Deze is nog eens een verhaal in plaats van een gewone blog. Vanzelfsprekend zit er een bepaalde diepgang in, maar je kan het evengoed lezen als een gewoon sprookje zonder meer. Aan jou de keuze...
Er woonde eens een meisje in een land hier niet zo ver
vandaan. Het was een warme lentedag en ze wandelde door de tuin. Ze genoot van
de kleurenpracht van de bloemen, het fluiten van de vogels en de zon die haar
huid verwarmde. Rond haar lippen speelde een glimlach en ze genoot zichtbaar
van al dat moois om haar heen. Ze kende geen zorgen en keek door ogen van een
kind dat de wereld nog moet ontdekken. Ze was alleen, maar nooit eenzaam want
ze had het gras om door te rollen, een vijvertje om zich te koelen en bomen in
wiens schaduw ze kon schuilen. Ze hield van lange wandelingen en neuriën in het
bos. Ze zocht geen geluk, maar ze vond het achter iedere hoek.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Op een dag kroop een grote rosse kater door de haag in de
tuin van het meisje. Zijn nieuwsgierigheid was gewekt door de zachte klanken
die uit de tuin de weide wereld indreven en wilde de bron van dat gezang
kennen. Nadat hij zich door het gebladerte had gewurmd, liet hij zijn blik over
de tuin glijden tot zijn oog op het meisje viel. Ze lag op haar rug in het gras
en keek naar de figuren die door de wolken gevormd werden. Haar haren
schitterden goud door de zon en ze straalde puur geluk uit. De kater was
gefascineerd door zoveel moois en sloop langzaam dichterbij. Toen hij op enkele
meters van het meisje verwijderd was draaide ze haar hoofd en keek hem recht in
de ogen. Ze verroerde geen vin, maar glimlachte haar mooiste lach en de kater
liep naar haar toe en vlijde zich tegen haar aan.
Een hele tijd ging het goed tussen het meisje en de rosse
kater. Wanneer zij in de tuin lag, spinde hij op haar schoot. Ze joegen samen
achter vogels, maakten lange wandelingen of genoten van de zon. Wanneer zij
neuriede miauwde hij met haar mee. Ze stoeiden en rolden door het gras of
rustten uit in de schaduw van een boom. Hun leven was zorgeloos en goed en ze
raakten gehecht aan elkaar. Maar mooie sprookjes duren meestal niet zo lang en
op een dag liep het mis.
Er kwam een konijntje door de tuin gehuppeld. Onverwacht en
verrassend genoeg zonder enige schrik voor de kater die naast het meisje op een
bankje zat. Het meisje keek naar het konijntje, glimlachte en richtte haar
aandacht terug op haar rosse vriend. Maar de kater vond het konijntje zo
fascinerend, dat hij het niet kon laten er wat dichterbij te sluipen. Zodra het
konijntje hem zag, vluchtte het weg. De kater ging bedroefd terug op het bankje
zitten en het meisje streelde hem, maar zijn gedachten waren niet meer bij
haar.
Zo ging het in de volgende dagen steeds opnieuw. De kater wachtte
op het konijntje, trachtte dichterbij te komen en nadat het vluchtte, zette hij
zich terug naast het meisje. Het meisje probeerde zijn aandacht te krijgen,
maar zonder resultaat. De kater begon zich zelf terug te trekken. Hij vond het
vervelend wanneer het meisje hem oppakte of streelde. Hij wilde niet meer met
haar spelen of door het gras rollen en hij kwam niet meer iedere dag langs. Het
meisje miste de kater en deed er alles aan om zijn vriendschap terug te winnen.
Wanneer het meisje de tuin in liep, zag ze de schoonheid van
de bloemen niet meer, ze hoorde de vogels niet fluiten en de warmte van de zon
ging aan haar verloren. Ze zocht de kater, riep hem, zette een bordje met melk
en miauwde in de hoop zijn aandacht te krijgen, maar niets mocht baten. Hoe
meer moeite ze deed, hoe vaker hij wegbleef, tot ze hem amper nog zag. En zo
zat het meisje in haar prachtige tuin waarvan ze de schoonheid niet meer kon
zien. Ze had nu de ogen van een mens die weet hoe het voelt om iets kostbaars
te verliezen. Ze kende de angst om gekwetst te worden en het verdriet van de
eenzaamheid. Ze zocht naar geluk, maar kon het niet vinden.
Een jaar ging voorbij en uiteindelijk gaf het meisje de
strijd op. Ze zocht niet meer naar de kater, zette geen melk meer en stopte met
miauwen. Een hele tijd kwam ze niet meer in de tuin. Ze sloot zich op in haar
huisje en troostte zichzelf om zoveel verdriet. Haar ogen waren rood van de
tranen die ze liet vloeien en haar haren kleurden dof nu de zon ze niet meer in
een gouden gloed kon vangen. De wereld kende geen schoonheid door haar ogen en
ze sloot zich af voor de buitenwereld. Tot ze op een dag door het raam keek en
het konijntje zag.
Voorzichtig ging het meisje naar buiten, haar
nieuwsgierigheid gewekt door dat wezentje dat zo onvermoeibaar de tuin bleef
bezoeken. Toen ze het gras onder haar voeten voelde, keek ze naar de lucht en
zag het blauw van de hemel. Ze voelde de warmte van de zon en rook de frisse
geur van de bloemen. Ze hoorde vogels fluiten en huppelde langs de schaduwen
van de bomen. Ze maakte een lange wandeling en ging spontaan neuriën. Ze keek
naar de wereld en vroeg zich af waar al dat moois zo lang gebleven was. Ze
zocht geen geluk, maar vond het achter elke hoek.
De hele lente lang genoot het meisje van de tuin en al het
moois dat die te bieden had. Tot ze op een dag geritsel hoorde in de struiken.
Ze draaide zich naar het geritsel en zag de rosse kater door de haag kruipen.
Hij kwam voorzichtig naar haar toe en vlijde zich tegen haar aan. Hij werd
aangetrokken door haar gouden haren, haar gezang en gerol door het gras, haar
blik op de tuin en de wereld. Ze zocht niet langer naar zijn aandacht, maar ze
vond die toen hij spinnend op haar schoot lag. Soms kwam het konijntje de tuin
inhuppelen en trachten ze samen dichterbij te komen. Tot het konijntje hen zag
en wegliep. Want dat is nu eenmaal wat konijntjes doen als iemand hen achterna
zit.
|