SINGLE 30-SOMETHING, MAMA EN IT CONSULTANT. HILARISCHE UPS EN LEGENDARISCHE DOWNS, MET VALLEN EN OPSTAAN, EN AL EENS BLIJVEN LIGGEN.
18-05-2012
XIEÃTNI
Ik zie het niet. Ik heb nochthans een sterk visueel brein. Mentale beelden die mooi mappen op eigenschappen, situaties en de daarbij horende gevoelens. Ik zie perfect hoe mijn droomjob er uitziet. Ik zie haarscherp hoe mijn droomhuis er uitziet. Ik zie gedetailleerd hoe mijn droomoutfit met bijpassend lijf er uitziet. Ik zie zo hoe mijn perfecte sociaal leven er uitziet. En hoe mijn droomkind er uit ziet, daarvoor moet ik enkel mijn ogen openen.
Maar vraag me niet naar hoe ik een nieuwe relatie zie. Want dan zie ik niks. Een groot wit vlak blokt letterlijk elke zie-poging af. Niet alleen voor wat ik zelf wil maar ook wat ik voor mijn Vedette wil. Bij elke poging om achter dat wit blad te kijken, krijg ik het benauwd - letterlijk.
Ik zie dan perfecte plaatjes van wat ik niet (meer) wil. Misschien zijn er dat zo veel dat er geen ruimte meer is voor een plaatje van wat ik wel wil. Ik zie ook geen enkel beeld van een man, dat een opening maakt om het wel te zien. Misschien zijn er nog te veel beelden van mannen die te veel of te weinig opening hebben gemaakt. Misschien ben ik al te lang alleen, te zelfstandig, te hard. Ik zie het gewoon niet.
Een paar uur geleden kreeg mijn vader een niet geheel onverwacht telefoontje. De oudste broer van zijn vader die er zelf al lang niet meer is, was zopas gestorven. Nog maar een week geleden werd bij "Nonkel Rikske", zoals we hem de laatste jaren noemden, terminale kanker vastgesteld. Slechts een week later stierf hij, 84 jaar oud, omringd door zijn 3 zussen en broer.
De laatste 10 jaar was hij een troosteloze, depressieve man die vaker niet dan wel in onze realiteit leefde. Mede het gevolg van de 10 jaar daarvoor, toen hij tot de laatste snik zelf gezorgd had voor de dementerende vrouw van wie hij zielsveel hield.
Tot twintig jaar geleden waren ze samen een fier, koket koppel zonder kinderen. Bewust kinderloos, omdat zijn vrouw er voor koos om te gaan werken en dat in die tijd twee overenigbare zaken waren. Ze hadden het heel erg goed samen en waren relatief welgesteld door hun toen zeldzame dubbel inkomen.
Toen hij twintig jaar geleden de schoolbanken als leraar middelbaar onderwijs vaarwel zei, zouden ze nog meer gaan genieten van hun tijd samen. Nog geen jaar later werd bij haar Alzheimer vastgesteld en ging het snel berg af met haar. Hij was tot het allerlaatste moment aan haar zij. De laatste jaren noemde ze hem "papaake", want zelf was ze 10 en hij zag er uit als een oude man. Hij speelde die rol met bravoure mee.
Ik zie ze nog haarscherp voor mij, beide in dikke winterjassen en mutsen ingeduffeld, uren en jaren aan een stuk wandelend in het dorp. Zij hem - vaak angstig - als zijn dochter van 10, aanklampend. Hij haar troostend en geruststellend, omdat ze zoals elke dag net had ontdekt dat haar mama en papa er niet meer waren en ze al lang niet meer in de Spiegelstraat woonde. "Dit is mijn papaake" zei ze dan altijd tegen mijn ouders, bij wie ze tijdens de wandelingen regelmatig pauzeerden, "en ik zie hem toch zo graag, mijn lief papaake". Iedereen speelde mee, "papaake" kon er zelfs mee lachen met zijn typische lachje. Maar zijn ogen werden dan ook altijd rood en vochtig, en we wisten dan dat het niet lang zou duren of ze zouden huiswaarts keren. Toen zij letterlijk stilletjes was uitgedoofd, werd hij zelf ziek, zowel fysiek als mentaal.
Twee monumenten, twee decennia, totale aftakeling en vernedering, tot er niks meer is. Ik vraag me al een paar uur af of die laatste 20 jaar minder tragisch waren geweest als ze kinderen hadden gehad. Misschien minder eenzaam en zwaar om dragen, alhoewel zijn zussen en broers er altijd waren. En ook al ben ik verdrietig, dit raakt mij dit niet zo diep als een busongeval in Zwitserland met kinderen die ik zelf niet kende, maar voor wie het leven nog moest beginnen.
