DAG 50 Zondag 17 juni 2018.
Onder mijn voeten: Cerboi Lesperon 29,7 kilometer.
Al lang verwacht
de eerste peespijnen aan het scheenbeen.
De dag die vandaag zou moeten gewandeld worden ging richting zuiden en omvatte een 30 kilometer. Om 06.50 waren de Hiesentriets al in staat van paraatheid en blinde opoffering want toen ik terug keerde van Jak zijn eerste dagdagelijks lozingsritueel, was de koffie al klaar en stond de tafel helemaal gedekt. Wat zijn die beide dames wel erg toegewijd, ik voel het aan alsof ik geen armen en benen heb om het zelf allemaal te doen. Maar mij hoor je dat tegen hen niet zeggen
Al ben ik ze erg erkentelijk om zoveel overgave en inzet. Het liep wat eenzaam vandaag. Om 07.40 vertrokken en stipt om 10.20 kwam ik mijn eerste auto tegen. Het leek hier in de Landes wel een autoloze zondag, vanmorgen. Nochtans liep ik 80 % van de af te leggen weg langs lintenlang asfalt en een deel zelfs vlak naast de autostrade. Het lukt me echter wel om twee Nederlanders op een fiets te groeten die samen met mij een scherp bergje beklommen. Ik kom haast samen met hen boven al was hun groet gegeven onderaan op de start van de klim, een kleine 400 meter eerder. Heimelijk had ik daar wel wat plezier in dat ze met hun fiets niet veel sneller omhoog reden dan ik te voet. Eénmaal op het vlakke slaan ze natuurlijk het gat. Ik wandel na 10 kilometer al een tijdje met een slecht gevoel op mijn linker scheenbeen onderaan. Ik besef maar al te goed wat er aan de hand is en stop om de pees die mijn voet moet liften, in te tapen en alzo te ontlasten. Het helpt uitstekend, al verschijnt er na 20 kilometer opnieuw een last die mij herinnert dat deze voet al zo dikwijls werd gelift en afgerold. Ik vervang de gewone tape door een flexi-tape en een rekbare windel. Ook dat heeft me geholpen om de eindmeet in min of meer comfort-status te bereiken. Onmiddellijk wordt er ijs boven gehaald en leg ik er koude kompressen op samen met Reparil-gel en Voltaren, die ik verpak onder een plastiek verband met keukenfolie. Het vervolg zullen we morgen wel zien, want ik heb me daarenboven ook voorzien van een ontsteking werende medicatie. Ibuprofen 600 van Sandoz stak in mijn medicijnkast, en daar leg ik voorlopig mijn boontjes in te week. De derde dag in de Landes was ook weer een mooie ervaring maar het lijkt mij binnen dit avontuur wat overbodig want veel verandering in het landschap is er alsnog gedurende de laatste drie dagen niet geweest. Geloof me vrij, de eentonigheid langs de zijkanten werkt zowel demoraliserend als demotiverend, en aan beide wil ik me niet verbranden. Ik zie vandaag zelfs haast geen huizen want deze zone is eigenlijk niet bewoond. De schaarse woningen die je op de weg tegenkomt zijn meestal buitenverblijven ofwel Gîtes om te verhuren. Geen landbouw, geen industrie, geen commerciële centra en geen kleinhandelaars. Geen economisch hart dus, waardoor er ook weinig aantrek is. Enkel varens en hoge aangeplante Pinussen. Eigenlijk teveel van het goede en het mooie.
Ik ontmoet de dames op de afgesproken plaats aan het kerkhof in Lesperon. Ondertussen heeft er een decorwissel plaats gevonden. Met lange halen werd de grijze en sombere dakbekleding boven mijn hoofd in de wolken rond 11.15 vervangen door een krachtig en helder zonnetje. Niet constant, wel met lange pozen om af en toe wat warmte, licht en energie bij te gaan tanken gedurende meer donkere perioden. Soms loop ik in de zonnestralen, soms wandel ik een schaduwloze grauwere zone. Ik eet mijn boterhammetjes op een boerenerf, zittend op de rand van een 6-ploeg. Immens groot en lang is zon ding. De poes van het erf zit in de typische zwarte-kat-houding geïnteresseerd mijn appetijt te schouwen. Nog een uurtje wandelen en mijn kilometers zitten er voor vandaag weer op. Stelselmatig wordt ik meer en meer naar de uithoek van Frankrijk gestuurd, want Biarritz is de hoek waar ik Frankrijk wil verlaten en Spanje ga betreden.
