voor wie te maken heeft met (demente) bejaarden, fysiek en mentaal gehandicapten en met alle andere hulpbehoevenden die hun weg niet vinden in het doolhof van de sociale voorzieningen
15-05-2010
Alles ligt in de perceptie
Onlangs was het nog in het nieuws... een reportage over het grote aantal mensen dat aan de slag is binnen de sociaal economische sector... wellicht de meest onbekende sector van ons land, denk ik dan. Want de beschutte werkplaatsen, die kennen we nog wel maar er bestaan nog zoveel andere projecten waarin mensen met een (arbeids)handicap toch een nuttige bezigheid vinden die hen niet alleen sterkt in hun eigenwaarde maar er ook vaak voor zorgt dat ze (opnieuw) terecht kunnen op de 'reguliere' arbeidsmarkt.
27 september 2008. De brief die mijn schoonbroer ontvangen heeft, is afkomstig van GTB, een dienst die personen met een arbeidshandicap ondersteunt in hun zoektocht naar werk. En het is inderdaad goed nieuws. Op 14 oktober zou hij als vrijwilliger kunnen starten in een arbeidszorgproject en dat aan 2 dagen per week. Maar bij het lezen van de brief begrijp ik natuurlijk ook meteen de negatieve reactie van mijn schoonbroer... want het enige wat hij dan leest, is het woordje 'vrijwilliger'. En eerlijk gezegd heb ik daar zelf toch ook wel de nodige vragen bij. Dus neem ik maar weer de telefoon ter hand om wat meer informatie in te winnen. En dan wordt alles snel duidelijk. Het werken in een arbeidszorgproject kan alleen mits toestemming van de RVA (Rijksdienst voor arbeidsvoorziening) en is onbezoldigd. De arbeidszorgmedewerker valt daardoor ook onder het statuut van 'vrijwilliger. Net als het volgen van een cursus - iets waarvoor men ook vrijstelling van de RVA kan krijgen - is het werken in een arbeidszorgproject erop gericht om de kansen op het vinden van werk te vergroten. Het grote voordeel - en zeker in het geval van mijn schoonbroer - is dat hij ondertussen niet meer verplicht is te solliciteren en/of in te gaan op werkaanbiedingen én dat hij zijn werkloosheidsuitkering blijft behouden. Want dat is toch iets waar ik me stilaan ook zorgen begin over te maken... dat hij misschien 'van de dop zou gesmeten worden'. Maar het is dus eigenlijk allemaal goed nieuws, alleen zou ik het zo goed mogelijk moeten weten te communiceren naar mijn schoonbroer toe. Want in alle weer en wind gaan werken in de biologische tuinbouw en dat als vrijwilliger... dat zou ik nooit verkocht krijgen.
En dat is niet eens het enige probleem. Als mijn schoonbroer effectief twee dagen per week zou gaan werken, dan moet er voor de nodige opvang gezorgd worden voor mijn schoonmoeder. Want haar alleen thuis laten is al lang geen optie meer. Daarvoor is de dementie al te vér gevorderd. Bovendien zal mijn schoonbroer ook intensief moeten begeleid worden, zowel wat het aanleren van de weg heen en terug naar het werk betreft als in het opnieuw leren op tijd opstaan, zich klaarmaken en ook effectief gaan werken. Er moeten dus snel oplossingen gezocht worden, want 14 oktober is al binnen enkele weken.
Wanneer ik tien minuten later bij mijn schoonmoeder thuis binnenstap, valt het me voor de zoveelste keer op hoe je bij wijze van spreken een andere wereld binnenstapt. Alsof de tijd er stilstaat. Zo voelt het voor mij althans, want voor hen voelt het anders, zo weet ik. Zij worden nog telkens nerveus wanneer er teveel 'beweging' is. Als er wijzingen zijn in de uren of de personen van de gezinshulp of verpleeghulp, als de dame van de thuisbegeleidende dienst langskomt of als de sociaal assistente van het OCMW aanbelt om nog even een formulier te laten ondertekenen. Dat alles verstoort het leven zoals zij het gewend zijn. Terwijl ik - die dan net uit het jachtige leven met internet, telefoontjes en afspraken allerhande kom - me telkens verwonder over de rust die er heerst. Zo zie je dat alles in de perceptie ligt. Net als het werken als vrijwilliger eigenlijk.
Mijn schoonbroer, nog helemaal geaggiteerd door de bewuste brief die hij de vorige dag van GTB kreeg, wil meteen van me weten hoe het nu zit. Ik maan hem tot kalmte en breng mijn eigen 'tempo' ook heel bewust omlaag. Geduldig leg ik hem uit dat mensen die lange tijd werkloos zijn en geen bewijzen van sollicitatie kunnen voorleggen, na bepaalde tijd niet-uitkeringsgerechtigd worden. Hij reageert opgewonden dat het toch zijn schuld niet is dat hij is ontslagen in de beschutte werkplaats en wil alle oude verhalen over pestgedrag en lastige bazen opnieuw oprakelen. Maar ik laat me niet meeslepen, anders is het einde zoek. Kordaat onderbreek ik hem door te zeggen dat dat nu niet meer belangrijk is... dat we nu niet meer naar het verleden, maar naar de toekomst moeten kijken. En de toekomst is dat hij terug aan het werk kan en dat hij daardoor ook zeker zijn werkloosheidsuitkering kan behouden. Hij 'hmmmt' een paar keer, nog niet helemaal overtuigd. En meteen erna: "maar ik ga niet werken voor niets hoor, dat moeten ze niet denken". Ik leg het hem nog eens uit... dat hij eigenlijk zijn werkloosheidsuitkering moet zien als zijn loon. En bovendien zal hij een onkostenvergoeding krijgen van 2,50 euro per gepresteerde dag. Nu is dat voor iemand die het gewoon is om met meer dan 200 euro tegelijk geld van de rekening te halen natuurlijk peanuts, maar je weet nooit wat voor iemand de doorslag kan geven. Wanneer ik nog eens benadruk dat hij in het begin ook slechts twee dagen per week moet gaan werken, lijkt hij stilaan bij te draaien. Hij begint vragen te stellen in de zin van: "hoe moet ik daar dan geraken?" en "wie gaat er dan voor ons ma zorgen?". Op dat moment wéét ik dat ik op de goede weg ben en kan ik hem geruststellen door te zeggen dat 'we' dat de komende weken wel allemaal zullen regelen. Met een "dan is het goed", is voor hem het thema ook duidelijk gesloten. Ik geef hem nog een welgemeend complimentje en slaak inwendig een enorme zucht van opluchting.
De eerste horde is genomen. Nu nog alles praktisch geregeld krijgen natuurlijk. Eerst maar even langs mijn schoonzusje, die op amper 200 meter bij haar moeder vandaan woont. Ik meld haar het goede nieuws dat haar broer enkele weken later aan het werk kan. Haar reactie in de zin van "ja, voor zolang het nu weer zal duren", maakt me inwendig boos. Ik probeer haar duidelijk te maken dat het net aan ons is om hem te stimuleren en ervoor te zorgen dat alle 'excuses' waarachter hij zich zou kunnen verschuilen, opgelost worden. Ze blijft sceptisch reageren, maar belooft alvast haar steentje bij te dragen waar nodig, daarbij weliswaar alle praktische rompslomp en regelingen aan mij overlatend. Enfin, ze is bereid te helpen, en dat is wat telt.
Mijn schoonbroer zou op dinsdag en woensdag gaan werken en daarbij zou hij telkens van 8 uur 's ochtends tot 5 uur in de namiddag de deur uit zijn. Nu is het zo dat de gezinshelpster op dinsdag sowieso al meestal vier uur komt van 8 tot 12, dus dat is al okee. Op woensdagochtend komt er iemand voor twee uurtjes van 8 tot 10. Verder is mijn schoonzusje vrij op woensdag en zou zij haar dus eventueel (althans voor een gedeelte van de dag) kunnen opvangen. Ik ga dus maar weer aan het bellen. Eerst naar mijn schoonzusje. Ze sputtert in het begin nog wat tegen en zegt op woensdagnamiddag naar de winkels te gaan. Wanneer ik haar zeg dat ze haar moeder daar ook rustig kan bij meenemen (op die manier komt het mensje overigens ook nog eens buiten en onder de mensen) stemt ze dan toch in om haar moeder alvast op woensdagnamiddag onder haar hoede te nemen. So far so good. Volgend telefoontje is er eentje naar het OCMW. De sociaal assistente kent me inmiddels goed en ze belooft me het nodige te doen om zeker de dinsdag- en woensdagochtend iemand van gezinshulp te voorzien voor mijn schoonmoeder. Blijft nog de dinsdagnamiddag. De enige mogelijkheid die ik daar zie, is professionele opvang. Dus bel ik naar de desbetreffende dienst van de mutualiteit. Men kan me niets beloven, maar ze gaan in ieder geval op zoek naar iemand die iedere dinsdagnamiddag van 12 tot 5 bij mijn schoonmoeder kan blijven. De kostprijs valt gelukkig nog wel mee, maar ik moet het toch allemaal bij gaan incalculeren.
Rest nog één ding. De begeleiding van mijn schoonbroer naar en van het werk. Want ofschoon hij er zelf vast van overtuigd is dat hij zelfstandig in staat is om het openbaar vervoer te nemen, wéét ik dat zich dat beperkt tot het opstappen in het dorp en het afstappen aan één bepaalde halte in de stad. Wanneer de bus om één of andere reden die halte niet zou aandoen, is hij hopeloos verloren. Me het aanbod van de thuisbegeleidende dienst herinnerend dat ze - mocht ik verhinderd zijn - mijn schoonbroer zouden kunnen begeleiden naar bijvoorbeeld het medisch onderzoek, beslis ik toch even bij hen te informeren. En wat blijkt: het is inderdaad iets wat tot hun takenpakket kan behoren. Ik geef hen het adres door van de toekomstige werkplaats van mijn schoonbroer en de dagen waarop hij er verwacht wordt. In mijn positieve naïviteit vertrouw ik erop dat het wel goed komt... dat die mensen de nodige ervaring hebben en dat zij daarin beter onderlegd zijn dan ik. Hoe het allemaal écht ging, lees je hier een volgende keer weer.
In onze vergrijzende maatschappij lijden steeds meer bejaarden aan dementie, de ziekte van Alzheimer of Parkinson. Door deze medische omstandigheden zijn zij soms niet meer in staat hun wil te uiten en kunnen zij hun financiële zaken niet meer zelf regelen. Maar ook jongere volwassenen die het slachtoffer worden van langdurige ernstige aandoeningen, zowel op psychisch als fysiek vlak, moeten het beheer van hun financiële zaken soms overdragen aan iemand anders. In al die gevallen kan de Vrederechter een voorlopig bewindvoerder aanstellen (voor de procedure: zie http://martinevangaver.wordpress.com/procedure/aanstelling-van-een-voorlopig-bewindvoerder/). Iets wat bij veel mensen niet echt bekend is en waaraan vaak een negatieve bijklank vastzit. Nochtans is het een relatief eenvoudige procedure, maar met een niet te onderschatten emotionele impact voor diegene die de aanvraag indient. Zo voelde het voor mij althans...
Eind september 2008. De drukte van de voorbije weken heeft mijn schoonmoeder geen goed gedaan. De driedaagse opname op de dienst geriatrie, de consultaties op orthopedie, de vele 'hulpverleners' die thuis over de vloer komen, de angst dat men 'achter haar rug' probeert om haar zoon bij haar weg te halen... het zorgt allemaal voor heel veel onrust en een toenemende verwardheid. Ze raakt ook steeds meer gedesoriënteerd in tijd, merk ik. Zo wenste ze me één van de voorbije dagen opeens een zalige Kerst toe. Heel moeilijk vind ik dat om daar dan 'gepast' op te reageren. Want wat doe je? Ga je mee in haar denkwereld? Of negeer je het gewoon? Of probeer je haar nog zoveel mogelijk 'bij de tijd' te houden en corrigeer je haar? Ik probeer mijn intuïtie wat te volgen en dat resulteert eigenlijk telkens in een andere reactie, afhankelijk van de omstandigheden, van haar gemoedsgesteldheid, van wát ze precies zegt... Enfin, het is duidelijk dat de dementie heel erg snel evolueert en dat heeft uiteraard ook zijn invloed op het gedrag van mijn schoonbroer. Door alle gebeurtenissen van de laatste weken, voél je meteen bij het binnenkomen al dat ze allebei heel erg gespannen en op hun hoede zijn.
En toch is er nog één ding wat moét gebeuren. De aanvraag tot aanstelling van een voorlopig bewindvoerder... voor allebei. Want dat ze geen van beiden in staat zijn hun financiële zaken te regelen, is de laatste maanden jammer genoeg maar al te vaak gebleken. Bijna vier maanden hebben we erover gedaan om tot deze beslissing te komen. En zelfs nu voelt het nog als een soort van 'point of no return'. Het is heel moeilijk te beschrijven hoé het precies voelt, maar het is alsof je iemand een soort van 'basisrecht' ontneemt... een stukje van zijn eigenwaarde. Terwijl dat natuurlijk niét zo is... want uiteindelijk is het voor hun eigen bescherming. Toch ben ik - ondanks, of misschien wel dankzij, de veelvuldige keren dat het tot probleemsituaties geleid heeft - blij dat we vier maanden geleden niet zomaar hals over kop met de procedure gestart zijn. Ten eerste omdat we toen waarschijnlijk ook alleen maar voor mijn schoonbroer de aanvraag zouden ingediend hebben en nu ook duidelijk is dat het ook noodzakelijk wordt voor mijn schoonmoeder. En ten tweede geeft het feit dat het nu een weldoordachte beslissing is, ons toch ook iets meer gemoedsrust en de zekerheid dat het een noodzakelijke stap is.
Blijft natuurlijk nog de moeilijke taak hén te vertellen hoé en wat er gaat gebeuren. En dat is iets wat nu echt niet langer meer kan uitgesteld worden. En vermits het medisch attest dat bij de aanvraag moet gevoegd worden niet ouder mag zijn dan 15 dagen, voelt het een beetje alsof ik met het maken van de afspraak bij de huisarts in een soort van rollercoaster stap... en eens de rit begonnen, zullen we die ook helemaal moeten uitzitten... zo voelt het. Even nog sta ik in twijfel of ik er niet beter aan doe om hen eerst terug wat tot rust te laten komen. Het is al zo véél geweest de laatste tijd. Maar wachten op rustigere tijden is uiteindelijk ook geen oplossing en misschien kunnen we nu maar beter ineens door de zure appel bijten.
In mijn hoofd heb ik zowat alle mogelijke scenario's van hoe dat gesprek met hen zou kunnen verlopen, al duizend maal afgespeeld. En eerlijk gezegd verwacht ik me aan een heftige reactie, alleen al wanneer ik de woorden 'Vrederechter' en 'aangetekende brief' zal uitspreken. Nu heb ik me gelukkig op voorhand goed geïnformeerd op de Griffie van het Vredegerecht, zodat ik hen in elk geval duidelijk kan uitleggen hoe het allemaal in zijn werk zal gaan. Bovendien zal de Vrederechter de zitting bij hen thuis houden, wat voor hen toch echt wel een groot verschil zal maken qua impact. Enfin... wanneer ik bij hen binnenkom en mijn schoonmoeder bijna meteen vraagt of ik geld kan afhalen, zie ik meteen een opening. Ik vertel hen dat het eigenlijk goed zou zijn als we de hele regeling waarbij ik voor hun bankzaken zorg, 'officieel' zouden maken... zodat niemand bang hoeft te zijn dat ik daar misbruik zou kunnen van maken. Zoals ik enigszins gehoopt had, reageert mijn schoonmoeder met de woorden: 'maar er is toch niemand die dat zegt of denkt'. Dat beaam ik dan ook, maar zeg erbij dat je toch nooit weet hoe het later gaat... dat er zo vaak dingen gezegd worden die daarom geen grond van waarheid hebben, maar die vervelende consequenties hebben. Ik ga verder in mijn betoog en zeg dat het dus beter is om het allemaal heel officieel te doen, zodat er ook toezicht is op wat ik doe... door de Vrederechter. Voorlopig geen reactie. Op het moment dat ik zeg dat de Vrederechter daarvoor dan wel een keertje aan huis zal moeten komen, zie ik de blik van mijn schoonbroer pijlsnel in de richting van mijn schoonmoeder gaan. Maar hij zegt niets. Mijn schoonmoeder verrast me vervolgens totaal door te zeggen dat ze dat vroeger ook voor haar vader moeten doen hebben (een verhaal waar echt absoluut niets van klopt overigens) en dat dat normaal is. Het lijkt ook mijn schoonbroer min of meer gerust te stellen en ik zwijg dankbaar. Ik vertel hen nog dat ze dus niet moeten schrikken wanneer de postbode binnen enkele dagen met een aangetekende gerechtsbrief voor de deur staat en daarmee is op dat moment eigenlijk de kous af. Nu maak ik me natuurlijk geen illusies, want ik wéét dat ik hen alles nog een paar keer opnieuw zal moeten uitleggen en dat de kans groot is dat ze een volgende keer heel anders zullen reageren. Maar voor nu laat ik het hierbij.
