DAG 8: Zaterdag 5 mei 2018
Onder mijn voeten: Wavrechain-sous-Faulx - Rumilly en Cambrésis 21,6 kilometer.
We staan naar onze normale normen erg laat op. Het is reeds 7.26u en Walter zit rechtop in bed en kijkt mij medelijdend recht in de ogen. Helaba, niet veel goesting zeker? Ik kijk verward naar mijn horloge en stel vast dat de batterij ervan geen energie meer heeft en me dus ook niet wekte om 06.25. Vandaar mijn overslaping
Meteen begint de dag met een tas warme koffie en alle zeilen worden bijgezet. Om nog iets of wat op tijd te kunnen doorgaan zet ik er de pees een beetje op. Om 08.15 zet ik mij schrap om de tweede schouderriem over mijn sleutelbeen te trekken. Het was een wondermooie en rustige locatie om met een motorhome te overnachten. Op weg naar de volgende, want vanavond slapen we op de camping in Cambrai. De afspraak is met Walter dat ik eerst stap naar de aankomstplaats en dat we vanaf daar samen terug rijden naar Cambrai. We overnachten vandaag op een camping om alles wat te kunnen wassen en ook de batterijen letterlijk volledig wat op te laden. Ik wandel vanaf kilometer 3 weer op de pavés. De knieën zijn er opnieuw niet zo gelukkig mee; De pijn van gisteren treedt wederom op maar bereikt slechts 30% van de pijnsensatie van gisteren. Ik bedenk dat het wel goed zal komen. Dat lijkt ook later zo te zijn. Ik maak ook de bedenking dat ik sinds een aantal dagen mijn ribben niet meer voelde bewegen. Dus, een rugzak dragen is een fantastische remedie tegen ribfracturen
Na kilometer drie dringt zich een natuurlijke ontlasting op. Ik kan deze darmfrustratie niet lang meer de baas. Op een 100 meter voor mij staan in cirkelformatie een aantal Lindenbomen met in het midden een Christus Koning kruis. De man hangt er genageld aan het kruis en kijkt meewarig met zijn ogen naar beneden, net op de plaats die me uitgelezen lijkt om er te doen waar ik nood aan heb. Met zijn ogen op mijn bilspleet gericht, beleef ik het prettigste moment van de dag tot nu toe. Hopelijk word ik hiervoor later niet gestraft of word ik er op afgerekend. Maar de nood heeft ook prioriteiten. Met de meegeleverde vochtige doekjes ontdoe ik lager gelegen huid en de rechter hand van eventuele restfragmenten, al was het maar uit voorzorg. Kwestie van een Jood de rechter hand te mogen aanbieden, want die moet rein zijn naar het schijnt. Ik wandel opgelucht en licht als een vlindertje verder door de weidse graanvelden van het gebied. De visuele delicatesse van dit gebied is aardse oneindigheid en de horizon die zulk een aanblik geeft van grootheid.
Langzaam aan bereik ik de wijken van het voorgeborchte van Cambrai. Een doordringende rioolgeur kruipt al sinds enkele hectometers via mijn neusgaten tot aan mijn hersenschors. Een niet aangename emotie wringt zich autoritair tussen mijn jeugdig gelukkig gevoel van dit ding te kunnen doen. Ik besluit het er maar bij te nemen, want eigenlijk kan ik niet anders dan die stank toe te laten in mijn reukorgaan. Plots passeer ik een seringenboom. Een Gods geschenk denk ik. Mijn daad van daar straks zal dan toch niet zwaar worden afgestraft, want diezelfde man zorgt nu dat ik een fluweelzachte bloemengeur passeer die me naadloos herinnert aan het bezoek bij Luk en Lieve. Hij gaf ons ook een aantal van die welriekende bloemen mee en de volgende ochtend was gans ons huis vervuld van een aangename odeur.
Nog net voor de oude stadspoort van Cambrai zie ik allemachtig een koperen Sint Jacobsschelp in de stoep ingewerkt liggen. Alle wegen leiden immers naar Compostella.
Cambrai is een mooie stad waar je niet zou denken dat het bij Frankrijk hoort. Proper, prachtige huizen en een kathedraal die je zeker eens moet hebben gezien van kortbij. Veel jonge mensen die er net als bij ons koopkrachtig bijlopen en netjes gekleed zijn in de meest modieuze outfit. Dat ben ik al enige tijd niet meer gewoon geweest. Mensen kijken ook raar naar mij. Een rugzak met een ventje eronder hoort hier duidelijk niet bij het gangbare of vertrouwde straatbeeld. Ik ben blij dat mij hier niemand kent, want het contrast met de modale populatie en mijzelf als amateur wandelaar is wel groot.
Wat later net buiten de stad krijg ik één der bewijzen waar ik al zo lang naar zoek. In Frankrijk is de wereld hier en daar echt blijven stil staan. Op de gevel van een fabriek staat in grote letters dat het verboden is aan te plakken. Volgens de wet van 20 juli 1881.
