Ik ben Stien
Ik ben een vrouw en woon in Antwerpen () en mijn beroep is integratiewerkster.
Ik ben geboren op 24/10/1956 en ben nu dus 68 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: literatuur, film, politiek, kunst, reizen,.....
Ik hou er van om dingen scherp te stellen, uit te vergroten. Niet alles wat hier staat strookt dus met de werkelijkheid.
Stiens' Kitchen
dank zij mij staat hier geen andere onzin
07-04-2007
Lente
De winter is het seizoen van back to basics. Zoals bomen in de natuur teren mens en dier op hun reserves. De tuinspade staat afgeschraapt in het schuurtje, de voorraadkast is gevuld met instant food en de lopende zaken belanden op de lange baan. Er zijn mensen die het einde van de winter maar nipt halen. Bij mij althans scheelt het geen haar of die koude donkere maanden kom ik niet levend door. Bij de eerste vrieskou gaat mijn sociale leven onverbiddelijk in de vrieskast, emo-TV vervangt mijn eigen onderkoelde sentiment en mijn humeur bereikt soms arctische dieptepunten. En een knapperend haardvuur, warme glühwein of een sneeuwlandschap van Anton Pieck volstaan niet om mijn verstijfde ziel te ontdooien en mij te overtuigen van de charme van dit barre seizoen.
Dus loop ik vrijwel permanent te balen. En al doende, erger ik mij over de status van de vrouw. Daar is iets ernstig mis mee in de winter. Mannen banjeren met zevenmijlslaarzen door ons weer- en kalenderwezen en worden met toeters en bellen vanonder het stof gehaald. Zo palmen de kerstman en Sint-Silvester onze kinderen in en grossieren wij ieder jaar weer samen met Sint-Valentijn in de liefde. In het weerbeeld maken Donar en de winterkoning de dienst uit. Vrouwen, daarentegen? In het jaargetijde van dood en verval hebben vrouwelijke weldoensters, beschermengelen en godinnen bitter weinig in de pap te brokken. Werd de heiligenkalender soms door een vrouwenhater zoals Ignatius de Loyola samengesteld? Onze heiligenkalender is een sterrenparade van mannen die hun leven veil hadden voor het goede doel. Vrouwen waren heel wat minder heilig. Slechts mondjesmaat kregen zij een kerkelijke feestdag op hun naam. De enkele vrouw die daar in slaagde was dan ook werkelijk tegen alles bestand; vierendeling, verkrachting, mishandeling, steniging, en verbranding. Er was er zelfs ééntje bij, ene J.d' Arc die met wat zootje ongeregeld een heel leger oprukkend oorlogsgeweld versloeg.
Neen, geef mij dan maar de lente. De eerste zwaluw is nog maar net gesignaleerd of ik gooi hart en ramen open en stoot weer op in de vaart der volkeren. Ook met de status van de vrouw gaat het gelukkig weer steil bergop. De vrouw wordt onder algemeen gejuich op een sokkel gehesen en is daar vier hele maanden niet meer weg te branden. Alles wat er groeit en bloeit wordt onder haar curatele geplaatst en lofzangen, plengoffers en geschenken zijn haar deel. En dat is een gebruik dat zelfs in oude culturen al in zwang was.
In de Oud-Romeinse cultuur werden bij de aanvang van de lente de floralia gevierd, een kleur-, bloem- en geestrijk feest ter ere van de mooie Flora, de godin van de lente, het licht en de geboorte. In de Griekse mythologie is het Demeter, de godin van graan en landbouw die de natuur van groeihormonen voorziet; Volgens de legende had zij samen met Zeus een dochter, Persephone, die door Hades werd ontvoerd. Door verdriet overmand weigerde Demeter zich verder van haar goddelijke taak te kwijten. De bronnen der vruchtbaarheid vielen droog en het leven op aarde kwijnde weg. Zeus sloot een deal met Hades: 2/3 van het jaar zou Persephone bij haar moeder op aarde doorbrengen (dan bloeit en groeit alles weer welig) en de rest als gemalin van Hades in de onderwereld.