Dezelfde avond nog laat ik het medisch attest invullen door de huisarts en de volgende dag leg ik de aanvraag tot aanstelling van een voorlopig bewindvoerder zowel voor mijn schoonmoeder als voor mijn schoonbroer neer bij de Griffie van het Vredegerecht. De procedure is daarmee gestart en nu is het dus wachten op de oproepingsbrief waarin de datum van de zitting zal worden meegedeeld. Uiteindelijk zal de hele procedure toch wel een tweetal maanden in beslag nemen, zo vertelt men me. Maar gelukkig is het wél zo dat ze vanaf het moment van de neerlegging van de aanvraag 'beschermd' zijn. Mochten ze dus nu bijvoorbeeld één of ander contract ondertekenen, dan zou dat zonder problemen ongedaan kunnen gemaakt worden. Een hele opluchting eigenlijk... en toch... toch is het nog een beetje met gemengde gevoelens dat ik het gebouw van het Vredegerecht verlaat. Het blijft een eigenaardig gevoel om iemand zoiets 'basics' als het beheren van zijn eigen goederen te laten ontnemen. Maar soms heb je gewoon geen keuze... Wordt vervolgd.
Begin juni 2008 kregen we te horen dat mijn schoonmoeder leed aan een mengvorm van dementie van het Alzheimer-type en vasculaire dementie. En dan ga je natuurlijk op zoek naar informatie, die op het internet overvloedig aanwezig is. Samenvattend zou je kunnen zeggen dat, in algemene termen, dementie het beste kan omschreven worden als een ziekte waarin het gehele geestelijk functioneren sterk achteruitgaat, zodanig dat het normale, zelfstandige leven op termijn niet meer mogelijk is.
In die laatste dagen van september 2008, vier maanden na de eerste diagnose, wordt het ons steeds duidelijker welke impact de ziekte heeft op het dagdagelijkse leven. En dat zowel op dat van mijn schoonmoeder zélf, die de 'ziekte' ondergaat, als op dat van haar inwonende, mentaal gehandicapte zoon, als op dat van alle omstanders die - meestal in een 'zorgende' functie - dagelijks met haar in contact komen.
In het begin viel het eigenlijk allemaal nog wel mee. Er waren de kleine vergeetachtigheden, de korte periodes van verwardheid en af en toe had ze moeite met het uitvoeren van gewone dagdagelijkse handelingen. Maar nu, vier maanden later is het een heel ander verhaal. En dat merk je eigenlijk pas goed wanneer je gaat terugblikken. Want de 'achteruitgang' is er niet van de ene dag op de andere... neen, het is als een dief die rustig zijn tijd neemt en iedere nacht slechts één of twee dingetjes uit je huis komt stelen.
Vier maanden geleden kon ze zich bijvoorbeeld nog zélf wassen, ook al moest je haar soms wat helpen om 'eraan te beginnen'. Inmiddels is het al een grotere 'geduldsoefening' geworden. In het begin kon ze alles nog zelf klaarnemen: handdoek, washandje, ondergoed, nachtkleed... Vandaag heeft ze daar hulp bij nodig. Ik merk overigens dat ze het zelf ook wel beseft dat er iets 'niet goed gaat'. Als ik 's avonds binnenkom en zeg: "kom moederke, we gaan je nachtkleed aandoen", dan probeert ze dat steeds vaker af te wimpelen of uit te stellen. "Ik zal het straks zélf wel doen" of "ik ben al gewassen" of "ik moet nog ergens naartoe", zijn zinnetjes die ik steeds vaker te horen krijg. En dat maakt het toch wel moeilijk. Want op die manier krijg je iedere dag opnieuw het gevoel dat JIJ haar leven meer en meer gaat bepalen... dat je háár wil ondergeschikt maakt aan de jouwe. Terwijl dat in essentie natuurlijk niét zo is. Het wassen zélf gaat ook moeizamer. Bijna ieder handeling moet 'voorgezegd' worden en dat zelfs vaak in hele kleine deeltaakjes zoals 'neem maar je washandje', 'doe er nu maar zeep aan', 'was nu maar eerst je gezicht, dan je hals', enz... Zo gaat het nu iedere avond. En dan is het zowel grappig als frustrerend als verontrustend wanneer je toevallig een uurtje later nog eens langskomt of hoort van iemand anders dat ze nadien gewoon weer in haar kleed zit. Want dat gebeurt steeds vaker. Wanneer ik terug naar huis ben, kleedt ze zich terug om. Nachtkleed uit, kleed terug aan. De reden daarvoor is ook moeilijk te achterhalen en vaak ook verschillend denk ik. De ene keer denkt ze dat het ochtend is, een andere keer denkt ze nog ergens heen te moeten, en nog een andere keer doet ze het gewoon uit kwaadheid blijkbaar. Dan vertelt ze tegen iedereen die het horen wil dat ik niet moet denken dat ik zomaar kan bepalen wanneer ze haar nachtkleed moet aandoen of soms ook dat ik wel gek moet zijn om haar midden op de dag haar nachtkleed te laten aandoen.
Wat ook steeds vaker gebeurt, is dat er dingen van plaats veranderen of zelfs helemaal verdwijnen. Fotokaders, vazen, kleine prularia... maar ook dagelijkse gebruiksvoorwerpen zoals het bestek of haar krulspelden en ook belangrijke dingen zoals haar 'portemonnee', verdwijnen zomaar opeens vanop de plek waar ze al méér dan 40 jaar gelegen hebben. En dat verontrust niet alleen haar - want als ze die dingen dan nodig heeft en ze niet vindt, wordt ze heel erg onrustig en keert ze het hele huis ondersteboven - maar ook mij. Want ik zie wat dat alles doet met mijn schoonbroer. Hij - die als enige eigenlijk 24 uur op 24 met haar samenleeft - weet dit alles absoluut niét te plaatsen. Af en toe ben je dan getuige hoe het tussen die twee wel vaker moet gaan. Dan vraagt mijn schoonbroer - die nooit enige eigen verantwoordelijkheid heeft moeten nemen - bijvoorbeeld: ma, waar is de portemonnee? En zij dan: die moet toch op zijn plaats liggen, want IK ben daar niet aan geweest. En dan volgt er een hele tijd gekibbel, rusteloos rondgeloop door het huis, en de laatste tijd ook steeds vaker het zoeken naar een schuldige. En daarbij heb ik het dan vaak gedaan. Logisch toch... ik kom er iedere dag, bemoei me met alles... dus zal ik het wel gedaan hebben. Ik heb er leren om glimlachen. Maar dat is iets wat mijn schoonbroer dus niet kán. Hij is daar door zijn geestelijke beperkingen gewoon niet toe in staat. En dat moet het dagelijks samenleven met mijn schoonmoeder voor hem echt niet makkelijk maken.
Iets anders wat me steeds meer gaat verontrusten, is het steeds vaker verdwijnen van sleutels. Vroeger zat op iedere deur van de beide kasten die in de living staan, een sleutel. Zes in totaal. Nu nog slechts twee. Maar morgen kunnen dat er evengoed terug vier zijn. Want hoe snel ze ook verdwijnen, en hoe onvindbaar ze dan - ook voor mij - zijn, op een bepaald moment duiken ze zomaar terug op. Mijn schoonmoeder 'heeft iets met sleutels', zei ik onlangs nog tegen de huisdokter. En dan blijkt dat iets te zijn wat wel vaker voorkomt bij dementen. Het lijkt soms wel een obsessie ook. Alle deuren, alle kasten, alles waar een sleutel op zit, moet op slot. En de sleutel trekt ze er steeds vaker af en steekt die dan in de zak van haar keukenschort. Wat ze er nadien mee doet, was tot voor kort voor iedereen een raadsel. Tot ik vorige week - tijdens mijn zoektocht naar haar portemonnee - toevallig een botervlootje vond in haar kleerkast, boven op haar slaapkamer. Helemaal achteraan in de kast, weggestopt onder een stapel lakens lag het. Een botervlootje vol met sleutels. Ik heb het laten liggen. In de hoop dat ik daarmee een volgende keer tenminste zou weten waar het te vinden. Maar dat was dus buiten de waard gerekend. Gisteren was opeens de sleutel van de achterdeur verdwenen. Dus ik, heel onopvallend naar boven, tastend tussen de lakens... maar géén botervlootje meer. Dan maar verder gezocht en uiteindelijk vond ik het botervlootje met sleutels terug in haar nachtkastje. Maar de sleutel van de achterdeur zat er niet in. Die was écht spoorloos. Tot vandaag... want daarnet zat hij dus gewoon weer op de achterdeur. En dan heeft het ook geen zin om te gaan vragen waar ze die sleutel dan gevonden hebben, want daar hebben noch mijn schoonmoeder, noch mijn schoonbroer een antwoord op.
Stilaan begin ik enkele van haar 'verstopplaatsjes' te kennen. Als haar krulspelden weer eens verdwenen zijn, weet ik die meestal binnen de vijf minuten terug te vinden. Ook voor haar portemonnee lijkt ze inmiddels 'vaste alternatieve' plaatsen te hebben, waarvan eentje - geloof het of niet - in de ijskast is. Ik hoop dus dat ik mettertijd ook steeds het botervlootje met de sleutels zal weten terug te vinden, maar je weet het natuurlijk nooit. Dus laten we van de belangrijkste sleutels een dubbel maken. En de nog aanwezige sleutels op de binnendeuren... die heb ik vandaag weggenomen en thuis opgeborgen. Want ook dat is leven met iemand met dementie: proberen te anticiperen op het volgende onlogische, verwarde, soms gevaarlijke gedrag dat ze zullen gaan vertonen... en dat alles moet je dan proberen te doen zonder hén daarmee te veel uit hun 'gewone doen' te halen.
En verder kan ik alleen maar blijven glimlachen met alles wat er gebeurt... de verwijten nooit persoonlijk nemen en hopen dat het zolang mogelijk leefbaar blijft om haar thuis te blijven laten wonen. En wanneer ik hier nu die periode van anderhalf jaar geleden beschrijf, dan denk ik vaak: gelukkig hadden we toen geen glazen bol waarin we de toekomst konden zien. Want als je het allemaal heel precies op voorhand zou weten hoe het verder gaat, dan zou je het lachen en de energie om telkens opnieuw oplossingen te zoeken voor de (kleine) problemen die zich iedere dag nieuw voordoen, snel vergaan. Dus prijs ik me gelukkig dat we ons leven dag per dag leven... en daarbij van iedere dag het beste kunnen proberen te maken. Want niemand weet wat er volgt...
Er zijn van die momenten in je leven waarop je gewoon kan voélen dat je als het ware op een kruispunt staat... dat je leven vanaf dat moment een heel andere wending zal nemen. Dat zijn de momenten die we - ondanks de angst of rusteloosheid die ze soms in zich dragen - met beide handen moeten aangrijpen. En als het goed gaat, geven ze ons een hele nieuwe start...
In de eerste twee weken van oktober 2008 kan je de spanning bijna proeven wanneer je het huis van mijn schoonmoeder en schoonbroer binnenstapt. Al de op til zijnde veranderingen maken hen angstig... en dat voél je aan alles. Wanneer bijvoorbeeld de bel gaat, verdwijnt mijn schoonmoeder bijna keer op keer naar de badkamer en ook in andere situaties vertoont ze heel veel 'vluchtgedrag'. Mijn schoonbroer reageert - vanuit diezelfde angstgevoelens - wat agressiever dan anders. Allemaal begrijpelijk, want mensen houden over het algemeen nu eenmaal niet van veranderingen. En dat hun leven nóg meer zal gaan veranderen, dat voelen ze allebei feilloos aan... zeker wanneer de aangetekende brieven aankomen waarin de datum waarop de vrederechter zal langskomen i.v.m. de aanstelling van een voorlopig bewindvoerder, wordt vastgesteld op 25 oktober.
Ondertussen moet ik ook nog heel wat geregeld krijgen, want op 14 oktober begint mijn schoonbroer als 'vrijwilliger' te werken in een arbeidszorgproject. En dat betekent niet alleen verandering voor hem, maar ook voor mijn schoonmoeder. Want op de dagen dat mijn schoonbroer gaat werken (dinsdag en woensdag) moet er 'oppas' voor haar voorzien worden. Haar toestand laat het immers niet meer toe om haar alleen te laten. Op dinsdagochtend kan ik daarbij rekenen op de gezinshulp die me vast is toegezegd van 8 tot 12. Ook op woensdagochtend is er de gezinshulp van 8 tot 10 en de rest van de dag kan ze de ene keer met mijn schoonzusje mee boodschappen doen en de kleinkinderen wegbrengen en halen van school en hobby's en een andere keer ga ik zelf oppassen. Blijft dus nog de dinsdagnamiddag waarvoor ik al een paar keer contact heb opgenomen met de verantwoordelijke van de oppasdienst van de mutualiteit waarbij mijn schoonmoeder is aangesloten. Omdat het nu toch wel heel erg kort dag wordt, informeer ik nogmaals of zij inmiddels al iemand gevonden heeft die iedere dinsdagnamiddag van 12 tot 5 bij mijn schoonmoeder kan 'oppassen'. Het gaat om een erkende oppasdienst die werkt met vrijwilligers die thuis bij zieken, bejaarden en personen met een handicap een oogje in het zeil houden, wanneer de centrale verzorger afwezig is. Maar het lijkt dus niet zo eenvoudig om dergelijke vrijwilligers te vinden. De verantwoordelijke belooft me te blijven zoeken en ik probeer te blijven vertrouwen dat het ook wel zal lukken. Anders wordt het zoeken naar een andere oplossing.
En zo komt 14 oktober steeds dichterbij. Omdat ik heel goed aanvoel dat het opnieuw gaan werken wel een héél erg grote stap is, zowel voor mijn schoonbroer zelf als voor mijn schoonmoeder die haar zoon het liefst de hele tijd bij zich heeft, besluit ik om mijn schoonbroer die eerste dag maar met de wagen naar het werk te brengen. Er zullen trouwens ook nog wat papieren moeten getekend worden en daar kan ik ook maar het beste bij aanwezig zijn. Het lijkt mijn schoonbroer ook wel enigszins gerust te stellen. Op de mededeling dat de dame van de thuisbegeleidende dienst hem dan de volgende dag zal komen halen en hem zal uitleggen hoe hij er met de bus moet geraken, krijg ik het inmiddels bekende 'hmmm'. Ik laat het er maar even bij. Dit is iets wat we echt dag per dag zullen moeten aanpakken. Gelukkig krijg ik ook het verlossende telefoontje van de verantwoordelijke van de oppasdienst, dat ze iemand gevonden heeft voor de dinsdagnamiddagen. Het blijkt om een jongeman te gaan die op die manier een kleinigheid wil bijverdienen. Want niettegenstaande het gaat om 'vrijwilligers', krijgen zij toch een zekere vergoeding per uur uitbetaald. De verantwoordelijke vraagt of ze nog dezelfde dag kan langskomen met de jongen om even kennis te maken. Dat kan. De jongen maakt op mij een wat stille en verlegen indruk, maar hij lijkt het wel te zien zitten. Stiekem vraag ik me wel af hoe dat zal gaan zo tussen die twee... mijn schoonmoeder die ook al niet echt sociaal vaardig is en dan zo'n stille jongen... Ach, ze kunnen desnoods ook gewoon de hele namiddag TV-kijken. Het loopt vast wel los. In elk geval is het probleem van de oppas opgelost.
14 oktober 2008, acht uur 's ochtends. Ik ga mijn schoonbroer ophalen voor zijn eerste werkdag. De gezinshelpster is er al, dus voor mijn schoonmoeder wordt gezorgd, en mijn schoonbroer lijkt er helemaal klaar voor te zijn. We rijden met de wagen naar de tuinderij waar hij zal werken en mijn opgewekt positivisme maakt dat hij toch wat enthousiaster wordt. De eerste kennismaking met de begeleiders van het arbeidszorgproject verloopt ook heel erg goed en ik laat hem met een gerust hart achter. Dit komt goed... dat voél ik gewoon. Ik hoef hem 's namiddags ook niet te komen ophalen want blijkbaar is het zo geregeld dat de jongens die er werken allemaal samen naar de bushalte stappen en afstappen kan hij dan aan de hem bekende halte, waar hij de bus naar huis kan nemen. Het zal wel lukken, zegt hij. Voor mij voelt het eventjes zoals toen ik mijn dochter van zeven destijds voor het eerst alleen naar de bakker liet gaan. Uit pure gewoonte maan ik hem tot voorzichtigheid en zeg hem dat hij me altijd mag bellen als er een probleem mocht zijn... dan kom ik hem wel ophalen met de wagen.
