II voelde zich veilig nabij Kadesh want hij dacht dat het Hettitische leger nog in Aleppo zat,
maar kwam de waarheid pas te weten toen zijn verkenners twee Hettitische soldaten gevangennamen.
Ramses zond onmiddellijk koeriers naar de Ptah- en Seth-divisie (in het Egyptische leger kregen de divisies namen van goden),
die zich nog steeds aan de verkeerde kant van de rivier Orontes bevonden en maande hen hem snel te hulp te komen.
Maar voordat Ramses zijn divisies bijeen kon krijgen, reden ongeveer 2000 strijdwagens van Muwatalli's strijdmacht in op het centrum van de Ra- en Amon-divisie
en sloegen aan het plunderden in de Egyptische colonne.
De Hettieten, in (voorbarige) overwinningsroes en afgeleid door alle buit die er te halen viel, werden op hun beurt echter overvallen door de haastig ontboden Ptah- en Seth-divisie,
die zodoende Ramses van de ondergang wisten te redden.
De Egyptenaren moesten nu terugtrekken.
Ramses zelf kon ternauwernood ontsnappen aan gevangenschap, mede door versterkingen die door Amurru gestuurd waren om de farao te assisteren en die de Hettieten konden terugdringen.
Door de gewonnen tijd konden de Egyptenaren zich hergroeperen en de strijdwagens van de Hettieten bijna omsingelen,
maar die slaagden erin om zich over de Orontes terug te trekken en zich terug bij de rest van hun leger te voegen.
Omdat Muwatalli geen gebruik maakte van de inzet van de reserve-eenheden op het moment dat de Farao Ramses nog niet in slagorde opgesteld stond
(nadat de Ra-divisie verslagen was en de Amon-divisie in chaos verkeerde) verspeelde hij het tactisch overwicht.
Het inzetten van de reserves van Muwatalli veel later in de slag, dit met het oogmerk om tactisch verlies goed te maken in plaats van strategisch voordeel uit te buiten,
wordt gezien als een klassieke strategische fout.
De niet gebonden Ptah- en Seth-divisie van Ramses hebben gebruikgemaakt van deze gelegenheid en forceerden een status quo waarop de dag erop besloten werd de strijd te staken.
Beide kampen noemden deze slag een overwinning, maar Ramses' troepen hadden veruit de meeste slachtoffers en waren er niet in geslaagd om meer grondgebied in te nemen.
Kadesh en Amurru werden door de Hettieten hernomen.
Dit verlies van prestige zorgde voor een reeks van opstanden in het Egyptische Rijk, waardoor Ramses zich niet meer op het grensconflict kon concentreren.
En in 1259, in het 21ste jaar van de heerschappij van Ramses II, 15 jaar na de slag, werd het eerste paritaire vredesverdrag ter wereld (voor zover bekend althans) gesloten tussen Ramses II
en Hattusili III (indirecte opvolger van Muwatalli II).
Van dat verdrag bestaan drie versies: een Oud-/Middelegyptische, een Akkadische en een Hettitische variant.
Overigens is een reproductie van het vredesverdrag heden ten dage te vinden in het gebouw van de Verenigde Naties in New York.
Nog eens 13 jaar later, in 1246 v.Chr. stuurden Hattusili III en zijn vrouw Puduheba een van hun dochters naar Egypte om in het huwelijk te treden met Ramses II,
opdat de goede relaties tussen de beide dynastieën daarmee verzekerd zouden zijn.
Put is Hebreeuws voor Libië. Volgens de Joodse historicus Flavius Josephus was Put de stichter van Libië en lag er in Noord-Afrika ook een gelijknamige rivier, ook naar Put vernoemd.
Plinius de Oudere schrijft over een rivier genaamd Phuth; volgens zijn verslag zou deze in het huidige Marokko hebben gelegen.
Een Libische connectie zou eveneens zijn afgeleid uit Nahum 3:9, waarin staat dat Put en Libiërs Egypte te hulp schoten. [2]
In de bijbel worden de nakomelingen van Put krijgers genoemd en zijn ze de bondgenoot van Mizraïm.
De Filistijnen stichtten vijf onafhankelijke stadstaten, die een soort stedenbond vormden (pentapolis).
Gedurende de twaalfde en elfde eeuw v.Chr. hadden de Filistijnen de hegemonie in het gebied, maar in de eeuwen daarna werd hun macht steeds meer ingeperkt.
