Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Vrouwelijke BV's: (mijn TOP 3) 1. Tanja Dexters 2. Tine Van den Brande 3. Annelies Beck 4. Esther Sels 5. Annelies Rutten (ik kan maar geen geschikte foto van haar vinden; ik wacht dus maar tot ze er mij zelf een stuurt)
over: GENT, GRAVENSTEEN, GRIEKENLAND, GRIJSLOKE, GEZONDHEID, GENEESKUNDE, GEHOOR, G-PLEK.
...........Voor verhaaltjes uit de Griekse mythologie, surf naar www.bloggen.be/Dzeus
...........Voor recente cursiefjes, surf naar www.bloggen.be/pierpont
...........PICTAIKU'S (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
18-01-2006
De tijd gaat snel.
Wat gaat hij snel, de tijd Toen ik in 1964 als senior seniorum van het Gentse studentenheir mijn preseslint over de schouder van mijn opvolger had gelegd en allen het Io Vivat zongen, gevolgd door de Oude Roldersklacht, rolden de tranen over mijn wangen. Tranen van ontroering en verdriet. Verdriet omdat ik toen al besefte dat mijn leven, althans het mooiste deel ervan, voorbij was. Dat afscheid van het studentenleven staat mij voor de geest als de dag van gisteren. Wat zeg ik: niét als de dag van gisteren, want die ben ik al lang vergeten - was er gisteren overigens wel een dag? - Meer dan veertig jaren zijn ondertussen voorbij gegaan. En in die veertig jaar is er nauwelijks iets gebeurd dat waard is om er in mijn memoires over te schrijven. Daarom dat O jerum, jerum, jerum in hoofdzaak handelt over de heerlijke studententijd in Gent. Het boek verschijnt in de loop van 2006. U krijgt daar nog bericht over.
Wanneer is je afscheidsfeest in t hospitaal? vroeg mijn vrouw een maand geleden.
Er komt geen afscheidsfeest, zei ik.
En waarom niet?
Omdat ik het niet wil, omdat ik in stilte afscheid wens te nemen en omdat ik bescheiden ben.
Jij, bescheiden? Maak dat een ander wijs. Als er iemand gaarne in de belangstelling staat, ben jij dat wel. Het feestvarken uithangen, lofredes aanhoren en zelf een speech van een uur ten beste geven en dan liefst nog s anderendaags met je kop in de krant staan: zo ken ik je
Ik zweer het je, baby - het klinkt gek op onze leeftijd maar zo spreek ik haar nu eenmaal aan - als ze het vragen zal ik het weigeren.
Misschien zúllen ze het niet vragen, want geef nu toe: een groot chirurg ben jij nooit geweest.
Ze zullen het zéker vragen, ze vragen het aan iedere dokter die afscheid neemt. Overigens: ik had géén vijanden, ik was sympathiek, vooral bij de verpleegsters. Dat laatste voegde ik eraan toe om haar te plagen
Sympathiek, ja, we zijn er vet mee geweest! Van sympathie kan je niet leven.
En ze hébben het gevraagd. Gisteren. De secretaresse van de directeur van het AZ Groeninge. En dan bedoel ik wel degelijk dé directeur, de hoogste directeur en niet zomaar de eerste de beste directeur die het AZ rijk is. Daar lopen er overigens een stelletje directeurs rond in het AZ, sedert de fusie van alle kleine ziekenhuizen van de stad. Ieder van die kleine ziekenhuizen had al een eigen directeur, plus enkele onderdirecteurs, en die kan je zomaar niet degraderen. Geen nood: voor al die directeurs hebben ze wel een plaatsje gevonden. Eén is personeelsdirecteur geworden, een ander administratief directeur, nog een ander financieel directeur, ik zeg maar wat. En boven al die directeurs staat een heel grote directeur, een super-directeur, met een super-grote wedde, naar ik vermoed. Welnu, die grote directeur had voor mij een afscheidsfeest gepland. Met kaviaar en champagne, denk ik. De secretaresse wilde alleen nog vernemen wie ik wenste uit te nodigen. Naar de kosten hoefde ik niet te kijken: alles zou op rekening van het ziekenhuis komen.
