Een
mensenleven is een pelgrimstocht.
We
zijn allemaal op pad.
De
ene loopt trager dan de andere.
De
ene loopt verder dan de andere.
We
hebben niet allemaal hetzelfde doel voor ogen.
We
hebben niet allemaal dezelfde gids.
De
ene gids is rijker en duidelijker dan de andere.
Er
zijn er zelfs die rondlopen zonder gids.
Onderweg
zien we heel veel mooie dingen. Het is goed dat we die niet zomaar
voorbijlopen.
Onderweg
komen we heel wat mensen tegen.
De
ene ontmoeting blijft duren of inspireert, de andere vervaagt.
Onderweg
krijgen we heel wat kansen. Die kunnen we grijpen om onze tocht meer inhoud te
geven.
Onderweg
kunnen we heel wat mensen helpen. Dan mogen we niet zeggen: Ik heb geen tijd,
ik moet naar ginder.
Onderweg
moeten we heel wat beslissingen nemen, grote en kleine.
Vaak
beslissen we verkeerd. Dan kunnen we stilstaan en op onze passen terugkeren.
Soms
verdwalen we. Dan hebben we hulp nodig of moed of zelfkritiek om de weg terug
te vinden.
Onderweg
gaan we over hoogten en door dalen.
Op
de hoogten is het goed om stil te staan, om ons heen te kijken en na te denken over
waar onze tocht ons brengen kan.
In
de dalen moeten we hopen dat de toekomst beterschap zal brengen.
Onderweg
verlangen we naar het einddoel.
Het
einddoel is vaak niet het hoogtepunt. Veelal is de weg het doel.
Aan
het einde van de tocht kunnen we blij zijn omdat we het hebben gehaald.
Of
droevig omdat de weg is volbracht.
Vaak
zijn er gemengde gevoelens na de tocht.
Elke
mens loopt zo zijn eigen pelgrimstocht.
|