Ook in andere culturen werd de 'empowerment' van de natuur door vrouwen waargenomen. En zoals dit wel vaker gebeurde gingen deze culturen bij elkaar te leen. De Azteken hadden Xipe Totec als godin van de lente, de Egyptenaren Isis, de Slaven Vesna, de Phoeniciërs Asjtart, de Babyloniërs Isjtar. Maar de lente zou de lente niet zijn zonder de godin die door de Saksen Eastre en door de Germanen Ostara werd genoemd. Voor beide culturen symboliseerde zij de overwinning van het licht op de duisternis en het aanbreken van de vruchtbare periode op aarde. Omstreeks de lente equinox, het tijdstip waarop de zon in haar baan om de aarde de evenaar passeert en dag en nacht even lang zijn, ging men ter harer ere duchtig uit de bol. Dit ging gepaard met allerlei vruchtbaarheidsrituelen; het zegenen van de ploeg en het teruggeven aan de aarde van overgespaarde zaadjes van de voorbije oogst om van de godin voldoende zon en regen af te smeken voor het seizoen dat komen ging.
De kerk trachtte dit heidense gekuip aan banden te leggen door het paasfeest - de verrijzenis van christus - als een groot christelijk lentefeest naar voor te schuiven. Maar dat was buiten de koppigheid van onze voorouders gerekend, want stiekem bleven zij trouw aan hun oude cultus. Vruchtbaarheidssymbolen zoals eieren, kippen en konijnen speelden daarin een belangrijke rol. Het beschilderen van eieren had te maken met het herleven van de kleuren in de natuur. Vandaag zijn deze heidense gebruiken aan een heropleving toe. In vele streken van Europa worden grote paasvuren ontstoken als hommage aan de terugkeer van het licht en de versierde takken van de toverhazelaar deden zowat overal hun intrede.
En gelukkig oogt ook de heiligenkalender van de lente een stukje vrouwvriendelijker dan die van de winter. De meimaand is de Mariamaand en in de nacht van 30 april klieven heksen weer vrolijk door het luchtruim op de feestdag van Sint-Walpurga. De 'Maagd van Orleans' krijgt een erepodium op 30 mei en moeders worden als vanouds op 11 mei in de bloemetjes gezet. Opvallend is wel dat bij al dit gefeest vooral onze procreatieve en zorgverstrekkende kwaliteiten in de verf worden gezet. De vrouw als symbool voor groei, empowerment, voorspoed. Niet dat dat niet mag.... het vermogen om leven te scheppen is een streepje dat vrouwen voorhebben op mannen, maar ironisch genoeg hebben vrouwen zelf eeuwenlang moeten knokken om tot groei en bloei te kunnen komen.
En dan is er natuurlijk nog het feit, dat wij ook wel eens voor onze andere verdiensten op een voetstuk willen geplaatst worden; als uitvindster van het melitta-filterzakje, als toegevoegde waarde in het bedrijfsleven, als pleitbezorgster voor de vrede, als medekostwinner in het gezin, als voorvechtster van sociale gelijkheid en als bedenkster van de net iets andere oplossing. Er zijn 365 kalenderdagen, en feesten is bijzonder leuk, waar wachten wij nog op...........?
Wie in de sociale sector werkt kan er niet omheen. Geen haar in de boter of er wordt over gepalaverd tot motief en dader van de halsdaad zijn gekend. Vergaderen heet deze soms erg verhitte woordendans, en het is een vast onderdeel van de alternatieve bedrijfscultuur. Het is een ritueel dat zijn beslag krijgt onder de vlag van de democratie. Want elke hopman uit het maquis der softies wil als een gezapige ome Willem geschiedenis maken en bekend staan als een man die elke beslissing aan het oordeel van zijn medewerkers onderwerpt .