De vraag kwam niet onverwachts. Ik had er mij al maanden op voorbereid en ik wist precies wat ik zou antwoorden. Dat ik geen afscheidsfeest wenste, dat ik in stilte wilde afscheid nemen. De secretaresse zei dat ze dat begreep, dat ze het zou overmaken aan de directeur en dat die het ook wel zou begrijpen, en dat ik overigens niet de eerste was die liever in stilte wegging.
En toch bezwaart het mijn ziel dat ik dit vriendelijk aanbod heb geweigerd. Heb ik er misschien iemand mee gekwetst? Ik die altijd angstvallig vermeden heb iemand te kwetsen! Maar dan verman ik mij: ze zijn blij dat ik wegga en dát willen ze vieren. Heeft iemand mij gevraagd om te blijven? Niemand! Ik zou tóch niet gebleven zijn, maar hadden ze het tenminste niet kunnen vragen? En dan die speechen. Stel dat iemand de waarheid komt zeggen, dat ik een armoedzaaier was in t hospitaal, dat de meerderheid van de huisartsen mij na vierendertig jaar niet eens kennen, dat het maar beter is dat ik ga en zo de weg vrijmaak voor een jonge en hopelijk meer succesvolle collega: zou dát plezant zijn? En als iemand het in zijn hoofd zou halen om te komen vertellen dat ik wél een succesrijke dokter ben geweest, een bekwaam chirurg, een collega waar iedereen tegenop keek? Ik zou het woord nemen en zeggen dat het allemaal leugens zijn, huichelarij. Ik zou op een stoel gaan staan, zoals ik het in mijn studentenjaren en ook daarna nog, zo vaak gedaan heb, en ik zou de geachte genodigden de waarheid vertellen, in een speech van een uur, een speech die de beste zou zijn uit mijn carrière. Maar wat is dan wel de waarheid? Er zou een stuk levensverhaal aan te pas komen
Hoe ik als zeventienjarige knaap, zoon van een arme werkman, naar de universiteit trok en er, ondanks het feit dat ik meer op café dan in de leslokalen zat en het tot senior seniorum heb gebracht, toch telkenmale slaagde in de eerste zittijd. Hoe ik later met vrouw en kinderen asiel vond in Nederland en er een schitterende opleiding genoot in de keel-, neus- en oorheelkunde met een superspecialisatie in de functionele en estetische neuschirurgie. Hoe mijn bedje bij onze noorderburen gespreid lag. Hoe ik uiteindelijk besloot toch terug te keren naar de geboortegrond - ik hoor mijn opleider, professor Strüben, nog zeggen hoe node hij mij liet gaan en hoezeer hij Vlaanderen benijdde nu ze er een zo bekwaam neuschirurg bijkregen -. Hoe ik mij als keel-neus-oorarts te Kortrijk vestigde alwaar mijn praktijk niet van de grond kwam. Pas na drie jaar had ik een patiënte die mij haar neus toevertrouwde voor een estetische correctie - gedurende mijn laatste drie jaar opleiding in Nederland had ik er wel vijftig gedaan -. Maar het resultaat van die operatie was perfect: ik had het dus nog niet verleerd! Vier weken na de operatie had de jonge dame haar eerste vriend en een jaar later is ze ermee getrouwd. Een paar maanden na dat eerste succes bood zich een halve filmster aan. Ik kende ze van de televisie. Ik vond haar mooi, ondanks de haviksneus. Ik vroeg haar een foto van haarzelf, ik retoucheerde de foto en ze was daar zeer enthousiast over. Ze vroeg me wat de ingreep moest kosten. Zevenduizend frank plus ongeveer half zoveel voor de anestesist, en dat alles zo goed als volledig terugbetaald door het ziekenfonds. Van die zevenduizend frank zou er voor mij, na aftrek van zestien procent door het ziekenhuis en van vijftig procent voor de collega waarmee ik geassocieerd was, geen drieduizend frank meer overblijven. Mag ik hier terloops vermelden dat die eerbiedwaardige collega tot zijn vijfenzeventigste, toen hij allang zelf nog nauwelijks operaties verrichtte, mijn honorarium met vijftig procent heeft afgeroomd? Hij was stinkend rijk, terwijl ikzelf arm was, en toch gunde ik het hem in zekere zin, want zijn drang naar geld was groter dan de mijne en dus was hij toch wel degelijk behoeftiger dan ik. Na aftrek van de verschuldigde belastingen zou ik aan de operatie nog hooguit vijftienhonderd frank overgehouden hebben. Die vijftienhonderd frank zou goed geweest zijn voor één beurt bij een dameskapper en dan nog niet eens de allerduurste van de stad. Eén kapbeurt voor twee à drie uur supergespecialiseerde chirurgie