Die namiddag heb ik zelf nog enkele belangrijke afspraken, dus bel ik net voor de middag toch even naar het arbeidszorgproject om te informeren hoe het gaat. Grote opluchting... alles loopt vlot. Meteen daarna krijg ik echter minder goed nieuws... een sms-je van de jongeman die vanmiddag bij mijn schoonmoeder zou oppassen. Hij voelt zich niet zo goed en vraagt of we voor een andere oplossing kunnen zorgen. Omdat ik op één of andere manier het gevoel heb dat het om pure faalangst gaat - en ook wel omdat ik gewoonweg geen andere oplossing heb behalve al mijn eigen afspraken afzeggen - stuur ik een nogal 'streng' berichtje terug met de mededeling dat er géén andere oplossing is en dat ik op hém reken. Het mist zijn effect niet. In een volgend tekstberichtje lees ik dat hij dan toch zal gaan. Nu maar hopen dat de jongen niet écht ziek is, denk ik toch enigszins twijfelend. Maar wanneer ik enkele uren later bij mijn schoonmoeder binnenkom om daar mijn schoonbroer op te wachten, verdwijnt bij mij alle schuldgevoel bij dat toch wel wat strenge sms-je... want het is wel duidelijk dat mijn intuïtie me ook nu niet bedrogen heeft. Ik bedank de jongeman uitbundig - waarbij hij een beetje rood wordt - en we spreken af voor volgende week, zelfde tijd... waarbij ik het niet kan laten hem met een kwinkslag op zijn 'onmisbaarheid' en daarmee ook zijn verantwoordelijkheid te wijzen. Hij belooft er te zijn.
En dan komt mijn schoonbroer thuis... opgewekt en zelfvoldaan. Hij vertelt trots dat het goed gegaan is om naar huis te komen en vertelt dan honderduit over zijn eerste werkdag. Ik prijs hem meteen de hemel in... en zijn gezicht is geld waard. Mijn schoonmoeder hoort het allemaal aan en ook haar gezicht spreekt boekdelen. Ze had gehoopt dat het was tegengevallen en dat hij weer lekker bij haar zou thuisblijven. Ze vraagt op een negatieve toon of hij morgen nog moet teruggaan. Zijn blik gaat vliegensvlug naar mij en zonder enige twijfel te laten bestaan, zeg ik "tuurlijk gaat hij morgen terug, en volgende week ook en de week daarna ook... hé jongen?" Hij klinkt ook echt positief als hij zegt "ja hoor". Van het moment gebruik makend, herinner ik hem eraan dat morgen de dame van de thuisbegeleidende dienst hem om acht uur komt ophalen en dat ze dan samen met de bus naar het werk gaan. Ook daar reageert hij positief op. En dan blijkt weer eens hoe verward mijn schoonmoeder inmiddels is, want opeens vertelt ze hoe er de hele namiddag een oude schoolvriend van haar zoon bij haar op bezoek geweest is. Daarop ontstaat een gesprek tussen mijn schoonmoeder en schoonbroer dat natuurlijk kant noch wal raakt want ze praten totaal langs elkaar heen. Ik schud even onzichtbaar mijn hoofd en glimlach. Wat een bijzonder leven leiden die twee. Ik herinner mijn schoonbroer nogmaals aan de afspraken voor morgen en ga naar huis.
15 oktober 2008. Al de hele ochtend wacht ik tevergeefs op een telefoontje van de dame van de thuisbegeleidende dienst. Ik had toch minstens gehoopt dat ze me iets zou laten weten hoe het gegaan is, maar ik hoor de hele dag niets. Tegen vijf uur ga ik naar mijn schoonmoeder om het verhaal dan maar van mijn schoonbroer zelf te horen. En zo positief als hij gisteren was, zo negatief en opgejaagd is hij nu. Niet zozeer over het werk, maar wel over de busrit van 's morgens. Blijkbaar wist de dame zelf niet precies welke bus ze moesten nemen en wanneer ik doorvraag blijkt ook dat ze de hulp van de chauffeur heeft ingeroepen om hen te verwittigen voor de juiste halte. Inwendig ben ik behoorlijk boos... dat moet dan professionele hulpverlening voorstellen. Ik neem me dan ook voor om de dame er zeker op aan te spreken en ook de dienst zélf te verwittigen van dit 'mankement' in hun dienstverlening. Nu heb ik me nooit de illusie gemaakt dat zo'n eenmalige begeleiding zou volstaan om hem de volgende keer volledig zelfstandig te kunnen laten gaan, maar dit is echt beneden alle peil. Ondertussen probeer ik mijn schoonbroer wat te kalmeren en beloof hem om volgende week zélf met hem mee te gaan... en dat tot hij helemaal zeker is dat hij het zélf kan.
Hoe dat precies ging en hoelang het allemaal geduurd heeft, lees je hier een volgende keer weer.
Elf jaar was ik, toen ik voor het eerst helemaal alleen met het openbaar vervoer naar de 'grote stad' moest. Ik herinner me nog precies hoe ik me voelde die eerste dag... meer zenuwachtig dan echt angstig, opgewonden ook en toch wel opgelucht toen het me gelukt was. De volgende dag was het alsof ik al mijn hele leven alleen de bus nam. Zo leren we allemaal nieuwe vaardigheden en meestal gaat dat vrij vlot. Maar wat als dat leerproces verstoord is... en dat je hele leven zo blijft?
20 oktober 2008. Morgen moet mijn schoonbroer opnieuw gaan werken. Vorige week maakte de dame van de thuisbegeleidende dienst echt een zootje van de begeleiding van mijn schoonbroer en daarmee heeft ze hem eigenlijk alleen maar onzekerder en banger gemaakt voor zijn volgende werkdag. Vermits er niets anders opzit dan mijn schoonbroer nu zélf te begeleiden - en dit zolang als het nodig is - ga ik vandaag zélf even de exacte reisweg uitzoeken. Want niettegenstaande het arbeidszorgproject waar hij tewerkgesteld is, zich slechts op een kleine 15 km van bij hem thuis bevindt, moet hij toch 2 bussen nemen om er te geraken. Dus ga ik het allemaal na - iets wat de dame van de thuisbegeleidende dienst eigenlijk óók had moeten doen natuurlijk -... de naam van de bushalte waar hij moet afstappen, het nummer van de bus die hij moet nemen en de uren waarop die rijdt. Ook ga ik even de omgeving van zijn werkplek verkennen, op zoek naar enkele herkenningspunten die ik hem desnoods kan aanwijzen waarop hij zich dan makkelijker kan baseren om te weten wanneer hij op de bus moet 'bellen' en afstappen. Het wordt zeker niet eenvoudig voor hem... want ofschoon hij zelf dénkt en beweert helemaal zelfstandig het openbaar vervoer te kunnen gebruiken, beperkt zich dat zo ongeveer tot het kennen van één halte in de stad waar hij steevast op- en afstapt. Nu zou hij aan die halte ook best kunnen overstappen... alleen is het daar op het tijdstip dat hij daar moet zijn, zó druk dat ik vrees dat dat voor moeilijkheden zal zorgen. Enfin... ik ben in ieder geval voldoende voorbereid en voor de rest zal ik gewoon moeten zien hoe het loopt. Fingers crossed.
21 oktober 2008. Ik heb met mijn schoonbroer afgesproken dat ik om vijf voor acht bij hem zal zijn om dan samen naar de bushalte te stappen. Mijn man heeft vandaag vrij genomen om het voor mij fysiek alvast niet té zwaar te maken. Hij zal me met de auto tot bij mijn schoonbroer brengen en me dan ongeveer anderhalf uur later - want zo lang duurt het om met het openbaar vervoer die 15 km te overbruggen - aan het arbeidszorgproject komen ophalen. Dat is de planning... Tot om half acht de telefoon gaat. Mijn schoonmoeder. Ze zegt: "Ja Martine, hij gaat niet werken vandaag hoor, want IK voel me niet goed". Hier was ik niet écht op voorbereid en mijn gedachten gaan razendsnel... sneller dan je in woorden kan denken. Mijn man vertelt me nadien dat hij geen enkele aarzeling hoorde toen ik haar antwoordde: "nee moederke... zo gaat dat niet. Hij moet wel degelijk gaan werken. Dat jij je niet goed voelt, daar kan hij uiteindelijk ook weinig aan veranderen... en voor jou wordt trouwens gezorgd, want de gezinshelpster komt. Dus zeg maar dat hij zich klaarmaakt. Ik ben er binnen tien minuutjes." Ik geef haar weinig kans om te reageren en haak in. Mijn man kijkt me aan met een blik van 'en nu?'... want hij is ervan overtuigd dat ik mijn schoonbroer vandaag het huis niet uit krijg. Zelf ben ik er natuurlijk ook niet helemaal gerust op en ik tril als een espenblad na dat telefoontje met mijn schoonmoeder, maar ik heb me nu eenmaal voorgenomen dat het ZAL gaan zoals afgesproken en daar hou ik me aan vast. Positief denken dus.
We vertrekken meteen met de auto, richting schoonmoeder. Daar aangekomen, blijft mijn man in de auto zitten en zegt voor alle zekerheid te zullen wachten tot ik effectief met mijn schoonbroer naar de bushalte vertrek. Hij gelooft er duidelijk niet in. Ik bel aan... maar krijg - zoals verwacht - geen gehoor. Dus laat ik mezelf binnen met de sleutel. Ze zitten allebei in de keuken. Mijn schoonbroer aan de ene kant van de tafel, mijn schoonmoeder aan de andere. Ze herhaalt wat ze al aan de telefoon zei... ze voelt zich niet goed. Maar nu klinkt ze wel kwader. Ik weet dat ik nu heel erg kordaat moet zijn, want uiteindelijk is dit het cruciale moment waarop een jarenlang bestaand patroon moet doorbroken worden. Met een lage, kalme stem leg ik opnieuw uit dat haar zoon uiteindelijk ook niets kan doen aan het feit dat zij zich niet goed voelt én dat ze ook niet alleen zal zijn. Als haar ogen kogels waren, was ik op dat moment wellicht helemaal doorboord... zo kwaad als ze me aankijkt. Ik zie hoe mijn schoonbroer nóg vertwijfelder gaat kijken... er is de dwingende wil van zijn moeder enerzijds en mijn kordaat optreden anderzijds... en daar zit hij middenin. Je zou voor minder medelijden krijgen met zo'n jongen. Maar dat verandert natuurlijk niets aan de situatie. Ik leg het allemaal nóg een keer kalm uit, nu méér naar mijn schoonbroer toe... dat hij zich absoluut geen zorgen hoeft te maken over moeder... dat er voor haar gezorgd wordt. 's Ochtends door de gezinshelpster en in de namiddag door de jongen van de oppasdienst van de mutualiteit. Mijn schoonmoeder sputtert nog steeds heel hard tegen, maar ik praat er overheen en blijf me tot mijn schoonbroer richten. Op dat moment belt de gezinshelpster aan en zeg ik heel kordaat - met een stem die echt geen tegenpruttelen duldt - "kom jongen, we zijn weg... het is tijd." Nog steeds met een vertwijfeld gezicht trekt hij zijn jas aan en zegt wat beteuterd "dag ma". Hij krijgt geen antwoord. De gezinshelpster begrijpt de situatie al snel en begint tegen mijn schoonmoeder te praten. Met een onderlinge blik van verstandhouding halen we die twee uiteindelijk uit elkaar.
Eenmaal buiten de deur verandert mijn schoonbroer zienderogen. Het thema 'moeder' wordt ook niet meer aangeroerd. Ik focus me nu volledig op 'gaan werken' en terwijl we naar de bushalte stappen maak ik hem opmerkzaam op de tijd die we daarvoor nodig hebben. Daarbij laat ik hem zélf zeggen om hoe laat hij dan eigenlijk telkens thuis zal moeten vertrekken om op tijd de bus te halen.
Volgend punt: de overstapplaats. Terwijl we op de bus richting stad zitten, tast ik voorzichtig zijn reactie af bij het eventueel overstappen aan het station... de meest logische en ook gemakkelijkste overstapplaats. Maar ik voel al snel dat dat - sowieso voor vandaag - teveel van het goede is. Bovendien is het misschien niet slechter om hem echt te laten voélen dat het overstappen aan die ene halte, die hij welliswaar ként maar die oh zo druk is, toch wel voor problemen zorgt. Nadien kan ik hem dan de relatieve rust aan het station tonen in de hoop dat hij dan zélf tot de juiste beslissing komt. Dus stappen we vandaag in het centrum af, steken de drukke straat over en gaan tussen de tientallen drummende studenten staan wachten op de juiste bus. De ene bus na de andere komt aanrijden en op sommige momenten staan er wel drie bussen tegelijk stil aan de halte waardoor het zicht op de aankomende bussen volledig tot nul herleid is. Nu is het nog zeker twintig minuten alvorens 'onze' bus eraan kan komen en eigenlijk zouden we dus nog even rustig op de achtergrond kunnen staan wachten, maar dat is iets wat sowieso niet in het woordenboek van mijn schoonbroer staat. Hij blijft onrustig het nummer van iedere aankomende bus hardop uitspreken en af en toe zegt hij ook wel dat het niet gemakkelijk is. Ik laat de ervaring voor zich spreken en reageer niet.
Wanneer de bus er dan eindelijk aankomt, loopt het nog bijna mis omdat er op dat moment al enkele bussen aan de halte stilstaan. Maar enfin... het lukt. En dan zie ik ineens zijn gezicht opklaren. Hij herkent een paar mensen die reeds op de bus zitten en blijkbaar bij hem in het arbeidszorgproject werken. Ik laat hem wat vertellen en merk dan toch fijntjes op dat die mensen blijkbaar toch ook aan het station opstappen en dat hij daar dan al zeker niet alleen zal staan. Ik voel dat ik terrein win, dus neem ik me voor om de volgende dag toch wat harder aan te dringen om aan het station over te stappen.
Een half uurtje later zijn we terplaatse. Ik wijs hem enkele herkenpunten aan die hem moeten helpen om op het juiste moment te bellen voor de halte. Zijn reactie - dat hij toch samen kan afstappen met die andere mensen - doet me even glimlachen, maar ik wijs er hem wél op dat die mensen niet altijd op dezelfde dagen werken als hij en dat het beter is als hij het ook lekker helemaal alléén kan. Er volgt een typische: hmmm. We stappen af, ik laat hem samen met de andere mensen het laatste stukje te voet gaan en ik stap in de auto bij mijn man die al staat te wachten. Missie volbracht. 's Avonds komt hij enthousiast thuis en ik spreek af om hem de volgende dag opnieuw om kwart voor acht te komen halen.
Die volgende dag krijgen we bijna een herhaling van de dag voordien, alleen beweert mijn schoonbroer nu zélf ziek te zijn. Ik neem zijn klachten in zoverre serieus dat ik hem voor alle zekerheid een zuigtabletje tegen buikloop geef en verzeker hem dat, indien het écht ernstig zou zijn of als het érger zou worden, men hem vanop zijn werk wel naar huis zal laten gaan. Opnieuw kordaat optreden dus... het is de enige manier om dit oude patroon te doorbreken. Een beetje schoorvoetend neemt hij afscheid van moeder. En eenmaal buiten blijken zijn klachten ook weer helemaal vergeten. Hij klaagt niet meer over buikpijn en praat weer honderduit. Terwijl we op de bus zitten, herinner ik hem aan de moeilijkheden die hij gisteren zélf aangaf bij het overstappen aan de halte in het centrum van de stad en leid hem op die manier voorzichtig naar een 'eigen' beslissing om vandaag toch maar eens aan het station te proberen overstappen. Daar aangekomen, wijs ik hem ook op alle voordelen daarvan en ik voél ook dat hij rustiger is. Hij vraagt wél of ik toch nog wel meega met de bus tot aan het werk, want hij is niet zo zeker of hij wel precies weet waar hij moet afstappen. Ik beloof hem dat ik zolang met hem meega als nodig.
De volgende weken wordt duidelijk hoé verstoord en vertraagd zijn leerproces wel is en hoe moeilijk het is om oude patronen te doorbreken. Het zal uiteindelijk twee maanden duren alvorens hij in staat is om een eerste keer helemaal alleen thuis te vertrekken en ook tijdig op zijn werk aan te komen... maar zo zie je... als je er maar blijft in geloven, dan lukt het op een bepaald moment ook wel.
Volgende hindernis: vrijdag 25 oktober... de dag waarop de Vrederechter langskomt ivm het aanstellen van een voorlopig bewindvoerder. Wordt dus alweer vervolgd.
Iedereen kan zich het gevoel wel een beetje voorstellen denk ik... het ietwat angstige, onzekere, onderdanige gevoel dat je kan bekruipen als je met 'het gerecht' in aanraking komt. Probeer je dan eens voor te stellen hoe het moet voelen voor een 77-jarige dementerende vrouw en haar 46-jarige mentaal gehandicapte zoon met een mentale leeftijd van een kind van zeven, wanneer de vrederechter bij hen thuis over de vloer komt en ze niet eens helemaal begrijpen wat precies de bedoeling daarvan is...