Gelukkig heeft hij de keuze uit een uitgebreid menu. Je hebt ontbijt-, lunch-, algemene vergaderingen. Je hebt vergaderingen van het dagelijks bestuur of plenumsessies van de aandeelhouders. Je hebt grote meetings die met een buffet worden afgerond, en je hebt teamrondjes die met een bakje troost worden opgepept. Ook qua locaties is er een breed scala van mogelijkheden. Zo lenen het Stuivenbergkasteel, Poupehan, refters van scholen of een stofvrije bezemkast zich uitstekend als decor voor deze formele onderonsjes.
De eyecatchers tijdens zo'n praatbarak zijn evenwel de sprekers. En ook die zijn van een pluimage dat zo divers is als de bonte was. Je hebt praatvaren met een stamboek in de Rederijkerskamer, die met gezwollen rethoriek en veel armgezwaai een bommelding maken van elk akkefietje. Je hebt de kreukvrije jonge Turken in tweedelig pak die bij Willem Ruys in de leer zijn geweest en met gladde verkooppraatjes hun visie aan de man brengen. Je hebt de stotteraars en de mannen met de ziekte van Tourette die het soms verrassend origineel uit de hoek komen. En dan heb je uiteraard ook the silent majority. Zij die de verbale wapenwedloop gelaten ondergaan. Omdat zij zich te pletter vervelen en met hun interventies de calvarietocht niet nodeloos willen rekken. Of omdat zij weten dat ze het loodje moeten leggen voor het spraakvernuft van de letterridders die geadeld zijn in de woordkunst zijn. Want zoals de mores het wil in een democratie, trekt hij die het hardst kan roepen aan het langste eind. De macht is aan de brulboeien, die - zoals men weet - niet noodzakelijk ook de slimsten zijn. Als klap op de vuurpijl eindigt vrijwel iedere vergadering met de aankondiging van een nieuwe vergadering waar de onopgeloste problemen opnieuw ter sprake zullen komen. Van water naar zee dragen gesproken!
Heeft iemand zich eigenlijk al ooit de vraag gesteld wat het met je doet als je geest urenlang op water en droog brood wordt gezet? Weet iemand hoeveel baarlijke nonsens afgevuurd in ware combatstijl iemand straffeloos kan incasseren? Want niemand zal ontkennen dat het literair gehalte van het vergaderjargon doorgaans ondermaats is. Niemand zal bestrijden dat het sec gehakketak met woorden de pijngrens van een mens meermaals overschrijdt. Vaak maken de sprekers zich schuldig aan mentale masturbatie, gaan zij helemaal op in eigen woordenpracht, terwijl de toehoorders lijdzaam moeten ondergaan en geen verweer hebben tegen de soms hoog oplaaiende taalstrijd waarmee zij worden geconfronteerd. Hun hersenen worden niet zelden met de drilboor bewerkt. Auditieve en mentale mishandeling noemt men dat in psychiatrische middens.
En hier kom ik tot de kern van mijn betoog. Er bestaan Europese richtlijnen inzake de ergonomische normen waaraan het kantoormeubilair moet beantwoorden, er is een arbeidswetgeving en de komitees veiligheid, gezondheid en hygiëne draaien op volle toeren. Maar welke bescherming bestaat er tegen de terreur die er uitgaat van het vergaderlokaal? Ik zou een lans willen breken voor een wetgeving op het vergaderterrorisme. Ik pleit voor strenge straffen voor spookrijders in het vergaderverkeer. Het zou de algemene sfeer in de sociale sector ten goede komen. Het zou alvast mijn mentale gezondheid ten goede komen. Iemand ideeën om problemen in de werksfeer op een ludieke manier af te handelen?
Op het Muntplein in Brussel stond de voorbije dagen een glazen kooi. In die kooi zaten een aantal mensen van diverse nationaliteiten, mensen zonder papieren (acteurs) die hoopten op een definitief verblijf in België. Toevallige voorbijgangers mochten stemmen wie van die mensen in ons land mocht blijven en wie niet.
