De volgende dag wilden we al vroeg vertrekken om nog rustig Budva bij dag te zien en vervolgens richting Kroatië te trekken. Dat voornemen werd niet bepaald gedeeld door Mateja, de eigenaar van ons verblijf en zijn moeder. Eerst moesten we koffie drinken met hun familie. Aangezien wij vredelievende mensen zijn en de voormalige Servische Montenegrijnen die reputatie minder bezitten besloten we er maar op in te gaan. Ik lust totaal geen koffie en kan ook niet doen alsof ik dat lust. Een van de weinige dingen die ik niet kan overigens. Na zo'n uur op de koffie te zitten met een familie die klaarblijkelijk hun koffie lekkerder vonden dan ik konden we eindelijk Budva verkennen. Onder een stralende zon liepen we langs de kustlijn en konden we vis zien zwemmen. Vis zien zwemmen in de zee? Jawel, het water is hier nog helder en voor wie het vergeten was of onbestaande achtte: er zit nog wel degelijk vis en andere diersoorten in datgene wij zee noemen.
Toeristisch was het dan wel, genieten was het evenzeer.
We reden na verloop van tijd verder naar Kotor. De volgende toeristische bestemming in dit land van 600.000 inwoners zo bleek. Dit had alles te maken met de befaamde Stairway to heaven van Kotor. Een gigantisch lange trap langs een berg die leidde tot een zich in redelijk goede staat bevindende ruïne. Ondanks het warme weer en het niet aangepaste schoeisel twijfelden we geen seconde om ons aan die stairway to heaven te wagen die tegelijk ook the highway to hell was. Het loonde de moeite vanop de top had je zicht op de gehele baai omringd door berglandschappen. Na een afdaling die zo nodig nog lastiger was dan de beklimming reden we verder richting Kroatië. Dat Montenegrijnen je niet zo gemakkelijk laten gaan werd bewezen toen we de grens wilden oversteken en dit zo'n 1.30u duurde. We bereikten Dubrovnik, een historische stad aan de Kroatische kust omgeven door een stadswal die we pas de volgende dag goed en wel verkenden. Er stond die dag een stevige wind waardoor de golven stevig inbeukten op de stadswal. Ik en Honza vonden het wel een kick om zo dicht mogelijk te gaan, iets wat we ons bijna beklaagden toen we beiden bijna uitgleden en tussen de rotsen belandden.
Na Dubrovnik was het een lange rit richting Split, de tweede stad van Kroatië en de thuisbasis van de Torcida, de hevige kern supporters van Hajduk Split. Ik heb nog nooit een stad zo hard de plaatselijke voetbalploeg weten uitademen. Werkelijk overal in de stad vind je er verwijzingen naar, gaande van muurschilderingen tot cafés met de namen van (ex-)spelers. De binnenstad was zeer aangenaam maar het is een stad die pas tot volle glorie komt wanneer de zon goed schijnt, en dat was toen niet het geval.
De volgende dag bezochten we nog het overstroomde watervallenpark Plitvicka Jezera waarna we een hele dag terug richting Ljubljana reden om er rond 23u terug te arriveren.
Het was een prachtige reis doorheen een onbekend gebied dat een verhaal te vertellen heeft en een variëteit biedt aan mooie natuur.