25 oktober 2008. Tegen drie uur verwachten we de vrederechter ten huize mijn schoonmoeder. Als alles goed gaat zal de vrederechter mij straks aanduiden als voorlopig bewindvoerder voor zowel mijn schoonmoeder als mijn schoonbroer. Dat is het plan althans. Want stel je voor wat er zou gebeuren mocht de vrederechter van oordeel zijn dat er helemaal geen probleem is en dat die twee geen voorlopig bewindvoerder nodig hebben. Of stel je voor dat ze vindt dat ik die functie niet op mij zou kunnen of mogen nemen... stel dat ze een advocaat aanstelt als voorlopig bewindvoerder, wat dan? Die gedachte is al meermaals door mijn hoofd gegaan, misschien absurd, maar toch... Het zou er ons leven écht niet makkelijker op maken. Want niettegenstaande mijn schoonmoeder en schoonbroer dan wel 'beschermd' zouden zijn, je zou hen denk ik nooit aan het verstand kunnen brengen dat ze voor iedere aankoop bij wijze van spreken de toestemming nodig zouden hebben van die advocaat. Er zou wellicht een soort van 'driehoek' ontstaan, waarbij wij (of ik) alle vragen zouden krijgen om dingen aan te kopen of om simpelweg de boodschappen te doen en waarbij wij dan maar zouden moeten zien het voorgeschoten bedrag terug te krijgen. Bovendien vrees ik een beetje dat al het 'werk' dat ik er tot nu toe heb ingestoken om wat structuur in hun leven te krijgen, teniet zal gedaan worden en dat ze dan bijvoorbeeld een bepaald bedrag aan leefgeld per maand zullen krijgen waarmee ze dan weer niet zullen weten om te gaan. Maar misschien heb ik in mijn doemdenken ook wel een totaal verkeerd beeld van hoe zo'n advocaat als voorlopig bewindvoerder dan te werk gaat. Laat ons maar even positief blijven denken en hopen dat de vrederechter ten eerste ziét hoe schrijnend de situatie wel is en ten tweede dat ze mij geschikt vindt als voorlopig bewindvoerder.
Het is kwart voor drie en we zijn er allemaal. Mijn man en ik, mijn schoonzusje, mijn schoonbroer en mijn schoonmoeder. Gewapend met alle administratie die ik - reeds volgens de regels van de kunst - de laatste maanden heb bijgehouden voor mijn twee zorgenkinderen, zet ik me aan de eettafel. Mijn man zit naast me. Mijn schoonbroer zit in de zetel in een hoekje van de kamer en mijn schoonzusje en schoonmoeder zitten in de driezit, maar dan wel ieder aan de uithoek ervan. Er wordt gepraat over koetjes en kalfjes en het lijkt wel alsof zowel mijn schoonzusje als mijn man krampachtig het hele thema 'vrederechter' en de reden waarom we daar allemaal samen zijn, proberen te vermijden. Mijn schoonbroer zit stilletjes in zijn hoekje en kijkt zowat elke minuut naar de klok. Ik merk zijn onrust. Mijn schoonmoeder daarentegen lijkt zich nergens van bewust. Ze is het ook vast allemaal alweer vergeten en vindt het gewoon gezellig alledrie haar kinderen weer eens bij zich te hebben.
De tijd kruipt voorbij... drie uur... drie uur kwart... half vier... Mijn schoonbroer houdt het niet meer. Hij wil weg en maakt dat ook duidelijk... "wat denken die wel? Dat hij de hele tijd gaat zitten wachten? Die dikke nekken denken dat ze het zijn en dat ze zich alles kunnen permitteren"... zo stuift hij op. Ik probeer hem te kalmeren en vraag hem waar hij dan zo dringend heen moet. Dat werkt. Maar zélf voel ik me inmiddels toch ook ongemakkelijk bij de vertraging. Je voélt de spanning immers heel erg hangen in huis. Om kwart voor vier bel ik toch maar even naar de griffie van het vredegerecht. De datum en het uur zijn correct - want soms begin je aan alles te twijfelen - maar het is behoorlijk druk. De vrederechter heeft vier huisbezoeken vanmiddag en zal vast ergens wat vertraging hebben opgelopen. Nog even geduld, ze komt... zo krijg ik te horen.
Kwart over vier gaat de bel. Ik ben blij dat ik kan opstaan om de deur te gaan openen. Dat breekt de spanning die ik nu toch ook heel duidelijk voel. Zo absurd eigenlijk, want de vrederechter en de hoofdgriffier die haar vergezelt zijn natuurlijk ook maar gewone mensen. Ik begroet hen vriendelijk en begeleid hen naar de woonkamer. De vrederechter begroet iedereen afzonderlijk en met heel veel aandacht. Mijn schoonmoeder is super-beleefd en vriendelijk... een beetje 'gemaakt', zoals ze eigenlijk altijd al geweest is. Mijn schoonbroer is vrij bot in zijn antwoorden. De sfeer is vrij gemoedelijk, maar tegelijk gaat het er ook heel erg 'officieel' aan toe. Bij de vraag van de vrederechter naar identiteitsgegevens en dergelijke, wordt het haar al snel duidelijk dat ik de hele familie eigenlijk 'leid'. Mijn man toont zich nog min of meer betrokken, maar zowel mijn schoonmoeder en schoonbroer als mijn schoonzusje zitten er maar stilletjes bij. Wanneer alle noodzakelijk gegevens genoteerd zijn, gaat de vrederechter een schijnbaar 'gewoon' gesprek aan met mijn schoonmoeder en schoonbroer. Ze vraagt hen hoe dat zo gaat om onder hun tweetjes samen te wonen. Mijn schoonmoeder die blijkbaar enkel het woordje 'wonen' gehoord heeft, schiet bijna meteen in de verdediging en is blijkbaar bang dat dit - in haar ogen althans - de zoveelste poging is om haar zoon bij haar weg te halen. De vrederechter stelt haar meteen gerust. Ik kijk met enige bewondering naar deze vrouw die aan de ene kant heel veel autoriteit uitstraalt maar die tegelijk ook de gemoedelijkheid heeft van een vriendin aan wie je alles kwijt kan. Ze heeft ook duidelijk heel wat mensenkennis en ik voél gewoon dat ze de situatie al heel snel vrij correct weet in te schatten. De verwardheid van mijn schoonmoeder wordt ook al heel snel duidelijk in het gesprek, zelfs voor mijn schoonbroer. Want ik zie hem af en toe met grote ogen kijken naar moeder. Zelf blijft hij heel terughoudend in zijn antwoorden. Het is ook niet eenvoudig om een echt gesprek met hem te hebben in zo'n setting. Hij beperkt zich dan al makkelijk tot ja-en-nee-antwoorden.
De vrederechter lijkt genoeg te weten en richt zich nu tot mij. Het financiële aspect wordt overlopen aan de hand van alle gegevens en documenten die ik netjes in twee mappen verzameld heb. Vervolgens richt ze zich tot mijn schoonzusje of zij zich kan vinden in de manier waarop ik de laatste maanden de zorg voor dat financiële op me genomen heb. Mijn schoonzusje bevestigt dat en haar hele lichaamstaal geeft ook aan dat ze zich daar zélf eigenlijk helemaal niets wíl van aantrekken. Dan stelt de vrederechter dezelfde vraag aan mijn schoonmoeder en schoonbroer... op een positieve manier geformuleerd, in eenvoudige bewoordingen en hen het gevoel gevend dat dit 'iets goeds' is. Ze stemmen allebei volmondig in.
De 'zitting' wordt afgerond. De vrederechter richt zich opnieuw tot mij en zegt dat het wel duidelijk is dat hier moest ingegrepen worden en dat ik dat goed gedaan heb tot nu toe, maar dat het ook beter is om het nu allemaal officieel te doen... onder toezicht dus. En eerlijk gezegd, ben ik daar ook blij om... want op dit moment is de onderlinge verstandhouding met mijn schoonfamilie goed en ik zal ook altijd alles met de allerbeste bedoelingen doen... maar wat als er ooit eens iets fout loopt en er is géén toezicht? Enfin, dat is dus niet meer aan de orde. De vrederechter vertelt hoe het nu verder gaat. Over enkele weken zullen we het vonnis ontvangen waarbij ik aangesteld word als voorlopig bewindvoerder. De vrederechter verwittigt me ook dat ik toch wel moet rekenen op een maand werk om alles in orde te krijgen... het contacteren en aanschrijven van alle nutsbedrijven en alle officiële instanties, het opmaken van de inventaris... Maar ze zegt ook dat ze er vertrouwen in heeft dat ik dat goed zal doen. Het geeft me een goed gevoel en op die noot nemen de vrederechter en de hoofdgriffier, die alles de hele tijd heeft genoteerd, afscheid van iedereen.
Ik laat hen uit en aan de voordeur drukt de vrederechter me nog eens op het hart dat ik nooit moet twijfelen om, als mijn schoonbroer of schoonmoeder toch nog ergens een soort van contract zouden tekenen of iets kopen of afbetaling of dergelijke, mijn rechten als voorlopig bewindvoerder uit te oefenen en alles wat ze tekenden ongeldig te laten verklaren. Ik beloof het en inwendig slaak ik een zucht van verlichting. Uiteindelijk was die vorm van bescherming, tesamen met het feit dat ze nu niet zomaar geld meer zouden kunnen afhalen van de bank, de hele bedoeling van dit alles.
Het was een lange weg met heel veel twijfels... maar het is dan ook niet iets waar je zomaar lichtvaardig mee om mag springen. Ik zie het ook als een nieuw begin... met een kans om wat meer rust te brengen voor iedereen...
Iedere ouder wéét dat hij zijn kinderen ooit moet loslaten, al lukt dat bij de ene al wat beter dan bij de andere. Het eerste loslaten begint met het letterlijke doorknippen van de navelstreng. Maar heel vaak blijven 'kinderen' bijna levenslang verbonden met hun moeder (of vader) met een soort van onzichtbare navelstreng... volwassenen die nooit helemaal 'loskomen' van hun ouders. En wanneer die ouders dan hulpbehoevend worden en de rollen van verantwoordelijkheid en 'verzorgende' moeten omgedraaid worden, dan wordt het moeilijk.
November 2008. Na vijf intensieve maanden van zorgen en regelen, lijkt het erop dat alle beschikbare (externe) praktische hulp geïnstalleerd is en zowel mijn schoonmoeder als mijn schoonbroer kunnen inmiddels genieten van iedere tegemoetkoming die voor hen voorhanden is. Hun financiën zijn ook min of meer onder controle en nu de procedure tot aanstelling van een voorlopig bewindvoerder lopende is, is het nog slechts een kwestie van weken alvorens ook de problemen met hun impulsief en nodeloos geld-afhalen achter de rug zullen zijn.
Je zou dus denken dat alles vlotjes loopt en onder controle is. En toch... toch gaat er bijna geen enkele dag voorbij zonder dat er zich wel één of ander probleem voordoet waardoor mijn hele dagplanning weer overhoop gehaald wordt. Het voortdurend proberen anticiperen op hun onvoorspelbare gedrag, het zorgen, plannen en regelen, het runnen van twee huishoudens (want tenslotte heb ik ook nog een eigen gezin, huishouden en familie)... eerlijk gezegd wordt het me soms allemaal wat te veel. Wanneer ik dan bijvoorbeeld voor de -tigste keer weer orde moet brengen in de kasten in de leefruimte terwijl ik dat de dag voordien ook nog maar pas gedaan heb, dan durf ik wel eens denken: "kan iemand anders dit nou eens niet doen?" of "als iedereen nou eens zijn verantwoordelijkheid zou nemen en iéts doet, dan zou het voor mij wat makkelijker worden"... of nog érger: "het is niet MIJN moeder en niet MIJN broer..."
Op de momenten dat het me écht allemaal te veel wordt, spreek ik die woorden zelfs af en toe hardop uit en dan klinken ze - meestal ongewild - toch als een verwijt naar mijn man en mijn schoonzusje toe. Het zijn frustraties die we wellicht allemaal wel kennen en het soort verwijten dat we allemaal - ten onrechte - wel eens gemaakt hebben... want éérlijk is het natuurlijk niet. Zeker niet wanneer je je bedenkt dat het bij mijn man en schoonzusje om hun moeder en broer draait en dat voelt dan toch weer heel anders dan voor mij als 'buitenstaander', denk ik...
Wat nu echter wél heel duidelijk tot uiting komt, is het feit dat alle drie de kinderen van mijn schoonmoeder nog steeds heel erg met haar verbonden zijn met een soort van onzichtbare navelstreng. Alle drie vertonen ze de houding van: 'moeders wil is wet'... of die wil nu nog rationeel is of niet. Bij mijn schoonbroer, met zijn mentale leeftijd van een jongetje van zeven, is dat ook volkomen begrijpelijk... maar ook mijn man en mijn schoonzusje zijn duidelijk nooit echt 'losgekomen' van hun moeder. Een boze blik van haar is nog steeds voldoende om hen als het ware een gevoel van terechtwijzing te doen ervaren. Dat maakt het hen ook moeilijk om zich in het huishouden van hun moeder te 'bemoeien'... iets wat ik dus eigenlijk al vijf maanden moet doen, of ik dat nou leuk vind of niet. Anderzijds kan ik hen natuurlijk moeilijk iets verwijten, want het ligt natuurlijk allemaal in de opvoeding... waarmee ik overigens ook mijn schoonmoeder niets wil verwijten, want zij heeft met grote zekerheid haar uiterste best gedaan.... en ik heb ook alle, alle respect voor de manier waarop ze haar twee gehandicapte zonen heeft grootgebracht. Dat ze hen - en ook haar dochter - in haar moederlijke zorg en overbescherming eigenlijk alle verantwoordelijkheid uit handen heeft genomen, is alleen maar begrijpelijk. Maar dat wreekt zich nu natuurlijk wél.
Wanneer er beslissingen moeten genomen worden waarvan ze op voorhand weten dat die tegen de wil van moeder zullen ingaan, dan schuiven ze die beslissing het liefst van zich af of heel ver vooruit in de hoop er uiteindelijk toch onderuit te komen. Maar moeder is inmiddels zo verward en eigenlijk hulpbehoevend geworden, dat ze met momenten een gevaar begint te vormen voor zichzelf. Maar als ik me dan probeer voor te stellen hoe het voor mijn man en mijn schoonzusje moet voelen om zich nu ineens te moeten losmaken van hun moeder, om die onzichtbare navelstreng van het ene moment op het andere te moeten doorknippen... dan begrijp ik hoe moeilijk dit alles voor hen moet zijn. Neem daarbij dan nog het feit dat zij tegelijkertijd eigenlijk ook afscheid moeten nemen van hun moeder zoals zij die gekend hebben - want de dementie maakt langzaam maar zeker een ander mens van haar - dan wordt hun gebrek aan besluitvaardigheid en hun totale machteloosheid alleen maar logisch.
Maakt deze wetenschap het allemaal makkelijker voor mij? Of neemt het mijn eigen frustraties weg? Nee, natuurlijk niet. Maar het inzicht in het hoe en wat... en het begrijpen van het waarom, geeft me de daadkracht om steeds opnieuw datgene te doen wat nu eenmaal moét... hoe moeilijk ook. Tenslotte moet er iémand de regie nemen, toch?
In België noemen we het in de volksmond: wegloopgedrag. Nederlanders hebben het over 'dwalen'. Voor mij is en blijft het het meest intrigerende verschijnsel dat je wel vaker ziet bij mensen met dementie of de ziekte van Alzheimer... de drang om naar huis te willen, zelfs wanneer ze thuis zijn maar dat blijkbaar niet meer beseffen.
November 2008. De laatste weken valt het me op dat mijn schoonmoeder steeds vaker hele periodes heeft waarop ze 'afwezig' is. Ze zit dan voor zich uit te staren en reageert nergens op. Die 'episodes' duren meestal zo'n vijf tot vijftien minuten en als iemand dan nadien bijvoorbeeld vraagt of ze misschien zat te dromen, wordt ze soms boos. Het zijn de (zeldzame) momenten waarop ze, denk ik, beseft dat er iets niet goed gaat in haar hoofd.
Ook vraagt ze steeds vaker hoe het gaat met 'moe'... haar grootmoeder die al méér dan 40 jaar dood is. Nu is het wel zo dat mijn schoonmoeder door haar grootouders werd opgevoed. Haar moeder, de oudste uit een gezin van acht, overleed drie maanden na de geboorte van mijn schoonmoeder en zij en haar 1-jaar oudere broer werden vervolgens opgenomen in het toch al grote gezin waarvan de jongste op dat moment ongeveer zes jaar was. En ofschoon die jongste telg (de enige nog levende) tot op heden nog steeds wordt benoemd als 'nonkel Maurice', heeft mijn schoonmoeder hem altijd als haar broer beschouwd. Tot voor enkele maanden deed ze ook alle was en strijk voor hem. Enfin... het is duidelijk dat als mijn schoonmoeder het heeft over 'moe', dat dat voor haar gelijkstaat met haar ouderlijke 'thuis', dat overigens slechts een kleine halve kilometer van haar huidige thuis is.