Tijdens de neo-Assyrische periode (ca. 800-626 v.Chr.) beleefden de Filistijnse steden opnieuw een periode van bloei.
Na de verovering door de Babyloniërs in 604 v.Chr. zijn de Filistijnen geleidelijk opgegaan in omliggende volken.
Dankzij opgravingen in Filistijnse plaatsen wordt er steeds meer bekend over de Filistijnse cultuur.
Van belang is met name het Filistijns aardewerk, dat zich door kunstige patronen onderscheidt van Kanaänitisch aardewerk uit deze periode en dat vaak wordt gebruikt om Filistijnse archeologische vondsten te kunnen dateren.
Uit de archeologische gegevens blijkt dat de cultuur van de Filistijnen zich in de twaalfde en elfde eeuw sterk onderscheidt van die van de andere volken in de levant,
maar dat er vanaf de tiende eeuw steeds meer sprake is van culturele assimilatie aan omliggende culturen.
Dit blijkt op gebieden als voeding of taal en schrift, maar ook op het gebied van de godsdienst.
Daarnaast worden de Filistijnen vermeld in Egyptische, Assyrische en Babylonische bronnen.
Ook uit enkele meer recent gevonden Filistijnse inscripties kunnen gegevens worden afgeleid met betrekking tot de Filistijnen.
Herkomst van naar de filistijnen gaan
Wanneer iets kapot of onherstelbaar is beschadigd kun je dat in het Nederlands uitdrukken door op te merken dat het naar de filistijnen is.
Deze uitdrukking heeft te maken met een volk dat onder meer beschreven wordt in het oude testament van de Bijbel en bestaat zodoende al eeuwen in de Nederlandse taal.
Van oorsprong waren de Filistijnen een zogenaamd zeevolk. Al in de 13e eeuw voor Christus wordt er door de Egyptenaren over dit volk gesproken.
De oorsprong van de Filistijnen is niet helemaal duidelijk.
Vermoedelijk stamden ze af van Minoïsche of Myceense Grieken. In de 12e en 11e eeuw voor Christus hadden de Filistijnen veel macht in het tegenwoordige Israël.
De Israëliers voerden dan ook geregeld oorlogen met de Filistijnen en deze worden in de Bijbel dan ook beschreven als tegenstanders van het Israëlische volk.
Filistijnen in de Nederlandse taal
Het is zeker dat de uitdrukking naar de filistijnen gaan te maken heeft met deze vijanden van de Israëliers.
Hoe het woord in het Nederlands de huidige betekenis heeft gekregen is echter niet helemaal bekend.
Er bestaan verschillende theorieën over. Eén theorie gaat er vanuit dat filistijnen door de manier waarop het gebruikt werd in de Bijbel een synoniem is geworden voor ongelovigen.
De Filistijnen die in de Bijbel beschreven werden hadden immers een ander geloof dan de Israëlieten.
De uitdrukking is dan te verklaren doordat ongelovig als negatief werd gezien. Naar de filistijnen gaan betekent dan dus naar de ongelovigen gaan.
Simson
Een andere theorie suggereert dat de uitdrukking te maken heeft met de Bijbelse figuur Simson (ook wel bekend als Samson).
Deze man beschikte over een bijzonder grote kracht en wordt in de Bijbel beschreven als een belangrijke vechter voor het volk van de Israëlieten.
Hij vocht tegen de Filistijnen en versloeg in zijn eentje duizend Filistijnen, met een ezelskaak.
Zijn bijzondere kracht hing echter samen met de lengte van zijn haren.
Hij had lang haar en zou zijn krachten verliezen wanneer zijn haar werd afgeknipt.
Delila
Simson trouwde met een Filistijnse vrouw, Delila, en dit betekende zijn ondergang.
Zij kwam er achter dat Simson zijn krachten zou verliezen wanneer zijn haren afgeknipt werden en liet dit door een aantal mannen doen terwijl Simson lag te slapen.
Zo verloor Simson zijn enorme krachten door een huwelijk met een Filistijnse.
Hier zou de uitdrukking dat iets naar de filistijnen is ook vandaan kunnen komen.
De Shardana of Sherden worden in Egyptische bronnen genoemd als een van de Zeevolken die de Nijldelta en Noordelijk Egypte binnendrongen rond 1220 v.Chr.
Zij kwamen met hun hele gezin en al hun hebben en houden toe. Sardinië was waarschijnlijk hun land van herkomst.