Deze actie van het Forum Asiel en Migraties heeft al veel stof doen opwaaien. Het thema Mensen zonder Papieren is hoe dan ook een explosieve cocktail die beurtelings voor- en tegenstanders op de kast jaagt. Akkoord, wij kunnen niet alle vluchtelingen van de hele wereld herbergen. Maar laat ons elkaar geen Liesbeth noemen, je kan niet aan de realiteit voorbij dat mensen de miserie en hopeloosheid in hun land zullen blijven ontvluchten om de vleespotten van het Westen op te zoeken. De verschillen tussen Noord en Zuid zijn te groot. Wij staan dus voor het dilemma: ontkennen we die realiteit om populistische redenen, of proberen we die realiteit zo goed mogelijk te organiseren. Ik denkt dat de tweede optie veruit de verstandigste is .
Neem nu de regularisatiewetgeving, of het hele mediacircus rond die Kazachse familie. De Wael heeft gelijk als hij zegt dat mensen die geen geldige reden hebben om hun land te ontvluchten linea recta terug naar huis moeten worden gestuurd. En dat het beleid, zowel federaal als lokaal de violen op elkaar af moet stemmen om de bepalingen die wettelijk zijn vastgelegd ook uit te voeren. Maar in werkelijkheid weet de linkerhand soms niet wat de rechterhand doet. En dat is te wijten aan het gebrek aan duidelijke criteria.
Het huidige beleid inzake regularisatie van mensen zonder papieren is een Gordiaanse knoop van willekeur. Er wordt met twee maten en gewichten gemeten. Een voorbeeld:
twee vrouwen van Congolese afkomst zijn beiden alleenstaande moeder, de ene met twee dochtertjes van 7 en 4 jaar, de andere met twee zoontjes van 7 en 4 jaar. Ze ontvluchtten beiden in 2003 de oorlogssituatie in hun land en dienden in België een asielaanvraag in. Beide asielaanvragen worden in het voorjaar van 2004 geweigerd. Beide hebben dezelfde ernstige medische aandoening; het jongste dochtertje van de ene vrouw lijdt ook aan deze aandoening. Ze dienden daarom in april 2004 een aanvraag in om toch te mogen blijven om medische redenen, een perfect geldige demarche. De mevrouw met twee dochtertjes ontving een negatieve beslissing, de andere mocht na lang procederen blijven.
Kan je het vluchtelingen dan kwalijk nemen dat zij, na een formele afwijzing van hun asielaanvraag, toch alle achterpoortjes gaan uitproberen om alsnog te kunnen blijven?
Freddy Roosemont van DVZ beweert dat die duidelijke criteria wel degelijk bestaan en dat die op de website van Dienst Vreemdelingenzaken te vinden zijn. Bij nazicht blijkt toch één en ander voor meerdere interpretaties vatbaar. Wat zijn bijvoorbeeld humanitaire redenen. Hoe komt het dat Afghaanse mensen toch nog vaak worden teruggestuurd naar een land in oorlog ondanks het bestaan van een subsidiare beschermingsmaatregel?
De voorbije 10 jaar zijn de regels inzake regularisatie al minstens 5 keer veranderd. Een gevolg van het feit dat die regels nooit in de wet werden verankerd, waardoor ministers gemakkelijk nieuwe regels kunnen vastleggen. Dit leidt tot grote rechtsonzekerheid.
Het Forum Asiel en Migraties vraagt dan ook om eenduidige criteria vast te leggen en een onafhankelijke beoordelingscommissie in te stellen
En uiteraard moet het beleid in eerste instantie werk maken van een degelijk ontwikkelingsbeleid zodat de redenen om te vluchten wegvallen. Het is nogal gratuit om te beweren dat een gedoogbeleid een aanzuigeffect heeft. Dat zal wel in zekere mate zo zijn, maar de belangrijkste redenen om te vluchten zijn voor mensen nog altijd armoede, oorlog, bestaansonzekerheid,... Wil je meer weten over deze actie, surf dan naar www.wiemagblijven.be, ook jij kan de eerstvolgende weken nog je stem uitbrengen
Antwerpen is een smeltkroes van rare en minder rare vogels die allemaal hun plaatsje opeisen onder de zon. Je hebt de gezagsgetrouwe burgers die braaf hun belastingen betalen, je hebt de plantrekkers die al eens naast de pot pissen, je hebt de navelstaarders, en je hebt Denise.
