DAG 56: Zaterdag 23 juni 2018.
Onder mijn voeten: Guéthary - Irun 24,7 kilometer.
Links zicht op de Pyreneeën, rechts kijk ik uit op de oceaan.
Vermits vandaag de Rode Duivels in Rusland hun tweede wedstrijd moeten afwerken tegen Tunesië en de uitzending start om 14.00 uur, besluit ik vroeger te vertrekken en te voorzien dat ik tegen 12.00 uur binnen ben om daarna een camping op te zoeken. Dat lukt me ruimschoots. Maar wat moois ik onderweg allemaal aan mijn beide kijkers gratis kreeg voorgeschoteld! Plichtsgetrouw heb ik regelmatig foto’s gemaakt om u zoveel als mogelijk mee te laten genieten. Vanaf stap 1 was het de moeite, want ik kruiste reeds om 07.21 een mooie draadharige Bryon hond met zijn even mooi ook draadharig “bazinneke”. Hoe vroeger op de ochtend, hoe vriendelijker het volk. Ik krijg een heel charmante “Bonjour jeune homme”. Het heeft me de volgende 10 kilometers lang doen zweven. En al ging het van stap 1 steil naar beneden, het deed me niet nadenken over de bergen die er daarna toch nog zouden komen. Gisterenavond hebben we met ons drieën naar de prachtige zonsondergang gekeken op enkele meters van ons mobiel hotel. We hadden wel even tijd nodig want het spektakel duurde ongeveer een halfuur. Maar wat een pracht. Het deed ons een beetje naar adem happen. Er werden foto’s gemaakt, mooie woordjes gepreveld, een kusje gespendeerd aan de ene Hiesentriet, want dit was toch wel adembenemend prachtig. Wanneer ik deze morgen mijn wandeling verder zet richting Saint-Jean-De-Luz word ik nog aangesproken door een oud en erg onstabiel vrouwtje met speciaal schoeisel aan. Ze steunde op één wandelstok, maar die was net zo onstabiel als gans haar lichaam. Ze vroeg me haar te helpen oversteken want het aanstormende verkeer was voor haar te ongenadig snel en zij moest hoe dan ook vandaag haar “pain de campagne” halen want anders had ze geen eten vertelde ze mij tijdens het oversteekmaneuver. Zij vond me een “grand monsieur, cousteau et vraiment sympa ». Lap, tweede compliment vandaag. Weer stapte ik 10 kilometer op vleugels, zonder één druppel Red Bull. In Saint-Jean-De-Luz was er zo een typisch Franse overdekte markt. Vis, vlees, kaas, groenten en meer worden daar openbaar verkocht en de gezellige drukte is al een stimulans op zich om daar geld op te doen. Even denk ik eraan om wat verse vis mee te nemen, maar ik heb nog ruim drie uur te wandelen en bedenk op tijd dat verse vis, ongekoeld niet vers blijft in deze warmte. Toch voel ik me gelukkig dat ik dit weer eens heb gezien. Ik wandel dwars door dit grensstadje en ontwaar veel moderne merkwinkels. Dit is niet zomaar Frankrijk meer. Je ruikt, je ziet, je voelt en je hoort de Spaanse invloed. Ik stap voorbij open vensterramen waar mij een lookgeur door mijn twee stoomgaten naar binnen wordt gestuwd. Je hoort “Spanjoolse” muziek, er zitten zuiderse heren met strak en vettig achteruit gekamd haar op terrasjes, een heel kleine kop koffie te verbruiken. Ze roken speciaal ruikende sigaretten. Er zijn straatkraampjes waar hoeden, handtassen, vlees, kaas en brood worden verkocht. Ook de namen van de handelszaken zijn reeds van voor de grens al Spaans klinkend. Marcello heeft hier ook een commerce, het waren “kastrollen en talloren”. Dus er is inderdaad nog leven na Milano he Marcel. Heel even is er opschudding: in een horeca zaak is de brandweer met twee wagens een brandje aan het blussen. Aan de rook die ik zowel zie als ruik merk ik dat deze “pomperos” niet veel te laat zijn aangekomen, maar ik zie geen zichtbare schade. Toevallig of niet, maar mijn horloge geeft aan dat ik 152 verdiepingen hoog ben gestapt. Dat is heel wat want elke verdieping wordt gewaardeerd als zijnde 3,5 meter. Ik moet voor mezelf bekennen dat het inderdaad heel wat inclineerde vandaag. Net om 11.45 ontmoet ik de “compagneiros” op de afgesproken plaats. Ze hadden veel te vertellen, want ze waren elkaar in het drukke stadsverkeer kwijtgespeeld en bovendien was de GPS van de motorhome uitgevallen omdat de fiche uit de aansteker was geschoven. Zodoende was er bij mijn aankomst heel veel stress te verwerken en vond ik beide dames in staat van euforie na een ware depressie, omdat ze de situatie toch hadden geklaard. Stel je voor dat we Sonja hier kwijt geraken. Geen mens die dat nog terug vindt. Deze avond gaan we lekker eten op restaurant van de camping. Het blijkt hier spotgoedkoop te zijn. Calamares, tapas, cava en nog veel andere lekkere dingen. We gaan morgen op informatie over de “camino del nortes” want die vertrekt hier dus in Irun en loopt tot Finistera. Ik hoop dat jullie mij zullen blijven begenadigen met interesse en Oostrem later een gul hart zullen toedragen.