Hoe het met die filmster afgelopen is? Dát neusje is aan míjn neus voorbij gegaan. Ik zag haar een jaar of vier later op de spoedafdeling met een keelabces. Ze had haar neus laten opereren bij een plastisch chirurg in onze grootste Vlaamse stad. Het resultaat was niet slecht maar ik weet zeker dat ík het beter zou gedaan hebben. Het had haar vierhonderdvijftigduizend frank gekost, in t zwart. Bij mij zou het haar niets gekost hebben Denkt u, waarde lezer, dat ik mijn les geleerd had en dat ik voortaan ook grote sommen geld ben beginnen vragen? Bijlange niet! Mijn grondige afkeer van dit soort woekerpraktijken werd er nog groter door. Ik durfde bijna het gewone ereloon niet meer vragen. Voor een gewone consultatie, die vaak maar vijf of tien minuten duurde, bedroeg het ereloon meer dan wat mijn vader verdiende met een vol uur als metselaar te zwoegen in weer en wind. En voor wat sommige "geneesheren-specialisten" met bepaalde gespecialiseerde technieken in een halve dag kunnen verdienen moest vader een bekwaam vakman meer dan een volle maand werken. Terwijl elk normaal begaafd mens mijns inziens de meeste van die technieken kan leren in een paar maanden. Maar om er een metselaar van te maken, zoals mijn vader was
En dat is, beste lezer, beste directeur, beste collegas, waarom ik dit werkterrein zonder emotie verlaat, een afscheid dat niet waard is dat erop geklonken wordt. Laten we het sober houden en al ben ik dat niet bescheiden.
Een nieuw jaar, een nieuw geluid, een nieuwe... spelling.
Vandaag de laatste dag van 't jaar. Gisteren heb ik voor de laatste keer spreekuur gehouden in het ziekenhuis: ik ben nu ziekenhuisarts áf. Om vijf over vier 's middags heb ik de deur van mijn consultatiekamer achter mij dichtgetrokken, voor 't laatst. Ik had het al eerder verkondigd dat ik zonder plichtplegingen het ziekenhuis wenste te verlaten en die wens heeft iedereen - god zij gedankt! - gerespecteerd. Geen traan, geen krop in de keel, geen weeïg gevoel, niets... Ik heb er nochtans meer dan vierendertig jaar gewerkt! En ik dacht nog wel dat ik emotioneel was. Dat moet ik eens uitzoeken in een volgend cursiefje. Gelukkig heb ik mijn praktijk thuis nog. Een paar halve dagen in de week slechts, maar ik zal mij dan ook zoveel mogelijk beperken tot gehoorstoornissen. Een nieuw geluid dus in het nieuwe jaar. En waarom geen nieuwe spelling in 2006? Heb ik u, beste lezer, in het vorig cursiefje niet beloofd dat ik verantwoording zou afleggen voor mijn afkeer voor "pennenvriend". Wat leert ons "de dikke" van Dale? In de twaalfde editie moet het "pennevriend" zijn, of - merkwaardig genoeg - "pen-vriend". In de dertiende editie moet het "pennenvriend" zijn, of - weeral - "penvriend". Hoe het in de veertiende en laatste editie is, en of het woord überhaupt nog bestaat, weet ik niet. Tot mijn vijfenzestigste heb ik mijn best gedaan om de spellingregels te volgen, maar nu geef ik het op. Om de haverklap een nieuwe van Dale wordt me overigens te duur. Dat "penvriend" goed Nederlands is wist ik dus niet, maar het verheugt mij bovenmate. Had ik geweten dat het bestond, ik had nooit "pennevriend" geschreven. Dat zal u maar al te duidelijk worden, beste lezer, als u de inleiding leest van "O jerum jerum jerum...", waarin ik een oproep doe om nog één keer onze moedertaal te veranderen, één enkele keer en dan nóóit meer. De allerlaatste keer dus.
