In RIET en MOERAS
is het RIETZANGERTJE in zijn sas...
Het rietzangertje is een trekvogel uit de orde der Passerifames en behoort tot de familie der Sylvidae. Wanneer hij het in onze streken begint koud te krijgen neemt hij zijn toevlucht tot het Afrikaanse vasteland om er te overwinteren (overzomeren) en te genieten van een welverdiende vakantie. Zelfs wanneer ze lekker vertoeven in de Sahelgebieden ten zuiden van de Sahara voelen zij de drang om op het geschikte moment hun terugreis aan te vatten. Zowat begin mei arriveren de eerste exemplaren opnieuw in onze contreiën. Bij een wandeling langs moerasrijke gebieden of rietvelden kan men ze dan duchtig horen van katoen geven. Men moet zelfs de vogel in kwestie niet gezien hebben, horen doen we hem des te meer. De zang van de rietzanger wordt in snel tempo opgevoerd. Het bijzonderste kenmerk hierin is een dikwijls weerkerend, lang en fluitachtig trillen dat echter zeer aangenaam in de oren klinkt. De strofen doen wel veel denken aan de zang van de kleine en de grote karekiet. De zang van de rietzanger klinkt alleszins welluidender dan deze van de kleine karekiet en wordt de ganse dag vlijtig aangehouden. Opvallend is de variatie in de zangintensiteit dewelke door omstandigheden in de omgeving invloedrijk veranderd wordt. Zo kan de stijgende luchtvochtigheid rond de middag de zang iets afzwakken terwijl bijzondere droge lucht en sterke wind, de zang totaal kan uitschakelen.Dit 12,5 cm lang rietzangertje onderscheidt zich van de even grote kleine karekiet door zijn felle opvallende wenkbrauwstreep en zijn donkergestreepte rugzijde. De onderscheiding met de waterrietzanger is dan nog wat moeilijker.
Door de ornithologische waarnemingen der laatste 10-tallen jaren heeft men wetenschappelijk kunnen vaststellen dat de oudere mannetjes als eerste opnieuw in hun broedgebied arriveren, gewoonlijk rond 1 mei. Enkele dagen nadien maken de jongere mannetjes dan hun opwachting. Een poosje nadien laten de popjes van zich horen. Zouden zij het misschien geleerd hebben van de menselijke dames om de kat uit de boom te kijken en te wachten tot de kust volledig veilig is om de overtocht aan te vatten ? Dit ongewoon gedrag van de mannetjes zou voor een groot gedeelte te maken hebben met bepaalde voorbereidingen die het mannetje nog wil uitvoeren om het broedseizoen op een deftige manier te beginnen ? Waarnemingen hebben tevens uitgewezen dat de rietzanger steeds naar dezelfde plaats terug komt. Hun voorbereiding bestaat er dan ook in om zijn territorium af te bakenen, het nest op te smukken en even- tueel te verdedigen voor mannelijke rivalen. Wanneer de terugkerende vrouwtjes een poosje later overtrekken willen ze pronken met hun afgebakende zone om alzo het geschikte wijfje te strikken. Herkennen we hierin ook niet een trekje van onze vrouwelijke wederhelft ? Het uitverkoren broedterrein van de rietzanger is een moerassig gebied met een voorkeur voor laagveen en enigszins verruigde gebieden.
Hun ideale biotoop is echter een combinatie van een ruime open vlakte met jong en overjarig riet en een dichte, hoog opschietende kruidlaag. Hun voedsel bestaat in hoofdzaak uit insecten die laag in de dichte vegetatie verzameld zitten. Het rietzangertje was een tijd geleden nog een zeer talrijk voorkomende broedvogel in onze streken. Rond de jaren '60 waren ze nog tienduizenden broedparen en noteerden we in de optimale leefgebieden zelfs 10-tallen broedparen per vierkante km. Eind jaren '60 begon men reeds te spreken van een onheilspellende afname. Momenteel kunnen we gewag maken van een noodsituatie want ons rietzangertje is terecht gekomen op de "rode lijst" van de bedreigde soorten. De teloorgang van de rietzanger is ten dele een internationaal probleem. Een combinatie van de jarenlange droogte in het Sahelgebied en het veelvuldig gebruik van bestrijdingsmiddelen en pesticides leiden tot massale sterftes in hun overwinteringsoord. Toch is er bij ons ook een en ander aan de knikker. Opvallend is b.v. dat de soort het eerst verdween uit de kleine rietstroken. Verder blijkt dat er in jaarlijks gemaaid rietveld veel minder broedparen zich huisvesten dan in overjarige rietvelden. Het behoud van de rietzanger hangt dus ook af van de wijze waarop wij omspringen met de nog bestaande rietgebieden. Exploitatie dient met mate plaats te vinden. Ieder jaar zouden wij een fatsoenlijke oppervlakte overjarige rietplantages moeten kunnen bewaren en in stand houden. Dit kan gerealiseerd worden door het natuurbeleidsplan op verantwoorde manier toe te passen. Een natuurlijk oeverbeheer van onze kanalen en andere waterlopen zouden, met inspraak van de Rijkswaterstaat en wetenschappers hier wel enig soelaas kunnen brengen. Hopelijk kan er snel een einde gemaakt worden aan de achteruitgang van de populatie van één van onze beste zangvogels. Het rietzangertje heeft, zelfs meer dan hem lief is, ook heel wat vijanden. Vanuit de hoogte zijn de zijn voornaamste belagers vooral de sperwer, de uilen,kraaien, de Vlaamse gaai maar vooral de klauwieren. De klapekster is dan weer de wolf in de schapenstal. Deze kan zich erg vreedzaam tussen andere vogels ophouden en mee fluiten, om dan plots, zonder enige aanleiding zijn aanval in te zetten. Zelden zal hij echter de oudervogels als doel voor ogen hebben, het zijn meestal de nestelingen die het slachtoffer zullen worden. Onder de zoogdieren heeft de rietzanger bovendien ook heel wat leefgenoten die niet direct vrienden kunnen genoemd worden. Zo zijn de bunzing, de wezel, de marter en de waterratten de voornaamste belagers van ons zangertje. In mindere mate komt ook de vos wel eens aan zijn trekken, evenals de zwerfkatten.
Over het broedgedrag van het rietzangertje kunnen we kort zijn. Na goedkeuring van het nest door het vrouwtje zal ze al snel haar eerste eitje leggen, dit worden er uiteindelijk maximaal 6, meestal maar 4. De broedtijd is zowat 12 à 14 dagen. Beide ouders broeden afwisselend maar het wijfje neemt wel het grootste deel voor haar rekening. Vanaf het uitpikken der eieren is het een zware klus voor de ouders. De jongen sperren ononderbroken de bek en deze moet zonder uitstel steeds gevuld worden. In deze periode zal je ook niet moeten luisteren naar het gezang van het mannetje, hij heeft wel wat anders te doen dan de mensheid op te vrolijken. Aanvankelijk worden kleine insecten en spinnen gevoerd, na de 5de dag krijgen ze al wat grotere brokken voeding met o.a. maden. Na ongeveer 14 dagen verlaten de jongen het nest. De ouders voeren dan nog geruime tijd verder terwijl de jongen dartel en speels te keer gaan in het struikgewas. Na een 5-tal weken beginnen de jonge mannetjes reeds te oefenen in de zangkunst onder leiding van papa de rietzanger. Korte tijd nadien begint dan de rui en beginnen ze zich stilaan op te maken en voor te bereiden om hun zomerverblijf te gaan opzoeken.
Tekst: TJip -
|