Het meest voor zich sprekende is dan toch wel het bijbelse Egyptische leger
Het Oud-Egyptische leger was van het Oude Rijk - en vermoedelijk zelfs vroeger - tot de inval van de Hyksos in Neder-Egypte een leger van dienstplichtige boeren en ambachtslieden geleid door de elkaar onderling rivaliserende Egyptische edellieden.
Vanaf het Oude Rijk nam het Oud-Egyptische leger ook huurlingen in dienst, waarvoor ze zelfs verdragen afsluiten met buitenlandse leiders om aan huurlingen te komen.
De meeste Egyptenaren in het Oude Rijk durfden geen buitenlandse expedities aan omdat ze vreesden in het buitenland te sneuvelen en niet de nodige begrafenisrites te krijgen.
Daarom werden buitenlandse huurlingen ingehuurd om te vechten in het buitenland.
Het leger moest vooral burgeroorlogen uitvechten en trok soms ook op tegen het zuidelijk gelegen Nubië.
De wapens van dit Egyptische leger was behoorlijk primitief en weinig efficiënt, maar de Egyptenaren vochten maar zelden tegen andere tegenstanders dan Egyptenaren.
Daarnaast waren er echter wel elite-eenheden zoals de paleiswacht, de grenswacht en begeleiders van vrachtschepen, die beter op de strijd voorbereid waren.
Nadat de Hyksos verdreven waren en het Nieuwe Rijk gesticht werd, werd het Oud-Egyptische leger grondig hervormd op gebied van bewapening en indeling.
Deze evolutie begon al onder de Thebaanse zeventiende en achttiende dynastieën.
Omdat men langere veldtochten ondernam werd een leger van dienstplichtigen onpraktisch en werd een beroepsleger ingericht.
De edelen werden aangesteld als officieren in strijdwagens die in dichte formatie met de farao onder hun rangen ten strijde reden.
Er waren genietroepen met zware schilden die stormrammen en stormladders gebruikten, en na de verovering van Nubië ook Kushitische stoottroepen en Nubische boogschutters.
Doordat het leger niet langer meer op de oude sociale structuren gebaseerd was, kon men voortaan carrière maken zoals blijkt uit de openlijke dankbetuigingen aan het adres van sommige soldaten in inscripties.
Uit de rangen van het leger kwamen zelfs farao's zoals Horemheb en Ramses I, terwijl anderen zich lieten omringen door oud-soldaten wiens loyaliteit zekerder was dan die van de oude adel.
Atlantic begon de productie van speelgoedsoldaatjes eind jaren 1960 en had een grote populariteit in begin '70 met de H0 schaal en 1:32 plastic speelgoed soldaat serie " Soldati d'Italia " ( " Italiaanse soldaten "). Op basis van dit succes begon het bedrijf series uit de Tweede Wereldoorlog en andere historische periodes uit te geven, waaronder het Wilde Westen, het Romeinse Rijk, Grieken en het oude Egypte. De speelgoed soldaatjeslijn H0 wordt aangevuld met een uitgebreide reeks voertuigen , van tanks tot zware bommenwerpers, alsmede gebouwen ( bijvoorbeeld een miniatuur Colosseum en een Egyptische tempel.
Atlantic stopte met creëren van nieuwe lijnen in 1978 en bracht goedkopere herdrukken van zijn klassieke lijnen ( meestal in schaal 1:32 ) van slechter materiaal en goedkopere verpakkingen. In 1984 stopte alle productie. Naar verluidt zijn de meeste Atlantic mallen verkocht aan een Iraakse speelgoed bedrijf en later zoekgeraakt of vernietigd in de Eerste Golfoorlog Een paar modellen werden verworven door bordspel- en speelgoedfabrikant Nexus Editrice , Deze begon in 1998 met het leveren van kwaliteitsheruitgaven ( vooral voor de verzamelaarsmarkt) "Atlantic Wars" op basis van Atlantic speelgoedsoldaatjes . Nexus is momenteel eigenaar van het merk Atlantic en logo.
Ik ben Guy
Ik ben een man en woon in Izegem () en mijn beroep is .
Ik ben geboren op 04/06/1955 en ben nu dus 70 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: geschiedenis, uniformen, modelbouw.
Jarenlang aan 'plastic modeling' gedaan : figurines, helikopters, oorlogstaferelen in diorama,...