Is bij u, beste lezer, ooit de gedachte opgekomen om een boek te schrijven en het naar een grote uitgeverij te sturen? Laat ik u alvast vertellen dat er ongeveer één kans op duizend bestaat dat ze uw werk geschikt zullen vinden. Dat geldt vanzelfsprekend niet voor het geval u Herman Brusselmans bent: in dat geval is de kans aanzienlijk hoger. Waarom zou u dan eigenlijk uw werk nog opsturen? U denkt toch niet over evenveel talent te beschikken als Herman Brusselmans? Of hebt u - net als wat mij is overkomen - uw getypt manuscript aan een kenniste lezen gegeven? En heeft die kennis het de hemel ingeprezen?
Denk nu maar niet dat ik niet weet wat u mij zal antwoorden. U hebt iets te vertellen natuurlijk. En u wil dat het gedrukt wordt. Het liefst nog wel in grote oplage, opdat velen het zouden lezen, en om het vast te leggen voor de komende twee of drie generaties. En datgene wat u te vertellen hebt vindt u belangrijk. U houdt er echter geen rekening mee dat de uitgever en die duizenden lezers waar u op hoopt het niét belangrijk zullen vinden, in de eerste plaats omdat ze ú niet belangrijk vinden. U bent per slot van rekening geen Brusselmans, of geen Bush, of geen David Beckham, of geen Marc Dutroux, of zelfs geen Gilles de Bilde. Wat geeft de gewone man, wat geven u en ik, om de zieleroerselen van een onbekend iemand?
U wil weten hoe het míj is vergaan. Ach, meer dan waarschijnlijk interesseert mijn geval u niet in het minst, maar misschien wil u tóch verder lezen, omdat u nu eenmaal bezig bent of omdat u wil weten hoe het ook ú zal vergaan als u dat manuscript opstuurt. De kans dat u dus verder leest, beste internet-surfer, lijkt mij zeer reëel. Zou u dit in een boek lezen dan haakt u hier beslist niet af: het boek heeft immers geld gekost en het moet dus gelezen worden
Misschien begrijpt u nog niet helemaal waar ik naartoe wil, beste internetter. Daarom flap ik het er nu maar ineens uit: doe zoals ik, start een weblog en schrijven maar. Denk erom dat u veel publiciteit maakt voor uw blog en de lezers zullen vanzelf komen. In amper één maand tijd had ik meer dan duizend bezoekers op mijn blog!
Ondertussen weet u nog steeds niet hoe het mij vergaan is. Ziehier. Ik stuurde mijn verhaal naar een vriend, meer een pennevriend - ik weiger om pennenvriend te schrijven, maar daarover meer in een volgend cursiefje -, een filosoof, waar ikzelf een ongewone bewondering voor heb. Hij vond het dermate goed dat hij mij met Carmiggelt vergeleek. Wat zeg ik: hij vond mij béter dan Carmiggelt. Daarenboven vond hij - ik zweer u dat het waar is, beste lezer, ik heb het zwart op wit - dat al het beste van Stijn Streuvels en Willem Elsschot in mij verenigd waren. Hij had het te lezen gegeven aan zijn hele familie en allen waren het er roerend over eens geweest: zon goed stuk proza hadden ze in jaren niet meer meegemaakt! Mijn vriend-filosoof had maar één conclusie: mijn verhaal moest naar de grootste uitgeverij van het land gestuurd worden. En ik stuurde het - een manuscript -naar de grootste uitgeverij van het land
Ik kreeg prompt een antwoord van ene mevrouw Ann, wier achternaam ik hier even in het ongewisse wil laten: over een paar weken zou ze mij de beoordeling ter kennis brengen. Het duurde een paar maanden:Wij hebben uw manuscript met aandacht gelezen. Het spijt ons u te moeten melden dat wij uw voorstel toch niet geschikt achten voor opname in onze fondsen. Wegens het groot aantal manuscripten dat wij dagelijks binnenkrijgen, kunnen wij hierover niet verder in detail treden. Wij wensen u echter hartelijk te danken voor het vertrouwen in onze uitgeverij en wensen u veel succes toe bij het vinden van een gepaste uitgever. Ik antwoordde dat het haar niet hoefde te spijten en dat ik het zelf niet eens spijtig vond, doch dat haar