Deze avond eten we Provencaalse Boeuf met patatjes en boontjes met Mayonaise en gesnipperde uitjes. Dat wordt in ons maagske gespoeld door zelf meegebracht gerstenat uit Belgie, maar we mogen er niet te veel oprispingen bij laten, want als den Duvel ontsnapt op de parking van een kerkhof liggen al die lijken hier in de kortste tijd in de verleiding.
Morgen treffen we Joke, Pieter en de kleinkindjes in Messanges. Op de camping Aquitaine zullen we allen in tricolor tenue naar de voetbal kijken (Belgie Panama) en dan dinsdag doen we onze eerste wandeling samen. Bedankt aan de miljoenen melders dat mijn blog plat lag gisteren. Mijn mailbox kon het amper verwerkt krijgen, maar heimelijk lachte ik in mijn vuistje want nu weet ik tenminste met zekerheid dat er meerdere volgers zijn. Toch bedankt om zo snel te reageren. Ook aan den Timo nog eens bedankt. Morgen passen we het programma een heel klein beetje aan zodat we arriveren in Messanges in plaats van Megascq. Maar dat is geen enkel probleem.
Tot morgen.
Achter mijn handen
AFSCHEID VAN EEN VRIEND
De man had een zware hersenbloeding gehad en was hierdoor in zijn dagelijkse bewegingen beperkt. De gang was moeilijk omdat het rechterbeen niet zo goed meer kon buigen en ook de controle over de plaatsing van de voet was moeilijk. In zijn vorig actief leven was de patiënt een zelfstandige schilder geweest die van zeer vroeg in de ochtend tot zeer lang na vijf uur s avonds op de ladder stond. Hij was ook nooit vies geweest van een pintje en bracht tijdens zijn actieve loopbaan menig café in moeilijkheden door een acuut biertekort. Het waren de heroïsche tijden waar vriendschap en commercie elkaar ontmoetten aan de toog. De schilder wist me te vertellen dat zijn stamcafé eigenlijk zijn bureau was. Als ze de schilder moesten vinden ging men naar het café waar hij de avond placht door te brengen onder vrienden. Contracten werden niet opgemaakt en zelfs niet getekend, afspraken daarentegen werden er wel gemaakt, en bezegeld met een pintje. Hij was een correcte stielman, hij maakte perfect werk en zijn loon was nooit overdreven. Dat heb ik vernomen van mensen waarvoor hij had gewerkt. De man deed het werk ook zeer gaarne, en hijzelf was absoluut niet afkerig van een inspanning. Hij werkte ook steeds alleen, van gasten moest hij niet hebben zei hij me ooit eens. Ooit moest hij een dakwering van 36 meter afschuren en schilderen op zijn eentje. Het was op één week geklaard
Tot hij op 56 jarige leeftijd door een hersenbloeding geveld werd.
Hierdoor was hij hemiplegisch (halfzijdig verlamd) en ook zijn spraak was niet optimaal. Eénsklaps moest hij zijn leven anders gaan schikken en werd hij van de ene dag op de andere zwaar hulpbehoevend. De echtgenote die hem zeer behulpzaam was en de man koesterde als een goudklompje, verzorgde hem zo goed en kwaad ze kon. Ze deed dat heel goed. De heer des huizes mankeerde niets. Zelfs zijn pintjes werden voor hem aangehaald en flesjes werden voor hem zelfs afgetrokken. Tot de huisarts beval ook de alcohol te rantsoeneren. Twee pintjes per dag was toegelaten. Sinds die dag begon een heel klein beetje de hel voor mijn vriend.
De patiënt was vriendelijk naar zorgverstrekkers toe en was meestal in een guitige bui. Hij nam zijn handicap zeer goed op en nooit of nooit kwam er één klacht over zijn lippen. Nooit klaagde de man over pijn. Zelfs niet wanneer hij na een val zijn rechterheup brak. Hij heeft nooit uiting gegeven van enig ongemak of zeer. Enkel zijn pintjes, daar had hij alles voor over.
