Van Cadiz reis ik naar Sevilla.
Voor 8 euro heb ik een genummerd zitje in de AVE, de spaanse hogesnelheidstrein.
En die rijdt ook nog op tijd, mij hoor je niet klagen!
Nog meer geluk: de toeristische dienst is open , dus ik heb--blijkt later--een goed stadsplan.
Sevilla is een grote stad met heel veel bezienswaardigheden.
De kathedraal en het alcazar zijn de grote publiekstrekkers en daarvoor moet je lang vooraf boeken.
Dat heb ik niet gedaan , maar als ik zie hoe zelfs de groepen lang moeten aanschuiven vind ik het niet zo erg.
Het is er gewoon te druk naar mijn zin.
Er blijft genoeg te zien.
Ik bezoek het Palacio Casa de Pilatos, het Palacia de las Dunas, de Torro del Oro, het Plaza de Torros , het museo de Bellas Artes, de Baseliek van de Macarena en nog heel veel kerken en kapellen, ik ga naar de Triana wijk, ga naar het Plaza de Espana...
Het is allemaal de moeite waard, en je kan in Sevilla blijven dingen ontdekken.
Maar na een paar dagen begint het weer te kriebelen.
Ik neem dus een bus naar Santiponce, slechts enkele kilometer buiten Sevilla.
Santiponce telt 8.000 inwoners, het is er rustig op straat.
Er is een mooi klooster, ik ben er alleen ,en een meer bekende oude romeinse stad, Italica.
Zelfs daar deel ik het amfitheater slechts met wat schoolkinderen.
Volgende dag een uitstap naar Carmona.
Carmona heeft ook een alcazar, nu een mooi hotel,een romeinse necropolis en een historisch centrum met veel witte huisjes, een poort naar Sevilla en eentje naar Cordoba.
|