wens omtrent een geschikte uitgever wel niet zou uitkomen omdat ik niet van plan was dit naar andere uitgevers op te sturen, wat ik dan weer spijtig vond voor haar. Of ze misschien het manuscript wilde terugsturen. Ze antwoordde dat de uitgeverij in principe geen manuscripten terugstuurt doch dat ze het te uitzonderlijken titel en speciaal voor mij - lieve Ann! - toch wilde doen op voorwaarde dat ik haar de nodige postzegels opstuurde. Ik wist niet zeker of het manuscript méér of minder dan 350 gram woog, of ik haar dus voor 2,20 euro dan wel voor 1,32 euro aan postzegels moest opsturen. Ik koos voor zekerheid en ik stuurde vijf postzegels van 0,44 euro. Even heb ik er nog aan gedacht om de postzegels per aangetekende brief te versturen, kwestie van nog meer zekerheid te hebben
Als u nu, ondanks alles, toch uw manuscript opstuurt, zorg er dan voor dat u er nog minstens één in reserve hebt, want het is niet omdat ze het mijne teruggestuurd hebben dat ze dat ook met het uwe zullen doen. Ík lig bij Ann immers in de bovenste lade - dat moge nu wel duidelijk zijn - en u waarschijnlijk niet
Ik schrijf dit alles, beste lezer - hé, u bent er nog! - om u ertoe te brengen het idee om een boek uit te geven te laten varen. Ik doe het voor uw welzijn, om u een desillusie te besparen. Denk nu maar niet dat ik van mening ben dat ik schrijverstalent heb - ik ben er stomweg ingeluisd door die filosoof - maar dat neemt niet weg dat uzelf misschien wél barst van talent. En toch is uw kans nauwelijks groter dan één op duizend, tenware u toevallig tóch Brusselmans bent. Men zal uw werk óf gewoonweg niet lezen of het niet waarderen omdat u geen naam hebt als schrijver (Brusselmans, weet je wel) en ook niet als Bekende Vlaming, tenware u toevallig tóch
Goed schrijven is geen garantie dat de uitgever uw werk zal waarderen. Net zo min als minderwaardig geschrijf geen kans zou maken. Dat geldt ongetwijfeld ook op andere vlakken. Ik ben die ben is een uitspraak die aan Jezus Christus himself wordt toegewezen en teveel is trop is dan weer een uitspraak van Paul Van den Boeynants. Beide zinloze uitspraken zouden evengoed door een demente bejaarde kunnen gepleegd zijn: dán zouden ze nooit de wereldpers gehaald hebben. Neem nu de schilderkunst: Permeke en Raveel! Permeke tekent zijn figuren zoals een klein kind dat misschien zou doen, met handen die veel te groot zijn bijvoorbeeld. Maar omdat Permeke, om welke reden dan ook, een héél grote is, moet dat goedgepraat worden: die grote handen zijn een symbool voor de werkkracht van de landman. Mijn kleindochter van tien vindt - mijns inziens niet helemaal onterecht - dat ze al beter kan tekenen en schilderen dan Permeke. Vroeger tekende ze de koppen van haar figuren veel te klein, doch na drie jaar academie heeft ze al meer zin voor proportie gekregen. Jammer, want ze had het misschien ver kunnen brengen met die kleine kopjes, waarmee ze ongetwijfeld haar geringschatting voor het menselijk brein tot uiting heeft willen brengen. En Raveel? Naar mijn gevoel reikt die als schilder nog niet tot aan de enkels van Albert Anckaert. Wie Albert Anckaert dan wel mag wezen? Mijn schoonvader, gepensioneerd onderwijzer, negenentachtig jaar oud en pas twee jaar geleden begonnen met schilderen. Dat dit geen vriendelijke woorden zijn voor Permeke en Raveel? Is de G.V. (de Gemiddelde Vlaming) dan vriendelijk voor Anton Van Dyck, Pieter Breughel, de gebroeders van Eyck, een half dozijn schilders van de Latemse scholen en honderden andere schilders, als ze hen bij de verkiezing van De Grootste Belg rangschikken na Permeke? En Guido Gezelle en Stijn Streuvels rangschikken na Paul van Ostaijen? Mag ik dan misschien ook even mijn gedacht zeggen? Íemand moet het toch doen! De nieuwe kleren van de keizer, weet je wel?