Wanneer ik aan de zieke oefeningen voorstelde was er regelmatig een onderhandelingsronde. Over de af te leggen afstand, over het aantal keren, over de moeilijkheidsgraad of de modaliteit van uitvoering. Hij was zeer bedreven in overreden en argumenteren. Vanaf een zeker ogenblik wou hij echt niet meer buiten op straat gaan wandelen. Ik vermoed dat hij een beetje verlegen werd om zijn manier van wandelen en zijn handicap in het algemeen. We liepen dan via de gang naar de berging en brachten dan telkens een pintje mee uit de reserve bak. Dat stak ik dan in zijn broekzak zodat zijn oefening door deze ballast wat zwaarder uitviel. Maar zo had zijn wandeling dan tenminste een doel zei hij.
Steevast, wanneer ik de huiskamer binnenkwam zat hij in zijn lederen twee-zit. Steeds op dezelfde plaats en altijd in dezelfde houding. Het was zo een voorspelbare situatie. Jaren heb ik hem zo gekend. Zijn echtgenote grapte soms van een stukske meubilair. Het liefst van al werd hij gerust gelaten. Hoe graag hij de kleinkinderen ook zag, hij fleurde op als ze de deur uitgingen want dan keerde in huis de rust weer zei hij.
Eénmaal heb ik de pan bij de steel gepakt en hield ik tijdens de gangoefening zijn pintje met gestrekte arm voor zijn neus. De opdracht was om via de mars dit pintje te pakken te krijgen. Daar heeft hij nog dikwijls nadien om gelachen. Frappante opmerking: de afstand werd in een mum van tijd overbrugd.
Zo hadden we nog tal van fratsen uitgehaald en wanneer het humeur niet goed was, hielp een verhaaltje van vroeger hem er wel bovenop.
De man zijn dood was voor mij persoonlijk erg speciaal.
Ik ging er twee keer in de week langs. Wanneer ik de laatste vrijdag bij de patiënt op bezoek ging, merkte ik op dat hij erg zwaar hoestte en moeilijk ademde. Ik had een paar keer getappoteerd om de fluimen los te krijgen en dat had geholpen, maar de zieke was niet erg spraakzaam geweest en had koorts. Ik stelde de mevrouw voor om zaterdag opnieuw langs te komen om haar echtgenoot via ademhalingsoefeningen toch wat te verlichten. Wanneer ik zaterdag langsliep was de man in diepe slaap en moest ik moeite doen om hem wakker te krijgen. Het viel me op dat hij niet alles begreep wat ik zei of vroeg. Ook was zijn mond plakkerig droog en kon hij heel moeilijk praten. Niet dat ik me doktertje voel, maar iets in mij verraadde een alarmerende toestand. Zo goed en zo kwaad het ging werden een paar ademhalingsoefeningen toegepast, maar erg gelukkig was de man er niet mee. Ikzelf ook niet. Wanneer ik buiten ging, zeg ik nog tegen de vrouw van de patiënt dat ze me altijd mag bellen als het niet goed moest gaan met haar man.
s Zondags om twee uur trilt mijn GSM. Het ging niet zo goed met de schilder. De vrouw vraagt of ik niet even wil komen kijken en raad wil geven wat ze moet doen. Ik spoed me naar het woonhuis.
De dochter laat mij binnen en wijst naar de twee-zit waarin de zieke lang uitgestrekt ligt met zijn hoofd iets hoger op een kussen. Ik zet me op mijn knie naast mijn vriend-patiënt. Hij bekijkt me nog eens met half open oogjes en knikt heel bewust en opmerkelijk veelzeggend naar mij.
Op dat zelfde ogenblik reist hij naar die andere wereld. Zijn vrouw begrijpt wat er gebeurt en verhaalt dat hij op mij heeft gewacht om te sterven. Ik voel mijn schilderke zijn ziel mijn handen passeren.
Een heel sereen afscheid, een mooier cadeau kon deze patiënt mij als vriend niet bezorgen.










|