Nu is mijn schoonmoeder altijd een echte huismus geweest met weinig tot geen sociale contacten, uitgezonderd misschien met de naaste buren. Geen vriendinnen, geen uitstapjes... zelfs in het dorp komt ze nauwelijks, behalve als het niet anders kan om bijvoorbeeld naar de kapper te gaan. Je begrijpt dan ook mijn verbazing wanneer iemand me vertelt dat ze mijn schoonmoeder samen met mijn schoonbroer heeft zien wandelen. Ik kan het nauwelijks geloven en denk dat het een vergissing moet zijn. Mijn schoonbroer heeft er me ook niets over gezegd. Ik sta er dan ook verder niet bij stil en het gaat snel uit mijn gedachten. Tot het ineens duidelijk wordt dat er echt wel iets ernstigs aan de hand is...
Zoals iedere avond kom ik rond een uur of zeven aan bij mijn schoonmoeder om haar avondtoilet te maken en haar medicatie te geven. Nét op het moment dat ik de sleutel in het slot van de voordeur wil steken, wordt de deur opengedaan. Mijn schoonmoeder staat voor me, met haar jas aan en een plastic zakje in haar hand. Ik weet eventjes niet goed waar ik het heb en vraag wat verbouwereerd waar ze heen gaat. Wat bozig antwoordt ze: "ik ga naar huis jong (een dialectwoordje dat ze gebruikt wanneer ze geen tegenspraak duldt)". Ik sta met mijn mond vol tanden en weet niet goed hoe te reageren. Op mijn vraag waar ze dan precies naartoe wil, noemt ze haar (echte, huidige) thuisadres. Ondertussen probeert ze ook echt naast me naar buiten te stappen maar dat probeer ik toch met alle macht te voorkomen. Ik denk koortsachtig na... want dat ik op dit moment moeilijk kan zeggen dat ze thuis is, lijkt me evident. Het zou haar denk ik alleen maar bozer - en mogelijk nog verwarder - maken. Ik probeer haar opnieuw naar binnen te laten gaan door te zeggen dat ik haar eerst nog even iets wil vragen. Ze pruttelt nog wat tegen... maar het wonderlijke is wel dat - wanneer ze zich uiteindelijk omdraait en opnieuw richting huiskamer gaat en daarbij aan de kapstok voorbijkomt - ze spontaan haar jas uittrekt en aan de kapstok hangt... alsof ze net thuiskomt. Het plastic tasje blijft ook in de gang staan en in de woonkamer gaat ze meteen op haar vertrouwde plekje zitten. Wég is de boosheid... en als bij toverslag lijkt ze de voorbije vijf minuten en het feit dat ze wég wou, zelfs helemaal vergeten te zijn. Je vraagt je dan toch wat geïntrigeerd af hoe dat 'werkt' in haar hoofd. Ze laat zich vervolgens ook gewillig wassen en verzorgen en is de vriendelijkheid zelve. Mijn schoonbroer zit er maar stilletjes bij en ik neem me voor om hem één van de volgende dagen - op een moment dat ik hem eventjes alleen kan spreken - te vragen of dit nog al gebeurd is. Want nu leg ik natuurlijk wél de link met het verhaal over de gezamenlijke wandeling van die twee. Vermoedelijk is mijn schoonmoeder toen ook buitengegaan en heeft mijn schoonbroer - die absoluut niet in staat is daar tegenin te gaan - de best mogelijke beslissing genomen en is hij gewoon met haar meegegaan.
Mijn vermoeden wordt enkele dagen later inderdaad door hem bevestigd en ik druk mijn schoonbroer op het hart om moeder zo goed mogelijk in de gaten te houden. Het plaatst me ook meteen voor een nieuw dilemma. Want tot nu toe werd de voordeur nooit echt 'op slot' gedaan. Op die manier kunnen zij gewoon naar buiten zonder daarvoor een sleutel nodig te hebben, terwijl iedereen die naar binnen wil toch een sleutel nodig heeft om de deur te kunnen openen. Maar het feit dat mijn schoonmoeder gewoon de deur van binnenuit kan openen, vormt nu dus een probleem.
Enkele dagen later - wanneer ik samen met mijn man op een gemeentevergadering zit - krijgen we een paniekerig telefoontje van mijn schoonbroer. Moeder is verdwenen. Ik raad hem aan om alvast richting 'ouderlijke thuis' te gaan zoeken en beloof hem meteen zelf ook met de auto te gaan zoeken. Tegen de tijd dat ik ter plaatse ben, zijn ze al terug thuis. Ze was inderdaad op weg naar haar ouderlijke thuis. In de plastic zak die ze ook nu weer bij zich had, blijkt een verzameling te zitten van inderhaast bijeen genomen spulletjes... alsof ze haar tas heeft klaargemaakt om ergens te logeren. Maar bij nader onderzoek blijkt het om een vuile onderbroek, een pull van mijn schoonbroer, een keukenhanddoek en enkele vodden te gaan. Ook nu is ze het hele voorval zelf al heel snel terug vergeten... maar het is nu wel duidelijk dat dit een behoorlijk gevaarlijke situatie wordt.
De enige mogelijke oplossing om een herhaling te voorkomen, is de voordeur effectief van buitenaf op slot doen. Maar dat betekent ook dat ik mijn schoonbroer dan toch een sleutel zal moeten geven... want stel dat er 's nachts iets gebeurt... dat er brand uitbreekt of iets dergelijks. Ik zou het niet op mijn geweten willen dat hen iets overkomt omdat ze het huis niet uit konden. Maar als mijn schoonbroer een sleutel heeft, krijgen we opnieuw het risico dat hij de sleutel aan de binnenkant steekt en daarmee alle hulpverlening buitensluit. Uit informatie ingewonnen bij een slotenmaker, blijkt dat er ook sloten bestaan waarbij je van buitenuit toch nog de deur kan openen als er vanbinnen een sleutel op het slot zit. Dat zou natuurlijk ideaal zijn. Groot minpunt is echter de kostprijs... zeker als je weet hoeveel reservesleutels daarvan dan zouden moeten gemaakt worden voor mijn schoonzusje, de thuisverpleging, de gezinshulp, de dokter, de oppas... Het is financieel gewoon niet haalbaar.
Uiteindelijk zit er niets anders op dan in alle vertrouwen toch weer een sleutel aan mijn schoonbroer te geven. Ik druk hem echter op het hart dat hij die ten allen tijde in zijn portefeuille moet laten zitten en dat die enkel dient om in uiterste noodgeval de voordeur te kunnen openen. Verder druk ik iedereen die er aan huis komt en een eigen sleutel heeft, op het hart om telkens bij het buitengaan de deur ook echt op slot te doen. Geen ideale situatie... maar het werkt min of meer. Ik merk ook dat mijn schoonbroer eigenlijk gerustgesteld is telkens wanneer ik 's avonds vertrek en hem stilletjes toefluister dat ik de deur op slot zal doen. Het geeft hem natuurlijk de rust dat hij moeder niet bij iedere stap moet volgen en in de gaten moet houden. Want uiteindelijk is dat een verantwoordelijkheid die je zo'n jongen niet zou mogen moeten geven. Maar dat is nu eenmaal de realiteit van het dagelijks samenleven met iemand die steeds meer dementerend is...
Het wordt nu voor iedereen duidelijk dat de toestand van mijn schoonmoeder heel erg snel in negatieve zin evolueert en ik neem me voor om de volgende dag toch weer even contact op te nemen met het rust- en verzorgingstehuis waar ze ingeschreven is om te zien of het vertonen van 'wegloopgedrag' haar nu eindelijk in de hoogste categorie brengt waarmee ze voorrang krijgt. Je zou immers toch denken dat ieder weldenkend mens begrijpt dat de huidige situatie niet langer houdbaar is en dat een dringende opname in het rusthuis de enige logische en verantwoorde stap is... Hoe dat werkelijk zit, lees je hier een volgende keer weer.
(foto: officieel logo Zorgsite; een product van ShareCare.nl)
Diegenen die mijn blog regelmatig volgen, weten dat ik normaliter 'chronologisch' de gebeurtenissen weergeef zoals ik ze sinds twee jaar ongeveer beleef in de mantelzorg voor mijn dementerende schoonmoeder en haar mentaal gehandicapte zoon. In dat verhaal - dat uiteindelijk de motivatie vormt tot het schrijven van deze blog (zie ook het eerste bericht: "als het leven te snel gaat") - ben ik op dit moment in december 2008 aanbeland. Maar wat ik gisteren (13 augustus 2010) beleefde, is zó mooi en zó belangrijk dat ik het metéén wil vertellen. Vandaar dit 'intermezzo'.
Wie mijn blog volgt, heeft (hopelijk) al wel gemerkt hoe passioneel ik begaan ben met het hele idee dat ons 'zorgbeheer' toch heel anders en béter zou moeten kunnen. Nog vóór ik hier effectief begon te schrijven, dacht ik: met alle nieuwe mogelijkheden die het internet ons biedt, moet het toch mogelijk zijn iéts in beweging te krijgen... om contacten te leggen met gelijkgestemden en dan hopelijk sámen iets te bereiken. Daarom opende ik eerst een account op Hyves, later op facebook en nog later ontdekte ik ook Twitter. Dat laatste is iets wat mijn 20-jarige dochter soms afdoet als 'zever'. En dan probeer ik haar telkens uit te leggen dat ik het eigenlijk enkel gebruik om mijn blog wat meer bekendheid te geven, maar vooral ook om (hopelijk) meer contacten te kunnen leggen met mensen die ook met zorgbeheer bezig zijn... om te netwerken dus, zeg maar. Misschien is het wel iets wat eigen is aan mijn generatie, die opgroeide zonder mobiele telefoons, zonder internet... misschien is het wel precies omdat we de ontwikkeling van al die nieuwe technologie van dichtbij meemaakten, dat we er de grote mogelijkheden misschien nog béter in herkennen. Want het is inderdaad zoals Jean-Paul Toonen in zijn blog 'Footprint' schrijft: "dat we over een oceaan aan mogelijkheden beschikken om de problemen van deze wereld om te vormen tot kansen."
Enfin... op Twitter ging ik al snel enkele mensen volgen die met zorgbeheer bezig zijn en veel van hen behoren inmiddels ook tot mijn 'followers' en zijn vaak ook trouwe lezers van mijn blog. Het enige minpuntje - als je het al zo mag noemen - is dat de meeste van die mensen Nederlanders zijn. Niet verwonderlijk eigenlijk, want als we heel eerlijk zijn, kunnen we niet anders dan toegeven dat men in Nederland heel anders, en mijn inziens ook veel béter, omgaat met de ouderen en de mindervaliden in onze maatschappij, dan wij hier in België. Het was dan ook met heel veel bewondering dat ik de tweetberichten las van ShareCare die een 'zorgsite' ontwikkelde. Zelfs in de korte tweets die ze de wereld insturen, voél je het enthousiasme waarmee deze mensen met de hele materie bezig zijn. Toen ik halfweg deze week dan ook in een tweet van hen las hoe ze onderweg waren naar Lubbeek, een dorpje niet zo héél erg ver bij me vandaan, kon ik het niet laten daarop te reageren. Nog groter werd mijn verwondering én nieuwsgier toen ik de volgende dag las dat ze er contact gehad hadden met een Vlaams koppel met een zorgsite. Het is voor het eerst dat ik er écht begin in te geloven dat de toepassing van zo'n zorgsite hier in de toekomst misschien toch ook tot de mogelijkheden gaat behoren. Het één leidde tot het andere en uiteindelijk had ik gisteren het voorrecht en het genoegen om telefonisch in gesprek te gaan met Saskia Vermeulen, psychologe en directeur-eigenaar van ShareCare.nl. Ze vertelde me hoe men op dit moment hier in België bezig is met een proefproject. Want ofschoon de door haar ontwikkelde 'zorgsite' een ideale 'tool' is voor mantelzorgers en de hun omringende familie en vrienden (kijk maar eens naar het animatiefilmpje op hun website die de toepasbaarheid zo mooi illustreert), zou het natuurlijk helemaal ideaal zijn mochten ook de verschillende thuiszorgdiensten meedoen. Nu is de zorgsituatie voor mijn schoonmoeder en schoonbroer sinds december 2008 in zoverre gewijzigd dat ik tijdens mijn gesprek met Saskia in eerste instantie denk dat het opstarten van een zorgsite voor mijn schoonbroer op dit moment niet echt voordelen zou bieden. Toch biedt Saskia me aan om hun zorgsite (ook na de gratis proefmaand) uit te proberen, eventueel met de gegevens van destijds, toen het gebruik van zo'n zorgsite dé oplossing zou geweest zijn om de communicatie en de samenwerking tussen iedereen die bij de zorg betrokken was te vergemakkelijken. Ik aanvaard haar aanbod dankbaar en ga na ons telefoongesprek ook meteen verder 'rondneuzen' op hun site.
Maar er moet natuurlijk ook nog wat huishoudelijk werk verricht worden en ik ga aan de slag. Maar het laat me niet los. En hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik - wellicht weer té naief optimistisch, maar toch - toch ook mogelijkheden zie om de zorgsite tóch voor mijn schoonbroer te gebruiken. Want uiteindelijk ben ik nu ook nog steeds bezig met bellen of mailen met de verschillende organisaties die betrokken zijn bij de begeleiding van mijn schoonbroer. Zo zijn er de mensen van 'Wonen en Werken', de mensen van het arbeidsproject zélf, de mensen van GTB, de vaste begeleider van Oikonde en mijn schoonzusje. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer mogelijkheden ik zie. Ik kan bijna niet wachten tot al deze mensen uit vakantie terug zijn, want ik wil het er zéker met hen over hebben en zal zeker mijn uiterste best doen om hen te overtuigen het minstens eens uit te proberen. Jullie hebben het vast al wel gemerkt dat ik ontzettend enthousiast ben over de zorgsite van ShareCare.nl... en het ideaal zou natuurlijk zijn dat we het allemaal zoveel mogelijk gaan gebruiken (want het is écht een uitstekende tool) en als we er dan ook onze ervaringen delen met bijvoorbeeld de coördinatrice van de gezinshulp van onze plaatselijke OCMW's of met andere thuiszorgdiensten... wie weet wat we dan samen kunnen bereiken, toch?
"Zonder tegenslag bestaat er geen overwinning" of "Iedere tegenslag biedt ook nieuwe kansen"... allebei gezegdes die ons op momenten dat alles tegenzit, weer wat moed moeten geven. Velen zullen het afdoen als cliché's, maar het bijzondere daarvan is dat ze vaak ook veel waarheid bevatten.
December, feestmaand, wordt wel eens gezegd. Maar december 2008 kondigt zich alles behalve feestelijk aan. Het lijkt wel of alles wat kán fout gaan, ook écht tegenzit. In die eerste week van december krijg ik het ene telefoontje na het andere met allemaal slecht nieuws. De coördinatrice van de oppassdienst van de mutualiteit waarbij mijn schoonmoeder is aangesloten, belt me met het nieuws dat de jongen die de laatste weken op dinsdagnamiddag bij mijn schoonmoeder oppaste, forfait geeft. Op mijn vraag of ze dan (snel) iemand anders heeft voor me, moet ze me teleurstellen... zeker wat december betreft. Ze belooft me te blijven zoeken, maar geeft me eerlijk gezegd weinig hoop. Ze zegt wel dat ze hoopt tegen januari iemand nieuw te vinden, maar ik heb het gevoel dat ze er zelf niet echt in gelooft. Er is dan ook een schrijnend tekort aan 'vrijwilligers' voor deze oppasdienst. Maar het zorgt dus wel voor problemen, want het wegloopgedrag van mijn schoonmoeder wordt steeds erger en ze kan echt geen moment meer alleen gelaten worden. Nu heeft mijn schoonbroer de laatste twee weken van december wel vakantie, dus voor die weken hebben we ook niet echt een oppas nodig... en de weken ervoor zal ik dan wel zelf voor mijn rekening nemen. Maar het verhoogt de 'workload' natuurlijk wel.
Volgend telefoontje is er eentje van mijn schoonbroer. Moeder is alweer 'ontsnapt'. Ondanks alle maatregelen lukt het haar toch steeds opnieuw om de straat op te geraken. Gelukkig is mijn schoonbroer op dat punt nog tamelijk 'gezeglijk' en verwittigt hij me altijd meteen wanneer ze 'verdwenen' blijkt te zijn. Je kan dan alleen maar hopen dat ze in de verstreken tussentijd nooit héél erg ver komt en dat we haar snel terugvinden. Ook nu stap ik dus meteen op de brommer en het duurt niet zo lang eer ik haar gevonden heb. Haar terug mee naar huis krijgen is nog een ander paar mouwen. En nog terwijl ik met haar onderweg ben naar huis, krijg ik op mijn GSM een telefoontje van de verantwoordelijke van de gezinshulp van het OCMW. Ze zitten met personeelstekort wegens te veel 'zieken' en eindejaarsvakantie. We zullen het de komende weken wel vaker zonder gezinshulp moeten stellen. Bovendien zijn er blijkbaar opmerkingen geweest over het feit dat 'nonkel Maurice' zijn wasgoed bij mijn schoonmoeder brengt en eigenlijk kan het niet dat de gezinshelpsters die bij mijn schoonmoeder komen, de was en de strijk voor nonkel Maurice bijdoen. Ik zeg dat ik het begrijp (al weet ik op dat moment absoluut niét hoe ik dit nu weer moet oplossen) en dat ik voor een oplossing zal zorgen. Ondertussen breng ik mijn schoonmoeder weer veilig thuis... zet daar ook nog één en ander terug op zijn plaats en schep wat orde... en dan terug huiswaarts.
Ongeveer een uurtje later zit ik aan de PC enkele betalingen uit te voeren via netbanking en zie tot mijn grote verbijstering dat er zo'n half uur eerder maar liefst 500 euro is afgehaald van de rekening van mijn schoonmoeder. Ik vloek binnensmonds op alles en iedereen. Op het vredegerecht, omdat de beslissing tot de aanstelling van mij als voorlopig bewindvoerder op zich laat wachten. Op de mensen van de bank die dit laten gebeuren ondanks het feit dat ze héél erg goed op de hoogte zijn van de ernst van de situatie en ook van het feit dat de procedure tot aanstelling van een voorlopig bewindvoerder lopende is. En natùùrlijk begrijp ik ook wel dat ze strikt genomen niet kunnen weigeren als mijn schoonbroer daar aan het loket staat om geld op te nemen. Hij heeft immers (nog steeds) een wettige volmacht en mijn schoonmoeder is nog steeds officieel beheerder van haar rekening. Maar waarom kunnen ze nou niet wat 'meewerkender' zijn en bijvoorbeeld aan mijn schoonbroer vragen of ik op de hoogte ben van die geldafhaling. Ik weet zeker dat hij dan onverichterzake naar huis zou terugkeren... zonder geld. Maar het is te laat nu natuurlijk... het kwaad is alweer geschied. Terug de brommer op dus, want ik wil niet het risico lopen dat ook deze 500 euro zomaar 'verdwijnt'.
Wanneer ik opnieuw bij mijn schoonmoeder thuis aankom, zijn ze - gelukkig - allebei thuis. De kans dat het geld inmiddels al 'op' is, is dus relatief klein. Vastberaden er niet te vertrekken zonder het geld, val ik meteen met de deur in huis en vraag waar het geld is dat ze hebben afgehaald. Mijn schoonbroer vertoont een kleine schrikreactie en aan de reactie van mijn schoonmoeder merk ik dat zij op dat moment héél goed weet waarover ik het heb... ook al zegt ze van niets te weten. Ik maak hen allebei héél duidelijk dat dit absoluut tégen de afspraak is én dat ze me het geld moéten geven... en dan - achteraf bekeken nogal wat 'klein' van me, vind ik zelf - dreig ik ermee naar de Vrederechter te bellen en laat ik daarbij doorklinken dat de politie er dan misschien wel aan te pas moet komen. Mijn schoonbroer lijkt daarvan allesbehalve onder de indruk trouwens en verdwijnt naar de zolder waar hij zogezegd dringend aan het werk moet. Omdat ze allebei volhouden van niets te weten, ga ik dus zelf op zoek. Ik ken inmiddels ook wel de meeste 'verstopplaatsjes'. Het feit dat mijn schoonmoeder tijdens mijn zoektocht in de zetel blijft zitten, zegt me eigenlijk genoeg. Het geld ligt niet beneden. Dan maar boven. Ik weet dat mijn schoonbroer daar een klein koffertje staan heeft met een slotje. De kans is dus groot dat het geld daar is weggestopt. Als je er goed over nadenkt is het trouwens moeilijk te rijmen dat twee mensen die voortdurend zo bang zijn voor vanalles en nog wat en zichzelf 's avonds zouden opsluiten uit angst voor inbraken, toch bezeten zijn om dan telkens zoveel geld in huis te halen. Enfin... ik ga naar de zolder en vraag nog een laatste maal aan mijn schoonbroer waar het geld is. Hij kijkt me alleen maar boos aan. Tot ik zeg dat ik dan wel zelf in zijn kast zal gaan kijken... Nog voor ik de kans heb de kast te openen, staat hij bij me... neemt me vast bij mijn kraag en staat dreigend met zijn vuist voor me... 130 kg zwaar en kop en schouders groter dan ik. Tijdens die eerste onverwachte actie van hem heb ik mijn voet zwaar omgeslagen maar verder ben ik eigenlijk verrassend kalm. Met kalme, maar kordate stem beveel ik hem me los te laten en zeg er meteen bij dat ik de dokter bel... geen dreigement ditmaal, maar een gemeende uitspraak. Op dat moment roept mijn schoonmoeder onderaan de trap: "toe, geef het haar dan maar". Ik weet op dat moment niet goed of ik nou moet lachen of huilen. Wat een toestand eigenlijk... ik kan er op dat moment eigenlijk alleen maar inwendig om glimlachen... zo absurd.
Ik bel nadien - wanneer ik mét de 500 euro alweer thuis ben - effectief naar de huisarts en doe haar het hele verhaal. Ik kan er nog dezelfde avond terecht, al was het alleen al maar om mijn enkel toch even te laten nakijken. Maar ik wil het met haar toch ook even hebben over de fel verslechterde toestand van mijn schoonmoeder en haar toenemend wegloopgedrag. De huisarts is het zonder meer met me eens dat de toestand stilaan echt dramatisch wordt en dat mijn schoonbroer op dit moment een soort van verantwoordelijkheid dient te nemen die hij ten eerste niet aankan, en ten tweede ook niet zou mogen moeten krijgen. Een spoedige opname in een rust- en verzorgingstehuis (of een woon- en zorgcentrum) is eigenlijk de enige 'goede' oplossing. De huisarts vult dan ook meteen een katz-schaal in. Mijn schoonmoeder scoort nu immers op verschillende vlakken aanzienlijk slechter dan enkele maanden geleden, toen ik haar liet inschrijven in het plaatselijke WZC (woon- en zorgcentrum). Inmiddels is ze bijna voortdurend incontinent en niet meer 'sporadisch'. Haar mobiliteit is erop achteruit gegaan en ook haar verwardheid, zowel in tijd als in ruimte, is toegenomen. Neem daarbij nog het toenemend wegloopgedrag en je zou toch denken dat zo iemand meteen beschouwd wordt als een RVT-patiënt en daarmee ook voorrang kan krijgen.
Vol goede hoop en vertrouwen ga ik de volgende dag naar het WZC, maar wat blijkt? Haar toestand is nog steeds 'te goed'. Ze valt nog steeds niet in de juiste categorie (de zogenaamde Cd), en iedereen die zich op dat moment laat inschrijven en wél tot die categorie behoort, heeft dus nog steeds voorrang op haar. Zo absurd... moeten er dan eerst ongelukken gebeuren?
Zo is de toestand op 10 december 2008. De volgende dag breng ik de 500 euro naar de bank en stort ze opnieuw op de rekening van mijn schoonmoeder. Ik ben te moe om nogmaals om de medewerking van de bankbediende te vragen om een herhaling te voorkomen. Bij thuiskomst vind ik een kaartje in de brievenbus dat er een gerechtsbrief op mij ligt te wachten in het postkantoor. Het kan niets anders zijn dan het langverwachte vonnis tot mijn aanstelling als voorlopig bewindvoerder. Ik zucht even... want had ik dat nou maar een paar dagen eerder gehad, dan was die 'schermutseling' met mijn schoonbroer misschien niet gebeurd. Tot ik besef dat ik nu twee dingen kan doen... 1) mezelf wentelen in zelfbeklag, de tegenslagen de overhand laten nemen en bij de pakken gaan neerzitten... of 2) kijken naar al de dingen die wél goed gaan en de bestaande problemen proberen om te buigen in nieuwe kansen. Bij het eerste is niemand gebaat en bovendien past het ook niet bij me... dus haal ik even diep adem en besluit er de volgende dag weer vol tegenaan te gaan. Hoe al die tegenslagen uiteindelijk toch nog omgebogen worden tot iets positiefs, lees je hier een volgende keer weer.
Als alles tegenzit, hebben we denk ik allemaal wel eens de neiging om overal de brui aan te geven. Dat is in de mantelzorg zeker niet anders. Wanneer de zorg die je wilt geven niet aanvaard wordt of wanneer alles wat je wilt regelen mislukt, dan vraag je je wel eens af waarom je het eigenlijk allemaal nog doet. En het is natuurlijk niet slecht om jezelf af en toe eens op die manier in vraag te stellen, want 'mantelzorgen' kan je volgens mij alleen maar goed doen vanuit de juiste motivatie en niet omdat je je moreel verplicht voelt of louter omdat het om een familielid gaat. Dus in die zin moeten we misschien wel dankbaar zijn voor wat tegenkanting af en toe. Het houdt ons scherp en zorgt vaak voor extra daadkracht. Zo heb ik het althans ervaren...
11 december 2008: het eerste wat ik doe, is langsgaan op het postkantoor om de aangetekende gerechtsbrieven op te halen. Zoals verwacht is het dus inderdaad het vonnis van het Vredegerecht waarbij ik aangesteld word als voorlopige bewindvoerder zowel voor mijn schoonbroer als voor mijn schoonmoeder. Bij het vonnis zit ook een voorgedrukt formulier dat ik eenvoudig kan invullen om mijn opdracht te aanvaarden. Handig is dat. Hoef ik daar alvast niet meer zelf een brief voor op te stellen. Even langs huis, beide formulieren tot aanvaarding invullen en in een omslag stoppen, postzegel erop en klaar. De tegenslagen van de voorbije dagen en weken lijken me wel nieuwe moed te geven. Ik ben vastbeslotener dan ooit om dit goed te doen. Niet alleen mijn taak als voorlopig bewindvoerder, maar het 'zorgen' in het algemeen. Door alles weer eens wat meer te relativeren en me niet te laten meeslepen in negativisme omwille van de tegenslagen, ben ik gaan beseffen dat er eigenlijk ook heel veel dingen goéd gaan. Bovendien heb ik de laatste maanden meermaals mogen ervaren dat ik in staat ben mensen méé te krijgen in mijn betrokkenheid bij de dramatische situatie waarin mijn schoonmoeder en schoonbroer zich bevinden en daarmee ook in mijn denkproces en in mijn zoeken naar oplossingen. Verder is mijn relatie met mijn schoonbroer toch ook behoorlijk geëvolueerd de laatste maanden. Over het algemeen heeft hij best wel wat vertrouwen en respect voor me gekregen... iets wat hij vroeger alleen maar voor zijn vader had, die jammer genoeg al meer dan 20 jaar overleden is. Tijd dus om op die positieve dingen voort te bouwen.
Voor alle zekerheid ga ik eerst maar even langs de beide banken waar mijn schoonbroer en schoonmoeder klant zijn en ik breng hen alvast op de hoogte van het uitgesproken vonnis. Bij allebei moet ik alsnog een afspraak vastleggen om alle formaliteiten verder te regelen, maar op deze manier weten ze alvast dat mijn schoonbroer en schoonmoeder geen bank- en geldverrichtingen meer mogen uitvoeren.
Vervolgens ga ik, samen met mijn man, langs bij mijn schoonbroer en schoonmoeder. Het is de bedoeling dat mijn man daarbij 'mijn grote beschermer' gaat spelen. Na wat er gebeurd is, is het wellicht het ideale moment om mijn schoonbroer duidelijk te maken dat wat hij gedaan heeft - het (bijna) slaan van een vrouw - absoluut niét kan. Voor we bij hen binnengaan, overloop ik met mijn man even enkele verschillende mogelijke scenario's en de manier waarop we zullen reageren. Als we binnengaan, zitten ze allebei in de keuken. Ideaal vind ik dat. Op die manier kan ik mijn schoonbroer makkelijker even apart nemen, terwijl mijn schoonmoeder in de keuken wat probeert op te ruimen. Haar inmenging - en zelfs haar loutere aanwezigheid - zou met zekerheid afbreuk doen aan de impact van ons optreden. Ik roep mijn schoonbroer binnen en ik merk meteen aan zijn houding dat hij zich érgens zélf misschien wel al een beetje bewust is van het 'foute' van zijn handelen de vorige dag. Ik hou het dan ook bewust rustig en vertel hem dat ik naar de dokter geweest ben met mijn enkel en dat het al bij al wel meevalt... en meteen erachteraan vraag ik of hij eigenlijk wel beseft wat hij gedaan heeft. Ik zie hoe hij meteen een wat schichtige blik op mijn man werpt, die uiteindelijk niét aanwezig was bij het incident. Opnieuw vraag ik hem - nu iets explicieter - of hij wel beseft dat hij gedreigd heeft om een vrouw te slaan? Wat volgt is een wat schuldbewust 'hmmm'. En dan mengt mijn man zich in het gesprek door op een rustige doch tamelijk besliste toon te zeggen dat dat absoluut niet kan en dat excuses eigenlijk niet zouden misstaan. Tot mijn grote verbazing lijkt mijn schoonbroer dit écht metéén te begrijpen en volgt er een 'sorry' uit zijn mond. Ik aanvaard dan ook uitdrukkelijk zijn excuses en mijn man benadrukt nogmaals dat zoiets nooit meer mag gebeuren. Daarmee is het hoofdstuk ook afgesloten. Bij het buitengaan, kan ik een glimlach niet onderdrukken.
Volgend probleem: oppas vinden voor mijn schoonmoeder op dinsdagnamiddag. Voor alle zekerheid neem ik nog even contact op met de coördinatrice van de oppasdienst van de mutualiteit waarbij mijn schoonmoeder is aangesloten, maar zoals enigszins verwacht kan zij me niet helpen. Toch blijkt ook dit contact uiteindelijk niet tevergeefs. Zij vertelt me over Oikonde en over het systeem 'wonen met ondersteuning van particulieren' (WOP). De zorg die ik de voorbije maanden aan mijn schoonbroer besteed heb, lijkt helemaal binnen dat systeem te vallen en dat zou betekenen dat ik niet alleen recht zou kunnen hebben op een maandelijkse financiële vergoeding voor die zorg, maar - en dat is voor mij véél belangrijker - dat ik ook zélf ondersteuning zou kunnen krijgen bij die zorg. Het is iets wat ik zeker verder ga onderzoeken van zodra ik alle administratieve rompslomp rondom de voorlopige bewindvoering achter de rug heb. De coördinatrice maakt me trouwens nog extra blij door me te vertellen dat zij - mede dankzij mijn enthousiasme, inzet en positieve betrokkenheid bij de hele problematiek - opnieuw meer zín gekregen heeft in haar job. Mooi, toch? Zo zie je dat een telefoontje met negatief nieuws (want uiteindelijk heb ik nog steeds geen oppas) toch heel veel positiefs in kan houden.
Omdat het probleem van de oppas toch wel vrij snel moet opgelost raken, besluit ik mijn stoute schoenen aan te trekken. Eén van mijn buren heeft een belangrijke positie binnen een andere mutualiteit dan deze waar mijn schoonmoeder lid van is... en het is wellicht 'not done', maar met het gezegde 'niet geschoten, is altijd mis' in gedachten, waag ik toch mijn kans en klop bij hem aan. Ik vertel hem zo kort mogelijk het hele verhaal... ben ook eerlijk inzake het feit dat mijn schoonmoeder geen lid is van zijn mutualiteit (en dat ook niet zal worden, want ik wéét gewoon dat dit tegen de wens van mijn schoonmoeder zou ingaan)... en zelfs tijdens het vertellen, merk ik dat ook deze man meteen begrijpt hoe schrijnend de toestand eigenlijk is. Hij belooft me ook meteen de volgende dag de nodige mensen aan te spreken die mijn vraag dan kunnen bekijken en hij maakt zich sterk dat mijn probleem tegen nieuwjaar wellicht zal opgelost zijn. Ik heb er ook alle vertrouwen in en bedank de man uitdrukkelijk.
Dan is het tijd om alle administratie ivm de voorlopige bewindvoering op orde te brengen. De vrederechter had gezegd dat ik daar toch al snel een maand zou mee bezig zijn, maar dat lijkt me toch wel heel erg lang. Maar goed, ik ben dan ook nogal een doorzetter op dat gebied. Ik pleeg het ene na het andere telefoontje naar nutsbedrijven, belastingen, pensioendienst, enz... schrijf de nodige brieven waar ik telkens een kopie van het vonnis aan toevoeg... en enkele dagen later ben ik daarmee eigenlijk zo goed als klaar. Rest me nog alleen het opmaken van de 'opgave van het te beheren patrimonium'... en dan kunnen we eigenlijk min of meer weer overgaan tot de orde van de dag. Na een bezoek aan de banken, het verzekeringskantoor en het kadaster heb ik zowat alle benodigde gegevens. Nog enkel een inventaris opmaken van alle goederen van zowel mijn schoonmoeder als mijn schoonbroer en dan is het klaar. Uiteindelijk kruipt daar nog het meeste tijd in. Want alle spulletjes die mijn schoonbroer de laatste jaren in zijn koopwoede verzameld heeft, wil ik graag stuk voor stuk inventariseren met de bedoeling aan de vrederechter de toestemming te vragen te trachten deze spullen te verkopen. Iets wat ik nog maar eventjes niét vertel tegen mijn schoonbroer. Want dat dit voor enorme tegenkanting zal zorgen, dat lijdt geen enkele twijfel.