Bent u, beste lezer die tot het eind hebt volgehouden, aan het twijfelen geslagen? Goed zo! Dóe het niet! Stuur uw werk - als u er al een hebt - niet naar een uitgever. Doe net als ik en stuur het de ether in, zodat men het kan lezen tot in de verste uithoeken van de wereld. t Is niemand minder dan Jos Ghysen, onze grote cursiefjesschrijver, van wie talloze boeken zijn uitgegeven, die mij op het idee heeft gebracht. Hij publiceert nu op het internet. Waarom ik dan niet? En u ?
- DE OORLOG VAN TROJE (tragikomisch toneelstuk) - STATION GENT SINT-PIETERS (toneelstuk) - DE DOKTER WORDT GIGOLO (komisch toneelstuk) - WENCKE (roman; psychologisch drama)
Dolle klucht in vier bedrijven (3 vrouwen, 5 heren), uitgegeven door Auteursbureau ALMO, Antwerpen (bestellingen@almo.be). Korte inhoud: Ginett komt inwonen bij haar vader, caféuitbater Gerard, die van haar bestaan niet eens afweet. Voor het nodige animo zorgen de enige regelmatige bezoekers van het café: een opvliegende vrouwelijke postbode, een getormenteerde pastoorsmeid, een notaris, een dokter en niet in het minst de schuinsmarcherende pastoor, die geen blijf weet met een onverwachte erfenis. Er wordt nog getwist omtrent het vaderschap van Ginett, maar uiteindelijk komt er toch (voor de meesten althans) een happy (?) end.
Ondertitel: Requiem voor Bobby en drie dozijn kleine tedere liefdesgedichtjes. Dichtbundel, geschreven naar aanleiding van het overlijden van ons dierbaar hondje Bobby, op 24 maart 2004.
Avondvullend blijspel in twee bedrijven voor 6 dames en 7 heren. Uitgegeven door Toneelfonds J. JANSSENS (rechten@toneelfonds.be). Korte inhoud: Alle goden van de Olympos komen naar het huwelijksfeest van koning Peleus met de nimf Thetis. Ook Eris, de godin van de twist, die nochtans niet uitgenodigd is, komt opdagen en gooit flink wat roet in het eten. Voor de mooiste godin aanwezig heeft ze een geschenk bij: een gouden appel. Drie godinnen maken er aanspraak op. Na heel wat gekrakeel duidt Zeus, de oppergod, iemand aan als scheidsrechter: Paris, een prins van Troje. De troubles die daaruit voortvloeien zijn aanleiding tot de beroemde Trojaanse oorlog. Een stuk met veel humor!
Deze autobiografie (236 pag.) werd eind 2002 voltooid. Vooral de gelukkige studententijd in Gent (1957-1964) komt aan bod.
Het boek wordt uitgegeven in de loop van het jaar 2006. Gelieve op dit blog te reageren als u bij het verschijnen van het boek, door de uitgever een (éénmalig) e-mail bericht wenst te ontvangen.
Dit boek (156 pag.), waarvan ik mede-auteur ben, werd uitgegeven door de universiteit van Gent in 1999. Het verhaalt over de indrukwekkendste studentengrap aller tijden: de bezetting van het Gravensteen door de Gentse studenten op 16 november 1949, een gebeurtenis die nog ieder jaar feestelijk wordt herdacht door het Gents Seniorenkonvent. Een aantal seniores seniorum doen in dit boek 50 jaar studentikoziteit uit de doeken. Ikzelf was senior seniorum in 1963-1964... De omslag is versierd door een pentekening van Buth (Leo Debudt, één van onze grootste Vlaamse grafische kunstenaars). Het boek is verder geïllustreerd met talrijke foto's.
In het voorjaar van 1963 werd door moeder Laetitia de eerste studenten-miss verkozen (ik was toen preses). De verkiezing ging door in "De Kelder" aan de Kuiperskaai in aanwezigheid van de toenmalige senior seniorum Carlos Danneels en ex-senior seniorum Jaak Algoed. Een jaar later organiseerde het Seniorenkonvent de verkiezing van de Studentenkoningin van de Gentse stede...