Denise is een tanig vrouwtje van om en bij de zestig jaar, met een knap gezicht en een gezandstraald lichaam waar menig jong meisje een punt aan kan zuigen. In haar jeugd was zij ongetwijfeld een stoot die menig mannenhart een kwartsmaat sneller deed slaan. Zelfs nu nog zijn haar diepliggende grijze ogen, haar smalle gezichtje en dito neus een streling voor het oog. En zoals het dat soort vrouwen vergaat doorzwom Denise heel wat watertjes, diepe en minder diepe, en deed ze dat met een dergelijk panaché dat het water haar vandaag aan de lippen staat. Want Denise trekt een leefloon van het OCMW en staat bovendien onder budgetbegeleiding omdat zij torenhoge schulden moet afbetalen.
Wat er van haar karig inkomen overblijft na aftrek van de vaste kosten, draagt Denise onmiddellijk naar café De Boeksteeg, een bruine kroeg in het centrum van de stad waar alle broeders van de natte gemeente het tegen elkaar opnemen in het serieel hijsen. Denise drinkt ze met zijn allen moeiteloos onder de tafel en bezigt daarbij een taal die menig dokwerker van zijn sokken zou blazen. Haar drinkebroers noemen haar smalend een containerbegrip, daarmee doelend op haar onvermogen om in om het even wat maat te houden. Eten, drinken, praten, alles doet zij in bulk.
Bij het krieken van de dag waggelt zij dan stomdronken naar huis waarbij ze alles wat ze onderweg op haar pad tegenkomt voor verrot scheld. Klootzakken, smeerlappen, ik zal het je betaald zetten schreeuwt ze tegen iedereen en niemand in het bijzonder.
De meeste mensen die in de buurt van de Boeksteeg wonen kennen Denise, en laten haar razen als ze de duivels in zichzelf ontbindt. Ze stoten elkaar lachend aan of antwoorden gevat op het verbaal spervuur dat ze rondstrooit. Ze kennen haar geschiedenis en weten dat het mens nog niet zo lang geleden een Danteske tocht door de hel maakte. Ze zag namelijk met eigen ogen hoe haar dochter door haar schoonzoon overreden werd en stierf. Sindsdien heeft Denise drank nodig om haar schroeiende ziel te blussen.
Toch zijn er van die fatsoensrakkers met een voorbeeldige levensstijl die denken dat zij iedereen die enigszins buiten de lijntjes kleurt de les mogen lezen. Dat zijn doorgaans mensen die politiek links maar fiscaal rechts stemmen. Zeloten, die luid schreeuwen dat zij tot de progressieve kerk behoren, maar op het randje van de femelarij balanceren. Maar bon, soit. Op een avond liep Denise met veel kabaal door een straat die aan weerszijden was afgeboord met deftige burgerhuizen. Haar scheldtirade was dit keer van een bijzonder bloemrijk gehalte, doordesemd met allerlei volkse schunnigheden en zelfs met een streepje bargoens. Een vrouw in een deftig broekpak stapte ferm op haar af en dreigde met de politie indien Denise niet onmiddellijk haar alarmklok in snooze-mode zette. Denise wendde zich laconiek tot een voorbijganger en vroeg hem hoe laat het was. Negen uur, antwoordde de verbaasde man. Dan mag ik nog een uur van maan gat maoke, schreeuwde Denise nog een paar decibel luider. Toen draaide ze zich triomfantelijk om en vervolgde ze luid zingend en gesticulerend haar pad. Een maand later werd Denise met een alcoholvergifting in een ziekenhuis opgenomen. Het is stil in Antwerpen-Zuid. Het zout is uit de pap.