Op 18 december 2008 ben ik helemaal klaar. De opgave van het te beheren patrimonium, met inbegrip van een volledige inventaris én een vraag tot bijzondere machtiging om bepaalde bezittingen te mogen verkopen is op de bus. Met toch een beetje triomfantelijk gevoel denk ik: voila... precies een week heeft het geduurd. Maar uiteindelijk begint het nu natuurlijk pas... mijn taak als voorlopig bewindvoerder... want vanaf nu moet ik natuurlijk het volledige beheer van hun goederen waarnemen en daarbij alle inkomsten en uitgaven dagelijks bijhouden. Iets waartoe ik inmiddels al een Excel bestandje heb opgezet, dus ook dat komt vast goed. Maar daarnaast blijf ik natuurlijk mantelzorger en wie weet binnenkort ook 'steungezin' in het kader van WOP. Inmiddels heb ik ook een telefoontje gekregen van de verantwoordelijke van de oppasdienst van de christelijke mutualiteit: vanaf 5 janurari kunnen ze wekelijks iemand sturen om op dinsdagnamiddag bij mijn schoonmoeder te blijven. Het feit dat mijn schoonmoeder geen lid is, vormt blijkbaar geen enkel beletsel en de prijs is schappelijk. Problem solved. Ondanks het feit dat de hele toestand hiermee natuurlijk niet echt minder problematisch geworden is, vind ik dit alles toch best wel een mooie manier om het nieuwe jaar tegemoet te gaan, niet? Wordt vervolgd...
Wanneer ik nadenk over het leven, krijg ik vaak het beeld van een meanderende rivier voor ogen... waarbij je niet weet wat je na de volgende bocht te wachten staat. Zal je terecht komen in een strook van wild kolkend water waarbij je met moeite je bootje overeind houdt en alle moeite moet doen om de zwiepende takken vanop beide oevers te ontwijken? Of kan je straks misschien genieten van de zonnestralen op je gezicht terwijl je bootje zachtjes dobbert op de kalm kabbelende rivier? Je weet nooit wat je te wachten staat, precies zoals in het leven zelf...
Over de eerste twee à drie maanden van 2009 kan ik eigenlijk vrij kort zijn. Niet dat we nu meteen in kalm vaarwater terecht gekomen zijn... nee, daarvoor is de impact van mijn schoonmoeders dementie op het dagdagelijkse leven té groot. Maar er is wel een zeker gevoel van rust neergedaald. Nu zowel mijn schoonmoeder als mijn schoonbroer onder (mijn) voorlopig bewindvoering staan, heb ik het geruststellende gevoel om tenminste één aspect onder controle te hebben. De angst dat ze zich - zonder het zelf te beseffen - nog verder in de financiële problemen kunnen werken, is weg. En tegen de verwachting in hebben ze zich ook heel snel aangepast aan de wetenschap dat ik nu hun geld en goederen beheer... uiteraard met af en toe de nodige uitschieters waarbij ze allebei denken het allemaal zélf te kunnen en daarbij elkaar 'opjagen' in hun boosheid tegen mij... maar dat zal wel altijd zo blijven, denk ik. Maar al bij al gaat het leven eigenlijk zijn gangetje... En natuurlijk zijn er de dagelijkse problemen... dan kan de gezinshulp een keertje niet komen, een andere keer is mijn schoonmoeder weer gevallen of weggelopen, of er is toch weer post in hun brievenbus beland terwijl al hun post naar mij moet doorgestuurd worden... Maar eigenlijk is er niets onoverkomelijks. Er gaan zelfs heel veel dingen ook heel erg goed. Mijn schoonbroer gaat inmiddels netjes twee dagen per week werken in het arbeidszorproject, uiteraard af en toe met de nodige hick-ups van te-laat-komen of voorgewende ziektes om te kunnen thuisblijven... maar daar wordt kordaat tegen opgetreden zowel door mezelf als door één dame van de gezinshulp die inmiddels toch ook een beetje de hand gekregen heeft over mijn schoonbroer. De wekelijkse oppas voor mijn schoonmoeder op dinsdagnamiddag loopt ook heel erg vlot. Het onderlinge contact tussen die twee gaat goed en de dame van de oppasdienst neemt ook regelmatig zelf het initiatief om eens met mijn schoonmoeder te gaan wandelen in de buurt. Heel mooi om te zien vind ik dat. Al blijft het natuurlijk heel erg jammer om te zien wat die vreselijke ziekte met een mens kan doen...
Nog iets positiefs wat zeker het vermelden waard is, is het eerste verkennende gesprek dat ik had met Oikonde en het daaropvolgende gesprek met mijn schoonbroer. Nadat ik - via de coördinatrice van de oppasdienst van de mutualiteit - het bestaan van Oikonde ontdekte en na even op hun website gesurft te hebben, neem ik contact met hen op. Het eerste telefonische gesprek verloopt heel erg aangenaam en ik word uitgenodigd voor een gesprek op hun kantoor om na te gaan of de zorg die ik aan mijn schoonbroer verleen onder het systeem 'wonen met ondersteuning van particulieren' valt en of zij vervolgens de begeleiding daarvan op zich kunnen nemen. Al snel blijkt dat inderdaad zo te zijn, maar wat méér is... eigenlijk krijg ik voor het eerst een gevoel van erkenning voor alles wat ik al al die tijd doe. Het is iets waar ik niet makkelijk bij stilsta als het niét zo is, maar wat wel héél erg fijn voelt als je die erkenning dan opeens wél krijgt. Enfin.. er wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek met mijn schoonbroer, want uiteindelijk moet hij ook akkoord gaan met deze begeleiding. Nu zijn mijn schoonmoeder en schoonbroer inmiddels wel al min of meer gewend aan het feit dat er (door mij en in mijn bijzijn) 'nieuwe' mensen over de vloer komen en ik heb ook het gevoel dat het voor hen iets makkelijker wordt om die 'hulp' ook te aanvaarden. Mijn schoonbroer gaat dan ook meteen akkoord met een eerste gesprek met de mensen van Oikonde. Een gesprek waar ik met grote béwondering en vérwondering aan deelneem. Het vaststellen dat deze mensen écht in gesprék gaan met mijn schoonbroer vervult me met zo'n warm gevoel dat het met geen pen te beschrijven is. Het verschil met de vorige dienst voor thuisbegeleiding is dan ook immens groot. Nu zie ik een échte dialoog ontstaan en je kan je mijn verwondering vast voorstellen wanneer ze erin slagen mijn schoonbroer enthousiast te laten vertellen over toekomstplannen waar ik hem nog nooit over gehoord heb. Nu ben ik me terdege bewust van de 'zelfoverschatting' die zo typisch is voor mijn schoonbroer en op mijn schouder staat een duiveltje te springen dat in mijn oor fluistert: "laat je nou niet meeslepen, je wéét hoe hij is... heel veel plannen waar nooit iets van komt"... maar ik zit echt intens te genieten van de manier waarop mijn schoonbroer vertelt over zijn schooltijd, over zijn werk nu en over zijn dromen om later weer iets te gaan doen met datgene waarvoor hij ooit studeerde. Het enige minpuntje - al laat ik me daardoor zeker niet deprimeren - is dat er voor de begeleiding in het kader van WOP toch eerst een inschrijving op de wachtlijst CRZ (waarvoor hij gelukkig al een goedkeuring van het VAPH heeft) nodig is. Met andere woorden: de begeleiding kan nog niet meteen van start gaan... maar de intentie is er alvast, en dat is wat telt. Als alles goed gaat, krijgt mijn schoonbroer straks de begeleiding die hij verdient en als toemaatje krijg ik ook nog extra ondersteuning... wat wil een mens eigenlijk nog meer?
En zo wordt het dan maart 2009... en ofschoon er geen echte negatieve uitschieters zijn, voelt iedereen wel dat de toestand zoals die nu is eigenlijk niet langer houdbaar wordt. Je merkt aan alles dat mijn schoonbroer steeds meer begint te lijden onder het dagdagelijks samenleven met zijn dementerende moeder... iets wat hij met zijn toch wel beperkte mentale capaciteiten, zijn gebrek aan zelfinzicht en zijn niet kunnen uiten van zijn gevoelens, niet eens onder woorden weet te brengen. Maar je merkt het aan alles. Het gaat niet goed zo. Mijn schoonbroer die zélf heel veel begeleiding en mentale ondersteuning nodig heeft, krijgt nu eigenlijk een verantwoordelijkheid toegeschoven die hij helemaal niet aankan en die hij ook niet zou mogen moeten dragen. De toestand van mijn schoonmoeder gaat in een sneltempo achteruit en de 'heldere' momenten worden steeds zeldzamer. Ze is heel erg verward, zowel in tijd als in ruimte. Het heden en het verleden begint door elkaar te lopen... zo erg zelfs dat ze zich soms kwaad maakt over het feit dat ik nu - en dan denkt ze echt dat het nog maar pas gebeurd is - met haar zoon getrouwd ben. Vaak herkent ze mensen ook niet meer en praat ze over overledenen alsof ze er nog steeds zijn. En dat zijn allemaal dingen waarop mijn schoonbroer absoluut niet weet hoe te reageren. Wanneer ik op een dag in maart dan ook nog vaststel dat mijn schoonmoeder - die inmiddels eigenlijk volledig incontinent is - nu ook incontinent lijkt te worden voor faeces, maak ik een nieuwe afspraak met de huisarts. Samen besluiten we om haar op de dagkliniek van de dienst geriatrie toch nog eens opnieuw te laten evalueren... en van daaruit zullen we dan moeten beslissen hoe het verder moet. Maar daarover een volgende keer weer meer...
Wanneer we moeilijke beslissingen moeten nemen, zoeken we allemaal graag wel eens vooraf naar bevestiging bij de mensen die ons omringen. Daar is ook helemaal niets mis mee, denk ik. Maar wanneer we belangrijke beslissingen moeten nemen die het hele leven of de toekomst van onze dierbaren zullen beïnvloeden of bepalen, dan willen we natuurlijk het liefst hun instemming daarmee... maar soms is dat gewoon niet mogelijk, en moet je ondanks hun tegenkanting beslissingen nemen die dan vaak bij jezelf voor schuldgevoelens zorgen maar die uiteindelijk gewoon onvermijdelijk zijn...
5 maart 2009. Om zeven uur 's ochtends haal ik, samen met mijn man, mijn schoonmoeder op. We worden om half acht in het ziekenhuis verwacht op de afdeling geriatrie voor een nieuwe evaluatie van de toestand van mijn schoonmoeder. Dat die behoorlijk verslecht is t.o.v. de laatste evaluatie in september 2008 is voor mij vrij duidelijk, maar soms is het gewoon ook het beste dat je de toestand ook daadwerkelijk laat documenteren. Bovendien moet ik toegeven dat ik zo stilaan ten einde raad ben als ik denk aan hoe het verder moet. Eigenlijk kan ik voor mezelf al een tijdje niet meer verantwoorden dat we mijn schoonbroer - een mentaal gehandicapte man van bijna 47 met de verstandelijke capaciteit van een kind van 7 - 'laten opdraaien' voor de opvang van zijn dementerende moeder. Ieder weldenkend mens wéét dat het zo niet verder kan. Maar wat is dan de volgende stap? De zorgverlening in de vorm van gezinshulp, verpleeghulp en oppasdienst wordt eigenlijk al optimaal benut en bovendien is er niet voldoende financiële ruimte om de thuiszorg nog verder uit te breiden. En mijn schoonmoeder staat weliswaar wel ingeschreven op de wachtlijst van het plaatselijke rusthuis, maar op basis van haar vorige evaluatie en de daarbij ingevulde katz-schaal, kan ze nog van geen enkele voorrangsregel genieten. Hopelijk komt daar ná vandaag verandering in...
Na de inschrijving (én het betalen van 60 voorschot) komen we op het dagcentrum van de dienst Geriatrie terecht. Een verpleegster brengt ons naar een piepklein kamertje - niet eens een echte ziekenhuiskamer, lijkt me - waar enkel een zetel en een viertal stoelen staan. Ze begint met bloed te prikken bij mijn schoonmoeder en hartslag en bloeddruk te meten. Nadien overloopt ze even de planning van de dag met ons. Het klinkt me eigenlijk allemaal vrij goed in de oren. Zo staat er o.a. een nieuwe MMSE-test op het programma maar ook een 'wandel- en trappen-lopen-test' met de kinesitherapeut. Verder ben ik vooral blij dat er naast een evaluatie door de geriater zelf, ook een gesprek met iemand van de sociale dienst gepland is.
Mijn schoonmoeder zit er rustig bij. Uit de conversatie met haar blijkt duidelijk dat ze niet eens beseft dat ze in het ziekenhuis is. Waar ze dan wél denkt te zijn, is eigenlijk moeilijk uit te maken. Het ene moment heb ik het gevoel dat ze denkt gewoon thuis te zijn waar wij dan even op bezoek zijn, terwijl ze op een ander moment dan weer de indruk geeft zich wel bewust te zijn van het feit niét thuis te zijn. Dit aspect blijf ik heel erg moeilijk, maar tegelijk ook intrigerend vinden aan haar dementie. Het totaal niet weten hoe zij de dingen beleeft of wat ze ziet of denkt. Want ik heb geen testen nodig om te zien dat ze steeds gedesoriënteerder wordt zowel in tijd als in ruimte als in personen. Wat niet wegneemt dat ik het afnemen van zo'n MMSE-test bij haar wél eens wil meemaken. En die kans krijg ik ook metéén.
Een vriendelijke dame stelt zich aan ons voor en begint vervolgens een schijnbaar 'gewoon' praatje met mijn schoonmoeder. Voor mij is het echter meteen duidelijk dat ze daarbij wil nagaan of mijn schoonmoeder zich bewust is van wáár ze nu is en of ze wel weet wie wij zijn. En dan blijkt hoe 'verhullend' ze in haar antwoorden is, wat meteen aangeeft dat ze zelf enigszins wel weet dat er iets mis is. Ze antwoordt heel algemeen in welke stad ze is (wat ze trouwens helemaal correct heeft) en ons benoemt ze als 'haar kinderen', waaruit je dus niet eens kan opmaken of ze mij nu al dan niet verwart met haar dochter. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Vervolgens wordt de MMSE-test afgenomen en reeds bij de eerste vragen zie ik mijn man naast me op zijn stoel zitten schuifelen. Heel begrijpelijk ook, want ik voel me zelf ook behoorlijk verveeld. Je wéét dat je moet zwijgen, dat je je moeder absoluut niét mag helpen met antwoorden... terwijl je tegelijk eigenlijk haar smekende blik op jou gericht voélt. Ze weet dus blijkbaar niet eens meer welk jaar, welke maand of zelfs welk jaargetijde het is. De tijd die ze krijgt om na te denken en een antwoord te formuleren op deze vragen, kruipt tergend langzaam voorbij. Ik merk aan mijn man dat hij - nog véél meer dan ik eigenlijk - schrikt van hoe weinig zijn moeder eigenlijk nog 'correct' kan beantwoorden. De vragen waarbij haar lees- en schrijfvaardigheden getest worden, vallen dan weer nog héél erg mee. Maar toch zijn we denk ik alle drie blij en ook wel enigszins opgelucht wanneer de test erop zit. De uitslag horen we later op de dag, maar het resultaat laat zich eigenlijk wel al raden.
Na een uurtje ongeveer komt de kinesitherapeut langs. Hij neemt mijn schoonmoeder mee de gang op. Ik blijf met mijn man alleen achter en het duurt wel een goed half uur eer ze terug zijn. Ook hiervan zullen we pas later op de dag het volledige verslag te horen krijgen, maar de kinesist deelt ons nu wel al mee dat mijn schoonmoeder eigenlijk geen trappen meer zou mogen lopen. Ze heeft blijkbaar de 'rare' neiging om met haar hele lichaam achteruit te leunen, wat het valrisico natuurlijk bijzonder hoog maakt. Verder is ze in haar gewoon looppatroon ook vaak wankel. Iets wat we eigenlijk al wel wisten, maar wat nu hopelijk ook zwart op wit op papier zal gezet worden.