Grijsloke 3 draagt de titel "Grijslokes Olympiade" (120 pag.; ondertitel: De mythologische Oorsprong van de Panhelleense Spelen). Het boek werd gedrukt door Drukkerij Groeninge Kortrijk en uitgegeven in eigen beheer in 1997. Grijslokes Olympiade is een belangrijke periode (1991-1996) in het bestaan van Dwars door Grijsloke, dewelke zijn hoogtepunt bereikte met de reis van Loopclub Grijsloke naar Griekenland in 1994 en eindigde met de godenloop in Grijsloke in 1996. Dit was tevens het (voorlopig?) einde van de thematische stratenlopen in Grijsloke. In dit boek komt vrijwel de hele Griekse mythologie aan bod.
Het tweede boek over Grijsloke draagt de naam "De mens... een loopdier" (112 pag.; ondertitel: De Heksen van Grijsloke"). Het werd gedrukt door de Groeninge Drukkerij Kortrijk en uitgegeven in 1984, in eigen beheer. Het boek handelt over het belang van hardlopen, over de beginjaren van de stratenloop "Dwars door Grijsloke" en over het ontstaan van Loopclub Grijsloke. Tenslotte bevat het boek een novelle (gedeeltelijk gebaseerd op écht gebeurde feiten) over hekserij in Grijsloke in de twee vorige eeuwen. In de jaren 1982-1983 is Loopclub Grijsloke ontstaan onder mijn impuls. Het is nog steeds een zeer bloeiende club en de trainer is nog steeds dezelfde: Gilbert Terras.
Precies 34 jaar geleden heb ik mij in Kortrijk gevestigd als keel-neus-oorarts. Op 31 december a.s. hou ik mijn "ziekenhuisactiviteiten" voor bekeken, t.t.z. géén consultaties meer in het ziekenhuis, géén operaties meer, géén wachtdiensten meer... Ik zal evenwel verder raadpleging houden in mijn kabinet in de Sint- Denijsestraat 191 B te Kortrijk, bij voorkeur voor gehoorstoornisen enkel na telefonische afspraak (056/215944). Hoe ik de vrijgekomen tijd zal vullen? Met literatuur: proza, poëzie, toneel... Wie op zijn 65e pas met literatuur begint heeft vanzelfsprekend heel wat te vertellen. Volledigheidshalve weze vermeld dat ik toch reeds een en ander geschreven heb. Daarover en over al hetgeen ik nog hoop te schrijven in de toekomst, wens ik u de komende dagen (weken, maanden, jaren...) op deze website te onderhouden. U bent hartelijk welkom!
Wenst u door de uitgever op de hoogte gehouden te worden bij het verschijnen van een nieuw boek of dichtbundel van mijn hand (per éénmalige e-mail), reageer dan hier.
Neen, uw blog moet niet dagelijks worden bijgewerkt. Het is gewoon zoals je het zélf wenst. Indien je geen tijd hebt om dit dagelijks te doen, maar bvb. enkele keren per week, is dit ook goed. Het is op jouw eigen tempo, met andere woorden: vele keren per dag mag dus ook zeker en vast, 1 keer per week ook.
Er hangt geen echte verplichting aan de regelmaat. Enkel is het zo hoe regelmatiger je het blog bijwerkt, hoe meer je bezoekers zullen terugkomen en hoe meer bezoekers je krijgt uiteraard.
Wenst u mijn memoires te lezen: u kan het boek lenen in de bibliotheek of kopen. Voor alle inlichtingen: zie op 4 juni 2007 onder de titel "O jerum, jerum, jerum...: een hit!"
Mijn nieuwste boek "Uit het schuim (van de zee)", de Griekse mythologie in 136 verhalen, 402 p., kan besteld worden via mail (kvansteenbrugge@gmail.com) of via mijn telefoonnummer 056.215944. Prijs: 18,95 euro (er hoeven geen verzendkosten betaald te worden).
Lees iedere maandag en iedere vrijdag een nieuw verhaaltje uit de GRIEKSE MYTHOLOGIE op www.bloggen.be/dzeus
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek