We springen nu een grote stap voorwaarts (enkele tientallen miljoenen jaren) en belanden in de oertijd waar de eerste 'aap-mensen' rondliepen...
De neanderthaler (Homo neanderthalensis, ook wel Homo sapiens neanderthalensis) is een uitgestorven mensensoort.
In een periode van honderdduizenden jaren ontwikkelde ze zich geleidelijk aan uit Homo heidelbergensis.
Vondsten van skeletdelen van neanderthalers komen voor in Europa, het Midden-Oosten en Centraal-Azië tot aan de Altaj. Uit Afrika en Oost-Azië zijn geen vondsten bekend.
In 1856 ontdekte men in een dal van de rivier de Düssel (het Neandertal, genoemd naar Joachim Neander, een geestelijke uit de 17e eeuw), tussen Düsseldorf en Elberfeld menselijke overblijfselen.
Het ging om een schedeldak, een spaakbeen, twee dijbeenderen, een opperarmbeen, een ellepijp en nog enkele brokstukken.
Johann Carl Fuhlrott beschouwde de gevonden beenderen als de resten van een primitieve mens uit de 'ijstijd'.
Maar de toen wereldvermaarde anatoom Rudolf Virchow oordeelde er anders over en beweerde dat het schedeldak afkomstig was van een recente mensenschedel, die echter pathologisch misvormd was en derhalve wel toebehoord kon hebben aan "een
idioot". Virchow was gekant tegen de interpretatie van de neanderthaler als prehistorische mens.
Tot aan zijn dood wilde hij de vondst uit het Neandertal niet aanvaarden als bewijs voor het bestaan van andere mensensoorten in het verleden.
Het eerste neanderthalerskelet werd, achteraf beschouwd, ontdekt door Schmerling in Engis te Luik in 1829.
Weldra vond men echter talrijke andere zogenaamde 'idiotenschedels' in Gibraltar, Spy (bij Namen), La Chapelle-aux-Saints, Peyzac-le-Moustier en in oude grindlagen bij Maastricht.
Zelfs hele geraamtes van deze voorhistorische mens werden ontdekt en op grond van 100 vondsten werd het mogelijk een betrouwbaar beeld te verkrijgen van Homo neanderthalensis of de 'Neanderthalmens' die niet groter was dan 1,60 m, maar volkomen
rechtop liep en niet gebogen zoals te zien is op oudere afbeeldingen ontworpen volgens de vondst van de "bejaarde van La-Chapelle-aux-Saints".
Tegenwoordig zijn botten van ongeveer 400 individuen bekend.
De neanderthaler komt opmerkelijk genoeg niet voor in Darwins On The Origin of Species (1859).
Dit is begrijpelijk omdat Darwin hoe dan ook de oorsprong van de mens niet in dat werk behandelde. In 1864 lieten twee vrienden hem een neanderthalerschedel zien.
In The Descent of Man (1871) noemt Darwin de neanderthaler één keer: "Nevertheless, it must be admitted that some skulls of very high antiquity, such as the famous one of Neanderthal, are well developed and capacious".
Darwin accepteert dus dat de schedel van de neanderthaler relatief groot is (zonder afmetingen of datering te geven), maar daarmee past deze vondst niet zo goed in zijn betoog dat 'primitieve' mensen kleinere schedels en hersenen dan de moderne mens gehad
zouden moeten hebben. Geplaatst in de context van zijn tijd is het niet verwonderlijk dat Darwin in 1859 niets over de Neanderthalvondst schreef, omdat het toen de enige vondst was en er zeer tegenstrijdige interpretaties gegeven werden.
De neanderthaler ontwikkelde zich rond 200.000 jaar geleden uit Homo heidelbergensis.
Overgangsvormen zoals de steinheim-mens, meestal gezien als Europese varianten van Homo heidelbergensis, worden ook wel als "proto-neanderthaler" beschouwd.
De eerste onomstreden vondsten van skeletresten die de klassieke neanderthalerkarakteristieken vertonen dateren van 180.000 en 176.000 jaar geleden.
Vondsten uit die tijd, midden in het Saalien, zijn weliswaar zeer zeldzaam, maar dit betekent niet dat er al niet eerder neanderthalers hebben rondgelopen.
Pas zo rond 130.000 jaar geleden, tegen het einde van het Saalien en tijdens het voorlaatste interglaciaal, het Eemien (van 128.000 tot 116.000 jaar geleden), worden de vondsten talrijker.
Een belangrijke vondst die van rond de 130.000 jaar geleden dateert werd in 1899 in de nabijheid van de Kroatische stad Krapina gedaan.
In Europa verdween de neanderthaler ongeveer 32-34.000 jaar geleden.
Aan de zuidelijke randen van het Iberisch schiereiland, waaronder Gibraltar, wist de neanderthaler zich mogelijk nog enige duizenden jaren langer te handhaven.
Dat Gibraltar de laatste plek was waar neanderthalers zich konden handhaven wordt echter betwijfeld door andere archeologen.
Zij vermoeden dat de vondsten eerder het gevolg zijn van het zeer intensieve archeologische onderzoek dat de Engelsen op een zo klein oppervlak verrichten.
In Byzovaja in de republiek Komi heeft een team van wetenschappers onder leiding van Ludovic Slimak de meest recente vindplaats van de neanderthaler gevonden.
Tot circa 26.000-20.000 jaar geleden moeten neanderthalers in deze streek hebben gewoond. Het is niet alleen de jongste, maar ook het noordelijkst gelegen leefgebied van de neanderthaler.
Byzovaja bevindt zich op dezelfde breedtegraad als IJsland.
Algemeen wordt aangenomen dat zij niet de directe voorouders van de moderne mens zijn, hoewel recent onderzoek aantoont dat ze genetisch wel bijgedragen hebben.
De neanderthalers leefden enige tijd gelijktijdig met de cro-magnonmens, die geldt als eerste anatomisch moderne mens en dienovereenkomstig wordt aangeduid als Homo sapiens sapiens.
Door de meeste geleerden wordt aangenomen dat de moderne mens ongeveer 200.000 jaar geleden in Afrika onafhankelijk van de neanderthaler uit een andere Afrikaanse ondersoort van Homo heidelbergensis is ontstaan.



|