Even later komt de geriater langs... dezelfde die we een goede zes maanden geleden ook spraken... en dat hebben we ook meteen geweten. Hij is heel erg kortaf en maakt ons in korte bewoordingen duidelijk dat hij eigenlijk niets kan toevoegen aan wat hij zes maanden geleden al zei: dat we wéten wat ons te doen staat en dat het eigenlijk geen zin heeft mijn schoonmoeder opnieuw te laten evalueren. Exit geriater. En dan zit je daar toch wel enigszins met een kater. En mijn schoonmoeder mag dan niet meer altijd met alles 'méé' zijn, ze voelt wél feilloos de sfeer aan die ontstaat. Gelukkig komt vrij vlug daarna de sociaal assistente langs. Omdat ik er een hekel aan heb om 'over' mijn schoonmoeder te praten terwijl ze er gewoon bij zit, dring ik toch wel aan om het gesprek in een andere kamer te voeren. Op die manier kan ik ook wat meer vrijuit praten.
Gelukkig heeft de sociaal assistente het dossier van mijn schoonmoeder al doorgenomen en hoef ik de hele situatie niet meer van naaldje tot draadje toe te lichten. Ze is duidelijk op de hoogte van de moeilijke woonsituatie en het feit dat mijn schoonbroer de verantwoordelijkheid die hij nu min of meer krijgt toegeschoven, absoluut niet aankan. Maar goed... eerst maar eens de resultaten van vandaag overlopen. Haar score op de MMSE-test is nog nooit zo slecht geweest, wat duidelijk aantoont dat haar mentale toestand er behoorlijk op achteruit gegaan is. Ook het verslag van de kinesitherapeut klinkt negatief en eigenlijk ook wel verontrustend als je denkt aan hoe die twee nu samenwonen. Mijn schoonbroer heeft namelijk niet het nodige inzicht om gepast te kunnen reageren op mogelijke gevaarlijke situaties en bovendien geldt voor hem nog steeds: 'moeders wil is wet'... ongeacht of wat zij zegt nu nog ergens op slaat of niet. En dan komen we natuurlijk op het allermoeilijkste thema: opname in een rusthuis... én de vraag wat er dan met mijn schoonbroer zou moeten gaan gebeuren. Ik vertel dat mijn schoonmoeder inmiddels wél reeds is ingeschreven op de wachtlijst van het plaatselijke rusthuis maar dat ze op basis van de laatste evaluatie nog lang niet aan de beurt is. De sociaal assistente reageert onmiddellijk dat ze volgens haar nu wel dégelijk 'hoog genoeg zou scoren' om in de nodige categorie (CD) te vallen. Máár... ze dringt er tegelijk ook op aan om haar in meerdere rusthuizen in te schrijven... want voor haar is het duidelijk: zoals het nu gaat, kan het niet verder. Ze vraagt ook waarom we haar eigenlijk niet voor enkele dagen per week naar een dagcentrum brengen. Het is natuurlijk iets wat we wel al overwogen hebben en waar we het ook wel eens voorzichtig met mijn schoonmoeder over gehad hebben, maar waar ze absoluut niet van wilde weten. Bovendien - zo uit ik mijn bezorgdheid - zou het financieel ook heel moeilijk worden. En dan antwoordt de sociaal assistente iets wat mijn hele denkproces wijzigt, namelijk: dat ik van mijn schoonmoeder een bevestiging of een beslissing verwacht waartoe zij eigenlijk helemaal niet meer in staat is om die te nemen. Het komt er dus op neer dat het gewoon aan ons - en dan denk ik meteen: meer bepaald aan mij - is om gewoon de knoop door te hakken. En wat het financiële betreft: de sociaal assistente belooft meteen een verslag op te stellen ter staving van een herziening voor de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden die mijn schoonmoeder reeds geniet. Volgens haar zou mijn schoonmoeder inmiddels wel eens tot de hoogste categorie kunnen behoren, wat haar uitkering ook zou verhogen. Maar dat is toekomstmuziek natuurlijk. Ik zal toch even moeten gaan tellen hoeveel die dagopvang dan zou gaan kosten en of dat financieel haalbaar is.
Even later rijd ik samen met mijn man en schoonmoeder huiswaarts. Uiterlijk ben ik stil, maar in mijn hoofd raast het maar voort en voort. Nog dezelfde avond bel ik naar een woon- en zorgcentrum dat ook degelijke dagopvang biedt en vraag om prijzen én een afspraak. Want nu in mijn hoofd die barrière is weggenomen waarbij ik eigenlijk om de 'goedkeuring' van mijn schoonmoeder zocht, wéét ik dat ik nu gewoon moet doorzetten. In mijn hoofd zit al een heel scenario: een ernstig gesprek met mijn schoonbroer, een afspraak in het dagopvangcentrum, de financiën nazien, een afspraak in nog twee andere rusthuizen voor inschrijving, een aanvraag tot herziening van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden indienen en last but not least: een afspraak in het plaatselijke rusthuis om te zien of mijn schoonmoeder op basis van deze evaluatie nu de zo broodnodige status CD bereikt heeft en of ze me dan misschien ook enig idee kunnen geven van de te verwachten wachttijd. En misschien moet ik ook maar eens werk maken van een officieel 'zorgoverleg' waarbij alle betrokkenen (huisarts, verpleging, gezinshulp, enz...) een keer écht samenzitten en overleggen hoe we 'samen' verder kunnen...
Als je voor het eerst hulp moet zoeken bij het OCMW en verschillende sociale diensten, dan voelt dat wat onwennig. Dat was voor mij niet anders. Maar inmiddels stap ik zonder de minste schroom naar iedere sociale dienst die er te vinden is. De drempel van het plaatselijke OCMW is me geen centimeter te hoog meer en onder het motto 'niet geschoten is altijd mis', heb ik geleerd om alles wat ik meen nodig te hebben ook gewoon rechtuit te vragen... en het mooie is dat je dat dan vaak ook gewoon bekomt.
Maart 2009. Terwijl het dagdagelijkse leven van mijn schoonmoeder en schoonbroer gewoon verder zijn gang gaat, zet ik achter de schermen allerlei belangrijke stappen die hun beider leven heel binnenkort heel erg zal veranderen. Dat ik - dankzij het gesprek met de sociaal assistente van de dienst geriatrie in het ziekenhuis - nu voor mezelf eindelijk de 'klik' heb kunnen maken dat ik geen 'toestemming' van mijn schoonmoeder mag en kan verwachten, maakt dat ik opnieuw wat meer moed heb om al die onvermijdelijke beslissingen ook effectief door te zetten. Inmiddels ken ik ook beter 'de weg' om alles wat ik gepland heb zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
Eerst ga ik maar eens naar het gemeentehuis om de nodige formulieren op te halen voor het aanvragen van een herziening van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden voor mijn schoonmoeder. Nu ik officieel ben aangesteld als voorlopig bewindvoerder, heb ik overigens geen volmacht van mijn schoonmoeder meer nodig om die papieren op te halen, dus dat scheelt toch ook weer. Daarna bel ik naar de huisarts. Ik vertel haar kort over het gesprek met de sociaal assistente van de dienst geriatrie en vraag wanneer ik eventueel even kan langskomen om de formulieren voor de herziening van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden te laten invullen. Omdat ik ook een nieuw bezoek aan het rusthuis gepland heb om na te gaan of mijn schoonmoeder inmiddels wél tot de 'hoogste' categorie behoort, vraag ik meteen ook aan de huisarts of zij toevallig een blanco katz-schaal liggen heeft of dat ik die eerst nog in het plaatselijke rusthuis moet gaan ophalen. Dat hoeft niet. De huisarts vraagt me om de in te vullen formulieren in een envelop in de bus te stoppen en wanneer ze het verslag van de dienst geriatrie binnenkrijgt (via PC - dus dat gaat behoorlijk snel tegenwoordig) - zal ze de formulieren invullen, het door de sociaal assistente beloofde verslag erbij voegen én een nieuwe katz-schaal invullen op basis van de nieuwe evaluatie op de dienst geriatrie.
Volgende halte: de sociale dienst van de mutualiteit. Een kort telefoontje leert me dat het meisje dat me daar al eerder heel erg vriendelijk en behulpzaam te woord stond, aanwezig is. Toch handig als je kan terugvallen op eerder gelegde contacten. Het bespaart heel wat tijd, want dit meisje ként inmiddels de hele problematiek en dat maakt dat ik niet eerst weer de hele situatie moet uitleggen alvorens tot de kern van de zaak te kunnen komen. Ze begroet me ook nu weer vriendelijk en ik zie in haar ogen meteen ook die blik van herkenning. Ze vraagt oprecht geïnteresseerd hoe het nu gaat. Ik vertel haar over de toegenomen incontinentie, over het wegloopgedrag van mijn schoonmoeder en over het gesprek dat ik had met de sociaal assistente van geriatrie waarbij heel duidelijk werd aangeraden om mijn schoonmoeder enkele dagen per week naar een dagopvangcentrum voor dementerenden te laten gaan. Het meisje knikt begrijpend. Omdat ze ook de moeilijke financiële situatie kent, duikt ze meteen in haar documentatiefolders en zegt dat de mutualiteit in beperkte mate tussenkomt bij opvang in zo'n dagopvangcentrum. Dat is alvast goed nieuws... straks maar even enkele simulaties maken en kijken hoever ik kom met het beschikbare budget. Ik krijg ook nog enkele adressen mee van rusthuizen in de buurt die ook degelijke dagopvang bieden voor dementerenden. Tot slot vertel ik haar dat ik ook een 'zorgoverleg' plan en meteen biedt zij aan de organisatie daarvan door te geven aan diegene die daarvoor binnen de mutualiteit instaat. Weer iets wat ik niet wist dus... dat je ook daarvoor bij hen terecht kan... Maar vermits de dame van het OCMW me enkele maanden geleden al had aangeboden om een dergelijk overleg te organiseren, bedank ik het meisje hartelijk en leg ik haar uit dat ik maar beter eerst de 'gewone' weg bewandel... ook al heb ik niet echt het volste vertrouwen in het organisatietalent van de dame van het OCMW. Het meisje begrijpt me volkomen en drukt me op het hart om - mocht het toch niet vlotten met het OCMW - zeker niet te aarzelen om opnieuw contact op te nemen. Weer heel wat informatie rijker en met een warm gevoel nemen we afscheid van elkaar.
Van daaruit rijd ik meteen naar het OCMW. Ik wil het graag zo kort mogelijk houden want er zit een lange wachtrij in de hall... iets waarvan ik eigenlijk niet goed weet of ik dat nou goed of slecht vind. Want enerzijds betekent dit dat heel wat mensen tóch de weg vinden en de durf hebben zich tot deze dienst te wenden om hulp te vragen, maar anderzijds betekent het natuurlijk ook dat er blijkbaar heel wat mensen ook effectief die hulp nódig hebben. Enfin... ik kom meteen terzake en vraag of er een zorgoverleg kan georganiseerd worden. Daarbij geef ik meteen aan wie er allemaal aanwezig zou moeten zijn en bied ik ook aan om dat zorgoverleg bij mij thuis te laten doorgaan. Verder beloof ik om haar meteen bij thuiskomst de contactgegevens van iedereen die ik erbij wil, te mailen. De dame zit naarstig al mijn wensen neer te pennen en ik krijg stilaan weer wat hoop dat mijn gebrek aan vertrouwen in haar eigenlijk misplaatst was. Bij thuiskomst mail ik haar, zoals beloofd, meteen alle contactgegevens van de mensen die ik graag allemaal zo snel mogelijk samen zou hebben voor een zorgoverleg. Daarbij denk ik dan aan de huisarts, de dame van de thuisbegeleidende dienst, het hoofd van de thuisverpleging, de dame van de gezinshulp die er het vaakst komt... Met zo'n zorgoverleg hoop ik al deze mensen die bij de zorg voor mijn schoonmoeder en schoobroer betrokken zijn, op dezelfde lijn te krijgen zodat we hen nog beter samen kunnen begeleiden bij alle veranderingen die er toch zitten aan te komen. Er moet ook besproken worden hoe het eventueel verder zou kunnen gaan met mijn schoonbroer wanneer mijn schoonmoeder meerdere dagen naar een dagopvangcentrum zou gaan of wanneer ze eventueel definitief zou opgenomen worden in een rust- en verzorginstehuis. Enfin... ik heb alle gegevens gemaild naar de dame van het OCMW maar hoor voorlopig niets. Na enkele dagen bedenk ik dat het misschien niet slechter zou zijn als ook de mensen van Oikonde bij dat zorgoverleg aanwezig zouden zijn. Ik heb hen immers ervaren als zeer deskundig en bovendien zullen zij in de toekomst mijn schoonbroer ook voor een stuk gaan begeleiden in het kader van 'wonen met ondersteuning van particulieren'. Ik denk dan ook dat hun inbreng op zo'n zorgoverleg van zeer grote waarde zou kunnen zijn. Dus bel ik de dame van het OCMW op om haar te vragen ook met de mensen van Oikonde contact op te nemen. En op dat moment blijkt dat mijn intuïtie me uiteindelijk toch weer niet bedrogen heeft. Ze bekent me nog niets te hebben ondernomen en zegt eigenlijk té veel werk te hebben. Vroeger zou zoiets me ontzettend kwaad gemaakt hebben... en eigenlijk vind ik dit ook nu absoluut niet kunnen, maar uiteindelijk heeft niemand er iets aan dat ik me kwaad maak. Ik blijf dus kalm en zeg dat ik het wel begrijp. Maar uiteindelijk wil ik dat zorgoverleg natuurlijk wél zo snel mogelijk georganiseerd zien. Dus vraag ik of ze het erg zou vinden als ik de organisatie ervan in handen geef van de mutualiteit. Zelfs aan de telefoon hoor ik haar opluchting. Ze vindt het een heel erg goed idee. Ik aarzel dan ook geen moment meer en neem telefonisch contact op met de sociale dienst van de mutualiteit. Het meisje belooft om nog diezelfde dag al mijn gegevens door te geven aan de bevoegde persoon en reeds de volgende dag krijg ik inderdaad een telefoontje van de dame die instaat voor de organisatie van dergelijk zorgoverleg. Ik ben aangenaam verrast door de professionaliteit waarmee ze alles aanpakt en heb er nu ook alle vertrouwen in dat het goed komt.
Inmiddels heb ik een telefoontje gekregen van de huisarts dat ik de ingevulde formulieren kan komen ophalen. Met de ingevulde katz-schaal ga ik ook meteen naar het plaatselijke WZC waar mijn schoonmoeder nu sinds enkele maanden is ingeschreven. De sociaal assistente brengt de cijfertjes van de katz-schaal in in het computersysteem, want zo ingewikkeld blijkt die 'beoordeling' dan te zijn dat het door een computer moet gebeuren. Gelukkig, deze keer scoort mijn schoonmoeder wél hoog genoeg om onder de categorie Cd ingeschreven te worden. Maar dan blijkt dat dat absoluut nog niet wil zeggen dat ze ook snel aan de beurt zal zijn voor opname. Tenzij we natuurlijk zouden opteren voor een tweepersoonskamer... die zijn immers minder in trek en bovendien is de dagprijs voor deze kamers goedkoper dan die voor een éénpersoonskamer. De sociaal assistente zegt er ook meteen bij dat nadien - wanneer mijn schoonmoeder zou opgenomen zijn - nog altijd een vraag tot overstappen naar een éénpersoonskamer kan worden ingediend. Dergelijke interne transfers hebben overigens absolute voorrang op nieuwe opnames. Ik ga dan ook meteen akkoord met een inschrijving voor een tweepersoonskamer. En wat blijkt? Daarvoor zou mijn schoonmoeder zelfs op de eerste plaats komen te staan. Bovendien had een dame die nu op een tweepersoonskamer verbleef, een aanvraag ingediend voor een éénpersoonskamer. Het duurde nog een tijdje voor het echt tot me doordrong, maar daardoor had mijn schoonmoeder in feite absolute voorrang op iedereen. Want als er een plaatsje zou vrijkomen op een éénpersoonskamer, zou die dame van de tweepersoonskamer 'doorschuiven' en kwam daar een plaatsje vrij. En als er een plaats zou vrijkomen in een tweepersoonskamer, stond mijn schoonmoeder sowieso op de eerste plaats. Maar op dat moment dringt dat nog niet echt door. Wel heb ik een beetje een dubbel gevoel... want eigenlijk ga je vanaf dat moment zitten wachten op de dood van één van de bewoners. Een beetje cru gesteld misschien, maar zo IS het wél. Het besef ook dat vanaf dat moment iedere dag hét telefoontje kan binnenkomen dat er een plekje vrij is, is raar. Het is iets wat ik ook héél erg duidelijk probeer over te brengen naar mijn man en schoonzusje... dat ze zich terdege bewust moeten zijn van het feit dat het opeens wel eens heel erg snel zou kunnen gaan... Maar voorlopig gaat het leven gewoon verder. En de volgende week heb ik nog twee belangrijke afspraken. Eentje in een ander nabijgelegen rusthuis (dat trouwens een veel goedkopere dagprijs zou hanteren dan het plaatselijke WZC) en de tweede afspraak is die met het dagopvangcentrum. Maar daarover een volgende keer meer...