Achter mijn handen
TROUWE MINOE
Staf woonde in dezelfde straat waar ik de praktijk uitoefende. De man was zolang ik hem als kind reeds kende, steeds werkzaam geweest bij de plaatselijke steenkoolhandelaar. Hij reed met lege vrachtwagens naar het station in Herent waar ze via een schuin geplaatste transportband een lading steenkool uit de treinwagons in de vrachtwagen deponeerden. Het was ook Staf die bij de mensen de kelders en kolenkoten ging vullen. Hij torste dan zakken van 40 kilogram op zijn rug en droeg die van op straat naar de plaats waar die zakken konden geledigd worden. Ik weet nog als kind dat de roosters boven de keldergaten werden vrijgemaakt en dat Staf rigoureus er zijn jutten zak vol steenkool in kieperde. Naderhand stapelde hij die lege jutten zwarte gedrochten zak per zak heel nauwkeurig terug op elkaar naast het achterste wiel van de vrachtwagen. Zo kon hij dat wel herhalen voor 30 tot 50 zakken per leveringsadres. Staf had dus wel tonnen op zijn schouder en rug verplaatst, en daar wist zijn gestel op latere leeftijd wel van. Nog tijdens zijn actieve beroepscarrière behandelde ik hem wel eens voor pijnlijke schouders en nek. Nooit echter voor zijn rug. Daar klaagde hij nooit over. Wanneer Staf na zijn uren uit café thuis kwam, durfde het al eens gebeuren dat we hem in redelijke staat van niet nuchter zijn, over de straat zagen zwalpen. De volgende dag echter zagen we hem weer vlot door de straten van Herent karren.
Hij verweerde zich bij elke opmerking over zijn gulzig drankgebruik : “ Dat ge aan den toog zit en meer dan één pintje drinkt dat zien ze allemaal, maar dat ge gedurende de dag meer dan 1000 kilo kolen over uwen bult sleurt zien ze niet, evenmin dat ge daar dorst van krijgt.”
Overdag was de man zo zwart als een zwarte Piet, maar na zijn diensturen was hij terug de dorstige blanke man.
Staf ging op pensioen en bezocht nog regelmatiger het stamcafé bij “De Casse”. Hij dronk er voorwaar geen water. Hij deed geen vlieg kwaad maar wist dikwijls niet hoe laat hij de avond voordien thuis gekomen was.
Enkele maanden na zijn pensioenleeftijd werd Staf getroffen door een hersentrombose. Een klontertje bloed had de doorstroming van de bloedsomloop in zijn hersenen verhinderd waardoor het gedeelte hersenen achter de verstopping zonder zuurstof was gevallen en dus afstierf. Hij hield aan dit herseninfarct een halfzijdige verlamming over. Een lange revalidatie stond hem te wachten.
Vermits de brave man niet ver van de praktijk woonde kwam hij te voet. Driemaal per week kwam hij zeer enthousiast naar de oefensessie. Hij bleef dan een dertig minuten oefenen en ging dan telkens weer op zijn rustig tempo en met zijwaarts zwaaiend been naar huis. Eerst zonder stok, later had hij die wel nodig. Opvallend detail bij deze ambulante patiënt: Hij kwam nooit alleen. Vanaf dag één werd Staf van bij het verlaten van zijn woonst tot bij het binnengaan in mijn praktijk, vergezeld door zijn trouwe viervoetster. Minoe, de kat ging heel het traject aan zijn zijde zonder bandje mee.
Ze was getrouw en keek regelmatig om als Staf het even moeilijk had. Ze bleef dan geduldig wachten tot de zwaar hinkende man op haar hoogte kwam en liep dan mee verder. Wanneer Staf na het aanbellen kon binnenkomen, zette Minoe zich neer op de blauwe steen voor mijn deur. Tegen alle patiënten was ze even vriendelijk en miauwde als men bleef staan om haar te aaien of aan te spreken. Nooit heb ik nog zo’n brave kat ontmoet. Tot het ogenblik dat Staf naar buiten kwam, bleef ze daar geduldig zitten wachten. Bij het naar huis gaan was dat steeds weer hetzelfde scenario, maar dan in de omgekeerde wandelrichting.
Ik heb ooit getracht het lieve dier mee binnen te lokken, maar dat is me niet gelukt. Daarvoor was ze te angstig. Staf zelf was heel fier op deze poes en noemde ze trouwer als zijn vrouw, want zij maakte nooit ruzie met hem, ook niet als hij al eens beschonken te laat thuis kwam, vertelde hij.
Ooit vroeg hij me om voor zijn kat te zorgen indien ze hem zou overleven. Het is niet nodig geweest want Minoe is een natuurlijke dood gestorven en Staf is er enkele dagen heel bedroefd om geweest. Een andere kat heeft hij nooit meer gewild.

















|