Ik ben nooit zon natuurfreak geweest. Aan de celdeling van de amoebe was mij niets gelegen en ook de biotoop waarin dit primaire wezentje rotzooide met andere schepselen van God liet mij Siberisch koud. Dat had alles te maken met Chriet Titulaer. De man die jarenlang de beeldbuis teisterde met zoutloze praatjes over Moedertje Natuur. Een hele generatie jongeren heeft deze groene jongen versjteerd voor de wonderen der schepping en rijp gemaakt voor an inconvenient truth. En ik was een van hen.
Maar sinds mijn vijftigste heb ik mij tot de groene parochie bekeerd. Wielerclub De Dartele Wielewaal heeft in mij een beginselvaste diehard gevonden. Een toegewijde leerling die het natuurschoon niet langer schuwt. Ik kan oprecht genieten van wijdse verten die met een rijk palet zijn ingekleurd. Een horizon die op zijn Turners' met een mistig flou is doorweven weet mijn mentale G-spot schielings te beroeren, maar vooral de boorden van de Schelde vind ik een streling voor het oog en de moeite van een fietstocht meer dan waard. En gisteren, toen een pril ochtendzonnetje een schitterende dag beloofde, hoorde ik dus weer de lokroep der waaslandse sirenen. Ik haalde mijn snorijzertje van stal en begaf mij als de gesmeerde bliksem Scheldewaarts. Eerst moest ik nog een stukje asfaltjungle doorploegen. Hoboken, met zijn grauwe leegstaande fabrieksloodsen en zijn skyline van schoorstenen en scheepsliften. Maar eens dit tranendal voorbij plooide de natuur zich in volle pracht voor mij open. Bij de afslag naar het veer van Callebeek kreeg mijn stalen ros zowaar vleugels. Als een Pegasus doorkliefde het ruimte en tijd om even later met een elegante zwaai het fietspad langs de oevers van de Schelde op te bollen.
De hoop om in de eenzaamheid van dat bucolische landschap mezelf tegen te komen, moest ik echter al snel de kop indrukken. Bij mooi weer bestijgt immers elke modale Vlaming het zadel van zijn blikken paard. Gezinnen trekken er in ganzenformatie op uit. Vader voorop, het bagagerek volgestapeld met frigoboxen, pamperdozen, picnictafeltjes, broodroosters, en de Winkler Prins Gezinsencyclopedie. En al trappend bestookt hij zijn achterhoede luidkeels met pedagogische richtlijnen. 'Rechts houden Cindy! Blijf nu eens van die bel af Kenneth!' Het is dan ook een gekwetter en gekwinkeleer dat het geen naam heeft, daar aan de oevers van t Scheld.
Dus ging ik op zoek naar rustiger oorden om met volle overgave van het natuurschoon te genieten. Ik doorkruiste het decor van Stille Waters, waar volgens deze serie achter elke gevel een vreselijk geheim schuilgaat. Kruibeke met zijn spitante burgemeester, Hingene, met zijn pittoreske kasteeltje. Lieflijke dorpjes waar achter het mooie voorhangsel pedofilie, incest, moord, overspel en andere anomalieën tempeesten. En dan plots, in the middle of nowhere, brak mijn ketting doormidden. Ik weet nog dat ik dacht: 'een ketting is maar zo sterk als de zwakste schakel', maar dat hielp me voor geen meter vooruit. Urenlang ploeterde ik door zompige beemden, verjoeg ik moerasgeesten en losgeslagen dwaallichten zonder een levende ziel tegen te komen. Totdat er in de verte een vreemdsoortig voertuig kwam aangetuft. Het was een boer met een mestkar. Die man bracht mij terug naar de bewoonde wereld. 'Amaai, maane frak, das oek ee museumstuk dieje vélo van aa,' zei hij hoofdschuddend. Ik mocht mij vastklampen aan zijn naar wilde frisheid van limoenen geurende aanhangwagen. In het dichtsbijgelegen dorp heb ik met mijn fiets in de nek de trein naar Antwerpen genomen. Het volgende fietstochtje zal nog wat op zich laten wachten.
Bent u voor of tegen de herinvoering van de prachtige woorden 'vierklauwens', 'redekavelen', 'verwatenheid'. Bij voldoende interesse lanceer ik een actie om deze terug op te waarderen!