Ik ben een... (gelieve slechts één keer en naar waarheid te antwoorden, éénmalige bezoekers worden niet geacht een antwoord te geven, tenzij ze nog eens terugkomen natuurlijk.)
Bovenvermelde titel kan zielig klinken, maar ook je nieuwsgierigheid aanwakkeren, je uitnodigen om deze blog te lezen. Uiteraard beoog ik dit laatste... Mocht je jezelf in één van de de personages van de teksten herkennen, dan vergis je je schromelijk. Mijn identiteit blijft geheim. Als je niet met zekerheid weet wie ik ben, hoe kan je er dan van overtuigd zijn dat het over jou gaat? Trouwens, neem het me niet kwalijk als je er niet zo fraai uitkomt. Soms is het nodig voor de verhaallijn om hier en daar wat te overdrijven. Feiten en fictie vloeien in deze blog vaak in elkaar over. Alleszins wens ik je veel leesgenot. Voel je vrij om een reactie te plaatsen... Hoe je mij kan aanspreken, vind je terug in het vertelsel van 1 mei 2011.
03-06-2011
meestermanipulator
In een korte zoektocht naar een toepasselijke nickname voor mijn jongste broer, dacht ik spontaan aan de naam Jens. Onze Jens was - of liever is - gespecialiseerd in jennen, vandaar.
Toen ik amper zeven was en hij veertien bezorgde zijn getreiter me bijna een levenslang trauma. Mijn grootmoeder, die bij ons inwoonde, was enkele maanden eerder gestorven. Zij had thuis opgebaard gelegen, wat in die tijd gebruikelijk was, zeker in achtergestelde boerendorpjes zoals het onze. Een vriendinnetje had me kort na haar overlijden een griezelverhaaltje verteld over hoe de geest van een overleden jongetje bij zijn ouders rondspookte. Je hoort me al afkomen, beste bloglezer, ik had me dus in mijn koppeke gestoken dat mijn oma dit ook van plan was. Ik deed er alles aan om me ervan te vergewissen dat ze niet in ons huis ronddoolde. Voor het slapengaan keek ik achter de gordijnen, onder het bed, in de kast, kortom overal waar geesten zich, volgens mij, doorgaans schuilhielden. Mijn ouders liet ik in het ongewisse over mijn luguber vermoeden en mijn vrees nam stelselmatig toe. Op een avond, toen mijn ouders niet thuis waren, klapperde plotsklaps het openstaande badkamerraam terwijl ik mijn tanden aan het poetsen was. Een ijzige kreet weerklonk door ons huis. Niet van mijn grootmoeder natuurlijk, maar van mij. Mijn tienerzus kwam toegesneld en hortend en stotend vertrouwde ik haar mijn grootste angsten toe. Ze trooste en kalmeerde me deskundig - heeft later trouwens psychologie gestudeerd - en lichtte achteraf mijn ouders in. Ook zij konden me volledig geruststellen. Doch wat deed mijn schattig broertje? Iedere keer als ik door de gang liep, die eindigt op een T, stak hij, verscholen achter de muur, een bibberende hand uit om me op stang te jagen. Als ik toevallig in oma's slaapkamer was, tevens de kamer waarin ze de geest gegeven had, ging hij stiekem aan de kettingen van het kelderraam rammelen. Pure horror, als je slechts zeven bent! Mijn ouders konden zeggen en doen wat ze wilden, hij bleef zijn rol van spook met verve vervullen.
Je kan je voorstellen dat ik bij de komst van onze kinderen vreesde dat de geschiedenis zich zou herhalen. En inderdaad, Jens hervatte zijn favoriete activiteit, al pakte hij het subtieler aan dan indertijd. Onze kinderen zijn trouwens dol op hem, gelukkig zijn ze geen rechtstreeks doelwit.
Om een voorbeeld te geven. Een tiental jaar geleden tekende Jens voor onze oudste dochter een mooie varkenskop met kleine kraaloogjes, royaal uitgevallen varkensoren en de kenmerkende ovale snuit. Blijkbaar was dat niet de eerste keer. Want toen hij onze driejarige schijnbaar terloops en quasi onschuldig vroeg wat dat voorstelde, antwoordde zij naïef "Fons". Onwillekeurig schoot ik in een lach en broerlief keek me lichtjes triomfantelijk aan. Fons blijkt toevallig de naam van mijn schoonvader te zijn. Vanaf dan kon het kind geen zwijnenkop meer zien zonder haar opa's naam te vernoemen. Zelf legde zij de link uiteraard niet, voor haar bleef opa opa en heette ieder zwijn Fons. Jens daarentegen besefte maar al te goed dat ik niet gediend was van zijn onpedagogische spelletje. In de loop der jaren had ik echter afgeleerd om erop te reageren. Dat lost immers niets op, integendeel, zo gooi je eerder olie op het vuur.
Eén keertje kon ik het echter niet laten en besloot ik om zijn opvoedkundig onverantwoorde spelletjes mee te spelen. Hij was immers zo dom geweest om mij in te lichten over zijn snode plannen. Jens, die nog steeds bij zijn, de mijne dus ook, ouders inwoont - hoe zou dat komen? - wou eens laten zien hoe slim zijn jonge nichtje was. Er zou een feestje doorgaan bij mijn ouders en Jens schepte op over wat hij mijn dochter aangeleerd had. Als er genoeg toehoorders waren zou hij haar vragen wie de baas was in huis en dan zou mijn gebrainwashte dochter uiteraard braafjes 'nonkel Jens' antwoorden. Jens vond dit een geweldige mop en had bij voorbaat al plezier met de heftige reacties die dit zou uitlokken. De stommeling had niet door dat hij bij de duivel te biechten ging. Ik besloot mijn lieve broertje eens een lesje te leren.
Onmiddellijk bij onze thuiskomst vroeg ik aan mijn dochter "Wie is hier de baas?" "Nonkel Jens" antwoordde zij gedwee. "Neen hoor," leerde ik haar aan "je moet dan zeggen: oma en opa". Vervolgens herhaalde ik mijn vraag enkele keren en liet ik haar telkens het juiste antwoord geven. Stiekem kreeg ik zelfs zoveel plezier in mijn heimelijke spelletje dat ik haar zelfs nog een tweede vraag-plus-antwoord aanleerde. Blijkbaar had ik meer van Jens weg dan mij lief was.
Enkele dagen later was het zo ver, le moment suprême. Zodra hij voldoende toehoorders rond zich verzameld had, wreef Jens zich verheugd in zijn handen. Eerst begon hij mijn dochter uitvoerig te bestoefen...dat het toch zo een intelligent kind was...dat ze voor haar jonge leeftijd al zoveel wist...dat ze op dit vlak zeker niet naar haar moeder aardde...blablabla... . "Ik zal eens laten zien hoe slim ze is" besloot hij zijn betoog om vervolgens zijn cruciale vraag te stellen. "Zeg 'ns meisje, wie is hier de baas?" "Oma en opa" antwoordde mijn dochter kordaat en naar waarheid. De toehoorders begonnen te lachen, ze hadden onmiddellijk in de smiezen dat dit niet de repliek was die Jens verwacht had. Ik liet Jens echter geen ruimte om van zijn verbazing te bekomen, want snel vroeg ik aansluitend "En wie heeft hier niets te zeggen?" "Nonkel Jens!" riep mijn kleine spruit gevat. Het lachsalvo van de omstaanders bereikte ongekende hoogtes en Jens...
Die lachte...
Hoe? Volstaat het als ik schrijf dat deze keer ik mijn rol van spook met groene verve had vervuld.