In Rumilly en Cambrésis staat Walter mij als de trouwe herdershond op te wachten. De afspraken kloppen. We rijden samen naar de camping, waar ik onmiddellijk de wagen voorzie van watervoorraad en Walter zijn septisch putje uitspoelt. Blijkbaar is hij verwonderd dat er zoveel materie uit een klein mensenlijf kan komen.
We drinken hier nog een goede pint, ik doe de was van mijn vuile kleren en straks na de douche trekken we er samen op uit. Zit mijn jasje goed, zit mijn dasje goed? Vader gaat op stap.
Ludo mag ik niet vergeten te bedanken voor zijn verslagje over de oudleerlingenviering van Ter Borcht. Het zou me echt wel veel plezier doen moest deze bijeenkomst inderdaad een vervolg krijgen. Daarvoor kom ik zelfs vanuit Spanje terug
Bedankt aan de Ludo en weet dat je mij met het bericht heel veel plezier deed.
Wat ik vanavond zal gegeten hebben kan je misschien morgen wel lezen. Tot zondag.
Achter mijn handen:
IK KOM BIJ U WONEN
Marina was een weduwe van rond de vijftig jaar, die, na de dood van haar man, met een vriend samenwoonde in een sociale woonwijk in Herent. Ze had een CVA gedaan. Een cerebraal vasculair accident. Daardoor was haar rechter lichaamszijde minder sterk en minder controleerbaar dan de gezonde zijde. Verlamd was ze niet, wel was er een paralyse. Ze kon nog wandelen en zich verplaatsen, maar het verliep niet vlot en zonder hulp kon ze niet rechtstaan of enige taak in het huishouden uitvoeren. Ze was voor alle taken uit het dagelijkse leven afhankelijk van hulp van derden. Omwille van de hersenschade en ook de nood aan huishoudelijke assistentie was ze erg wispelturig van stemming. En dat kon ook erg snel veranderen. Het gebeurde dat ik binnen kwam en er gezellig werd gelachen en gezeverd. Maar evenzeer kon ik een vrouw treffen die met geen tang aan te raken was. Gelukkig was meestal Monica of Anita van familiehulp aanwezig zodat de massa aan negatieve energie netjes kon verdeeld worden met meer buffers die ballast konden opvangen.
Het was rond 23.00 uur toen Marina per taxi arriveerde (die ik dan nog zelf moest betalen) aan mijn private woning. De taxichauffeur belde aan en zei dat een mevrouw naar mij vroeg. Ik ga in avondlijke kledij naar die taxi, en zie Marina op de achterbank zitten in slipje en pull. Ze kwam bij mij intrekken, zei ze. In haar eigen woning had ze ruzie gemaakt met haar dochter en ze wou niet meer naar huis. Ik werd een beetje onwel. Zowel de gedachte aan wat het voorstel betrof, maar evenveel door het schouwspel dat zich voor mijn ogen afspeelde. Bovendien was het wel een kanjer van een verantwoordelijke opdracht die me rond de oren werd geslagen. Bovendien was het aan mij om op zoek te gaan naar een mogelijke oplossing. Mijn echtgenote was in modus qui vive want, letterlijk begreep ze niet wat ze hoorde wanneer ik zei dat Marina naar ons toe was gekomen om bij ons haar intrek te nemen. Ik ken vrouwen die voor minder aan de drank verslaafd zijn geworden.
Hoe zouden we dit best aanpakken, want deze situatie moest zo snel mogelijk ontmijnd worden.
Terwijl ik van kleren veranderde dacht ik in eerste en enige instantie aan de spoedgevallendienst van U.Z. Gasthuisberg. Ik bracht haar daar naartoe, maar erg coöperatief waren de hulpverleners niet. Het argument luidde dat hun dienst geen sociaal vangnet was. Ik drong aan en vroeg assistentie van een psychiater en de sociale assistente. Midden in de nacht was dat niet zo evident. Zij werd in een bed gelegd en mocht er verblijven tot de volgende dag. Vanaf dag 2 zou de sociale dienst van het ziekenhuis zich ontfermen over het probleem en mij verder op de hoogte houden.
Marina werd overgebracht naar een gesloten psychiatrische afdeling van een perifeer ziekenhuis in Tienen waar ze een drietal maanden verbleef. Na enige tijd werd ze geplaatst in het rust- en verzorgingscentrum van Bethlehem in Herent.
Lange tijd bleven we nog met elkaar in contact via telefoon en een vluchtig kamerbezoekje. Maar heimelijk stuurde ik wel aan op een uitdoofscenario, omdat iets in mijn wezen me duidelijk maakte dat Marina hier wel goed werd verzorgd en opgevangen.
Nadien ben ik haar spoor bijster geraakt, want haar verblijf aldaar, werd om één of andere reden abrupt afgebroken.







|