Het was namelijk genoeg geweest voor Nonkel Rikske. In mijn gedachten hoor ik zijn typische lachje, het enige aan hem dat nooit is verdwenen. Maar toch kan ik niet stoppen met denken "was ik met nieuwjaar maar even langs gegaan"...
7 maart 2010, dag op dag 2 jaar geleden. De eerste nacht (en de enige) dat the Ex, Vedette en ik in één kamer slapen. Tot dan sliepen Vedette en ik beneden, want the Ex "heeft zijn nachtrust nodig", voor zijn zware job. Die avond dring ik aan, wij slapen ook boven. Ik ben uitgeput. Een maand met maximum 4 uur slaap per 24 uur, soms meer dan 8 borstvoedingen per dag. Na een zware bevalling van 20 uur en een resem complicaties waarbij ik 2 keer bijna het loodje legde. En zonder enige emotionele steun of liefde, want the Ex doet weer raar. "Aanpassingsproblemen" maak ik mezelf wijs, ook al is hij qua verdacht gedrag niet aan zijn proefstuk toe.
Die nacht slaapt enkel ons Vedette. Na uren aandringen en alle mogelijke verklaringen af te gaan, breekt hij. Ik had het al geraden, alhoewel hij het toen hardnekkig ontkende. Hij heeft wéér gevoelens voor MM, en al een tijdje. Het is wéér bezig. Al sinds ik hoogzwanger ben. En hij is bang, heel bang dat ik samen met Vedette ga weg gaan. Ik voel me verstijven en mijn hart lijkt te stoppen met kloppen. Maar tegelijk denk ik - door alle emoties heen -, "Ik weg gaan? Forget it! Jij moet hier weg, weg bij ons, jij hoort hier niet".
Hij heeft het nog 6 maanden uitgehouden. Maar voor mij had hij die nacht al mogen gaan, ik was toch al weg.
Mijn huis is een erfstuk van mijn grootouders langs moederszijde. Bijna 10 jaar geleden transformeerden the Ex en ikzelf de bescheiden, verouderde, halfopen bebouwing in een moderne gezinswoning. Vrij strak ingericht maar met voldoende gezelligheid om er ons thuis te voelen. Er werd gepraat, gelachen, ruzie gemaakt en gehuild, knus in de zetel gezeten, gekookt en gegeten, gepoetst en gefeest. Kortom, het was onze thuis. Vedette werd er ongeduldig verwacht en kwam hier voor de eerste keer thuis.
In het voorbije, bewogen 1,5 jaar dat Vedette en ik hier alleen wonen heb ik nog mooiere meubels gekocht, dure gordijnen gehangen, een super shaggy tapijt gelegd, half het huis opnieuw geschilderd, de tuin piekfijn onderhouden, het teaken tuinmeubilair -tig keer afgeschuurd en ingeölied, en alles van boven tot onder gepoetst tot het nog meer blonk dan het uur er voor.
Maar mijn huis is geen thuis. Hoeveel kaarsen ik ook aansteek, kussens en dekens ik leg, Audrey Hepburns van Ikea (lief cadeau van BM) omhoog hang, een nog gezelligere opstelling kies voor de woonkamer (typisch om 2u 's nachts), mijn huis is geen thuis.
Er wordt niet knus in de zetel gezeten of gezellig gekookt en gegeten. Het gelach wordt vooral veroorzaakt door de fratsen van de Teletubbies en mijn Vedette. Er wordt al lang geen ruzie meer gemaakt maar beleefd gecommuniceerd bij de "overdracht" van Vedette. Het gehuil wordt verstopt tot na bedtijd en niemand het ziet of hoort. Het gefeest wordt strak gepland en is eigenlijk meer last dan lust. En na het poetsen is het nog ongezelliger dan toen de rommel de leegte nog wat bedekte.
Met mijn ogen zie ik de mooie meubels, flatscreen, tapijten en gordijnen. Met mijn hart zie ik stukjes ruïne, scherven en brokstukken, herinneringen, geuren en geluiden, verstopt tussen de kussens in de zetel, op het speelgoed in opgewekte kleuren, verspreid over al de rest dat hier staat te blinken.
Mijn huis is geen thuis, mijn thuis is anderhalf jaar geleden mee verdwenen met de rest. De rest vond ik tot mijn verbazing grotendeels terug, maar wat ik altijd als een evidentie had beschouwd is spoorloos.